NR. 63.
Donderdag 15 Augustus 1878. IR Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
BINNENLAND.
Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk.
CYPRUS.
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00, franco per post door
het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden
enz., Jranco te zenden aan den Uitgever.
Advertentiën 1 7 regels ƒ0,60, daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën, driemaal ter
plaatsing opgegeven worden tweemaal in rekening gebracht.
Reclames beneden de rubriek Binnenland 15 cent per regel.
De correspondent van de Daily News op
Cyprus gaf in eene reeks brieven een zeer on
derhoudend verhaal van de komst en de vestiging
der Engelschen; ook van land, inboorlingen en
zeden. In zijn dagelijks verzonden telegrammen
blijft hij klagen over de ontzettende hitte en de
ongezondheid van het klimaat althans in
het tot dusver door de Engelsche troepen be
trokken kwartier aan de kust. Wil men liet
kampement verleggen, dan zal het beter gaan
want aan koeler en gezonder streken ontbreekt
het op 't eiland niet. Er zijn hooge bergen
de Olympus rijst 6590 voet boven de zee.
Het volgende is aan de bedoelde brieven ont
leend
De Marina of haven te Larnaca wordt ver
dedigd door f en fort, zoo bouwvallig en ellendig
bewapend, dat de eerste de beste zeeschuimer
zich gemakkelijk er van had kunnen meester
maken. De bezetting bestond uit een handvol
Turksche soldaten in lompen.
Overal puin en gruis, en verspreide steen
blokken, die nog spreken van Cyprus' lang ver
vlogen grootheid. De Turk heeft nergens zóó
onmiskenbaar als hier zijne rol gespeeld van ver
woester en verwaarloozer. Hij heeft niet opzet
telijk veel veranderd op Cyprus hij sleepte
eenvoudig er af wat liij gebruiken kon en liet
de rest voor oud vuil liggen. De zwaarden,
die drie eeuwen geleden door de officieren van
het Yenetiaansche garnizoen werden afgegeven,
lagen kort geleden in het arsenaal te Larnaca
te roestenmisschien liggen ze er nog. De
rijke Turken roeren hunne koffie met lepels op
welke de leeuw van St.-Markus prijkt. De Vene-
tiaansche kanonnen, in 1569 gegoten, liggen in
het zand neergetuimeld van de vermolmde affui
ten. Toen de Venetiaansche bezetting voor de
overmacht bezweken en door de Turken op 't
vernuftigst doodgemarteld was, toen was op
Cyprus de kamp tusschen beschaving en barba
risme beslecht. De opgezette huid van Braga-
dino te Yenetie, kan nog getuigen van de
onveranderlijkheid der Turksche zeden. De
Moslem, die thans in Bosnië de gewonde Oosten
rijkers verminken en folteren, zijn waardige na
komelingen van de veroveraars van Cyprus.
Maar binnen weinige jaren zal van de drie
honderdjarige overheersching der Turken op het
eiland geen spoor meer te vinden zijn. Hun
naam is in zand geschreven, dat de nachtwind
wegblaast en verstrooit. Zij 'alleen, van al de
rassen die Cyprus bewoond hebben, lieten er
niets achter dan puinhoopen, bloedige herinne
ringen en hun graven. De bodem van Cyprus
moet eene schatkamer zijn van kunstvoorwerpen
uit de oudheidkostbaarheden, die de ploeg
aan het licht brengen zalverstrooide, onder
aarde en puin bedolven voorwerpen van Phoe-
niciërs en Grieken, Romeinen en Venetianen.
Al die rassen en volkeren hebben iets blijvends
nagelaten de gedenkstukken van eene godsdien
stige kunst. Doch waar de Turk geheerscht
heeft, daar behoeft men niet te zoeken naar iets
schoons of nuttigs, onder noch boven de aarde
Daar late men de spade rusten, en grijpe slechts
naar den bezem.
