Nummer 60.
Zondag 31 Juli 1887.
10e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TIELEN,
UITGEVER:
Waalwijk.
BESCHERMING?
De Echo van het Zuiden,
V-SB"
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per post door liet geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
In ons vorig nummer toonden wij aan, door
het voorbeeld van Waalwijk, dat het zeer
goed mogelijk is zijne looierij of schoenma
kerij in bloei te doen toenemen en geld te
verdienen zonder heffing van rechten, die
den invoer van buiten beletten.
Velen die niet verder zien dan hun neus
lang is, verbeelden zich, dat als maar een
maal hunne industrie beschermd was, de ge
braden vogels hun van zelfs in den mond
zouden vliegen. Dit is een grove dwaling.
In 't algemeen gesproken is het in de tegen
woordige wereldorde een onzinnigheid zich
te willen omgeven als met een Chineeschen
muur, vooral als men zooals wij, in zeer
vele opzichten nog afhangt van de vreemden.
Alle volkeren zoowel als de individuen,
zijn solidairhet eene produceert graan, het
andere ruwe huiden dit wijn, d&t leder, enz.
De zoogenaamde bescherming beschermt niets,
maar bereidt voor elke industrie, die men
beweert te beschermen, een begrafenis eerste
klas. 't Belang van den verbruiker brengt
mede zoo goedkoop mogelijk in te koopen
en hij bekommert zich zeer weinig om staat
kundige fijnheden.
Achten wij bescherming in 't algemeen een
ramp, meer in 't bijzonder geldt dit de leder
industrie. Wij hebben daarvoor drie redenen,
en wel deze
lo. De lederindustrie heeft geen bescher
ming noodig
20. Door het heffen van invoerrechten
wordt de lederindustrie zeker niet be
voordeeld
3°. In de landen, waar hooge invoerrechten
worden geheven, is de toestand der
nijverheid, en meer speciaal die der
lederindustrie, slechter dan in ons
land.
Wij zullen die drie punten nader uiteen
zetten.
1°. De lederindustrie heeft geen bescher
ming noodig.
Dit meenen wij vrij duidelijk te hebben
bewezen in ons vorig artikel. Daarin is ge
noegzaam aangetoond, dat de bestaande toe
stand een prikkel is voor den werkzamen en
ondernemenden nijveraarom zijne zaken,
ten spijt van buitenlandsche concurrentie, op
te voeren tot eene hoogte, dat hij geen her
ziening der tarieven, geen bescherming noodig
heeft. Wat toch eigenlijk is bescherming?
Niets dan een middel voor zwakkelingen om
zich nog eenigen tijd staande te houden, een
premie, als 't ware, op onbeholpenheid en
lamlendigheid. Wij wezen op 't voorbeeld
van Waalwijk, en wat daar kan zal op
andere plaatsen wel niet onmogelijk zijn.
2°. Door het heffen van invoerrechten wordt
de lederindustrie zeker niet bevoordeeld.
Een der eerste argumenten door de voor
standers van hooge invoerrechten gebezigd,
om de noodzakelijkheid daarvan aan tetoonen,
is, dat zij niet naar het buitenland kunnen
uitvoeren. Maar wij vragen hunals wij nu
eens even hooge rechten gingen heffen, als
Duitschland b.v., zoudt ge dan uw leder,
uwe schoenen wèl derwaarts kunnen zenden?
Immers neen, want de Duitsche rechten blijven
toch bestaan. Ge zoudt dan even goed als
nu 36 mk. per 100 kilo voor zooileder
moeten betalen. De uitvoer zou dus even
onmogelijk blijken als gij nu beweert dat hij
is. Van die zijde dus geen voordeel.
Ja, maar, werpt men ons tegen, als er hier
rechten geheven worden, komt er geen buiten-
landsch leder meer in en wordt het onze
duurder.
Zeer juist! Ge vergeet echter dat op deze
wijze de schoenmakerij onvermijdelijk te
gronde gaat. Behalve zooileder, dat in ons
land wordt gelooid, en waarvan om zoo te
zeggen, niets wordt ingevoerd uit den vreemde,
komen de meeste ingrediënten, noodig voor
het vervaardigen van schoeisel, uit het bui
tenland. Waar zou het nu heen moeten als
daarvan bij invoer hooge rechten werden
geheven Het inlandsch zoolleder zou in
prijs stijgen; dit is tenminste het beoogde
doelook met de van buiten komende leder
soorten zou dit het geval zijn de kostprijs
van het schoeisel rijst dus onvermijdelijk
onze schoenmakers kunnen niet meer met
het buitenland concurreeren, de schoenmakerij
raakt in verval en de looiers zijn de eersten
om daarvan de noodlottige gevolgen te on
dervinden.
