Italië.
Bulgarije.
Amerika.
Ingezonden stukken.
politiemacht lersterkt was, werd een eind ge
maakt aan het gevecht. Er waren twee ernstig
gewonden, waarvan een in levensgevaar verkeert,
en een groot aantal personen, die lichte verwon
dingen bekwamen. Vier der belhamels werden
gevangen genomen. Fahrig is gevlucht eu nog
niet in handen der politie.
De werkstaking der gondeliers te Venetië is
nog niet geëindigd. Gevoelen de stadgenoolen,
die eigen booteu hebbeu, de stremming in het
verkeer minder, de vreemdelingen verlaten
allengs de stad, niettegenstaande de geoper.de
natiouale kunsttentoonstelling en de waterfeesten.
De toestand op Sicilië wordt door de cholera
steeds bedenkelijker. De onontwikkelde bevolking
der dorpen schrijft deze bezoeking toe aan de
maatregelen der regeering, zoodat dikwerf bloe
dige tusschenkomst der gewapende macht nood
zakelijk is om de rust te bewaren.
Door vorst Ferdinand is ten dagorder aan het
leger uitgevaardigd waarin hij verklaart bet
commando te aanvaarden, terwijl hij tevens her
innert aan de heiligheid van den eed en het
verlangen te kennen geeft, dat geen vreemde
invloed in het leger worde toegelaten.
Deze dagorder heeft een uit munteuden indruk
gemaakt omdat daaruit blijkt dal de vorst be
sloten is op het beslissende pur.t der legerquestie
den Kussen niet toe te geveD.
Uit (Joustantinopel wordt gemeld, dat de
Porte van de mogendheden een antwoord heeft
ontvangen op hare circulaire betreffende Bulgarije.
Eenstemmig erkennen de mogendheden de onwet
tigheid zijner verkiezing. Duitschland en Rus
land hebben op zeer krasse wijze geantwoord.
Duitschland zeide in geen opzicht den staat van
zaken in Bulgarije te erkennen, en er op te rekenen
dat de Porie in overleg met Rusland zal han
delen. Rusland schijnt aan de oprechtheid der
Porte te twijfeleD en tracht de Porte over te
halen tot een gemeenschappelijk Russisch-Turksch
optreden.
Bij zijoe aankomst te Philoppopel beeft
prins Ferdinand den sultan de uitdrukking doen
aanbieden zijner loyale eii onderdanige gevoe
lens met de verzekering, dat bij voornemens
is eerbiediglijk zijne verplichtingen tegenover den
sultan te vervullen De prins zeide gelukkig te
zullen zij, zoo hij persoonlijk zijne gevoeleus den
sultan zal kunnen kenbaar maken, op het oogen-
blik hetwelk de sultan daarvoor geschikt zal
achten.
In een fabrieksgebouw te New-York is een
lift vol menschen gevallen ter hoogte vau drie
verdiepingen.
Yan de 18 vrouwen en meisjes, die er op
waren, werd een gedood en drie werden gevaar
lijk gewond. De overigen bekwamen lichte
kwetsuren.
s. EINDHOVEN, 18 Augustus 1887.
Mijnheer de Uitgever!
Wij achten ons verplicht u een woord van
dank te brengen voor de welwillendheid
waarmede gij onze beschouwingen in uwe
kolommen hebt opgenomen. Gelief dezelfde
hospitaliteit nog aan het volgende te ver-
leenen.
Dat wij, mijnheer, met ons schrijven uwe
bekeering niet zouden bewerkendaarvan
waren wij volkomen overtuigdwij weten
maar al te goed, dat de theorie vaststaat, zoo
vast als de letters in de boeken, waaruit men
ze put. Vive le principe! P ér is se le monde
Dat is ook, zij 't niet in woorden, dan toch
in beteekenis, uw grondbeginsel, hetwelk gij
in uwe bemerkingen op ons schrijven hand
haaft. Doch 't is dikwijls met de praktijk
geheel anders gesteld dan met de theorie
de eerste wijzigt alleswanneer wijziging
noodzakelijk en nuttig blijkt en neemt de
omstandigheden naar hare waarde in aan
merking.
