Nummer 43.
Zondag 28 Mei 1882.
5e Jaargang.
X
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
V
Bekendmaking.
Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk.
Honden belasting.
Een blik in de toekomst der
Leder-Industrie.
(D
(6)
(8)
Si
De Echo van het Zuiden,
m
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00, franco per post door
het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden
enz., franco te zenden aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Ad verten tien 3 maal ter plaat
sing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor
Duitschland worden alleen aangenomen door het advertentie
bureau van Adolf Steiner,Hamburg. Reclames 15 cent per reg.
Burgemeester en wethouders der gemeente Waal
wijk ontvangen hebbende aanschrijving van zijne
excellentie de heer commissaris des konings in
deze provincie van den 26 April 1882 6e afdeeling
(bijblad no 47)
Gelet op de 2e zinsnede van art. 139 der wet
van 19 Augustus 1861 (staatsblad no 72).
Maken bekend
Dat het te honden onderzoek (inspectie) van
de verlofgangers der nationale militie in deze
provincievoor deze gemeente zal plaats hebben
op Donderdag den 15 Juni 1880 des voormiddags
om tien ure ten raadliuize dezer gemeente
Dat tot de bijwoning van die inspectie zijn
gehouden Alle verlofgangers der militie te land,
die vóór 1 April van het jaar der inspectie in
het genot zijn gesteld van onbepaald verlof, om
het even tot welke lichting zij behooren.
Dat de voorschriften der aangehaalde wet onden
anderen luiden als volgt
Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het
onderzoek in uniform gekleeden voorzien van
de kleeding- en uitrustingstukken keur bij zijn
vertrek met verlof medegegevenvan zijn zak
boekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art 130
kan een arrest van twee tot zes dagen, te onder-
gaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij
zijnde huis van bewaring of arrest, door den
militie-commissaris worden opgelegd aan den
verlofganger
lo. Die zonder geldige reden niet bij het on
derzoek verschijnt
2o. die daarbij verschenen zijnde, zonder geldige
reden niet voorzien is van de in het voorgaande
art. vermelde voorwerpen
3o. Wiens kleeding- of uitrustingstukken bij
het onderzoek niet in voldoenden staat worden
bevonden
4o. die kleeding- of uitrustingstukken, aan
een ander behoorende, als de zijne vertoont.
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens
het voorgaand artikel arrest is opgelegd bij het
onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk
onder verzekerd geleide in arrest worden gebracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich
niet aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij
op schriftelijke aanvrage van den militie-commis
saris, te richten aan den burgemeester der woon
plaats van dien verlofgangeraangehouden en
onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen
provoost of het naastbij zijnde huis van bewa
ring of arrest gebracht.
Art. 143. Overminderd de straf, in art 141
vermeld is de verlofganger verplicht, op den
daartoe door den militie-commissaris te bepalen
tijd en plaats, en de op de in art. 140 voorge
schreven wijze, voor hem te verschijnen om te
worden onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die bij herhaliug
chuldig is aan het feit, sub 4o., art. 141 bedoeld,
of niet overeenkomstig art. 143 voor den militie
commissaris verschijnt ofaldaar verschenen
zijndein het geval verkeert sub 2o. en 3o. van
art 141 vermeid, wordt onder de wapenen ge
roepen en van 3 tot zes maanden gehouden.
Dat zij de verlofgangers verder opmerkzaam
makendat zij gedurende den tijddien het on
derzoek duurt, en in het algemeen wanneer zij
in uniform gekleed zijn, volgens het aangehaalde
art. 130, 2e en 3e lid der wet worden geacht
onder de wapenen te zijnen het crimineel wet
boek en het reglement van krijgstucht voor het
krijgsvolk te lande op hen van toepassing is.
En opdat niemand onwetendheid zoude kunnen
voorwenden zal deze na afkondiging op de gewone
wijze worden aangeplakt ter plaatse waar zulks
te doen gebruikelijk is.
