Nummer 67. Zondag 25 Aug. 1889. 12e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, Tweede Kamer. Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. Waalwyiische en Langstraatsche Courant, Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Franco per post'door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Dinsdagmiddag is in de tweede kamer de groote strijd tusschen rechter- en linker zijde begonnen. Lang is om het eigenlijke punt heengedraaid maar de twistappelde onderwijs-quaestie is dan toch Dinsdag ter tafel gekomen in de tweede kamer. De voorzitter deelde mede dat Donder dag 11 uur, de onderwijswet aan de orde gesteld zou worden. Van den kant der li beralen vond dit plan groote tegenkanting daar men zich niet voldoende voorbereid achtte. De heeren Sanders en Rutgers wenschen de behandeling der onderwijswet tot het volgende zittingjaar uitgesteld te zien; andere leden, als de heeren De Beaufort en Gleichman meendendat de onderwijs wet ook b.v. Dinsdag 27 dezer aangevangen zou kunnen worden. Het resultaat van het debat is geweest dat met 48 tegen 38 stem men een beslissing zoo zuiver mogelijk rechts tegen links de meerderheid uitge maakt heeft, dat de onderwijswet tegen Donder dag aan de orde zou komen. De heer Van Houten opende het algemeen debat. Hij zette uiteen, dat het standpunt der rechterzijde was om van dit haar gun stig oogenblik gebruik te maken en den tegen standers die als partij onvoorbereid waren zoo weinig mogelijk tijd te laten voor debat. Hij zette daarna uiteen dat de katholieken bij deze wet niets zouden winnenimmers, volgens de getuigenis van den heer DeBruijn in de eerste kamer, waren de openbare scholen in Limburg en Noord-Brabant toch reeds sectescholen winst kon de katholieke partij z. i. niet behalen. De eenige verklaring, die de heer Van Houten van de houding der katholieke partij in deze zaak wist te geven was de invloed van haren leider in de kamer die gaarne het onderwijs van katholieke kinderen van de handen der leeken in die der geestelijk heid zou zien overgaan en dit doel met staatsgeld wilde bereiken. Intusschen meende de heer Van Houten dat de katholieken in het algemeen, van dezen invloed der geeste lijkheid niet zouden gediend zijn. De anti-revolutionaire partij scheen haast te hebben bij deze wet. Spreker vroeg of het standpunt der a. r. vereeniging „Marnix" (tegen de wet) dat der geheel a.r. partij was, tot welke wetenschap men nog niet gekomen was. Spr. zal de ontwikkeling van vrij onder wijs gaarne zien, maar dat de staat de over- heidsschool gaat bestrijden met door hem gesubsidieerde scholen is een stelsel, dat niet opgaat en waartegen ook „Marnix" op kwam. Het stelsel der partijen noemde de heer Pierson van Zetten „de openbare school leegpompen", spr. wijst daarop om te doen uitkomen, dat de liberalen niet weten of dit het stelsel dat der geheele a. 1 partij is. Hij meent dat, waar een der conditiën der libe ralen leerplicht niet wordt nagekomen, op hen geen pressie kan rusten. Hij doet uitko men dat art. 2 der wet de neutraliteit niet behoorlijk waarborgt, door niet voldoende qualificatie van het begrip openbare school. Hij wilde geen staatsgeld doen gebruiken voor propaganda van bijzondere beginselen ten koste van de ontvolking der openbare school. De toekomst zal leeren dat dit de bedoeling is, doch dan zal ook de bijzondere school ten gronde gaan, om plaats te maken voör de zuivere secteschool. Het subsidieeren naar een zoodanig stelsel dat de staat niet langer verplicht was overal openbaar onder wijs te geven, was z. i. in strijd met de grond wet. Een der vele sofismen van de clericalen is, dat de openb. school