IN ummer 80. Zondag 7 October 1888. lle Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. FEUILLETON. -V"I3sTET^l, tftVOV VMM "ttl.^1 ANTOON TIELEN Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. innerd ►Heeren medewerkers van dit blad zij her— dat de redactie aan het einde van ieder kwartaal gaarne opgaaf inwacht van het verschul digde voor gel ever den arbeid. Na verificatie wordt het bedrag ten spoedigste overgemaakt. 19 E. "Werner. DU blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden »enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 1—7 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Adverten tien 3 maal ter plaatsing opgegeven, -worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. De Standard bevatte dezer dagen een ar tikel over den Europeeschen toestand, dat zeer de aandacht heeft getrokken. Het En- gelsche blad constateert dat Frankrijk en Duitschland, zonder elkander rechtstreeks te bedreigen, op een en voet van wederzijdsche antipathie léven. Het voegt er bij dat de betrekkingen van Frankrijk met eene andere mogendheid (Rusland) insgelijks onrustbarend zijn. De slotsom van het artikel is, dat Frankrijk er naar streeft, hetgeen de gebeur tenissen vóór 18 jaar ten gunste der Duitsche eenheid opgeleverd hebbenongedaan te maken. De Londensche correspondent van de «De- bats» zoekt naar de geheime beweegredenen van dit artikel, zoo in strijd met de overle veringen van de Standard, een blad bekend om zijn optimisme. Men moet niet verge ten dat twee gevaren Engeland bedreigen in 't binnenland het Iersche vraagstuk, in 't buitenland de vorderingen van Rusland naar den kant van Indie. De Engelsche staats lieden houden zich overtuigd, dat alleen een oorlog op het vasteland de crisis kan bezwe ren, door de aandacht der Ieren af te leiden en de Russische strijdkrachten in Europa werk te geven. De correspondent van de Débats eindigt als volgt Een oorlog op het vasteland te voorschijn te roepen op 't gevaar af van Europa in vuur te zetten, dit is de politiek, welke En geland,dat zich, dank zijne geografische ligging buiten schot bevindt, niet gevreesd heeft aan te nemen en welke het met koele berekening voortzet. Maar, als ik de mij gewordenin- lichtingen mag gelooven, hebben ten minste twee groote mogendheden het spel doorzien, en zijn bepaald besloten Engeland niet de vruchten te laten plukken van dat mooie plan, dat zij gereed zijn te doen mislukken. Frankrijk, voeger zoo gastvrij ten opzichte van vreemdelingen, heeft een bedenkelijken wegingeslagen. Tengevolge van een rapport van Floquet heeft de president der republiek een besluit uitgevaardigd, waarbij wordt be paald dat ieder vreemdelingdie zich in Frankrijk wil vestigen, binnen 14 dagen na aankomst naam, ouderdom, nationaliteit, be roep of middel van bestaan moet opgeven onder overlegging van de noodige stukken ten bewijze der juistheid zijner mededeelingen; bij verandering van woonplaats zal telkens eene nieuwe aangifte noodig wezen. In eene memorie van toelichting wordt gezegd, dat, blijkens de statistiek, het reeds aanzienlijk getal vreemdelingen, die zich naar Frankrijk begeven, steeds grooter wordt. Deze omstandigheid heeft de aandacht der regee ring getrokken, en op het voorbeeld van an dere landen is zij van meening, dat het noo dig is zekere voorwaarden te bepalen, waarop het verblijf van vreemdelingen in Frankrijk moet worden geregeld. De wet is van toepassing zoowel op de vreemdelingen die reeds in Frankrijk zijn gevestigd, als op hen, die er zich willeu ne derzetten. De Fransche bladen stellen dit besluit voor als een eenvoudigen maatregel van binnen- landsche administratie. De regeering zou getroffen zijn geweest door het groot aantal vreemdelingen, onder de dronkaards en boos doeners. De maatregel is er niet minder krenkend om voor de eerlijke liedeneen bewijs hiervan is de ontroering er door te Parijs veroorzaakt. Deze was zoo levendig, dat er een gerucht heeft geloopen dat het besluit zou worden