N°. 50.
Zondag 30 Juni 1878.
1° Jaargang.
rru
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
BINNENLAND
11U1JÜ1
Heeren Uitgevers
van Nieuwsbladen
met wie wij couranten in ruil heb
ben worden beleefd verzocht, die
voortaan te zenden aan den UIT
GEVER van De Echo van het
Zuidente Waalwijk.
België.
Italië.
Si
De Echo van tó Zuiden,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden 1,00, franco per post door het geheole rijk f 1,15. Alle brieven, ingezonden stukken, gelden enz., Jranco te
zenden aan den uitgever An toon Tielente Waalwijk.
Advertentiën van 1 tot 7 regels 0,60, daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiëndriemaal ter plaatsing opgegeven, worden slechts tweemaal inrekening gebracht.
Reclames of aanbevelingen beneden de rubriek Binnenland 15 cent per gewonen regel.
AFRIKA.
Reeds meer dan eene eeuw was Afrika het
voorwerp van de aandacht der beschaafde wereld.
Voornamelijk Engeland en Frankrijk toonden
zeer veel belangstelling om den sluier der geheim
zinnigheid die nog over dit werelddeel lag uit
gespreid op te lichten en door koene en moeite-
volle tochten in de binnenlanden tot gewichtige
ontdekkingen en belangrijke resultaten te erlan
gen. De gevarenaan zulke expeditiën verbon
den waren groot en menig ondernemend en
onverschrokken reiziger betrad Afrika's bodem
om er nimmermeer van terug te keeren. Toch
verminderden deze droevige voorbeelden en tal
van andere nooit voorziene hinderpalen de po
gingen niet tot verder onderzoek naar den in-
wendigen toestand van dit werelddeel. De we
tenschap en de handel bleven dezelfde mate van
belangstelling koesterenja, men zou haast zeggen,
dat met de meerdere bekendheid van de grootte
der gevaren aan deze ontdekkingstochten ver
bonden 'ook de moed en de geestdrift er voor
vermeerderden. Onze eeuw was het ten minste
voorbehouden om op dit gebied voorbeelden van
buitengewone volharding en verachting van alle
gevaren te leveren maar onze eeuw zag ook
menig verdienstelijk en voortreffelijk reiziger zijne
zucht naar belangrijke ontdekkingsreizen met
den dood bekoopen.
Niet altijd echter werden deze kloeke mannen,
even als Mungo Parkhet offer van de wreed
heid en den moordlust der bewoners; ook eigen
roekeloosheid en ovoorzichtigheid waren niet
zelden de oorzaakdat zij den vaderlandschen
bodem nimmer meer mochten aanschouwen
maar te midden hunner lofwaardige bemoeiingen
den dood vonden.
Yan een zoodanig voorbeeld vinden we mel
ding gemaakt in het onlangs uitgegeven werk
Through the dark Continent van den beroemden
ontdekkingsreiziger Stanley. Deze uitstekende en
gevierde man geeft ons in genoemd werk het
verhaal van den dood van Frank Pocockeen
zijner toclitgenooten. Wij meenen onzen lezers
een genoegen te doen dit verhaal hun onder
het oog te brengen.
„Den 3 Juni 1877" alzoo schrijft Stanley,
beraadslaagde men over het middel om den
waterval van Massassa over te steken. Pocock
zcide, dat zulks niet zoo gevaarlijk was, als men
wel dacht. Hij zond twee mannen uit om de
plaats in oogenschouw te nemen en deze ver
klaarden bij hunne terugkomst, dat het onmo
gelijk was den stroom aldaar met eene boot
over te steken."
„Frank lachte."
Ik weet, wat gij wilt zeggen," antwoordde
hij.
„De Wangwana's zijn altijd bang te water.
De minste rimpel schijnt hun een groote golf
toe. Indien ik slechts vier blanken bij mij had,
dan zou ik u spoedig doen zien of het mogelijk
is of niet.
Kleine meester," antwoordde Uledi (een
zwarte), „blanken noch zwarten kunnen het.
Het is niet mooi van U te zeggen, dat wij
bang zijn. Wat mij betreft, gij moest mij beter
kennen. Zie, ik toon u mijne twee open handen
en al mijne vingers kunnen het getal personen
niet aanduiden, die ik op deze rivier reeds ge
red heb. Iloe kunt gij dan nog zeggen, dat ik
bang ben, meester?"
Goedzijt gij het nietdan zijn het de
anderen."
Noch zij, noch ik. Wij houden staande,
dat men de rivier niet in eene boot kan over
steken. Ik behoef mijnen mannen slechts een
teeken te geven en zij zullen mij volgen tot in
den dood tot in den dood aan den waterval.
Wij zijn gereed, als gij beveelt."
Neenik zal het niet bevelen. Gij hebt
het bevel over de boot. Indien gij wilt gaan,
ga, en ik zal zeggen dat gij een man zijt. Zoo
niet, blijf en ik zal gelooven, dat het uit vrees
is
Uledi ging naar zijne makkers en zeide
iiMakkers, de kleine meester zegt, dat wij
bang zijn voor den dood. Ik ben overtuigd,
dat de dood ginds in den waterval isdoch
komt, toonen wij, dat de zwarten even zoo
min den dood vreezen als de blanken. Wat
zegt gij
Een menscli kan slechts eenmaal sterven
Wie kan tegen het lot zich verzetten En
ons lot berust in de handen van God."