zou zijn de secte school der modernen 't is door den heer De Bruijn krachtig tegengesproken. Spr. trachtte een aantal dier sofismen te weerleg gen. Hij wees er 0. a. op dat de meerdere baten, die het bijzonder onderwijs zal ver krijgen, niet zullen strekken tot innerlijke ver betering van dat onderwijs. De schoolstrijd behoefde z. i. niet te ein digen. Hij had geleid tot de schoone ver broedering der protestanten en roomschen tegen het liberale beginsel der neutraliteit als politiek beginsel eehter noodzakelijk om dat in de neutraliteit der school ligt de neu traliteit van den staat. De heer De Beaufort wijst er op, dat het onzeker is of niet nader een ontwerp zal worden ingediendaantastende den aard of het karakter der openbare school dl ar èn Mackay èn Keuchenius vroeger dat karakter „godsdienstlooshebben genoemd. Spreker bestrijdt het subsidiestelselwaarbij geen waarborg bestaat voor goed bijzonder onderwijs en wijst op den grooten druk van het ontwerp voor vele gemeenten. De heer Schaepman verklaarde, dat de redevoeringen bewijzen dat men wel is voor bereid. Ten stelligste ontkent hij dat de scholen in Limburg en Noord-Brabant katho lieke scholen zijn. Hij had liever eene bijzondere katholieke school, die door het wetsontwerp stoffelijk meer mogelijk werd gemaakt, zonder dat haar de vrijheid werd ontnomen. En die bijzondere school had hij ook liever voor de zuidelijke provinciënwant al mocht daar een katholiek hoofd der school aan het on derwijs den schijn van een ka'holiek karakter gevenin werkelijkheid was dit niet zoo. Het katholicisme kon ook in dat gunstige geval zijne vleugelen niet zoo vrij mogelijk uitslaan, en de school kon den kinderen niet in merg en nieren de katholieke beginselen doen opnemen. Bovendien: wij willen geen afhankelijk heid van gemeentebesturen maar vrij scholen. Wel degelijk is het ontwerp voor katholieken aannemelijk. Spreker kwam ook nog op tegen de onder scheiding tusschen leeken en geestelijken. De katholieken schatten het leekenonderwijs zeer hoog en zullen leeken-onderwijzers niet aan de deur zetten. Verder verklaarde de heer Schaepman te gelooven, dat het wetsontwerp den politieken schoolstrijd zou beëindigen en nam hij het den heer Van Houten zelfs kwalijk, dat deze op minder aangename wijze over die beëin diging gesproken had. Hij betuigde der gelijke poging tot beëindiging van den strijd als eene ernstige ja bijna heilige zaak te beschouwen. Hij verklaarde zich zelfs be reid, iedere poging tot verbetering van het ontwerp, die niet aan de beginselen raakte, te zullen steunen. De heer Gleichman sloot zich aan bij de zienswijze van den heer de Beaufort en wenschte te vernemen wat men ten dezen opzichte van het kabinet te wachten had; tevens verlangde hij zekerheid van de re geering. dat zij niet aan den wensch voor zoogenaamde vrije examens voor onderwijzers zou gehoor geven, noch aan de beginselen van het middelbaar en hooger onderwijs tor nen. Maar aan regeerings verklaringen had hij niet genoeg; ook door de rechterzijde der kamer verlangde hij gerustgesteld te worden over het karakter van het wetsontwerp. In de clericale pers werden uitingen aangetroffen, die een alles behalve verzoenend karakter hadden, en ds. Pierson, van Zetten, had op de vergadering van christelijk nationaal school onderwijs uitlatingen gebezigd van dien aard, dat, als de heer Gleichman ook maar een flauwen nagalm daarvan van invloedrijke leden der ïechterzijde der kamer vernam, het hem niet moge ijk zou zijn de wet aan te nemen. Kreeg hij daartegen den indruk, dat door het ontwerp aan den schoolstrijd een einde kon komen, dan was hij zeer conciliant ge zind; ofschoon