Waalwijkden 24 Mei 1882.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
De Secretaris, VAN DER KLOKKEN.
F. W. VAN LIEMPT.
Burgemeester en wethouders der gemeente
Waalwijk, maken bekend, dat het primitief kohier
der belasting op de honden door aen raad is vast
gesteld en gedurende acht dagen ter inzage van
belanghebbendenter secretarie alhieris neder-
gelegd.
Waalwijk, 25 Mei 1882.
Burgemeester en wethouders voorn.
De Secretaris, De Burgemeester,
F. W. VAN LIEMPT. VAN DER KLOKKEN
V Union fait la force
en
Tout royaume divisé contre lui-même sera
detruit.
Beide uitdrukkingen zijn waar en de eene
dient als bewijs voor de andere.
Ze zijn te algemeen als juist aangenomen
dan dat ik mij zal ophouden dit te betoogen.
Ik wenscli die slechts van toepassing te
brengen op den actueelen toestand der leder
industrie en op de betrekkelijke onbezorgd
heid, waarmede een groot gedeelte onzer
Nederlandsclie looiers de toekomst schijnen
af te wachten totik help het hopen
betere dagen zullen aanbreken.
Door velen, die bij deze industrie belang
hebben, is in den laatsten tijd terecht met
alle kracht en macht aangedrongen op be
schermende of tenminste reciprociteitsrechten.
Het behoud en de bloei der lederindustrie
in Nederland eischendat wij geene enkele
gelegenheid laten voorbijgaan om daarop te
persisteerenen zoolang deze vraag met die
van de kamer van koophandel, te Tilburg,
aan de tweede kamer
z/of voor Nederland de tijd niet aan-
gebroken is om bedacht te 'zijn op
„herstelling van differentieele rechten
„in Indië en de verhooging van invoer-
rechten hier te lande op buitenlandsche
„goederenen te verzoeken die vraag
„in nauwgezette overweging te nemen"
voor onze tweede kamer niet een meer ern
stig punt van overweging uitmaakt en niet
tot „wet/' verheven iszullen wij ons tot
het daarop onophoudelijk blijven aandringen,
met het vrome wenschen moeten blijven be
palen.
En nu gestelddat te eeniger tijd aan
den wensch van" de meeste industrieelen zal
worden toegegevenvan welken invloed zal
dit dan zijn op de lederindustrie en de schoen
makerij
Bij vaststelling van reéiprociteitsreckten
zou zich eene vrije industrie onder weder-
keerig gelijke lasten met het buitenland ont
wikkelen en daardoor niet alleen de invoer
van verschillende ledersoorten beduidend ver
minderen, maar ook tengevolge hebben dat
ons fabrikaat zioh, vooral wat zoolleder be
treft met onze naburen zou kunnen meten
en eene houdbare concurrentie in 't leven
roepen.
De invoer van vreemd schoeisel, zoowel
in Nederland als in de Indische bezittingen,
zou bij de heffing van een gelijk reoht voor
het moederland en een differentieel tarief
voor de koloniën eveneens minder beduidend
worden.
'tls niet tegen te spreken dat een zeer
groot gedeelte van het Hamburger en Weener
fabrikaat in onze koloniën zijn débouché
vindt en dat ons export van schoeisel tot
een minimum is gereduceerd.
Ontegenzeggelijk is het dat de belangen
der lederindustrie met die der schoenmakerij
in het nauwste verband staan zon niet on
afscheidelijk zijn en al zou nu deexportatie
van schoeisel omdat daaraan zeer veel
leder en andere fournituren gebruikt worden,
die in Nederland nog niet gefabriceerd wor
den, den looier misschien niet veel baten
toch ligt het voor de hand, dat dit hem
zeer zou ten goede komen.
Wordt vervolgd.