Dit was het antwoord, dat Uledi ontving.
Genoeg, neemt plaats riep Uledi.
aGij zijt mannen riep Frank.
In weinige oogenblikken was de boot te water
en Uledi zette koers naar den linkeroever. Doch
weldra bleek hetdat men dien nimmer kon
bereiken. De boot werd door den stroom naar
den waterval medegesleept. Uledi wendde den
vooisteven om. Frank stond recht en zag over
de hoofden zijner mannen heen naar het brui-
schende water van den Massassa-val. Hij be
greep eindelijk het groote gevaar, waarin hij
verkeerdedoch het was te laat.
Zij hadden den val bereikt
Klampt u vast aan de bootmannen
grijpt elk een touw riep Frank terwijl hij
zijn flanellen hemd losscheurde. Voor dat hij
zelf gereed was werd de boot in den afgrond
medegesleeptèn vaartuig èn manschappen ver
dwenen in de golven. Eenige oogenblikken later
verscheen de boot, waaraan nog eenige drenke
lingen zich vastgeklampt hieldenweer boven
het water. Tot het bewustzijn teruggekeerd,
telden zij helaas slechts acht geredden en onder
die acht niet een blanke!
Eensklaps zagen zij het lichaam van den on-
gelukkigen Frank, uit wiens beklemde borst een
zucht opsteeg. Uledi, alle gevaar vergetend,
wierp zich aanstonds in de onstuimige golven
doch hij verdweenalvorens hij Frank kon be
reiken. Voor de tweede maal kwam Uledi
boven, bijna uitzinnig door wanhoop en uitgeput
van krachtendoch Frank Pocock zag men
niet meer.
Het algemeen commissariaat der wereldten
toonstelling te Parijs heeft een nauwkeurige op
gaaf laten doen van de goederen, die langs den
spoorweg op het Champ d e M ars en het rocadero
zijn aangebracht. Daaruit blijkt, dat er 4558
wagons noodig zijn geweest, een last van 20
duizend ton vertegenwoordigende. Voeg hierbij
wat rechtstreeks is afgeleverd door de vracht
wagens der spoorwegmaatschappijen, de wagens
der inzenders of door andere middelen van ver
voer, hetgeen op ongeveer 10 duizend ton ge
schat kan worden.
Maar bovenal merkwaardig is een vergelijking
der cijfers, van de tegenwoordige tentoonstelling
met die van 1867. Ziehier een opgaaf der wa
gons naar de verschillende landen.
1867
1878.
Frankrijk.
461
1300.
Engeland.
539
1200.
Duitschland.
379
28.
321
640.
Oostenrijk-IIongarije.
60
240.
Nederland.
45
170.
Rusland.
12
179.
100
160.
Zweden en Noorwegen
30
148.
Yereenigde Staten
20
120.
Zwitserland.
54
105.
Kleinere Staten
69
285.
2030
4515.
Met uitzondering van
Duitschland,
dat in
1867 379 wagons noodig had en dit jaar slechts
28 zond, zal men met verbazing den aanwas
der inzendingen uit alle landen opmerken. Turkije
zond vroeger 18 wagons en is thans niet ver
tegenwoordigd, maar China is door 10 en Japan
met 5 wagons vertegenwoordigd. Dit weegt dus
daartegen op en het verschil in het totaal van
1867 en 1878 is van dien aard, dat alle nadere
uitleggingen overbodig zijn.
Een zeer onvoorziene ontdekking is, zegt men,
in Frankrijk gedaan door de commissie voor de
rekeningen van 1870/71. Het schijnt dat de
Keizerlijke civiele lijst, niet te vreden met de
25 millioon haar op de begrooting toegestaan,
dat cijfer zou verhoogd hebben door middel van
vervreemding van bosschen aan het domein be-
hoorende. Men spreekt van 26.000 hectaren
op die wijze overgegane bosschen. Men zegt
dat, door die onwettige verkoopen, de civile lijst
van 25 tot 30, 34 en 35 millioen 's jaars zou
zijn gestegen. In dit geval zou de administra
tie der bosschen zich medeplichtig gemaakt heb
ben aan den Keizerlijken diefstal, het zij door
het toelaten, hetzij door het uitvoeren van de
bedriegelijke operatie.
Dezer dagen heeft in Virgenia (Amerika) een
vreeselijk duel plaats gehad tusschen twee
schoonbroeders, Alexander Siley en Frost Coles.
De twist was ontstaan door een weddenschap....
over de hoogte van eenige korenarenDeze
liep zoo hoog, dat Siley een duel met messen
voorstelde. Coles nam dit aan en beiden be
gaven zich, gewapend met scalp eer-messen, naar
een nabijzijnd boschje en namen een ouden
neger méde, die, gewapend met een bijl tus
schen beide moest komen wanneer een der par
tijen een al te groot voordeel behaalde.