Er is gezegd het overleder kan vrijge
laten worden." Wij antwoorden daarop als
het ooit zoo ver mocht komen, dat onze
regeering gehoor zou geven aan den aandrang
om herziening der tarieven, dan zal eenvou
dig de vraag zijn vrijhandel of bescherming
gaat men over tot bescherming, dan zal deze
zijn algemeen en niet bijzonder, zooals de
vice-president der Waalwijksche kamer van
koophandel, de heer Fanoo.i. te recht, be
weerde op de vergadering van 21 Juli.
Ware dit niet het geval, dan zou men een
zeer groote inconsequentie en een zeer groote
onbillijkheid begaan. Waarom zouden de
fabrikanten van zoolleder moeten worden
beschermd en niet die van overl eder,paar-
denleder chagrin enz.
Waarom zouden ook, als men eenmaal be
gint te beschermen, de eigenaars van eiken-
bosschen niet het recht hebben een belasting
te eischen op den invoer van schors en andere
looistoffen. En als zij dit deden en verkre
gen, wat zouden dan de looiers daarvan wel
zeggen
In Duitschland is dit reeds het geval.
De looiers die er steeds op hebben ge
werkt de tarieven te doen verhoogen, roepen
thans moord en brand, nu de grondbezitters
op hunne beurt het stelsel der looiers conse
quent willen zien doorgevoerd en eischen
dat het invoerrecht van schors gebracht worde
op 300 in plaats van 50 mark per 200 ctr.
De looiers worden nu afgemaakt met hunne
eigen wapens.
Wil men dus verhooging van tarieven con
sequent toepassen, dan zal dit onvermijdelijk
den ondergang veroorzaken van de schoen
makerij, en, 't spreekt van zelf, ook van de
looierij, die uit den aard der zaak met de
schoenmakerij staat of valt.
Het nadeel aan de Nederlandsche schoen
makerij welker belang in deze lijnrecht
staat tegenover dat der looierij toegebracht
door invoerrechten op leder, zal in geen geval
gecompenseerd worden door hoogere rechten
op gefabriceerde lederwarenvooreerst wordt
daarop reeds een recht geheven van 5% en
zal men niet gemakkelijk tot verhooging daar
van overgaan, en ten tweede zou die ver
hooging, om vruchten af te werpen voor de
schoenmakerij, te kolossaal moeten zijn, om
dat wij, zooals boven gezegd is, nog door
den nood gedwongen zijn veel buitenlandsch
leder te gebruiken.
De schoenmakerij heeft dus niets te winnen,
zelfs bij een eenigszins verhoogd tarief voor
lederwaren integendeel wordt de invoer van
hare grondstoffen door allerlei formaliteiten
bemoeielijkt. Vrije invoer bevordert ook het
rechtstreeksch verkeer van den schoenmaker
verbruiker met den buitenlanclschen fabrikant,
wiens goederen hij voor 't oogenblik nog niet
kan missen. Hij zal daardoor voordeeliger
inkoopen en dus weder goedkooper kunnen
leveren.
Tot staving van onze meening omtrent dit
punt nog het volgende
Ten vorigen jare is in de algemeene ver
gadering der Nederl. maatschappij ter bevor
dering van nijverheid aangenomen een voor
stel, om de vraag „vrijhandel of bescherming"
bij voortduring in die maatschappij en hare
departementen tot een punt van onderzoek
te doen blijven en directeuren te machti
gen, wanneer daartoe termen bestaan, zich
tot de regeering te wenden met verzoek de
zaak door eene commissie te doen onder
zoeken.
Directeuren hebben aan die opdracht ge
volg gegeven en de departementen uitgenoo-
digd, het onderwerp in hunne vergadering
te bespreken. Op die uitnoodiging zijn tot
nog toe door 9 departementen rapporten in
gezonden wier slotsommen aldus kunnen
worden saamgevat
Arnhem„het vrijhandelstelsel moet ge
handhaafd worden."