En nu ter zake. Gij acht u, mijnheer de
uitgever, door de rapporten van Waalwijk en
Bezooien geheel van den last ontheven om
ons ingezonden stuk te weerleggen. Ziedaar
eene gemakkelijke wijze van polemiek voeren
Gemakkelijk, ja, maar zeer onhandig tevens,
want deze rapporten wij zullen het duide
lijk aantoonen zijn zeer in 't voordeel van
hetgeen wij beweren. Het rapport der Waal
wijksche looiers erkent volmondig met ons,
dat sedert I872 de leerlooierijen zeer zijn
achteruit gegaan. En verder wordt gezegd,
dat een gedeelte der looiers zich niet heeft
laten ontmoedigen, dat deze naar middelen
hebben uitgezien om hunne industrie voor
ondergang te behoeden, doch dat dit slechts
aan eenigen is gelukt. En hoe dan nog
Slechts eenigszinszegt het rapport. Wan
neer nu van diegenen, die het beproefd heb
ben hun eigen industrie op te beuren, slechts
eenigen eenigszins daarin hebben mogen
slagen, moet gij dan niet erkennen dat wij
gelijk hebben, wanneer wij beweren, dat de
looiersindustrie over het algemeen kwijnt en
dat de door u zoo hoog opgeschroefde bloei
der Waalwijksche looierij enkel slecht» op
weinige uitzonderingen berust?
Het rapport spreekt de vrees uit, dat wij
door de toenemende productie weldra voor
eene overproductie zullen staandie de in
dustrie wellicht in een onhoudbaren toestand
zal dompelen. Wij erkennen de gegrondheid
dier vrees en daaruit kan ook wel eenig
bewijs geput worden, dat we niet verre van
de waarheid zijn, wanneer we beweren, dat
door de inlandsche looierijen voldoende ge
woon leder voor onze schoenindustrie wordt
geleverden zou dit ook niet spoedig
het geval zijn, wanneer ook nog de andere
helft der schoenen die in ons vaderland
worden verbruikt, ook hier vervaardigd wer
den De commissie sluit haar rapport met
de verklaring, dat zij het niet waagt uit te
maken op welke wijze verbetering is te bren
gen in de tegenwoordige toestanden. Wij
echter zijn overtuigddat in de toepassing
van een juist reciprociteitsstelsel baat zou
zijn te vinden en dat daardoor een schade
lijke overproductie zou geweerd wordendoor
eene hoogere belasting op gemaakt schoen
werk zouden de schoenfabrieken in bloei
toenemen en een nieuw voedsel leveren aan
de looierijen,
Hoe gij, mijnheer de uitgever, aan de be
wering komt, dat de Eindhovensche en de
Dongensche looiersvereeniging nog steeds
ejikel heil blijft zoeken in bescherming, is
ons een onoplosbaar raadsel. Daartoe heb
ben wij u in ons schrijven geen aanleiding
gegeven en wij laten die bewering dan ook
geheel voor uwe rekening, overtuigd als wij
zijn, dat onze Waalwijksche collega's deze
in 't geheel niet zullen deelen. Wilden wij
u aantoonen dat het onzen Eindhovenschen
looiers niet aan een prijzenswaardigen geest
van initiatief ontbreekt, dan zouden wij u
o.a. wijzen op de Eindhovensche stoomleer-
looierij, die, niettegenstaande haar erkend
streven om geheel op de hoogte van den
tijd te blijven, toch gebukt gaat onder den
druk door de tegenwoordige buitenlandsche
handelspolitiek in het leven geroepen.