Zij ontkleedden zich toen tot op het midden
en het duel, of liever de „snijpartij", begon.
Aanvankelijk ging alles geregeld, doch weldra
werd Coles woedend, drong woest op zijn tegen
stander in en bracht hem vijf afschuwelijke
wonden toe. De laatste snede opende bijna den
geheelen buik. Siley viel en stierf eenige oogen
blikken daarna. Coles had drie wonden een
aan den arm, een in de zijde en een diepe wond
aan den hals.
Door dit afschuwelijk tooneel eindelijk uit zijn
verdooving wakker geschud, ging de oude neger
hulp zoeken. Een constabel kwam aanloopen
en vond Siley dood en iColes steivende.
Siley was pas gehuwd en nog jong, Coles is
familie van een der aanzienlijkste staatslieden
van Noord-Amerika.
in te stellen. Werkelijk bleek toen dat het ge
rucht niet gelogen had de werkman had in den
tuin een kistje met beenderen gevonden, maar
ze op een andere plaats weer begraven. De
man werd ontboden en moest in tegenwoordig
heid van den Burgemeester en een politieagent
het kistje weer opgraven, en een geneeskundige
werd geroepen om den aard van de beenderen
te onderzoeken, die daarop constateerde, dat de
gevonden beenderen waren van een kip. Daar
deze buitengewoon trouw gelegd had, was haar
gebeente eenigzins plechtig begraven geworden.
Woensdag-avond ontstond tusschen een echt
paar te 's-Gravenhage aan den Zuidwal woon
achtig, een twist, die zoo hoog liep dat de man
het voornemen opvatte om zich door een
bad te verkoelen of den dood in het water te
zoeken. Hij liep de deur uit, gevolgd door zijn
vrouw, die schreeuwde „Help help mijn man
gaat zich verdrinken Tegenover het Gasthuis
sprong hij in het water, doch aan den kant,
zoodat hij dadelijk op het drooge kon gebracht
worden. Onder geleide van een groote volks
menigte werd hij naar de echtelijke woning
teruggevoerd.
Te Kampen Ï9 Dinsdag door de politie aan
gehouden de sigarenmaker G. Bond, die zich
sedert eenigen tijd uit deze gemeente had ver
wijderd en in het Politieblad gesignaleerd was,
als wegens diefstal tot 4 maanden gevangenis
straf veroordeeld.
Hij had zich als remplacant verkocht voor
een militieplichtige, niettegenstaande hij vroeger
van den militairen stand wegens wangedrag was
vervallen verklaard. Zijn komst naar hier ge
schiedde om zijn papieren in orde te doen maken
Uit Leeuwarden wordt gemeld In het dorp
V. is een zeer treurig voorval gebeurd.
Een 17-jarig jongeling, in twist geraakt meteen
16-jarig meisje, gaf haar een zoo geweldigen
schop in de zijde, dat zij op de plaats dood
bleef.
Een dorpje op de Veluwe kwam dezer dagen
in rep en roer door een bedenkelijk gerucht.
Er -werd gefluisterd en luide verkondigd, dat in
den tuin van een met name genoemd ingezetene
door een werkman een kistje met doodsbeende
ren gevonden was, maar weder in stilte begra
ven. Het gerucht kwam ook den Burgemeeeter
ter oore, en deze draalde niet, een onderzoek
De plechtige teraardebestelling van den over
leden Koning van Hannover had Dinsdag plaat3
in de St. George-kapel te Windsor. Zeer tegen
verwachting had het talrijk publiek geen toe
gang slechts hooggeplaatste personen namen
aan de plechtigheid deel. Huis aan huis wap
perden te Windsor de rouwvlaggen en de klok
ken werden bij tusschenpoozen geluid. Des och
tends vroeg bracht een extra-trein Prins Lodewijk
Napoleon, Prins Eduard van Saksen-Weimar,
de Ministers en hooge Staats-functionarissen f
benevens een aantal hooggeplaatste Hannove-
ranen naar Windsor, waar den vorigen dag reeds
aangekomen waren de Prins en de Prinses van
Wallis, de overige leden van de Koninklijke
Familie, de Hertog van Cumberland (Prins Ernst)
en de Prinsessen Marie en Frederika van Han
nover. Even voor 11 ure kwamen ook Koningin
VictoriaPrinses Beatrix en Prinses Louise in
de met zwart floers behangen kapel aan. Weldra
daarna begon de lijkdienst. Aan het hoofd gingen
de hoflakeijen van Koning George, daarna de
vertegenwoordigers van de Vorstelijke Familiën,
de deken van Windsor met de overige geeste
lijkheid, daarachter de ordeteekenen, de kroon,
de degen en de hoed van den overledene, ge
dragen door adjudanten.
Daarop volgde de lijkbaar. De slippen van
het lijkkleed werden gedragen door personen
van lioogen rang. Achter de baar volgde de
wapenheraut van de Orde van den Kouseband
en vervolgens de straks genoemde mannelijke
Vorstelijke Personen.
Terwijl de stoet door de kapel trok zong het
voortreffelijk koor het „Lied der Opstanding",