Delft„In dit departement is eene voor
dracht gehouden door prof. Pekelharing, die
als conclusie de wenschelijkheid van het vrij
handelstelsel betoogde. Het departement
heeft geene conclusie genomen."
's-Gravenhage„stelt voor de regeering te
verzoeken, deze belangrijke aangelegenheid
tot het onderwerp te maken van een speciaal
onderzoek."
Haarlem „In dit departement is eene be
spreking gehouden die tot geen slotsom heeft
geleid."
Leeuwarden „Free-trade is voor de Ned.
nijverheid het meest wenschelijk."
Purmerend „is van oordeel dat ook ter
voorkoming van eenige belemmering van
onzen belangrijken transitohandel, voorshands
voor ons land zooveel mogelijk aan free-trade
moet worden gedacht."
Schiedam „is tot geen conclusie gekomen
en acht meer licht in deze zaak wenschelijk."
Sneek „meent dat het vrijhandelstelsel,
zoowel in het algemeen als voor Nederland
in het bijzonder, het meest aanbevelenswaar
dig is."
Utrecht„adviseert tot handhaving van het
programma van vrijen handel."
Directeuren der maatschappij hebben nu
gemeend de ingekomen rapporten nog niet
te doen drukken, maar ze te bewaren als
bouwstoffenwanneer een nader algemeen
onderzoek mocht wenschelijk geacht worden.
3°. In de landenwaar hooge invoerrechten
worden gehevenis de toestand der
nijverheid, en meer speciaal die der
lederindustrie, slechter dan in ons land.
Voor allen, die zich eenigszins op de hoogte
houden van den toestand der industrie in het
buitenland, behoeft dit geen betoog.
Duitschland, het Dorado der voorstanders
van beschermingmoet jaarlijks duizenden
zijner zonen naar vreemde landen en andere
werelddeelen zenden, omdat het hen niet kan
voeden.
Lees de verslagen van de vakbladen der
lederindustrie week op week vindt ge klach
ten over onvoldoenden omzet, lage prijzen,
slechte betalingen, enz.
In Frankrijk is het al even erg, zoo niet
erger.
Alleen in Engeland, waar het vrijhandel
stelsel gehuldigd wordt, is de toestand, even
als bij ons betrekkelijk goed. In een be
richt van Powell Sing uit Liverpool, voor
komende in het „Nieuwsblad voor Nederl.
leerlooierijen en aanverwante vakken", lezen
wij „Ook op de markten van het vasteland
is groot gebrek aan levendigheid, en 't is
leerzaam op te teekenen dat de looiers, die
zoogenaamd geholpen worden door zware
invoerrechten op leder, er naar aller getuige
nis zeker niet beter aan toe zijn dan hunne
Engelsche broeders, die te strijden hebben
met de vrije en onbelemmerde concurrentie
van het Amerikaansche leder."
Terwijl er in ons land van tijd tot tijd
stemmen opgaan en bewegingen worden op
touw gezet om den vrijhandel te laten varen,
begint het beschermend stelsel in Duitschland
veel van zijn crediet te verliezen, en wenscht
men het den rug toe te keeren, om te komen
tot handelstraktaten.
Zoo lezen wij in de „Franckforter Zeitung":
„Aan de ontvangen verslagen der kamers van
koophandel ligt een tekst ten grondslag, dien zij
gemeen hebben met vx*ij wel alle verslagen over
het voorafgegane jaar, en die, met varatiër.in
bijzonderheden luidt: Bij omvangrijker productie,
ondanks de grootste krachtsinspanningslechts
onbevredigende winsteensdeels ten gevolge van
de lage prijzenanderdeels ten gevolge van het
steeds verder om zich heen grijpende en scherper
wordende stelsel van beschermingonzekerheid
in zakenschadelijke risico's als gevolg der tel
kens aan wijziging onderworpen tarieven en der
spitsvondige en onvoorziene uitleggingen van be
staande tariefsbepalingen het verloren gaan van
oude markten; de onmogelijkheid om nieuwe,
minder prohibitief „beschermde* markten te vin
den het opeendringen der door de tariefverhoo-
gingen van hier en elders verjaagde concurrentie
op de enkele markten die er nog open zijn ge
bleven - en dientengevolge nog grootere druk
op de prijzen dat zijn de in alle verslagen
vermelde kenmerken van den toestandzooa's
deze door de internationale beschermingspolitiek
geschapen is.
