Nummer 60.
Zondag 1 Augustus 1886.
9e Jaargang.
m
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
FEUILLETON.
De Burgemeester van
ANTOON TIELEN,
UITGEVER:
Waalwijk.
Iets over het kapitaal.
Schoenmaker blijf bij je leest.
De Echo van het Zuiden,
B IIïlltt,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 1—7 regels ƒ0,60 daarbo-en 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentieu 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
Het feuilleton „de Burgemeester van
Moerkleij" zal in de Zaterdags uitkomende
nummers worden vervolgd. Niet geabonneer-
den, die exemplaren van die nummers ver
langen, worden verzocht hiervan tijdig op
gaaf te doen, daar geen enkele courant meer
wordt toegezonden zonder voorafgaande be
stelling.
Wij achten het niet ondienstig bij deze
te verklaren, dat het feuilleton, waaraan zich
enkele lui (dwaas genoeg) schijnen te ergeren,
door ons wordt geschreven en niet het werk
is van eenigen inzender. Wij meenen ge
noegzaam de Noordbrabantsche en Limburg-
sche toestanden te dien opzichte te kennen,
om over dat onderwerp eene novelle te
schrijven.
De bewering lijdt geen tegenspraak, dat
niet één begrip ten huidigen dage meer ver
minkt wordt, moedwillig en met voorbe
dachten rade dan dat, hetwelk vertegenwoor
digd wordt door 't bovenstaande opschrift.
//Het kapitaal'', brult de opgezweepte socialist,
z/is de slagboom, die elke lotsverbetering van
den werkman den weg verspert, de kanker,
die aan het algemeen welzijn knaagt, de
moeder in één woord van al de rampspoeden
en ellenden, waaronder het menschaom ge
bukt gaatLegt ge nu na zoo'n uitbar
sting heel gemoedelijk den man de nuchtere
vraag voor„waarom tien tegen één,
dat hij opnieuw met groveknallende woorden
u zoekt te verdoovcn, of, zoo hij eerlijk is,
u verbluft en met den mond vol tanden
aanstaart.
Er is vooreerst wel geen gevaar, dat in
de Langstraat en omstreken de dwaze theorieën
van het socialisme en de afschuwelijke prak
tijken daarop gebaseerd, toegang zullen krijgen
in de harten der werkliedenzij hebben
gelukkig! nog gezond verstand genoeg om in
lil.
Na den herriedag zijner installatie werd onze
Martenna een rusteloozen nacht, 's morgens
droomend wakker.
De zon stond reeds hoog aan den hemel, toen
ijne vrouw voor de derde maal zijn slaapstede
aderde en hem toeriep„Marten, stoa de nog
ie op 't 13 schand veur de mensen en dè den
ursten dag. Es ikket nie beter wist zok den-
en, dè ge giesteren te veul gepruufd hadt."
„Komt er toch uit, Marten 1" herhaalde zijne
rouw, „en gaot is noar den hooibouw kijken
f mot nou alles op onzen Tienus neer kommen?"
„Och, vrouw, loat me toch mè rust, ik heb
og hoast geen oog toe gehad Ik kan ummers
och nie noar 't hooiveld goan, ik mot strak
och noar 't roadhuia."
De vrouw verliet moedeloos het slaapvertrek
es burgemeesters en liet hem aan zijne zoete
roomerijen over.
Ongeveer te 10 uur in den voormiddag werd
r gebeld en een net gekleed heer verscheen
an de deur om mijnheer de burgemeester te
preken.
De oudste dochter ontving den vreemdeling
n zou vader gaan roepen.
Marten trok haastig schoenen en jas aan en
erscheen met zeker air.