/^Op verzoek der vereeniging tot bevordering
van de belangen der schoenmakerij te Baardwijk
ruimen wij gaarne eene plaats in aan de na
volgende circulaire der vereeniging enz.en
welke circulaire de getrouwe echo is van de
besprekingen gehouden ter vergadering te Baard
wijk in de maand Maart j.I. In die vergadering
was men van oordeel, dat vrije gilden met door
de regeering erkende rechten allernuttigst zouden
bijdragen tot vorming van bekwame handwerks
lieden. l)e vereeniging acht de te Amsterdam
te houden vergadering ook voor onze industrie
van groot belang.
Amsterdam, 10 Mei 1882.
M. M.
Het bestuur van de Afdeeling Amsterdam der
Vereeniging ter bevordering van Fabrieks- en
Handelsnijverheid in Nederland heeft in een
vorige vergaderingna de bekende lezing van
Dr. J. Th. Mouton uit 's Gravenhageover de
middelen tot verbetering van den toestand van
den leerling in fabriek en werkplaats op zich
genomen rijpelijk de mogelijkheid te overwegen
op welke wijze verbetering in de verhouding van
werkgever en werkman en in de opleiding der
handwerksleerlingen te verkrijgen is.
Eene verbetering moet strekken tot voordeel
van beidendoch bovenal tot verhooging van
het gehalte der voortbrengselen en daardoor tot
vermeerdering van roem en welvaart van ons volk.
Overeenkomstig de denkbeelden van dr. Mouton,
meent genoemd bestuur het nemen eener ernstige
proef tot verbetering der opleiding van den
aanstaanden handwerksman, door wederinvoering
van het leerlingstelsel, te moeten aanraden.
Dit geschiedt in den geest eener machtige
beweging, die op vele plaatsen van Europa het
doel najaagtdoor versterking van den band
tusschen werkgever en werkman een dreigend
onheil in de toekomst af te weren, dat bij uit
barsting slechts vernietiging van welvaartver
arming en toename van barbaarschneid kan ten
gevolge hebben.
In vele staten van Europa, vooral in het
hoogstaande Engeland bestaat het leerlingstelsel
altijd nog onveranderd,
Wat is de kern van dat stelsel
Het eigenbelang van den werkgever en van
den vader of voogd van eenen leerling dienstbaar
te maken aan het doel, om den eersten goede werk
krachten te verschaffen en den leerling tot eenen
kundigen werkman te maken. Beiden hebben
daarbij één belang. Voor den werkgever brengt
het daarbij op den duur nadeel en geldverlies
wanneer hij den leerling misbruikt door hem
op eenen lagen trap te laten.
Waardoor wordt dit doel bereikt?
Daardoor, dat werkgever en vader of voogd
van den leerlingna afgeloopen proeftijd een
overeenkomst aangaanwaarbij de eerste zich
verbindt tegen een zoo mogelijk vooruit te be
talen loon dat elk jaar volgens een vasigestel-
den regel opklimt den leerling voor een be
paald aantal jaren in dienst te houden.
Dit loon is zoodat het gedurende de eerste
jaren der overeenkomst iets hoogergedurende
de laatste jaren iets lager is dan hetgeen de
leerling werkelijk waard is. Men zou ook de
opklimming van het loon in overeenstemming
kunnen brengen met den standaard der loonen
voor de verschillende leeftijden en bekwaamheid.
De leerling is gehouden, behoudens de vooruit
te bepalen gevallen, bij den werkgever te blijven,
zoolang als overeengekomen is.
Wat is daartoe noodig? Goede trouw.
Men heeft gezegd: die bestaat niet of hoogst
zelden in de verhouding tusschen werkgever en
werkman.
Dit is niet waar, en al ware die goede trouw
ook slechts bij weinigen te vinden dan moeten
die weiuigen de handen inéénslaan en daardoor
sterk worden,
Het leerling - stelsel is het systeem der
lange pachten in den landbouw. Groots vrucht
bare landen kwijnden bij korte pachtenen
uitputting van den bodem die daarvan het
gevolg isen kwamen tot bloei bij de invoering
der lange pachten.