Neen, mijnheer, wij zoeken niet enkel heil
in beschermingzooals wij breedvoerig in
ons artikel van verleden week hebben bloot
gelegd. Doch daar wij thans dit punt aan
raken, willen wij u eventjes doen opmerken,
dat uwe bewering de zoogenaamde bescher
ming beschermt nietsmaar bereidt voor elke
industriedie men beweert te beschermeneene
begrajenis eerste klasin de verste verte
geen steek houdt. Een enkel voorbeeld zij
voldoende. In verscheidene landen is de
industrie groot geworden door protectie
vroeger werden hier zeer vele wollen goede
ren uitgevoerd naar Zweden en Noorwegen,
doch tengevolge van het inkomend recht van
35 dat tegenwoordig in die landen op
deze stoffen geheven wordt, heeft deze uit
voer geheel opgehouden, zoowel als in Dene
marken, waar een vast recht van 25 op
wollen stoffen wordt geheven. Door deze
protectie werd de industrie in genaamde
landen grootzoo groot zelfs dat zij, die
vroeger hunne wollen stoffen uit het buiten
land betrokken, thans volkomen in staat zijn
in hunne eigen behoeften te voorzien en
zelfs nog te exporteeren.
De schoenfabrikanten van Waalwijk zoeken
bescherming in vrijstelling van rechten voor
die artikelen welke zij uit het buitenland
moeten betrekken. Wij veronderstellen, dat
zij niet willen spreken van hoogere rechten
op het schoeisel, uit vrees dat die benoodigde
artikelen dan te hoog zouden belast worden.
Dat echter deze vrees weinig gegrond is
meenen wij in ons vorig artikel voldoende
te hebben aangetoond.
De commissie van Bezooien verklaart, dat,
naar hare meening, geen de minste reden
bestaat om de hooge regeering te verzoeken
tot het heffen van beschermende rechten over
te gaan. Doch hebt gij niet begrepen, mijn
heer de uitgever, dat het der commissie geen
ernst is met deze woorden Pas toch zijn
deze over de lippen of zij steekt beide han
den uit naar de bestaande bescherming van
5 Uitdrukkelijk wordt gevraagd, dat deze
rechten goed zouden worden toegepast, daar
leder- en schoenindustrie daardoor zullen ge
baat zijn. Maar zou door een recht van 10
15 °/o deze industrie niet meer gebaat
worden
Hebben wij u goed begrepen, mijnheer de
uitgever, dan verwacht gij haogeren bloei
van het toenemen der productie en van
vluggeren omzet. Doch de Waalwijksche
looierszoowel als wij zijn bevreesd voor
overproductie. Gij acht het natuurlijk dat
reeds velen in den strijd zijn ten onder ge
gaan en dat nog velen van het tooneel zul
len verdwijnen. Daarin ligt voor u de hoop
opgesloten op meerderen bloei In 7 algemeen.
Gij wilt afmaken, mijnheer, en nog eens af
maken. Dat rijn paardenmiddelen en uw
standpunt laat ons toe het te zeggen
is dolzinnig. Zult gij uwe slachting zoover
uitbreiden, dat er van onze belangrijke leder
industrie slechts zeer weinig meer overblijft?
Wees er zeker van, deze weinige overblij-
venden zullen u dan nog niet eens dankbaar
zijn, want het zal blijken dat waar een bin-
nenlandsche concurrent wegvalt een buiten-
landsch fabrikant met zijne artikelen in de
plaats treedt. Zoo zal dus uwe uitzonderings-
politiek ten slotte voor de overblijvenden nog
wrange vruchten dragen.
