Nummer 70. Donderdag 1 September 1881. 4e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. FEUILLETON. Bekendmaking. BUITENLAND. Frankrijk. De Yerstootene. Engeland. Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk De Echo van het Zuiden, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00, franco per post door liet geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden, enz., franco te zenden aan den Uitgever. Burgemeester en Wethouders alhier bren gen ter algemeene kennis, dat bij hen is ingekomen en ter secretarie ter inzage en ter teekening is nedergelegd een schrijven met bijgevoegde inteekenlijsten van het centraalbestuur van het Groene Kruis (Trans vaal comité.) wvef »ntiën 1-',1"gels_/0,60. daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal ter plaat sing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitschland worden alleen aangenomen door het advertentie- bureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per reg. Officieel is beslist, dat Gambetta niet gekozen is in het tweede district van Belleville, zoodat hij aldaar in herstemming zou moeten komen, wanneer hij niet, deze beslissing voorziendenog even voor het bekend worden daarvan, voor het eerste district geopteerd had. In het tweede moet dus nu eene nieuwe, vrije stemming plaats hebben. In het tweede district waar men Gambetta niet aan het woord heeft willen laten komen waren 9806 stemmen uitgebrachtzoodat de volstrekte meerderheid was 4954, terwijl Gam betta er slechts 4900 op zich vereenigde. De verhouding tusschen Garcbetta's aanhangers en de gueulards, holbewoners en betaalde slaven is dus eene andere dan de door Gambetta op- gegevene van 10.000 tot een paar honderd. Overigens zijn alle Parijsche verkiezingen goed gekeurd. Wanneer de kamers zullen bijeenkomen is nog niet vastgesteld. Te Parijs werd Zaterdag ministerraad gehou den, om van gedachten te wisselen over de vraag of het noodig is datna de verkiezingen, een nieuw kabinet optreedt. Er bleek vrij wat ver schil van gevoelen te heerschen, maar de meer derheid schijnt althans eerst de herstemmingen te willen afwachten. Gambetta zoubehalve president van den ministerraadook minister van financien willen worden. Wonder dat hij er oorlog niet bij neemt. In een eventueel kabinet-Gambetta zouden heet heto. a. zitting nemen markies de Noail- LVIII. les, Freycinet en Challemel-Lacour. Maar dit zijn natuurlijk nog slechts gissingen. Uit Noord-Afrika luiden de berichten weder minder gunstig. Sura (Tunis) zou ernstig door de Arabieren worden bedreigd, en te Kef moest het Fransche garnizoen extra-maatregelen van voorzorg nemen. In Algerie heeft kolonel Négrier de Mahomedaansche bevolking zeer ge schokt door het vernielen van het graf van een zeer geeerd marabout, werwaarts vele bedevaar ten werden gehouden. Het gebeente evenwel eerbiedigde hij en liet hij naar elders overbren gen. Het is nog niet volkomen duidelijk waar om men tot dezen maatregel is overgegaan. Den 26sten zijn bij Hannemet de Fransche troepen onder kolonel Corrérard door 12.000 Arabische ruiters overvallen. De Franschen be hieldenna een gevecht van drie uren, het terrein en verloren een doode en drie gekwetsten. De Arabieren hadden 15 dooden en een groot aantal gekwetsten. Het zal wel blijken, dat zij slechts 120 man of 200 sterk waren. Corrérard heet nu eene voortreffelijke prsitie in te nemen maar niettemin zullen waarschijnlijk toch troepen naar Hannamat worden gezonden om hem te ontzetten. Te Toulon zijn weder drie bataljons in fanterie en twee batterijen artillerie naar Algerie ingescheept. De commissie, die in last heeft onderzoek te doen naar de gebeurtenissen bij de inneming