De proef moet op een kleine schaal door
weinige welgezindeernstige mannen genomen
worden die moed en lust hebben voor een
goed doel een offer te brengen en iets te wagen.
Het bestuur noodigt U uit tot eene be
spreking dezer zaak op Maandag den 22 Mei
1882 des avonds ten halt acht ure'in het
lokaal Eensgezindheid op het Spui te Amsterdam.
Een ontwerp-overeenkoms'als hier bedoeld
is gaat als proeve hierbij. Deze zal evenzeer
een onderwerp der bespreking ziju en gewijzigd
en verbeterd worden.
Het bestuur der vereeniging ter bevordering
van Fabrieks- en Handwerksnijverheid in
NederlandAf deeling' Amsterdam.
H. J. G. MIJNSSENVoorz.
Mr. A. M. PAREAU, Tweede Voorz.
J. H. W. KEMMANSecr.
JOAN H. SCHMITZPenningm.
G. A. A. M1DDELBERG.
F. A. HOEKER.
ONTVVERP-OVEREENKOMST.
VOOR DEN DIENSTTIJD VAN EEN LEERLING.
NB. De cijfers tusschen moeten als voor
beeld beschouwd worden en kunnen naar
omstandigheden gewijzigd jcorden.
De werkgever Xte A., handelende onder
de firma X. Zoonen IJ. te A.,
van Z., oud (13) jarenals leerling
gaan hierbij de volgende overeenkomst aan en
beloven als eerlijke mannen zich stipt en ter goe
der trouw daarnaar te gedragen.
Art. 1.
De werkgever verbindt zich den leerling voor
noemd gedurende (6) achtereenvolgende jareu
te beginnen 188 in zijn dienst te
nemen en hem die knndigheden te doen ver
werven, die van hem een goed werkman kunnen
maken.
De ^5 belooft den leerling gedurende dien
tijd in diepst van genoemden werkgever te laten,
en alles in het werk te stellen hem trouw en
ijverig zijn plichten te doen vervullen.
Art. 2.
Het te verdienen loon zal gedurende dien tijd
bedragen
in het eerste jaar (2) cents per uur.
tweede
derde
vierde
vijfde
zesde
(10)
(12)
30
40
Art. 3.
De werkgever verplicht zich den leerling in
staat te stellen na 's avonds (7) uur die scholen
of onder wijs-instellingen te bezoeken die voor
zijne ontwikkeling dienstbaar zijn.
Art. 4.
Deze overeenkomst vervalt
1° bij minnelijke schikking;
2° bij dienstweigering van den leerling;
bij veiregaar.de slechte behandeling van
den leerling door den werkgever;
door overlijden van den werkgever of
leerling of ontbinding der firma;
5® wanneer aan het einde van het eerste jaar
een der partijen daartoe den wensch te
kennen geeft.
De gevallen sub. 2°- en 3° bedoeld, worden
door drie onpartijdigen uitgemaakt. Elk der
partijen kiest eeneu die met hun beiden een
derden onpartijdige kiezen. Deze beslissen bij
meerderheid van stemmen.
It} deze genoemde gevallen wordt geen scha
deloosstelling gevorderd.
Art. 5.
De schade door het verbreken der overeen
komst om alle andere redenenwordt hierbij
erkend te bedragen f (100) wanneer de werk
gever en f(50), wanneer de leerling de over
eenkomst verbreekt.
NB. Ook zou de schadeloosstelling zóó
kunnen berekend worden dat het bedrag op
klimt met de jaren die sedert het aangaan
der overeenkomst verloopen zijn. Ook zou in
sommige takken van nijverheid de schadeloos
stelling voor werkgever en leerling gelijkgesteld
kunnen worden.