Nummer 7. Zondag 22 Januari 1888. lle Jaargang L Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. antoon tielen, UITGEVER: Waalwijk. Voortgaande met zijn betoog over De jongste uitingen van het protectionisme te onzenty in liet Sociaal Weekblad van den 7eu dezer, waarvan wij destijds melding hebben gemaakt, geeft de heer mr. J. D. Yeegens in- hetzelfde weekblad van 14 dezer een opstel over Besehermende graan rechten. De groote verdienste van dit laatste betoog ligt in zijne klaarheid, in de over tuigende kracht waarmede waarheden, die reeds ontelbare malen met alle hulpmid delen der redeneering en der wetenschap zijn aangetoond, in den eenvoudigsten vorm worden blootgelegd. Wij geven dit stuk om zijn belangrijkheid hier in zijn geheel weder „Welke zouden de gevolgen zijn van de heffing van een Nederlandsch invoer recht op tarwe van bij voorbeeld f 2.40 per hectoliter, en op de overige graan soorten naar evenredigheid? „Als op zich zelt staande maatregel zou *eene dergelijke heffing stellig sommige takken van nijverheid op den rand van den ondergang brengen, of ten minste hunnen bloei voor lange jaren fnuiken. Branderijen, gist- en spiritusfabrieken, bierbrouwerijen, azijn makerij en, stijTselfa- brieken, die granen als grondstof bezigen, zouden eene kunstmatige verhooging der prijzen van dit artikel met p. m. 33 pet. der waarde bezwaarlijk kunnen dragen. De noodzakelijke kosten van haar fabri kaat zouden daardoor zoozeer stijgen, dat zij vermoedelijk niet langer tegen buiten- landsche mededinging zouden zijn opge wassen. Dit zal een kundig industrieel als de heer Diepen, die beter dan iemand weet in welke mate de winsten eener fa briek van goedkoope grondstoffen afhan kelijk zijn, wel niet betwisten. Hij zal echter niet om een antwoord verlegen zijn. „Oordeelkundige protectie/' zal hij zeggen, „moet en kan in dit alles voorzien, bijv. door drawback (1) te verleenen bij den uitvoer." Doch welken waarborg kan hij aanbieden voor het oordeelkundig karak ter van den drawback Hoe zal men bij voorbeeld geraken tot eene eenigszins nauw keurige bepaling van de hoeveelheid en de soort van het graan, tot het voort brengen van eene zekere hoeveelheid gedistilleerd benoodigd De wetgever is daartoe, met zijne gebrekkige kennis van de handgrepen der nijverheid, niet bij machte. Voorgelicht door belanghebbenden en deskundigen, zal hij er eenen slag in moeten slaan. Daarbij zal hij den ïndu- strieelen niet licht te kort doen. Althans de ondervinding leert, dat de als draicback toegekende vergoedingen in den regel te hoog zijn, ol, zoo zij dit aanvankelijk niet waren, het spoedig worden ten gevolge de vindingrijkheid der nijveren, om van uit eene gegeven hoeveelheid grondstof zooveel mogelijk te trekken. Zij ontaar den dan in uitvoer-premiën, waarvan een gedeelte aan den voortbrenger, doch het leeuwendeel, in den vorm van verlaagde prijzen der voortbrengselen, aan den bui- tenlandschen verbruiker te baat komt. Laatstgenoemde ontvangt dus een geschenk uit de opbrengst eener belasting, feitelijk aan de Nederlandsche brood-etende bevol king opgelegd. Kan men zich onver standiger regeling denken (1) Onder drawback verstaat men te ruggave van rechten, van grondstoffen ge heven, bij uitvoer van daaruit bewerkte goederen. „Ook bij die ondernemingen van nij verheid waar granen niet als grondstof dienenzal de nadeelige invloed van be schermende graanrechten zich niet lang doen wachten. De loonen plegen toch niet zoo hoog te zijndat een arbeiders gezin van vier personen jaarlijks f 24 dat is pl. m. 5 pet. van het inkomen zou kunnen missen. Zij zullen moeten worden verhoogd naar verhouding van de vermeerdering van uitgavendie de ver hoogde broodprijs den werkman oplegt. Maar voor den industrieel staat stijging van het bedrag, dat hij aan zijne arbei ders heeft uit te keeren in zekeren zin met verhooging van de prijzen zijner grondstoffen gelijk. Hij wordt er door genoopt, den prijs van zijn fabrikaat hooger op te voeren. Dit zal vooral in die takken van nijverheid noodzakelijk blijkenwaarbij de grondstoffen eene langdurige bewerking moeten ondergaan en de arbeidsloonen een aanzienlijk deel van de kosten van voortbrenging uitma ken. Door deze prijs verhooging wordt natuurlijk de nijverheid verzwakt. Zoowel binnenslands als op de wereldmarkt valt het haar zwaarder dan te voren, der