ingetrokken; dit gerucht schijnt echter ongegrond. De strenge formaliteiten van het decreet strekken om de vreemdelingen te weren, en dit is een groote fout, want Frankrijks be volking blijft stationnair. En welke kleur men ook aan den maatregel geeft, hij schijnt een voldoening te zijn aan een woelig en na ijverig element, dat het woord „broederschap" uit het nationale devies geschrapt heeft. De zaak van keizer Frederik's dagboek wordt hoe langer hoe gekker. Bij zijn eerste verhoor zou de heer Geffcken verklaard heb ben, dat hij het dagboek aan de redactie van de Duitsche Rundschau had ter hand gesteld, maar dat het handschrift hem door keizer Frederik zelf was gegeven, met last het drie maanden na zijn dood openbaar te maken. Deze minstens onverwachte verklaring, zou een kolossalen indruk hebben gemaakten men vraagt zich af op welken grond men de vervolging nu zou kunnen voortzetten. Overi gens heeft Geffcken, toen hij hoorde dat men hem zou vervolgen, gezegd, dat hij zich bij machte gevoelde om met den kanselier in 't strijdperk te treden. Intusschen blijft de Bismarck gezinde pers met woede wroeten in den inhoud van het dagboek, welks echtheid thans voor een ieder buiten kuif is. Nationaal-liberale en conservatieve bladen, de Kölnische vooraanlaten, nu duidelijk blijkt dat het dagboek echt is, hun restje eerbied voor de nagedachtenis van keizer Frederik geheel schieten. Behoorde hij in zijn hart niet tot de gehate vrijzinnigen Over de publicatie van zijn dagboek had naar hunne redeneering keizer Frederik eigen lijk ook niets te zeggen, dat mocht alleen keizer Wilhelmen met de meeste kalmte hoort men dan ook vermelden, dat deze zich een lijstje heeft laten geven van de elf overige DOOR De bewoners van den Oldenhof hadden eene week vol angst en zorg doorgebracht. Toen de heer Witold op dien bewusten avond thuiskwam, vond hij het geheele huis in rep en roer. Doctor Fabiau lag bloedend en nog altijd bewusteloos in zijne kamer, terwijl Waldemar met een ge laat dat zijn pleegvader bijna nog meer deed ontstellen dan het uiterlijk van den gewonde, zich alle moeite gat' om het bloed te stillen. Er was verder niets uit hem te krijgen, dan dat het ongeval alleen zijne schuld was, en zoo bleef den landheer niets anders over dan aan de dienst bode nadere inlichtingen te vragen. Van deze vernam hij, dat de jonge heer tegen het vallen van den avond was thuisgekomen met den ge kwetste, dien hij een groot eind scheen gedragen te hebben, in zijne armen, en dat er terstond verschillende boden naar de dichstbij wonende geneesheeren waren afgezonden. Een halt' uur later was ook het paard teruggekeerd, uitgeput van vermoeienis en al de sporen vertoonende van een geweldigen rit. Het dier had den be kenden weg naar huis ingeslagen, zoodra het zich van zijn meester verlaten zag. Meer wisten de huisgenoten echter niet te vertellen. De ge neesheer, die spoedig kwam opdagen, trok een bedenkelijk gelaat, terwijl hij de wond onder zocht. Zij was aan het hoofd toegebracht en blijkbaar van een hoefslag afkomstig. Het sterke bloedverlies en het zwakke gestel deden een tijdlang het ergste vreezen. De heer Witold, die aan zijn eigen zoowel als aan Waldemar's dooi en door gezonde natuur gewoon, tot dusver niet had geweten wat het was, met ziekte en zorg te worstelen, verklaarde later meer dan eens, dat hij die dagen voor geen geld van de wereld voor de tweede maal zou willen beleven. Dien dag voor het eerst had het gelaat van den landheer weer de gewone opgeruimde en onbekommerde uitdrukking, terwijl hij in de kamer van den zieke nevens zijn bed zat. „Het ergste hebben we nu gelukkig achter den rug,* zeide hij. „Maar doe mij thans het plezier, doctor, en breng dien Waldemar eens tot rede." Met deze wooraen wees hij op zijn pleegzoon, die bij het venster stond en met het voorhoofd tegen de glasruit gedrukt, strak naar buiten staarde. //Ik kan niets met hem uitvoeren, maar gij kunt nu alles van hem gedaan krijgen; spreek dus