„En eenstemmig vragen alle verslagen van de
„verbonden regeeringen* om handelstractaten.
Natuurlijk niet om zulke, bijna waardelöoze,
stukken papier met de clausule van behandeling
op voet der meestbegunstigde natiewelke door
de autonome tarieven steeds meer hare beteekeöis
verliestals Duitschland er sedert het de be
scherming is gaan huldigenverscheidene heeft
ingevoerd. Maar om handelstractaten met in
bijzonderheden uitgewerkte cohventioneele tarie
ven.
„Deze aandrang om het stelsel van bescherming
te laten varen uit welken, op grond der treurige
ondervinding die men reeds door de represaille
maatregelen van het buitenland heeft opgedaan,
kan worden afgeleid welke nadeelen voor onze
nijverheid op den duur nog uit de verdere ont
wikkeling van dit stelsel van afsluiting zouden
voortvloeien, is juist tegenwoordig van dubbele
beteekenisnu er in dezen zomer met twee, uit
het oogpunt der handelsbetrekkingen voor Duitsch
land belangrijke, naburige staten, onderhande
lingen zullen gevoerd worden over hernieuwing
van de tractaten.
„Aan den eenen kant zullen de onderhandelin
een over het Duitsch-Zwitsersche handelsverdrag,
die reeds in het laatst van den vorigen herfst
ingeleidmaar later uitgesteld werdenweder
worden aangeknoopt; en aan den anderen kant
zullen de niet minder belangrijke onderhandelin
gen over ons handelsverdrag met Oostenrijk-Hon-
garije, dat op het einde van dit jaar afloopt,
gevoerd moeten worden. Voor beide gevallen
laat zich bij de tegenpartij het ernstige verlongen
waarnemen dat de onderhandelingen mogen lei
den tot eene vreedzame en bevredigende uitkomst.
Uit den inhoud der verslagen van de Duitsche
kamers van koophandel blijkt, dat ook in de
kringen van handel en nijverheid in Duitschland
meer dan voorheen wordt erkend boe noodzake
lijk het is dat de weg van vrijer ruilverkeer
worde ingeslagen. Met liet oog op deze verschijn
selen mag men de bepaalde verwachting uitspre
ken, dat de Duitsche diplomatie bij de aanstaande
onderhandelingen behoorlijk rekening zal houden
met dezen ommekeer in de opvattingen van tal
rijke kringen van den handel en de nijverheid."
En hiermede meenen wij onze drie stellin
gen behoorlijk te hebben bewezen.
Vraagt men ons nu wat er noodig is om
in ons land de lederindustrie te doen voor
uit gaan, dan antwoorden wij
Niets dan willen, maar een willen, dat geen
moeielijkheden ontziet, dat zich door niets
laat afbrengen van het beoogde doel.
In ons vorig artikel zeiden wij, dat er in
Nederland nog zooveel is te doen op het
veld der lederindustrie. Waarom laat men
dat voor een zoo groot gedeelte braak liggen
Waarom laat men het over aan den buiten
lander? Men klaagt dat men niet kan uit
voeren en laat zijn eigen land door vreemden
exploiteeren. Is dat rationeel? Er wordt
in ons land voor ongeveer 3 millioen schoei
sel vervaardigd en meer dan voor 6 ver
bruikt. Waarom die 3 millioen aan anderen
gegund Laat al onze schoenmakers zorgen
uitstekend werk te leveren, dan kunnen zij
hunne productie vergrooten en weldra zal
het buitenlandsch werk verdrongen zijn; het
ligt aan de betrokken personen zeiven.
De Nederlandsche looiers maken zeer goed
zoolleder, dat is ontegenzeggelijkmaar wat
maken ze meer? Op een enkele loffelijke
uitzondering na, niets. Waarom kunnen onze
looiers zich niet toeleggen op de vervaardi
ging van de talrijke overledersoorten, die
onze schoenmakers in massa gebruiken?
Waarom moeten b.v. hier de kalfsvellen
aan zeer lage prijzen worden opgekocht, naar
Duitschland worden verzonden, daar worden
bewerkt en dan later in den vorm van leder
weder worden ingevoerd? Zouden onze looiers
zich de bereiding dier vellen niet kunnen
eigen maken Aan kapitaal voor de oprich
ting van flinke fabrieken ontbreekt het zeer