//Heb ik het genoegen met den burgemeester
e spreken
11 Joa, en wè motte hebbe P"
Marten meent dat een beetje brutaliteit deftig
te zien, dat het krankzinnig zou zijn meer
welvaart te verwachten op de puinhoopen
eener verwoeste maatschappijdan waarin zij
zich op 't oogenblik mogen verheugen. Niet
temin is het een feit, dat vrij algemeen
onder onze volksklasse hier een verkeerd
begrip heerscht van wat „het kapitaal"
genoemd wordt, en de meesten hunner zich
dat niet voorstellenzonder te denken aan
de som van eenige houderden of duizenden
guldens. Opmerkelijk is het, dat de drijvers
der muitzieke socialisten niets doen om dit
verkeerde denkbeeld bij het volk weg te
nemen integendeel alles in het werk
stellen om het verder te verspreiden en in
gang te doen vinden.
Wat is „kapitaal?" Kapitaal is alles,
wat dient tot voortbrenging van winstgeven-
den arbeid. Verbeeld u een werkman van
het minste gehalte, een kolossus in lichaams
kracht en domheid, tot niets in staat dan
tot werktuigelijken, slaafschen arbeid; neem
aan, dat hij per jaar 300 gulden verdient,
dan bezit hij immers in zijne geschiktheid
tot dragen trekken sjouwen of wat dan
ookeen kapitaaldat tegen 4 's jaars
uitgezet eene waarde vertegenwoordigt van
7500 gulden, zegge vijf en zeventig honderd
gulden. Iemand dus, die dit kapitaal had
uitgezet en van de rente alleen moest leven,
was geen cent rijker dan deze arbeider. De
gereedschappen van den handwerksman, zijn
kunde, bedrevenheid of handigheid in zeker
vak of ambacht, de gronden van den boer,
zijn werktuigenwaarmede hij den akker
bemestbeploegtbewerktzijn zaaikoren,
plus zijn kennis en ervaring op het gebied
van den landbouw dat alles vertegen
woordigt een kapitaal, waarvan menwel is
waar, den interest niet zoo gemakkelijk plukt,
als de couponknipper het doet, doch dat den
bezitter evengoed tot kapitalist stempelt, als
den rentenier. Kapitaal nu is niet te ver
overen, zelfs niet te behouden anders dan
staat.
„Ik wenschte u gaarne eens te spreken over
eene gemeentelijke aangelegenheid en u niet op
het raadhuis vindende zond de secretaris mij
naar uwe woning."
Marten, die echter liever niet over gemeente
zaken sprak met zoo'n „mijnheer", gaf den
vreemdeling te beduiden, dat hij zich daarmede
nog niet kon inlaten en verwees hem naar den
secretarisdie zou hem wel helpen.
Mijnheer, die al spoedig zag met welk soort
van burgemeester hij te doen had begreep dat
hij aan de verkeerde deur had aangeklopt en
vervoegde zich met zijne zaak bij den gemeente
secretaris.
„Marten, ware het niet beter dat ge naar
het hooiland gingtdaar kont ge nuttig zijn,"
sprak de stem van zijn geweten.
De duivel der hooiaardij was hem echter te
machtig. Hij begaf zich niet naar het hooiland,
maar naar het raadhuis.
„Keert gij ons den rug", riepen zijne akkers
en veldenons vroeger uw lust en uw ieven.
Keer weer, verdwaalde, en zoek uw geluk daar,
waar het voor u te vinden is."
„Wat moet er van ons geworden zonder uwen
arbeidzonder uw toezicht. Verwaarloozing
achteruitgang is ons lot. En waarvoor offert ge
ons en daarmede uw geluk en uwe belangen op?"
Die weeklachten drongen door tot in Marten's
ziel en deden hem zijn eersten gang naar het
raadhuis, alwaar hij niets kon uitvoeren, zwaar
vallen.
De beleefde groeten van eenige voorbijgangers,
die met de pet in de hand Marten begroetten
met een „dag mijnheer de burgemeester", streelden
echter, helaaszoozeer zijne hoovaardige ziel,
dat hij de weeklachten van veld en akker ver
smoorde en zich voortbewoog naar eene plaats,
door arbeid, en daarom is ook het antwoord
juist van hem, die op de gestelde vraag
zegtkapitaal is slechts voortdurende arbeid.