van Sfax, is nu voorgoed benoemd. Zij bestaal uit de kommandanten van drie gepantserde sehepen een Fransch een Engelsch en een Italiaansch die het bombardement bijgewoond hebben, en uit een door generaal Logerot be noemden Franschen officier, uit een vertegen woordiger van het Fransche consulaat te Tunis en uit een Tuniseeschen ambtenaar. Het duel tusschen Clémenceau en Sereno, directeur van den Petit Meridional, zal niet plaats hebben. Sereno heett geweigerd te vechten. Hij heeft aan de getuigen van Clémenceau verklaard, dat hij hem geen voldoening schuldig was. En in zijn blad schrijft hij Clémenceau heeft hem (Sereno) belecdigdopzettelijk na rijp beraad. Hij heett hem aangetast in zijne eer. En men vecht evenmin gelddief. met een eeredief als met een De Amerik-iansehe brieven. Het diner had zijn gewonen loop en George stond weldra weder onder den invloed van Routh, waaraan hij zich had willen onttrekken. Het onderhoud met zijn vroegeren vriend oefende weder dezelfde tooverkracht op hem uitzijne wereld- en menschenkenniszijne velerlei erva ringen het beschaafde voorkomendat hem wanneer hij wildeten dienste stond, de hoogst fatsoenlijke toondie thans in alles wat hem omgaf, heerschte en welke zoo geheel harmo- niëerde met de door George pas opgevatte voor nemens dat alles had eene sterkere aantrek kingskracht voor hem dan ooit. En Routh zelf gevoelde zich zoo geheel op zijn gemak en was zich zijner sluwheid zoo zeer bewust. Misleiding en bedrog waren zijn eigenlijke roepingdaarin bestond geheel zijn talent, voor het hem in lateren tijd aan behoorlijke oefening ontbroken had. Hij had geld gewonnen en daartoe even zooveel wezenlijken arbeid als bedriegerijen aan gewend doch zijne bekwaamheden bleven hem nog immer hare diensten bewijzen. Zijne over tuigende welsprekendheid de invloed van zijn persoon hadden daarbij geen rol te vervullen gehaden daarom was het hem thans weder een dubbel genot ze op George toe te passen. Hij zag met genoegen dat het hem gelukte de gedachten var» George van het hem pijnlijke onderwerp af ie leidendat nog slechts even was aangeroerd. Eindelijk werd de wijn opgebracht. Zij waren nu alleen en Bouth gevoelde zich reeds zoo geheel meester van het terrein dat de onver schilligheid waarmede hij het gesprek op den moord wist te brengen slechts weinig gekun stelds had. „En nu George, een woordje over den armen Deane," begon hij. „Harriet is er geheel door van haar stuk gebracht." „En gij geeft mij denzelfden raaddien Har riet mij gegeven heeft" vraagde George, nadat hij nogmaals de geheele geschiedenis had ver haald en op nieuw in eene opgewonden stem ming was geraaktover het gruwelijke der daad zelve en de gedachte, dat de familie van den vermoorde over diens dood in het onzekere blijveu moest. „Ja," hernam Routh, „dienzelfden raad geef ik u. Zoudt gij anders willen handelen, dan wikkelt gij u in allerlei moeielijkheden en waar schijnlijk ook in gevaar. Terwijl gij mij nat alles verhaaldetis het mij hoe langer hoe duidelijker geworden hoe ik het aan het toeval te danken heb, dat ik juist op dien tijd niet tegenwoordig was en slechts van ter zijde van den moord hoorde. Het bericht dat er iemand dood in de rivier gevonden is leest men zoo dikwijls in de couranten dat men er bijna geen acht meer op slaat." „In het algemeen niet zeide George; „maar in dit geval had het meer opzien verwekt, daar men er eene politieke wraak achter zocht. Ik begrijp niet, dat niemand onzer daarvan iets gehoord heeft." "Zonderling is het." hernam Routh, maar zoo iets gebeurt meer. En ditmaal houd ik het voor een geluk zooals ik reeds zeidewant het zou mij om uwentwil leed gedaan hebben, als ik in het