eens een verstandig woord met hem. De jongen kniest zich anders nog dood over die on gelukkige geschiedenis," Doctor Fabian, die een breed wit verband om het voorhoofd droeg, zag er nog zeer zwakjes uit, maar toch zat hij weer, door kussens ge steund, in zijn bed overeind en ook zijn stem klonk vrij helder en duidelijk toen hij vroeg ,iWat moet Waldemar eigenlijk „Verstandig zijn," luidde het besliste antwoord. z/En God danken dat die geheele geschiedenis nog op die manier is afgeloopen 1 In plaats daarvan sluipt hij rond, alsof hij werkelijk een moord op zijn geweten heeft. Ik heb waarachtig de eerste dagentoen uw leven aan een zijden draadje hing, ook al angst genoeg uitgestaan maar nu de dokter u buiten gevaar heeft ver klaard, kunnen we weer vrij ademhalen. Zorg en plezier, alles op zijn tijd, en ik houd 't niet uit, als de jongen nog langer met zoo'n gezicht rondloopt en uren achtereen geen woord spreekt." //Maar ik heb Waldemar al zoo dikwijls ge- eegd, dat 't alleen geheel mijn eigen schuld is geweest, betuigde de doctor. „Hij had het druk genoeg met zijn paard in bedwang te houden en kon riet zien, dat ik er zoo dichtbij kwam. Ilt was onvoorzichtig genoeg het dier bij den teu gel te grijpen en toen wierp het mij op den grond." „Hebt gij Noorman bij den teugel gegrepen riep de landheer in eene verbazing. „Gij, die voor elk paard minstens tien stappen uit den weg gaat en bovenal dat wilde dier in geen we gen of velden durft naderen Hoe kwaaint ge daartoe?» Fabian wierp een zijdelingsclien blik naar zijn kweekeling. „Ik vreesde dat er een ongeluk zou gebeuren," zeide hij zacht. „Dat er stellig ook gebeurd zou zijn," viel Wi told in. „Waldemar moet dien avor.d zijn zin nen niet bij elkaar hebben gehad 1 op die plaats over de sloot te willen springen en dan met een half dood, afgejaagd paard en in schemerdonker 1 Ik heb hem altijd gezegd, dat hij nog ongeluk met zijn wildheid zal aanrichten eens een nu heeft hij eens een goede les gekregen. Hij trekt het zich echter wel wat heel sterk aan, en dus doctor ge moogt nu weer praten neem hem dan nu eens onder handen en spreek hem eens een hartig woordje toe. Van u wil hij het in de gegeven omstandigheden wel liooren, dat weet ik." Hiermede stond de landheer op en verliet het vertrek. De twee achterblijvenden zwegen een poos, maar eindelijk begon de doctor „Hebt gij ge hoord, Waldemar, wat mij is opgedragen?" De jonge man, die tot hiertoe zwijgend en onverschillig bij het venster had gestaan, alsof dit gesprek hem in het geheel niet aanging, keerde zich om en stapte op het bed toe. Opper vlakkig scheen Witold's bezorgdheid overdreven; een natuur als die van Waldemar was niet zoo vatbaar voor berouw en zielesmart als hij zich voorstelde. Hi) was alleen iets bleeker dan ge woonlijk; wie hem echter van nabij beschouwde, dien viel de verandering evenzeer in het oog. Er lag een zonderlinge trek op zijn gelaat, die den beschouwer onwillekeurig angst inboezem de: een wonderlijk strakke trek, die als het ware alle andere gemoedsaandoeningen verdrong en overheerschte. Misschien was dit slechts het pantser, waarachter hij alles verborg, wat in zijn binnenste omging. Ook zijne stem klonk niet meer zoo vol en krachtig als anders, maar raat en dof, toen hij antwoordde „Luister toch niet naar oom. Mij mankeert niets." Doctor Fabian greep de hand van zijn kwee keling, wat deze geduldig toeliet. „Mijnheer Witold meent, dat ge u altijd nog het ongeluk verwijt, dat mij is overkomen. Dit kan echter niet meer het geval zijn, nu alle ge vaar en zelfs de pijn bijna geheel geweken is. Ik vrees dat ei een andere zaak mede in het spel is." De hand van den jongen man trilde in die van zijn leermeester. Hij wendde het ge laat af. „Ik heb dit punt nog niet durven aanroeren," ging Fabian ernstig voort, „en merk dat het u ook thans nog pijnlijk aandoet. Zal ik zwijgen." Waldemar 6laakte een diepen zucht. „Neen, ik moet toch al dankbaar zijn, dat ge er oom niets van gezegd hebt. Hij had mij dood- afschrift-bezitters en hun die eenvoudig zal doen afnemen ter plaatsing in het staats archief. 