Men onderscheidt vast en loopend kapitaal.
Het eerste heeft een constante waarde, d.i.
eene waarde, welke door arbeid niet grooter
worden kan het laatste vermenigvuldigt zich
door nijverheid, bewerking, enz. Een looier
bezit in zijn looierij, zijn kuipen, zijn tafels
en verdere gereedschappen een vast kapitaal,
terwijl de huiden, die hij inkoopt, voor hem
het loopende kapitaal uitmaken deze laatste
zijn na de bearbeiding en de middelen hierbij
aangewend heel wat in waarde gestegen.
Is het nu niet duidelijk, dat kapitaal (ge
nomen in de enge beteekenis van eene som
gelds) en arbeid elkander moeten helpen,
wil men vermeerdering van rijkdom verwach
ten en datwanneer een van beide zijne
medewerking weigert, de machine, die loel-
vaart voortbrengt, stilstaat Is het nu niet
zeer begrijpelijk, dat in de rijen der oproer
kraaiers juist zij het talrijkst vertegenwoor
digd zijndie het minst geschikt zijn tot
productieven arbeid om de eenvoudige reden,
dat zij weinig of niets te verliezen hebben
bij eene omwenteling der maatschappelijke
orde Niets spoort den mensch meer aan
om te werken en vooruit te komen in de
wereld dan het bewustzijn iels te bezitten
te kunnen zeggen„dat is mijn eigendom,
mijn eerlijk verworven kapitaal"en wanneer
ieder daarop met fierheid wijzen kon, waar
bleven dan de bedelaars en de socialisten
Men moet deze noemen in éénen adem, want,
wat de eersten in 't klein doen, dat beproeven
de laats ten in 't grootbeiden zouden graag
willen leven ten koste van hendie door
arbeid, talent, spaarzaamheid, overleg of welk
ander eerlijk middel ook, zich iets veroverd
hebben, dat zij het hunne mogen noemen.
De werkman derhalve, in het bezit zijner
werktuigenzijn lust tot werken en zijn
vermogen om winstgevenden arbeid te pro
waar zijoe betrekking hem loodzwaar zou drukken.
Hij aanschouwde onder weg nog eenige over
blijfselen van bogen en eerezuilen te zijner in
stallatie opgericht en in de verte rustte zijn
oog met welgevallen op de vaderlandsche drie
kleur, die nog vroolijk van het raadhuis wap
perde, en de stem van zijn goed geweten, die
hem bij herhaling het dwaze van zijn burge
meesterschap onder het oog bracht, was weer
in slaap gewiegd.
Met zeker welbehagen zwaaide hij zijn wandel
stok, het cadeau waarvan wij reeds vroeger ge
waagden, in het rond en salueerde naar links
tn naar rechts op de groeten, die hem de voor
bijgangers niet altijd even goed gemeend toe
brachten.
Niettegenstaande al die blijde gewaarwordingen
knikten hem toch de knieën bij het beklimmen
der trappen, die toegang tot het raadhuis gaven.
Geen wonder, want Marlens geheugen behoefde
niet bijster groot te wezen om hem de bange
ure in herinnering te brengen gisteren daar
doorleefd.
Hij vermande zich echter en trad het raadhuis
binnen. Hij vond daar niemand dan den secre
taris, die hem schertsende en op sarcastische
wijze te kennen gaf, dat hij wel te huis had
kunnen blijven, aangezien hier niets hoegenaamd
voor hem te doen viel.
De brieven en stukken die kwasie van hem
moesten uitgaan, of door hem als burgemeester
moesten worden onderteekend, zou de secretaris
wel door den veldwachter aan zijn huis doen
bezorgen. „Maar", zoo ging de secretaris voort,
nu ge toch hier zijt kunt ge wel eenige stukken
teekenen."
