Nummer 83. Zondag 20 October 1889. 12e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ZILVERSMIDSVROUW. ANTOON TIELEN, Bij dit nummer behoort een BIJVOEGSEL. FEUILLETON. Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. DE DRIE NAAMGENOOTEN. en Lniiffslraalsche Courant. Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden ./1,00. Franco per post'door het geheeie rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Maar is er dan geen God meerriep een afschuwelijk mishandeld Christen in wan hoop zijn beulen op Creta. toe. Wel zeker, antwoordden de wreede Turksche soldaten: Chakir Pacha Toch was de komst van dien Muzelman op Creta door de bevolking met zoo goede verwachting tegemoet gezien. Als gezant aan verschillende Europeesche hoven had hij blijkbaar met instemming kennis gemaakt met de Westersche beschaving, was hij be zield geworden met de beginselen der chris telijke menschenliefde. Zou klonk althans de mare, die hem voor uitgegaan was. En zijn aanvankelijk optreden op Creta logenstrafte ze niet. Vooreerst door zijn proclamatie aan de op gestane Cretensers. Zij was zoo verzoeningsgezind, getuigde van zooveel vredelievende inzichten, dat het grootste deel der bevolking met vertrouwen den uitslag zijner maatregelen tegemoet zag. Verzekerde Chakir Pacha ook niet, dat de Cretensers niets te duchten hadden van zijne beruchte soldaten „Niemand", zoo luidde het strenge bevel aan die soldaten „mag overlast aangedaan wordenvan geen der bewoners mag inet geweld iets geeischt worden, zelfs geen dronk water." Is het wonder dat de bevolking gepaaid door deze en dergelijke toezeggingen en be loften het Turksche opperhoofd tegemoet kwamhem zelfs, als ware 't een gunst, om bezetting verzocht, teneinde de rust op het eiland te helpen herstellen Is het wonder dat de Turken, onder zulke omstandigheden, zonder eenige moeite DE SCHOONE Naar het FRANSCH. EERSTE GEDEELTE Hoofdstuk I. In de opgaande zon. Vergeefs zou men trachten eenig overblijfsel van het Parijs van de 17e eeuw in dat van onzen tijd terug te vinden. In de Cité zelve, die bakermat van het oude Parijs, zoekt men ver geefs naar iet9 wat vroeger haar glorie was. Op zijn best zijn er nog eenige sporen aanwezig van de vijf eenige bruggen, die te dier tijde de beide oevers der Seine verbonden. In de laatste twintig jaren inzonderheid heeft het houweel van den slooper zich zulk een breed t>ad gebaand door deze oude herinneringen, dat iet zelfs moeilijk valt op den huidigen dag zich een voorstelling te maken van de kronkelende straten van vroeger, van de huizen, die naast el kander opgetrokken waren, zonder dat men zich in het minst bekommerde over de rooilijn, en terwijl de daken zoo dicht elkander naderden, dat men tusschen de beide goten op zijn besteen smal strookje van den blauwen hemel kon onder scheiden, zelfs wanneer de zon haar schitterendste stralen op het aardrijk afwierp. In die dagen, konden twee ruiters te nauwer- nood naast elkaar de straten doorrijden, en als twee draagkoetsen elkander ontmoetten, moest de minder aanzienlijke voor den meerdere in rang wijken. Hoewel Parijs zelf zich lang9 de beide oevers der Seine begon uit te breiden, was het nog bin nen een zoo engen omtrek beperkt, dat de blik van den wandelaar gemakkelijk aan beide kanten de uitgestrektheid der stad kon overzien. Wel verre van de hartstochten te beletten zich daar te ontwikkelen en de kuiperij er met onbe perkt gezag te heerschen, hetzij op het gebied der staatkunde, hetzij op dat van den haat of der de voornaamste strategische punten op het eiland weer in bezit kregen Doch toen dit geschied was, begon Chakir Pacha het masker af te werpen en zich in zijne ware gedaante te vertoonen. Had hij aanvankelijk met zachtheid gehandeld, nu bleek zijne vijandige gezindheid. Op zijn bevel werden verscheidene invloedrijke Cre tensers gevangen genomen, terwijl de Turk sche soldaten als ware bloedhonden huis hielden. Mag men sommige berichtgevers gelooven, dan was het vooral in 't midden der vorige maand, dat Chakir Pacha zoo'n hardvoch tige en tyrannieke houding aannam. 