verhoor had moeten komen." „Waarom? "vraagde George. „De waarhaid was dan toch aan het licht gekomen en mijne moeder was dan van veel ellende verschoond gebleven." De politie te Parijs heeft twee gevaarlijke pickpockets van Franschen oorsprong F. Yon en F. Peigne, beiden te Parijs wonende, gearresteerd. Zij kwamen van Londen terug toen zij aange houden werden, en zijn verdacht van het heelen der gestolen diamanten in de rue des Fripiers te Brusselten nadeele van den heer Sturbelle. Tengevolge der uitzetting van prins Krapot- kine uit Zwitserland hebben eenige Russische revolutionairen zich aldaar niet meer veilig ge acht en de wijk genomen naar elders, deels naar Engeland, deels naar Frankrijk. Een dezer, Mme Foursky, is thans te Parijs aangekomen. Generaal Baccouch, gouverneur van Sousta, heeft een kanon op straat geplaatst om de op standelingen terug te drijven indien zij het wagen mochten de stad aan te vallen. Ook heeft hij de Arabieren doen weten, dat hij hunne wijken zou bombardeeren op het eerste sein van een opstand hunnerzijds. De inwoners van Olivet werden dezer da gen ten hoogste verontrust door een krankzin nige wiens inhechtenisneming vrij wat voeten in de aarde had. De ongelukkige heeft in een vlaag van razernij zijn moeder met een steen willen dooden, waarbij deze ernstige kwetsuren aan het hoofd en den arm bekwam. Terwijl de militaire wacht gewaarschuwd werd trachtten de buren den waanzinnige meester te worden, maar hij beet allen van zich af, ijlde naar een vijftien meter diepen put en liet zich naar bene den glijden. De commandant van de wacht liet zich zonder schroom in den put nederzakken, maar de krankzinnige viel met zulk eene woede' op uem aan dat hij zich weder onmiddellijk naar boven moest laten trekken. Een neef van den patient bood toen aan, een poging te wagen zich door zijn oom te doen herkennen, en hem met een zoet lijntje naar boven te brengen. Hij plaatste zich tot dat einde met een van de sol- daren, die hem in tijd van nood moest bijstaan, op een ladder, welke voorzichtig naar beneden gelaten werd. Nauwelijks echter hadden beiden den bodem van den put bereikt, of de waan zinnige viel met onbeschrijfelijke woede op hen aan. De gendarme trachtte hem door een paar pistoolschoten vrees aan te jagen een daarvan trof bij ongeluk den neef, maar zonder ernstige kwetsuren te veroorzaken. Bij de schermutseling geraakte de woestaard ten slotte met een der beenen in de sporten van de ladder verward, welke toen snel naar boven werd getrokken waarna hij stevig gekneveld en naar een gesticht overgebracht werd. De rechtbank te Parijs zal misschien wel dra niet over gebrek aan arbeid behoeven te klagen. Na den oorlog werd een zegel ingevoerd, dat telkenmale, als een quitantie meer dan 10 frs. bedroegj daarop geplakt moest worden opgeld boete bij verzuim. Een wisselaar, die failiet gegaan is had zijn kalanten tien centimes voor zulk een zegel be rekend maar het nooit op een quitantie geplakt. Bij het onderzoek van den boedel werd dan ook een overgroote menigte ontzegelde quitan- tien gevondenwaarvan onmiddellijk aan de administratie van het zegel kennis gegeven werd. Deze beboette elke overtreding met 67 fr. 55* centimes, te betalen door de ongelukkige clientèle van den wisselaar, waaronder er zijn, die deze boete 15 a 20 malen moeten voldoen. Een hunner moet zelfs 750 fr. boete betalen. Rekent men nu gerust vijf niet gezegelde' quitantien per kalant dan moeten, volgens le Figaro 10.000 boeten behaald worden en dit berekend tegen het minimum |der boete of 67 fr. 55 c., maakt de bescheiden som van 675.500 francs. De aldus bedrogen clientèle zal zich nu bij request tot den minister