zijne stem vóór het wetsont werp afhankelijk zou zijn van het verkrijgen van meer waarborgen voor het openbaar onderwijs. Minder gunstig was het oordeel van den heer Van der Feltz, die, de bekende nadeelen, door het wetsontwerp aan het lager onder wijs toegebracht en het gebrek aan waar borgen voor de degelijkheid van het gesub sidieerde onderwijs opsommende, meende dat conciliantie niet zou worden bereikt, omdat de kerk nooit genoeg heeft. Het algemeen debat werdVrijdag voortgezet. De heer Vermeulen den geest van conci liantie van de overzijde met genoegen begroe tende], "zette uiteen dat deze wet voor de rechterzijde zoo niet alles dan toch dit gaf, dat het openbaar en bijzonder onderwijs althans financieel, werd gelijk gesteld. Aan de oppositie tegen de wet van '78 zou dan een einde komen als deze wet werd aange nomen. De rechterzijde staat daarom toe wat ze maar geven kan verder kon men niet gaan en ging de regeering verderdan werd de wet voor hem onaannemelijk. Vóór leerplicht, achtte hij dat beginsel in deze wet te onpas. Een zoodanig groot be lang moet bij speciale wet worden geregeld, met medewerking van- alle partijen zoo en niet anders. De heer Rutgers meende de rechterijde er op te moeten wijzen qu'il y a un pas tus schen de beslissing hier en het Staatsblad. De liberalen zouden kunnen medegaan in dien men van de overzijde verklaarde thans tevreden te zijn. Dan zou hij medegaan indien nl. de zg. rechtsgelijkheid uit dit ontwerp werd gelichtindien daaruit de dwang tot schoolgeldheffing de druk der groote steden verdween. Wil de rechterzijde medewerken, spreker was bereid. De heer Roell wees er op dat in deze wet nog zeer veel h°d kunnen geregeld worden: leerplichtschooltoezicht en financiën. Hij wees op de lichtpunten in de wet: opname van gymnastiek, bevoegdheden van ged. sta ten; maar ook op de schaduwzijde: de bepa lingen ten aanzien van het getal onderwijzers en kindei en, den dwang tot schoolgeldheffing, de financieele regeling. Spreker verklaarde zich geen principieel tegenstander van het subsidie-stelsel, maar betreurt de wijze van uitwerking in deze wet. Hij kon zijn stem nog niet bepalen. De heer Smidt achtte door deze wet de opleiding der onderwijzers aanmerkelijk ver zwakt; bet getal kinderen op één onderwijzer acht re hij, zooals 't werd voorgesteld, te groot, ook de verplichte schoolgeldheffing ontmoette bij hem ernstig bezwaar. Goed volksonderwijs kon deze wet niet geven. De financieele regeling bracht nadeel voor het rijk en voor vele gemeenten. De heer Smidt ontwikkelde verder zijn meening dat dit ontwerp den schoolstrijd niet zou beëindigen en zijn bezwaar tegen het hoofdbeginsel van het ontwerp: bekosti ging der confessioneele school door den staat. Dat was voor hem een principieel bezwaar, want daardoor zou de volkseenheid worden opgeofferd. De heer Lieftinck bestreed ook het ontwerp als niet leidende tot bevrediging of verbete ring, maar alleen dienende om de volkseen heid te verbreken. Het bericht, dat de erfprins van Nassau, de vermoedelijke erf-groothertog van Luxem burg, verloofd is met prinses Margaret ha, de jongste zuster van den Duitschen keizer, werd te Luxemburg slechts door de Duitschgezin- den met vreugde vernomen. In eenige café's ontlastten zich de gemoederen in de kreten: „Leve Frankrijk „Weg met Duitschland." Algemeen wordt gevrees l, dat dit huwelijk de samensmelting van Luxemburg met het Duitsche rijk tengevolge zal hebben, terwijl de Luxemburgsche sympatieën naar Frankrijk overhellen. Hoogstwaarschijnlijk zal in den volgenden Franschen ministerraad, die te Fontainebleau zal worden gehouden, de datum worden vast gesteld voor de algemeene