De Engelsehen schijnen zich fluks thuis te
maken op het Eiland. Karakteristiek is de op
merking van een ingezetene dat de Britten bij
het hijschen van hunne vlag zoo kalm bleven,
als ware het in bezit nemen van vreemd grond
gebied hun dagelijksch werk. Inderdaad (de
Daily News zelve zegt het)„wij Britten zijn
zoo volkomen vrij van die welbekende Russische
kwaal, aardhunger, dat we in Afrika en elders
lappen grond kunnen annexeeren zoo groot als
Ierland, zonder blikken of blozen." Degan-
sche wereld weet immers wel, dat Rusland en
de overige Europeesche mogendheden (Nederland
b. v. in Atjeh) annexeeren uit lage hebzucht,
om te plunderen en uit te zuigen, terwijl Enge
land nooit anders annexeert dan in het belang
van beschaving en vrede.
Wat de stemming der bevolking betreft, zoo
vermoedt de correspondent van de Daily News,
dat er bij 't hoera-schreeuwen voor de Engel
schen heel wat „bonne mine a mauvais jeu" is
gemaakt althans door de Turksche ambtena
ren en officieren, wien de belangstellende nabij
heid van Sir Garnet Wolseley onmogelijk aan
genaam kan wezen. De Cyprioten mogen op
rechter zijn geweest bij hunne toejuichingen.
Zij schijnen zich te vleien met de hoop van ten
slotte bij het Helleensclie koninkrijk te worden
ingelijfd. Die. hoop is zeker uiterst vaagzij
berust vermoedelijk op het gebeurde met Corfu
Inmiddels doen de goede eilanders hun best
om aan de Engelschen wat te verdienen. Indien
zij daarbij niet al te onbesuisd te werk gaan,
zal dit hun 3treven ontwijfelbaar met goed gevolg
bekroond worden, Want zij staan bekend als
bij uitnemendheid glad in zaken, 't Spreekwoord
zegt, dat een Cyprioot drie Grieken in pegotie
te slim is.
Waalwijk, 14 Augustus 1878.
Voor het examen van Candidaat-Notaris dat
van 17 Juli tot op heden in den Haag is ge
houden, hadden zich 49 adspiranten aangemeld,
waarvan een als reeds Candidaat-Notaris zijnde,
niet werd toegelaten.
Door 22 adspiranteu is het examen (hetzij
geheel of gedeeltelijk) met gunstig gevolg afge
legd het zijn de heeren G. Wijs, J. J. van
den Helm, A. ltambonnet, G. van AlewijkN.
T. Ladenius (1ste, 2de en 3de gedeelte)de
heeren Mrs. C. de Wilde, P. A. van Schermbeek
(2de en 3de gedeelte)de heeren S. P. de
Bruin, A. J. B. Terhorst, C. W. Eeith, J. Veen-
hoven H. Hendrikse A. H. J. Sandvos (1ste
en 2de gedeelte)de heeren Mrs, II. M. Klop
penburg P. Kok J. Tjebbes (2 de gedeelte)
de heeren E. G. van Senden J. J. Bruck
ner A. G. A. Elias SchovelN. R. D. van
SteenbergenJ. P. M. van Kempen W. van
Bommel van Vloten (1ste gedeelte). Er werden
26 adspiranten afgewezen.
De Kamer van Koophandel te 's Hertogen
bosch heeftnaar aanleiding van het adres der
Kamer te Nijmegen, waarbij de steun der Re
geering wordt ingeroepen voor de voltooiing van
den Ned. Zuid-Öosterspoorwegeen schrijven
gericht aan den Minister van Waterstaat, waarin
zij er op wijst dat de vertraging van dit werk
niet anders dan bittere teleurstelling kan wekken,
omdat aan het tot stand komen van die lijn
groote en algemeene belangen verbonden zijn,
en in welk schrijven zij verder verzoeke dat de
Minister in het algemeen belang zoodanige maat
regelen neme, waardoor een spoedige voltooiing
en exploitatie van genoemden spoorweg verzekerd
wordt, ook voor het geval blijken mocht, dat
de krachten der Maatschappij daartoe te kort
schieten.
De Minister van Waterstaat heeft de vroeger
verleende concessie aan de Zuid-Oosterspoorweg-
Maatschappij tot den aanleg van een spoorweg
Tilburg'sBochNijmegen, die op den 31n
der vorige maand eindigdeop nieuw verlengd
tot 31 Juli 1879.