Neen, mijnheer de uitgever, dat is niet de
goede weg. Wij wenschen niet af te breken,
maar wiheo opbouwen. Wij willen andere
middelen wij \y.enschen dat de hooge re
geering onze lederindustrie bescherme tegen
over de onredelijke en onbillijke concurren
tie van het buitenland, wij willen dat er ge
zorgd worde yoor werkgeving, en zulks door
het belasten van buitenlandsch gefabriceerd
leder en schoenwerk, zooals wij dit reeds
hebben aangetoond. Dan zullen wij zien of
hier niet spoedig voldoende werkkrachten
zullen gevonden worden om nog voor drie
millioen meer schoenen te leveren. Dan
zullen wij, zooals gij zelf schrijft, aan deze
zijde der grenzen fabrieken zien verrijzen niet
alleen voor leder dat hier nu niet wordt ge
fabriceerdmaar ook van zooileder en schoeisel.
Er. dat durft gij zeggen, mijnheer de uit
gever Maar ziet gij dan niet, dat gij zoo
doende al uwe theorieën den bodem in slaat
om ons volkomen gelijk te geven Willen
wij u eens volmondig zeggen welken indruk
gij op ons maakt Gij ziet reeds in de verte
de gebraden vogels aankomen Die zijn ons
welkom. Laat vrij fabrikanten van deze zijde
der grenzen de thans reeds bestaande
zoowel als die nog komen kunnen den
mond opensperren om deze te ontvangen
wij zijn overtuigd dat ons op deze wijze ons
deel niet ontbreken zal. Wij zijn niet be
ducht voor eene concurrentie, die ons wordt
aangedaan door personendie onder dezelfde
omstandigheden verkeeren als wij. Het ont
breekt ons noch aan initiative noch aan
moed wanneer wij na de toepassing van een
rechtmatig reciprociteitsstelsel met binnen-
landsche fabrikanten zouden te wedijveren
hebben, zullen wij toonen, dat onze industrie
en zij die ze uitoefenen voldoende levens
kracht bezitten om deze op een te waardee-
ren standpunt te houden.
Waren wij daartoe niet in staat, dan zou
het tijd worden uw stelsel in toepassing te
brengen, dan verdienden wij te worden af
gemaakt doch zoolang dit nog niet het
geval is mogen wij wel de levensgeesten be
houden, die ons overblijven.
Mogen uwe woorden bewaarheid worden,
mijnheer de uitgever! Dat zal een uitkomst
zijn voor onze industrie. Gaat onze hooge
regeering tot bescherming over, dan zal de
buitenlander ons hier geene onredelijke con
currentie meer kunnen aandoen dan zullen
wij aan, deze zijde der grenzen fabrieken zien
verrijzen. Heb dank mijnheervoor uwe
gulle bekentenis. En wat zal verder het ge
volg daarvan zijn Ligt dit niet voor de
hand Dan zullen geen fabrieken meer buiten
werking blijven, maar zooals gij zeer juist
zegt, nieuwe zullen worden opgericht en van
af dit oogenblik ook zullen hier vervaardigd
worden al die artikelen, welke tegenwoordig
nog door het buitenland worden geleverd.
Dan zal er werk zijn voor onze werklieden
en dit zal strekken niet sléchts voor het wel
zijn der arbeiders, maar ook ten bate der
industrie, der nationale welvaart. En dat zijn
dan Nederlandsche fabrieken waar onze werk
man zijn brood zal vinden. Dan zal niet
meer met kunst- en vliegwerk moeten ge
tracht worden aan werkeloozen werk te ver
schaffen, althans niet, wanneer bescherming
algemeen wordt toegepast. Dan zal men geen
schoenmaker meer in den kruiwagen zien
loopen en geen kleermaker de spade op den
rug zien nemen om een beet broods te ver
dienen. Wat uwe vrees betreft dat er in
dit geval eene concurrentie in 't leven zal
geroepen worden op leven en dood, deze
achten wij zeer ongegrond; de productie zal
zich naar de consumptie regelen.