Onder den uitroep „hierteeken deze stuk
ken maar" wierp de secretaris den beteuterden
burgemeester, die inmiddels aan de groene tafel
duceeren, de boer, eigenaar van een huisje
en zijn landbouwgereedschappen, zijn plekje
gronddat hij op de voordeeligste wijze
tracht te exploiteeren zijn zij niet even
goed kapitalisten, als de man, die van zijn
interest leeft
Waartoe nu is de vorming en de ver
meerdering van kapitaal dienstig en nuttig
Hij, die het te veel had of niet in de ge
legenheid was het zelf om te zetten in nut
tige producteD, zoowel als hij, die er behoefte
aan gevoelde weten bij ondervinding, hoe
gemakkelijk het steeds geplaatst wordt. Doch
een der grootste voordeelenwelke er uit
voortspruiten is wel dit, dat het langzamer
hand vermindering en verlichting van de
lasten teweeg brengt, welke onafscheidelijk
aan eiken arbeid verbonden zijn.
In vroeger tijd verrichtten niet zelden de
fabrieksarbeiders gedurende 15 a 16 uren
daags den zwaarsten meest afmattenden
arbeid, welke op den langen duur tot ver
stomping leiddehun kleeding was zoo
schamel, hunne behoeften waren zoo weinige
en zoo sober, dat bij hen vergeleken een
tegenwoordige werkman zonder ironie een
mijnheer mag heeten. Dit is mede te danken
aan kapitaalsvormingwelke deu aankoop
heeft mogelijk gemaakt van machines, die
de voortbrenging aanzienlijk vermeerderen
het werk verlichten en waardoor (in Enge
land b.v.) de werkuren tot op de helft zijn
verminderd, zoodat een fabrieksarbeider van
heden de vermoeienissen niet kent van zijn
voorganger.
Ten slotte mag niet vergeten worden, hoe
groote diensten het kapitaal bewijst in tijden
van werkeloosheid, van duurte, enz. of wan
neer een werkman door ziekten verhinderd
is te arbeiden. Wie dan zeggen kan „zie,
in de dagen, toen de verdiensten overvloedig
waren, legde ik eiken dag een klein gedeelte
er van ter zijdeen langzaam, maar zeker
groeiden die kleinigheden aan tot een som-
was gaan zitten, eenige stukken toe.
„Joa, moar woar en hoe mok die teekene
was het onnoozele antwoord van onzen Marten.
De seeretaris nam een blank vel papier, schreef
daarop zoo eenvoudig mogelijk Marten's hand-
teekening en zei hem deze eenige malen na te
schrijven.
Na die les werd de burgemeester gewezen
waar hij die stukken moest teekenen.
„Ziezoo", sprak de secretaris, „als je het nu
aangenamer en nuttiger vindt om alle morgens
hier te komen dan thuis te blijven en je boer
derij na te zien, is het mij wel. Ge kunt hier
anders niets uitvoeren."
„Joa, moar dan zien ze me toch en dan den
ken ze toch dek hier heel wet te doen heb en
veur 't oog motte toch ook al wè doen."
Marten verliet het raadhuis niet zeer opge
ruimd.
De moed scheen den man in de schoenen
gezonken. Maar daarom niet getreurd. Hij was
immers nu burgemeester van Moerkleij.
Aile beginselen zijn raoeielijk en het zal wel
beter gaan. Ik ben toch burgemeester en hij is
s'echts mijn secretaris.
In deze onaangename stemming en morrend
over zijn eersten gang naar het raadhuis als
burgemeesterkomt Marten een Moerklijenaar
tegen, dienaar het scheen, wel wat diep in
het glaasje had gekekenen hem neuriend
voorbijging roet den ouden groet„dag Marten,
zijde weer uitgerust?"
Dat was te veel vernedering op een dag en
Marten's verwoed gemoed stortte zich in al zijn
felheid uit op dezen onschuldigen amokmaker.
Wordt vervolgd.