De Kamer van Koophandel te Bergen-op-
Zoom heeft besloten, bij den Minister van Wa
terstaat nogmaals een poging te doen om te
verkrijgen dat op de omslagen der telegrammen,
behalve het nummer, ook de plaats van afzen
ding zal worden vermeld.
Die bepaling wordt wenschelijk geacht, omdat
indien de geadresseerde afwezig is, men bij be
kendheid met de plaats van afkomstin de
meeste gevallen en vooral in handelszaken
beoordelen kan, of tot de opening al dan niet
moet worden overgegaan.
LI. Zondag is door den Ambtenaar van den
Burgerlijken Stand te 's-Gravenhage de eerste
afkondiging geschied van het aanstaand huwelijk
tusschen Z. K. II. prins Willem Frederik Hen
drik der Nederlanden, weduwnaar van H. D. PI.
prinses Amalia Maria da Gloria Augusta van
Saksen-Weimar-Eisenach hertogin van Saksen,
en H. K. II. prinses Maria Elisabeth Louise
Frederika van Pruisen.
Volgens de Amsterdamsche Ct. is het bestuur
der Stoomvaart-Maatschappij „Nederland" voor
nemens aan prinses Maria van Pruisen een
bouquet aan te bieden van zeer kostbare en
zeldzaam voorkomende witte bloemen uit Indië,
die met de meest mogelijke zorg en met alle
middelen die der kunst ten dienste staanop
den stengel levend gehouden, naar Europa over
gebracht en aldaar tot op den dag van het hu
welijk zorgvuldig geconserveerd zullen worden,
om ze dan te plukken en door een bekwame
hand tot een sierlijk bouquet te doen vereenigen
en aan de gemalin van den doorluclitigen be
schermheer en eere-voorzitter der Maatschappij
in een zilveren standaard aan te bieden, als een
dankbare hulde voor hetgeen Z. K. PI. prins
Hendrik voor den bloei van den Nederlandschen
Handel en de Scheepvaart in het algemeen,
maar voor die van de Maatschappij „Nederland"
in het bijzonder heeft gedaan en nog steeds
voortgaat te doen.
Ook de vereeniging „Liefdadigheid naar ver
mogen", te Amsterdam maakt zich gereed om
den doorluclitigen beschermheer der vereeniging
een zichtbaar bewijs te geven van zijne deelne
mende blijdschap in het heuchelijk feest. Een
prachtigkostbar bouquet zal Z. K. II. op
den dag van het huwelijk door een der leden
van het bestuur namens de vereeniging worden
aangeboden.
Naar men verneemt, zal*liet geschenk, dat
door de Nederlandsclie Marine aan Z. K. PI.
prins Plendrik zal worden aangebodenbestaan
in een schilderij, te vervaardigen door den heer
Van Heemskerk van Beestoud-zeeofficieren
voorstellende een voorval op een der schepen,
waarop Z. K. H. indertijd het bevel gevoerd
heeft. HaarlCrt.)
The Sydney Herald verhaalt omtrent de
schipbreuk van den Engelschen driemaster Lock
Ard, voor den ingang van de rivier Gellibrand,
nabij kaap Ottman in Australië, waarbij 47
personen het leven verloren het volgende
Gedurende twee (lagen was het den kapitein
reeds onmogelijk geweestde noodige waarne
mingen te doen, zoodat hij niet wist, op welke
hoogte het schip zich bevond. Den I Juli jl.
's ochtends ten 4 ure ontdekte hijdat men tot
op een halve mijl van een rif genaderd was.
Aangezien alle pogingen om het schip van koers
tc doen veranderen vruchteloos blekengaf de
kapitein bevel de beide ankers uit te werpen
hetgeen echter de vaart niet vermocht te stuiten,
zoodat het schip recht op het rif aanliep. Juist
toen men eene nieuwe poging aanwendde, stootte
het. De schok was zoo hevigdat een der
masten afknapte, waardoor twee matrozen als
het ware werden verpletterd.