't Is of men den krukstok van den ouden Frits weer op de gekromde ruggen van zijne hovelingen hoort neerkomen. Er zijn heel wat Duitschers dat komt nu aan het licht die geen keizer Fredertk waard waren geweest. Uit alles blijkt intusschen dat de kanselier op Geffken erg is gebeten; volgens het Berliner Tageblatt, heeft hij zelfs met zijn ontslag gedreigd, wanneer de keizer geen toestemming wilde geven tot de vervolging. Het bezoek van keizer Wilhelm aan Wee- nen zal zeker aanleiding geven tot veel be sprekingen tot veel veronderstellingen. In de regeeringskringen te Weenen ziet men in de reis van Duitschland's keizer geen ander doel, dan de bekrachtiging van het bestaande bondgenootschap. Uit bepaald zekere bron bevestigt men, dat tijdens het verblijf van den Duitschen keizer in Oostenrijks hoofdstad, geen enkele quaestie zal worden aangeroerd, evenmin de Oostersche als eene andere. Dank de voorafgegane samenkomst te Pe- terhoff en de door Wilhelm II bij den czar gedane stappen, kan de reis naar Weenen en Rome in Rusland geen achterdocht wekken; 't is dan ook waarschijnlijk dat men ze daar heel anders zal opnemen, dan indien de keizer van Duitschland begonnen was met zijne bondgenooten te bezoeken. Volgens een dépêche van het Journal des Débats loopt te Rome het gerucht, dat men, om den welgemeenden steun der Oostenrijk- sche katholieken aan het drievoudig verbond te verzekeren, van de tegenwoordigheid van keizer Wilhelm te Weenen partij zou trekken, om tusschen de beide keizers een gemeen schappelijke gedragslijn vast te stellen; het doel zou zijn een verstandhouding tusschen het Vaticaan en het koninkrijk Italië in 'tleven te roepen. Dit gerucht heeft zich zoo zeer bevestigd, dat Leo XIII het noodig heeft gemarteld met ziin vragen en ik zou hem toch nooit te woord hebben gestaan. U had mijn stemming op dien avond bijna het leven gekost; u kan noch wil ik ontveinzen, wat ge toch reeds weet." „Ik weet niets," antwoordde de doctor bezorgd. „Ik heb alleen mijn vermoedens omtrent het too- neel, waarvan ik getuige was. Zeg mij in 's he mels naam, Waldemar, wat was er toen voorge vallen „Een kinderachtige grap," antwoordde Walde mar bitter. „Een dwaasheid, die niet verdient dat men haar als ernst opneemtzooals mijne moeder althans eergisteren schreef. Maar ik heb het al9 ernst opgenomen, al9 zulk een vreesselij- lcen ernst, dat het mij een deel van mijn lever., misschien wel het beste, gekost heeft." „Hebt gij freule Morynski lief?" vroeg de doc tor zacht. „Ik had haar lief. Maar dat is voorbij. Ik weet than3 dat ze met mij en mijne liefde gespeeld heeft. Nu ben ik er echter overheen." Fabian schudde het hoofd, terwijl hij zijn blik met diepe bekommernis op het gelaat van den jongen man liet rusten. „Er overheen Dat zijt ge nog lang niet. Ik zie het maar al te goed, hoe zwaar ge er zelfs op dit oogenblik onder lijdt." Waldemar streek met de hand over het voor hoofd. „Dat zal wel overgaan. Heb ik 't ver dragen, dan zal ik 't ook te boven komen en te boven komen wil ik het ten koste van eiken prijs. Slechts een verzoek zwijg er verder over tegen oom en ook tegen mij Ik zal die zwak heid overwinnen, dat weet ikmaar er over praten kan ik niet, ook niet met u. Laat mij maar alleen begaan des te eerder is 't over wonnen." Zijn trillende lippen verrieden, hoe pijnlijk het hem viel zijne wond te beroeren. De doctor begreep dat hij dien wensch moest eerbiedigen. .Ik zal zwijgen als gij het verlangt," verze kerde hij. „Ik zal er u in 't vervolg nooit meer mee lastig vallen." „In 't vervolg?" herhaalde Waldemar. „Wilt ge dan nog bij mij blijven? Ik heb mij voorge steld- dat ge ons terstond na uw herstel zoudt verlaten. Ik kan van u toch niet vergen bij een pupil te blijven, die uw angst en zorg voor hein vergold door u omver te rijden. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1888 | | pagina 1