bui- tenlandsehe mededinging het hoofd te bieden. Het zal waarlijk niet te ver wonderen zijnwanneer onder deze om standigheden de een tak van bedrijf voor, de andere Da op zijne beurt om bescher ming komt vragen." „Dat het beschermend stelsel tot de hier vermelde uitkomsten moet leidenis aan zijne voorstanders zeer goed bekend. Zoo leest men in het verslag der verceni- ging van Nederlandsche steenfabrikanten „Tegen de goedkoope Belgische steenen hebben wij den strijd moeten opgeven. Kunnen wij ze dan niet even goedkoop produceeren Neen want onze arbeids loonen zijn hoogeromdat in België door het volk bijna geen belasting betaald wordtten minste niet op zout en zeep. (1) Zoo wordt in het verslag over de Tilburgsche wol-industrie niet betwist dat graanrechten „èn den broodprijs èn als gevolg daarvan, het loon zouden doen rijzen", maar hierin geen bezwaar gezien, „waar die dubbele stijging kan en zal gepaard gaan met vermeerdering van ar beid welvaart en koopkracht in den landbouwstand" (2). Over deze laatste onbewezen en onjuiste stelling aanstonds nader. „Beschermende graanrechten zullen der halve tot onmiddelijk gevolg hebben, dat de geheele bevolkingvoorzoover zij zich niet met de landbouw bezig houdt, duur der brood zal eten en voor de voortbreng selen der nijverheid meer zal moeten be talen. Blijven hare inkomsten onveran derd zoo vloeit hieruit voortdat zij zich de verschillende artikelendie zij verbruiktniet meer in dezelfde hoeveel beid als tot dusver zal kunnen verschaffen. Dit geldt ook van den werkman. Wel zal hij eene grootere som gelds ontvan gen maar hij zal van geluk mogen spre ken indien deze stijging van zijn loon opweegt tegen de verhoogingwelke de prijzen der eerste levensbehoeften hebben ondergaan. Yoor hetgeen hem na bevre diging zijner nooddruft overblijft, zal hij, daar alles duurder is geworden minder gerieflijkheden kunnen koopen dan te voren. Kortom een ieder zal zijne be- (1) Nederlandsche Nijverheid, bladz. 55. (2) Aldaar, bladz. 72. hoeften moeten inkrimpen. Eene alge- meene vermindering van welvaart zal zich, tot groote schade ook voor de nijverheid, openbaren. „Deze nadeelen liggen voor de hand. Doch men moetnaar de meening onzer protectionisten al zeer kortzichtig zijn om geen acht te slaan op de schoone be loften welke de bescherming daartegen- stelt. „De passieve landbouw-be- over scherming", zoo schrijft de heer Diepen, „veroorzaakt dat de arbeiddie was stil gezet en improductief gewordenof op het punt stond zulks te wordenwederom wordt ter hand genomen zoodat er méér in het land gearbeid wordt en de gere gelde gang van het ruilverkeer zich her— stelt de landbouw wederom zijne bestel- lingen doet aan handel en nijverheid, de kapitalen opnieuw in alle bedrijven vrucht bare aanwending vinden en als gevolg van dit allesrentenwinsten loonen en pachten, kortom alle inkomstenstijgen." „Inderdaad de schrijver der aangehaalde regelen, die zich enkele bladzijden vroe ger over verwarring van denkbeelden in andere economische geschriften beklaagt, had mogen beginnen met zijn eigen op stel te herzien. Uitermate verward toch is zijne voorstelling, alsof graanrechten eene dreigende werkstaking van het land bouwend deel der bevolking zouden moe ten voorkomen. Yan stilstand van het landbouw-bedrijf, dat nog steeds een, zeker niet overal even ruime, maar over het geheel toch voldoende belooning van den arbeid des landbouwers oplevert, is in de werkelijkheid geen sprake. Wèl van onvermogen tot betaling van de pachtpenningen of renten van hypothecaire schulden, op hooger graanprijzen dan de tegenwoordige berekend. Wèl ook, hier en daar, van het geven eener gewijzigde bestemming aan een deel der landerijen, tot nog toe voor den graanbouw gebezigd. Als het tij verloopt, verzet men de baken. Ziedaar eene wijze les, niet alleen voor den reeder, maar ook voor den landbou wer. Is het geraden, dezen nog eene korte poos te ontheffen van de noodza- k.lijkheid om haar op te volgen, door eene verhooging der graanprijzen te doen ontstaan? Het ware even onverstandig als onbillijk. „Wie hebben toch belang bij bescher mende graanrechten Men bedenke, dat de landbouw in Nederland deels door pachters, deels door grondeigenaars ge dreven wordt. Yolgens opgaven, mede gedeeld door het statistisch instituut, vond men in 1885 onder hen, die eene zekere hoevee.heid land in gebruik