Wij hadden deze bekentenis niet van u
verwacht, mijnheer de uitgever. Hoe trouwens
hadden wij kunnen denken, dat gij was
't in een ondoordacht oogenblik? zoo
spoedig zoudt te niet doen al uwe argumenten
vroeger tegen het heffen van rechten aan
gevoerd
Hoe rijmt dat met uw innig gevoel van
medelijden bij de verklaring van hendie
naar uwe woordende verzekening aflegden
dat hunne industrie achteruitging en enkel en
alleen redding schenen te verwachten van
bescherming, zooals gij zegt in één artikel
van 28 Juli uit de „Echo" overgenomen in
het „Nieuwsblad voor Nederlandsche leer
looierijen" enz. Hoe is dit overeen te bren
gen met deze andere woorden door u gebe
zigd in den „Echo van het Zuiden" dd. 31
Juli, wanneer gij als van een autoritaire toon
verklaartDe zoogenaamde bescherming be
schermt mets. Achten wij bescherming in het
algemeen eene ramp meer in het bijzonder
geldt dit de lederindustrie.
Ziet gij thans mijnheer, wat er van komt,
wanneer men een onhoudbare theorie ten
eiken prijze wil verdedigen
Er is nog meerGij waart het ook die
op bovengenoemden datum in den „Echo"
schreeftdat bescherming niets anders is dan
een middel voo- zwakkeligen om zich nog
eenigen tijd staande te houdendat de schoen
makerij daardoor in verval zon geraken en
dat de looiers de eerste zouden zijn om daar
van de droevige gevolgen te ondervindendat op
deze wijze de schoenmakerij onvermijdelijk ten
gronde gaat. Maar Mijnheer, dat is hier een
handtastelijk gemis aan consequentie. Wij
danken u dat gij zij 't dan ook slechts in
een onbewaakt oogenblik', dit alles hebt ge
logenstraft door uwe woorden Bij bescher
ming zullen wij aan deze zijde der grenzen
fabrieken zien verrijzen, En het gevolg daar
van hebben wij duidelijk genoeg aagetoond.
Ten slotte beteurt gij, mijnheer de Uitge
ver, dat allen niet met u mede gaan, maar
zijt gij dan zelf niet de eerste om uw eigen
theorie verre van u af te werpen
Dankzeggend voor de verleende plaats
ruimte, teekenen wij met achting,
De Looiersvereeniging
van Eindhoven.
Nogmaals hebben wij voldaan aan het
verzoek door den heer B. Verhagen namens
de Looiersvereeniging te Eindhoven tot ons
gericht0111 bovenstaand artikel op te nemen.
Wij deden het beleefdheidshalve en om op
de meest vrijgevige wijze aan onze bestrijders
het woord te laten. Maarest modus in
rebusin alles moet men maat houden. Wij
achten het te meer noodig daarop te wijzen,
omdat wij in de polemiek zooals de Eind
hovensche looiersvereeniging die voert, heel
weinig nut zien voor de lederindustrie.
In onze repliek toonden wij duidelijk aan
dat de Waalwijksche en Bezooische rapporten
juist alles bevestigden, wat wij beweerd had
den; nog sterker: zij gebruikten bijna dezelfde
bewoordingenwaarin wij onze meening
uitten.
De Eindhovensche heeren lezen er uit dat
de door ons zoo hoog opgeschroefde bloei
der Waalwijksche looiers (looierijen enkel
slechts op weinige uitzonderingen berust. En
waarom Omdat daarinzooals in een
officieel stuk behoortmet zekere reserve is
gesproken over den vooruitgang der looierijen
alhieromdat de rapporteurs de bescheiden
heid tegenover hunne minder vooruitstrevende
confraters hebben in acht genomen en niet
hebben willen pronken met de door hen
betaalde voordeelen.
't Is hier niet de plaats om namen te
noemen maar wij durven gerust verklaren
dat er in Waalwijk op 't oogenblik geen enkel
looier is, die niet alleen geldmaar zelfs
veel geld aan de looierij verdient, en wij
tarten iedereen een enkel voorbeeld van het
tegendeel aan te halen. Mag er soms een
zijn, die niet zooveel verdient als anderen
dan is dit uitzondering, maar zeker is 't dat
de looierij hier op 't oogenblik over het al-
algemeen op een bloeiend standpunt staat.