verkiezingen. Dadelijk na vaststelling ervan zal de minister van binnenlandsche zaken twee circulaires richten tot de prefectenin de eerste worden hun de voorschriften in herinnering gebracht aangaande de arrondissements stemming en in de tweede de te volgen weg met betrek king tot de wet aangaande de veelvuldige candidaatstelling, zooals de kamer die heeft aangenomen. Reeds heeft de minister van oorlog, de heer Freycinet, eene circulaire gezonden aan de korpscommandanten, waarin hun de in structie gegeven wordt dat aan de reservisten, die candidaat gesteld worden en gedurende de verkiezingsperiode tot verdere oefening onder de wapenen geroepen mochten zijn, verlof gegeven moet worden, indien zij reeds onder de wapenen zijn, of uitstel hunner oproeping tot na afloop der verkiezingen. Op 't oogenblik geniet men te Parijs een wonderbare rust, die verkwikt, maar de Pa- rijzenaars weer spoedig zal vervelen. Gelukkig is de tentoonstelling er nog, maar dat is dan ook alles: Boulanger heeft al 't geheimzinnige en daardoor aantrekkelijke, dat hem omgaf, verloren, en met een gewoon misdadiger, ook al schrijtt die manifesten „aan de natie, zijn eenigen rechter," maakt men zich in Frankrijk niet druk, van de geheele zaak is 't nieuwtje al Jang af; 't is eigenlijk te gauw gegaan, men kreeg te veel nieuws op eens, en nu zit men plotseling zonder. Over keizer Wilhelms ontvangst te Straats burg schijnt men 't te Parijs ook al niet eens te zijn, de pers blijkt ook de meening te zijn toegedaan, dat het doel de middelen heiligt, want terwijl sommige bladen vermel den, dat aan particuliere gebouwen „geen enkele vlag" zichtbaar was, deelen andere organen mede„dat alles vlagde zonder uitzondering" maar door den dwang der politie, die den inwoners de vlaggen heeft opgedrongen. Dat klopt nu wel niet, maar geen nood, het doel is hetzelfdede ontvangst van den heerscher in het geannexeerde land als mislukt voor te stellen. Zoo gaat het over de vlaggen en zoo gaat het over alles. „Geen kreet werd gehoord bij 's keizers intocht," zegt de een; „de hoera's namen geen eind," meldt de ander, „maar het waren alleen de oud-Duitschers." Het „echt nationale type van de boerenmeisjes" prijst de een; „ver- kleede dochters van beambten," noemt de ander diezelfde „typen." Men mag uit dit alles afleiden, dat de ontvangst van Duitschlands vorst werkelijk voortreffelijk is geweest. De gedachtenwisseling over de verhouding van de Duitsche koloniale politiek tot de Duitsch-Engelsche vriendschap, wordt in de Duitsche pers ijverig voortgezet, maar al dat geschrijf baat of schaadt eigenlijk weinig, Bismarck blijft de baas en zal er wel een schotje voor schieten als 't al te bar gaat; ook bij hem moet wat het zwaarste is; het zwaarste wegen. Het bezoek van den czaar schijnt nu toch ophanden te zijn. Volgens berichten uit Ko penhagen zou de Russische keizerin met de jongste kinderen aldaar vóór haren gemaal verwacht worden, terwijl volgens de berichten uit St. Petersburg het volkomen juist is, dat de czaar met zijne gemalin en zijne kinderen over zee de reis aanvaardt. In verband daar mede zou dan de komst van den czaar met den troonopvolger den 28 Augustus verwacht moeten worden. De Nat. Zeitung weet zelfs mede te deelen, dat het bezoek te Potsdam, maar zonder eenig militair vertoon, gebracht zal worden. 't Gaat met Kreta zoo goed, dat men bij na moet gaan denken dat de eerste berichten uit Constantinopel, die 't zoo erg niet noem den, inderdaad juist zijn geweest, dat er inderdaad geen reden is geweest tot zulk een groote agitatie. In elk geval zijn de

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1889 | | pagina 1