van financiën wenden doch als dpze de boeten niet wil kwijtschelden! zal men graan procedeeren. ag een Een booze blik van Routh trof voor oogenblik het gezicht van den jongeling. „Gij vergeetdat alles wat ik had kunnen zeggen, slechts dienen kon om de meening te bevestigendat de manwiens jas door den kellner beschreven werd, waarschijnlijk de laatste geweest is die Deane gezien heeft. Zoo ik den tijd gehad had te overwegen dan zou ik na tuurlijk zulk eene verklaring niet gedaan hebben, had men mij echter onverbereid overvallen, dan zou mij nauwelijks eene keuze gebleven zijn. Kom aan Georgegij neemt de zaak veel te zwaar op. Het spijt mij inderdaad wel om Deane maar ik stel veel meer belang in u en acht het van mijn plicht, de zaak slechts van het standpunt van uw belang te beschouwen. Wat zijne ^famillie aangaat, kan ik u gerust stellen. Hij heeft geene bloedveiwanten." „Inderdaad?" vraagde George. „Hoe zijt gij dat te weten gekomen „Hij heeft het mij gezegd," hernam Routh. „Gij zult mij wel te gemoet voeren dat zulks eene vrij niets beduidende getuigenis is, maar ik geloof dat men ze in dit opzicht zeer goed gelooveii kan. Hij was de ongevoeligste mensch, dien ik ooit ontmoet heben hij achtte het voorrecht van zoo geheel alleen in de wereld te zijn, zoo hoog, dat ik het waarlijk geloof, dat hij geheel geïsoleerd in de wereld was." „Hij was in alle opzichten een raadselachtig menschzeide George. „Waar woonde hij of hield hij zijn verblijf? Wij hebben hem nog anders nergens dan in koffihuizen en dergelijke ontmoet." „Zijne woning was ook mij onbekend; hernam Routh. Hij heeft mij nog nooit zijn adres ge noemd. Als hij mij spreken moestontbood hij mij altijd in eene restauratie of biljartzaal in het West-End." „Hoe vreemddat niemand hem volgens Het parlement geniet thans eindelijk ook zijn welverdiende rust. Zaterdag zijn de zittingen der beide huizen verdaagd met de voorlezing eener koninklijke troonrede. De minister Forster, die meer bepaaldelijk de beschrijving herkende. Hij zag er vrij on gewoon uit en zijn met bont gevoerde jas was zeer in het oogloopendmerkte George aan, „zoo mij een dier berichten onder de oogen gekomen was zou ik hem dadelijk aan zijn jas herkend hebben." „En die jas heeft mij juist op een dwaalspoor gebrachtwant ik had ze hem nooit aan zien hebben hervatte Routh. „Waarschijnlijk was het een Amerikaansche pels. Ik voor mij ge loof, wat zijne betrekkingen aangaat, dat hij hier of daar onder een anderen naam woonde hij heeft mij zulks wel eens van ter zijde te kennen gegeven en dat zijne betrekkingen juist niet zeer aanbevelingswaardig waren. Mij dunkt dat hij wel meubelen of iets van dien aard moet bezeten hebben welke alsdan aan de overheid hadden moeten afgeveven worden, zoo men hem herkende en daarom zullen zij die deze onder zich hadden gezwegen hebben." Zoudt gij wellicht meenen, dat hier eene vrouw in het spel is Routh zag hem met een veel beteekenenden lach aan. „Inderdaad geloof ik dat, en naar hetgeen wij van den man weten, kunnen wij het haar niet ten kwade duidenzoo zij slechts haar eigen belang op het oog heeft. De zaak schijnt ons omdat wij er mede bekend zijn, vrij zonderling' maar ik geloof, dat in deze groote stad en in een tijd waarin zoo vele misdaden bedreven wornenzoo iets menigwerf voorkomt. Hoe veel menschen zijn hier misschien niet onopge merkt en onbekend gestorven sedert wij elkan der voor de laatste maal gezien hebben Geloof mij George, zulke dingen zijn geen zeldzaam heid en gij moet verstandig handelen en u niet moedwillig in gevaren storten ter wille van een ingebeelden plicht." Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1881 | | pagina 1