De kapitein gaf toen order de sloepen te water
te brengen de zware branding maakte dit even
wel onmogelijk. Zes man van de equipage slaag
den er in in een der sloepen af te dalen maar
zij werden op hetzelfde oogenblik door een golf
opgenomen vijf daarvan kwamen niet meer te
voorschijn. De zesde, een scheepsjongen, Thom
Pearce geheetenslaagde er inzich aan de
sloep vast te klemmen en werd door haar op
de golven voortgedragen aan hem is men de
mededeeling van de bijzonderheden betreffende
deze ramp verschuldigd. Bij het aanbreken van
den dag werd hij op het strand geworpen.
Na eenige oogenblikken uitgerust te hebben
deed hij pogingen om te ontdekken of er ook
nog anderen aan de ramp ontkomen waren. Op
een afstand van ongeveer vijftig meter deden
zich noodkreten hooren en bespeurde hij een
jong meisje op eenig wrakhout drijvende. Pearce
begaf zich onmiddellijk te watei en mocht het
genoegen smaken de ongelukkigeop het oo
genblik dat zij het bewustzijn verloor, te grijpen.
Na met haar al zwemmende den ingang van de
b*ai bereikt te hebben, slaagde hij erin, haar
op het drooge te brengen en herkende nu in
haar een der passagiers wiei vadermoeder
broeders en zusters allen den dood in de golven
gevonden hadden.
Zij was met den kapitein tot het laatste oo
genblik aan boord gebleven die haar toen ver
zocht had omwanneer zij het geluk had ge
red te worden, aan zijne vrouw mede te deelen,
dat hij op zijn post gestorven was. Twee passa
giers die zich aan hetzelfde wrak hadden
vastgeklemdwaardoor zij behouden werd
moesten zich achtereenvolgens loslaten 'en ver
dwenen in de diepte. Zij en Pearce waren de
eenige geredden.
De Midd. Ct. ontleent het volgende aan een
brief van den kommandant der Willem. Barendz
den luit. ter zee 1ste kl. A. de Bruijne
„Na het vertrek van Bergen is de reis in
noordwestelijke richting voortgezetden 9 Mei
bereikte men Jan-Maijeneiland en den 12 werd
het eerste ijs gezien. Een paar dagen zeilde men
te midden van het losse drijfijs doch zooveel
mogelijk hield men er zich buiten daar de reis
toch reeds langer geduurd had dan men berekend
had. Den 17den Juni was de breedte van 79°
40' bereikt; vandaar werd in oostelijke richting
afgehouden naar Amsterdam-eilandhet Noord
westelijke gedeelte van Spitsbergen. Op weg
daarheen werd een ankerplaats gevonden bij den
„Zeeuwschen Uitkijk", waar de kamers van
Vlissingen en Veere vroeger hare jtraankokerijen
hadden. Na hier een paar dagen aan observaties
besteed te hebbenwelke van vrij wat slecht
weder vergezeld gingenwerd op Zondag 23
Juni een tocht langs de Noordkust ondernomen,
ten einde van daar het ijs op te zoeken. Tot
aan den „Verlegen Hoek" genaderd, noodzaakte
de menigte drijfijs den terugtocht om den Noord
aan te nemen. 27 Juni kwam men voor Am-
sterdam-eiland, ter plaatse waar vroeger de traan-
kokerijen stondenten anker.
„Dit is het eenige modderige plek op het
gansche eiland Spitsbergen en bestaat uit een
moeras van een straat omgeven van nog geen
40 meter breedte. Het kerkhof, dat hier een
uur langs het strand gelegen iszag er zeer
verwaarloosd uitde kisten waren gedeeltelijk
uit den grond gewerkt. Overeenkomstig de ont-
vangene opdrachtwerd dit zooveel mogelijk in
orde gebracht en een Cairn (steenhoop) opgericht,
om daarin den gedenksteen te plaatsen. Te mid
dernacht van den 30sten Juni was dit werk
volbracht en werd van den daghelderen Pool
nacht gebruik gemaakt om aldaar een photo
graphic van het gedenkteeken omringd van de
bemanning der Willem Barenzte nemen.
„Den 1 Juli werd de schoener door het vele
drijfijsdat met de harde noordenwinden de
baai kwam binnendrijvenweder genoodzaakt
het anker te lichten en dc Robbenbaai op het