De onderteekenaars van het rapport zullen
zeker de laatsten zijn om dit te betwisten.
Tot geruststelling der Eindhovensche
heeren kunnen wij hun nog mededeelen, dat
er hier geen enkele looierij leeg staatdat
er geen enkel looiersknecht zonder werk is
en het zeer moeielijk is er een te krijgen,
als men hem noodig heett, en dat de schoen
makers volop werk hebben. Ziet de Eind
hovensche looiersvereeniging er soms hier of
daar nog een in een kruiwagen loopen, zij
zende hem gerust naar hier als hij zijn vak
verstaat, kan hij zeker zijn hier werk te krijgen;
maar geen lui die hun bedrijf niet meester
zijn; geen zwakkelingen of achtersblijvers;
die kunnen gerust in den kruiwagen blijven
loopen.
De Waalwijksche commissie verklaart het
niet te wagen uit te maken op welke wijze
verbetering te brengen in de tegenwoordige
toestanden. De Eindhovensche Looiersver
eeniging weet het wèl. Zij is overtuigd dat
baat zou zijn te vinden in de toepassing van
een juist receprociteitsstelseldaardoor zou
een schadelijke overproductie geweerd
worden.
Verbeeld u er moeten invoerrechten ge
heven worden om hier meer te kunnen
produceeren, en de looierijen, die thans stil
staan, weer in werking te stellen om meer
arbeiders in t werk te kunnen houden, maar
tevensom schadelijke overproductie te
weren. Is dat nu niet duidelijken con
sequent?
„Door een hoogere belasting op gemaakt
„schoenwerk zouden de schoenfabrieken in
„bloei toenemen en een nieuw voedsel leveren
„aan de looierij."
De schoenmakers beweren juist het tegen
deel en verklaren geen verhooging van rechten
noodig te hebben en die ook niet te ver
langen. Dat doet niets ter zake. De Eind
hovensche looiers weten veel beter wat den
Langstraatschen schoenmakers past dan dezen
zeiven. Wel verklaart de Bezooische com
missie dat er naar hare meening geen de
minste reden bestaat om de hooge regeering
te verzoeken over te gaan tot het heffen van
beschermende rechten maar zij deed dat
maar uit gekheidzij heeft dat niet in ernst
gezegd.
Hoe wij er aankomen dat de Eindhovensche
en Dongensche lederindustrie nog steeds
enkel heil blijven zien in bescherming is
den schrijver een onoplosbaar raadsel.
Het slot van het Dongensch rapport luidt:
„De Beschermingdie wij tegen de over
macht van geheel Europa, plus Amerika,
Australië behoeven is Heffing van recipro-
citeitsrechten op gefabriceerd leder en le
derwaren."
Dit wat Dongen betreft. En wat Eindhoven
aangaatdit blijkt duidelijk genoeg uit al
wat de vereeniging zelve over dit onderwerp
heeft, geschreven. Of was het haar soms ook
geen ernst daarmede?
Gaarne willen wij aannemen dat er ook in
Eindhoven looiers zijn, be'nebt met den geest
van initiatief, en even gaarne dat er lui zijn
die hun best doen om op de hoogte van den
tijd te blijvenmaar of zij daarin tot nu toe
geheel slagen en of hun leder met ander
van dezelfde soort reeds kan concurreeren
is een tweede vraag? Als wij kunnen afgaan
op hetgeen wij dienaangaande van sommige
verbruikers vernamen dan bestaat er wel
reden om daaraan vooralsnog te twijfelen,
't Is waar in haar vorig schrijven heeft de*
vereeniging de verklaring afgelegd het vrij-
handelstelselsel met hart en ziel te zijn
toegedaan; maar zij stelt alles in het werk
om het bij ons af te breken. Voorwaar een
rare manier van iets met hart en ziel te zijn
toegedaan erg consequent