't Is waar, de opgewondenheid van 't volk bij 't vernemen van bovengenoemde inhech tenisnemingen en 't plegen van verschillende wreedheden was zeer toegenomen. Van voor- loopige rust op het eiland was dan ook geen sprakede demping van den opstand lag verder dan ooit in 't verschiet. Bijna ongeloofelijk zijn de wreedheden door de Turksche soldaten op de eilanders gepleegd. Vooral de weerlooze boerenbevolking moet het ontgelden. Zonder de minste reden worden de land lieden gevangen genomen en gegeeseld. Als in de meest barbaarsche dagen der Russen tegenover hunne Siberische veroordeelden heerscht ook hier de knoet op vreeselijke wijze. Wie 't ontvluchten kan, spoedt zich naar de bijkans ontoegankelijke berghoogten en onttrekt zich aan de wreedste mishandelin gen, den overblijvenden wacht echter een dubbele wraak. Ziehier enkele staaltjes De Turksche soldaten gingen in de dor pen rond, voorzien van boeien, stokken en ijzeren pieken. Ze doorzochten de huizen en namen al de wapens weg, die ze daar von den. Dan koelden ze hun wraak op de Cre tensers. Herhaaldelijk stelden zij deze weer- loozen vlak in de zon, met het gelaat tusschen pieken, die hen kwetstenindien ze zich liefde, schenen integendeel die beperkte ruimte die sombere en nauwe straten zich uitnemend te leenen, tot alle mogelijke roekelooze of gewaagde ondernemingen. Geen der hartstochten, die ik daar opnoemde sluimerde onder de roemrijke regeering van ko ning Hendrik III. Op schier elke bladzijde harer geschiedenis, ontmoet men een drama, en een drama vaak schokkender in zijn afschuwelijke werkelijkheid, dan de vruchtbaarste verbeelding zou kunnen scheppen. liet is een diei dramaas, dat we gaan mede- deelen. We zullen niet noodig hebben iets te verzinnen, we hebben slechts te verhalen. Den 25 Sept. 1575 tegen vijt uur 's namiddags, op het oogenblikdat de zon ter kimme neeg, reed een edelman, met stof overdekt, Parijs bin nen door de poort Saint Marcel, ging den Pont Saint Michel over, volgde de rue de la Barillerie en den Pont au Change, en plotseling links om slaande, richtte hij zijn schreden langs den quai de la Mègisserie naar het Louvre, waarvan men den zweren omtrekdoor de eerste schaduwen van den naderenden nacht reeds donker getint, klaar en duidelijk onderscheidde. Die edelman was nog jong. Men zou hem niet veel meer dan drie en twintig jaar gegeven heb ben. Zijn haar was zwart en zeer kort afgesne den, en zijn wenkbrauwen traai gewelfd. Hij had groote, blauwe oogenwaaruit zachtzinnigheid maar ook schranderheid spraken. Voorts een lijnen zwarten, zijdeachtigen,sierlijk opgekrulden ki.evel, een bevallig gevormden mond en een vooruitste kende kin, die het dons van een ontkiemend sikje in tweeën scheen te splijten. In stede van een hemd met geplooide kragen en handopslagenzooals toen nog iu de mode was en de fatten van het hof droegen, had hij naar Italiaanschen trant, een platten 'halskraag aan, waaruit een gespierde nek te voorschijn kwam, die flink op een paar stevige schouders rustte. Zijn gevolg was niet bijzonder schitterend. Slechts één lakei vergezelde hem, die achter hem kwam aanrijden, met wijd opengespalkte oogen en gapenden mond. Wat de kleederen van den edelman betreft, deze waren meer dan eenvoudig, en het stof, waarmede zij als bestrooid waren, scheen niet zeer geschikt om ze beter te doen uitkomen. Zijn lakei, die nog witter van het stof was dan zijn maar even verroerden. Aan een ketting ge