hadden 63,288 pachters, tegen 93,031 eigenaars. Dat de ruim ,63,000 pachters, zelfs al teelden zij niets dan granen, uil de be doelde verhooging der prijzen van dat artikel slechts zeer tijdelijk eenig voor deel zullen trekken, wordt bij eenig na denken duidelijk. Zij zullen voor uet gewonnen koren een hoogeren pHjs ont vangen. Daarvan zullen zij een gedeelte blijmoedig besteden tot betaling der ver schuldigde pachtsom. Een ander doel, misschien niet ongaarne, tot verhooging van het loon hunner arbeiders, in ver band met de grootere duurte der eerste levensbehoeften. Nog een deel tot aan schaffing van zaaizaad, werktuigen en verdere benoodigheden voor hun bedrijf dit laatste echter met minder genoegen, daar ook die artikelen merkbaar duurder geworden zijn. Desniettemin zullen zij, zoo zij althans geen achterstallige pacht penningen hadden aan te zuiveren, iets meer overhouden dan in den laatstcn tijd voor de invoering der graanrechten. Maar dit gelukkig verschijnsel zal in de meeste gevallen niet langer aanhouden dan tot de eerstvolgende vernieuwing hunner pacht. Dan zullen de landheer en de pachtsom men terugbrengen op het hooger bedrag van een tiental jaren geleden. Zij zul len dat kunnen doen, omdat het bij de verhoogde graanprijzen allerminst zal ont breken aan landbouwers, bereid hunne hoeven op die meer bezwarende voorwaar den te pachten. Yoor de pachters blijft dan van het voordeel, dat de graanrech ten hun gedurende korten tijd aanbrach ten, niets over. Integendeel zullen zij, door de verhoogde prijzen van al hetgeen zij hebben in te koopen, van ongunstiger conditie zijn geworden dan te voren. Hierbij wordt voorondersteld, dat de pachtsommen in de laatste jaren verlaagd zijn. Waar dit niet het geval is geweest, maar de prijzen der hoeven in naam op het oude bedrag zijn gebleven, terwijl aan de paehters telkens een deel van het ver schuldigde is kwijtgescholdenzullen de zen van de graanrechten nog minder partij trekken. Voor kwijtschelding van pachtpenningen bestaat toch, bij hooge graanprijzen en een voldoenden oogst geen reden meer. „Yoor die landbouwersdie hun be drijf op gehuurden grond uitoefenen kunnen graanrechten dus geen noemens waardige baat opleveren. Doch hoe staat het met de ruim 93,000 personen, die hun eigen grond bebouwen? Zal hun toestand niet in elk geval door deze heffing belangrijke verbetering ondergaan? Ook op deze vraag moet het antwoord ont kennend luiden. Er zullen wel grond eigenaars zijn, die door graanrechten win nen, doch de meesten zullen er door ver liezen. In vele streken van Nederland gaan toch nu reeds graanbouw en veeteelt hand aan hand. Kleine stukken grond worden bij voorbeeld deels voor rogge- en aardappelteelt, deels voor voederbouw en v°efokkerij bestemd. De verkregen voort brengselen dienen in de eerste plaats tot voeding van menschen en vee, en worden slechts bij uitzondering ter markt gebracht; de veeteelt verschaft den noodigen mest tot het vruchtbaar maken van den akker. Daar de veeteelt van overzeesche mede dinging weinig te duchten heeft, moet deze verbinding van verwante bedrijven meer en meer ingang vinden. Bij gebreke van de noodige gegevens kan niet nauw keurig worden opgegeven, op welk gedeelte van den bebouwden grond zij thans wordt toegepast. Men mag echter aannemen dat zij, die niet meer dan vijf hectare gebruikenin den regel geen graan ter markt brengen. Onder de 93,G3i ge bruikers van eigen grond waren er in 1885 41,988, die van 1 tot 5, en 20,315, die van 5 tot 10 hectare bebouwden. Yoor de overgroote meerderheid van deze kleine eigenaars nu, die het gewonnen graan zelf verbruikenmaar te weinig grond bezitten om al het benoodigde veevoeder zelf te telen, zouden graanrech ten nadeelig zijn, omdat daardoor, behalve loonen en prijzen in het algemeen bepaal delijk ook de prijzen van het veevoeder in de hoogte zouden worden gedreven. Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Franco per post door het geheele rijk i 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te an den Uitgever. :enden Advertentiën 17 regels 0,60 daarbo en 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land°worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolï Steener, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. WY —IIII O O ••11

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1888 | | pagina 1