bonden werden ze eindelijk naar de militaire gevangenis overgebracht. Op dit oogenblik zijn er meer dan 1000 personen, die onschuldig gevangen ziften. Hoe bij de overbrenging naar de gevan genis sommige personen nog van de wraak lust moeten ondervinden, leert onder andere het volgende geval Een boer moest, na vreeselijk mishandeld te zijn, naar Canea gevoerd worden. Op weg daarheen ging het escorte over twee stroomen, die, door een omweg te maken, echter gemakkelijk te vermijden waren ge weest. De soldaten braken zich daarover het hoofd niet, maar dwongen den boer hen, een voor een over den stroom te dragen, en hun getal beliep niet minder dan dertig. Twee omstandigheden komen er nog bij, die den toestand voor de christen-bevolking op Creta verergeren. In de eerste plaats het gehalte van het Turksche leger. De soldaten zijn voor het grootste deel reservisten, die zich over hun gedwongen inlijving wreken op de eilanders. Voor hun voeding en betaling wordt als gewoonlijk al zeer slecht gezorgd, maar daarvoor weten ze zich door diefstal schadeloos te stellen. 't Is te begrijpen. Het Turksche leger op Creta telt ongeveer 24,00u man, wier voe ding en betaling (soldij) minstens 2000 pond per dag vereischt. En Chakir Pacha ontvangt om de veertien dagen maar 5000 pond In de tweede plaats de haat der op het eiland wonende Turken. Wel zijn deze in de minderheid (230,000 Grieken tegenover 40,000 Turken)maar gesteund door het leger verhalen ze met woeker hunne schade, bij de laatste onlusten geleden, op de christenen. Er gaat bijkans geen dag voorbij, of een Turk doet zijn fanatieken haat tegen een Christen gevoelen en klaagt dezen aan. Zon der vorm van proces wordt hij dan in de gevangenis geworpen. meester, zag er nog eenvoudiger, om niet te zeg gen schameler uit. Op het gezicht dier twee man nen bleven de voorbijgangers staan, terwijl een glimlach hun lippen plooide. Ziedaar, schenen zij bij zich zei ven te zeggen, de zoon van den eenen of den anderen lanajon- ker, die te Parijs zijn fortuin komt beproeven. Maar die glimlach had zich ter nauwernood even vertoond, of hij verdween onmiddellijk om plaats te maken voor een verstandige behoed zaamheid, zoodra zij den blik van den jongen edelman zagen fonkelen cn ontwaarden op welk een bewonderenswaardige whze hij uitgerust was. Een breed en lang zwaard "hing aan zijn zijde, terwijl uit de zadelholsters de kolven van twee groote pistolen te voorschijn kwamen. Hij be reed een paard, dat niet in gebreke bleef de aan dacht te trekken, zelfs van hen, die het minste verstand er van hadden. Dat paard was een prachtige Spaansche klep per, pikzwart met fijne en gespierde pooten, zware manen, een langen golvenaen staart. En hoewel het waarschijlijk reeds een heelen tocht afgelegd had, huppelde en wendde het zich op de beval- ligste wijze als om des te beter de bekoorlijke vormen te doen uitkomen van zijn berijder, zoo wel als diens kloekheid en behendigheid. Daarenboven, en deze bijzonderheid kon zelfs niet aan het kortzichtigste oog ontsnappen, was de lakei even goed bereden als zijn meester. De jonge edelman hield in de linkerhand een papier, waarop eenige regels en eenige teekens waren geschreven. Het was waarschijnlijk een platte grond, want hij had het telkens geraad pleegd, als hij van richting veranderde. Na de kaaien te hebben gevolgd kwam hij op de Place de l'Ecole en sloeg opnieuw een blik op het papier, waarvan hij zich voorzien had. Op hetzelfde oogenblik bleef een nieuwsgieri ge burgerman staan om van nabij het prachtige dier te bewonderen, dat de jonge edelman bereed. Toen hij dien man zoo vlak in zijn nabijheid ontwaarde, boog hij zich over den nek van zijn ros en sprak aldus Dit is immers de Place de l'Ecole? Ja, heerschapluidde het antwoord. Dan is, hervatte de ruiter, terwijl hij een blik wierp op zijn plattegrond en den arm naar den rechterkant uitstekende, de rue de Bresec daar Kortom, de toestand is volgens sommigen van zoodanigen aard, dat gerust mag worden gezegd: Creta heeft nooit zulke treurige da gen beleefd. En dat in onze hooggeroemde negentiende eeuw Men begrijpt niet hoe het mogelijk is, dat het beschaafd Europa zoo lijdelijk de gepleegde gruwelen kan aanzien. De Europeesche consuls zijn in deze ook niet geheel zonder schuld. Nu eerst beginnen ze intezien, wat ze ge daan hebben met Chakir Pacha een „kracht dadige politiek" aanteraden. 't Spreekt van zelf, dat de Cretensers bij hun verzet tegen de Turksche regeering 't oog gevestigd hielden op Griekenland. Dui zenden vluchtten er reeds heen en daaron der de bloem van Creta's bevolking. Nog heden trachten geheeie benden Cretensers hun eiland te ontvlieden om daar een schuil plaats te vinden, maar de kusten worden te streng bewaaktontvluchten is bijna niet meer mogelijk. Voor Creta is de onthoudings-politiek van den Griekschen minister-president Trikoupis een leelijke streep door de rekening. De Europeesche mogendheden mogen Grieken land die houding aanbevolen of er toe ge dwongen hebben, op Creta zegt men openlijk, dat Tiikoupis de bevolking op ge nade aan de Turken heeft overgeleverd. Dat vergeet en vergeeft ze nimmer. 't Zou daarom niet te verwonderen zijn indien dit eiland voor altijd voor Grieken land verloren was. 't Is wel een bewijs van de schaarschte aan nieuws op politiek gebied, dat de Euro peesche pers zich zoo onverdeeld bezighoudt met Crispi's politieke redevoering, te Palermo gehouden, te grooter bewijs daarvan, omdat de minister-president eigenlijk niets heeft gezegd, wat niet reeds vroeger door hemzelve Jawel, heerschap I En de herberg van mee9ter Coquelicot ligt links bij het begin der straat? Daar, hernam de burger, een beetje aan deze zijde van de kerk Saint-Germain l'Auxerrois. Wilt u, dat ik u er heen breng? Dankje, 'tis onnoodig. Ik zal haar nu wel weten te vinden. Gegroet mijn vriend God behoede u, edele heer! antwoordde de burger met een buiging. De edelman nam de teugels weder in de hand, reed het plein over en hield stil bij het begin der rue de Bresec, voor een uithangbord, waarop men nog, in spijt der invallende duisternis, een breede gele vlek onderscheiden kon, die ongetwijfeld de zon moest verbeelden, want men las daarboven deze vier woorden: „In de opgaande Zon." Hij steeg af, en wierp de teugels den lakei toe, die kwam toeschieten. Juist was hij op het punt de herberg binnen te treden, toen ae waard, op het gerucht dat er gemaakt was, aankomende, plotseling op den drempel der deur verscheen. Het was een gezet man, met een vroolijk en vuurrood gezicht en die zeer zeker den bijnaam ot naam van Coquelicot (klaproos), waaronder hij bekend was, niet voor niet aroeg. Hebt gij een kamer voor mij? vroeg hem de edelman. Neen, edele heerstotterde de waard, en met den besten wil ter wereld Hij bleef steken, toen hij zag hoe zijn bezoeker op dreigende wijze de wenkbrauwen fronsde. Zelfs niet, als ik bij u kwam van wege Monseigneur de Montmorency? ging de edelman voort. Van wege Monseigneur de Montmorency! riep hij, terwijl hij nog eens zoo diep boog. O, dat maakt een groot versehiledele heer, en al moest ik u mijn eigen kamer afstaan.... Zoo, nu i9 het goed. En als je nu wilt we ten hoe ik heet, dan zal ik je dat zeggen. Ik ben Gilbert baron de Prévallais. Nauwelijks waren deze woorden aan zijn lip pen ontvloden, of hij huorde een groot geraas en een doordringende kreet verscheurde zijn ooren. Hij keerde zich snel om, want hij haa de stem van een vrouw meenen te herkennen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1889 | | pagina 1