Nummer 100. Donderdag 19 December 1889. 12e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De blinde Gravin
ANTOON TIELBN,
Staatkundig overzicht.
FETJILLETOJSi.
UITGEVER:
Waalwijk.
ll Emilie Heinrichs.
LangstraalsÉe Courant
D't blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden j 1,00.
Franco per pos» door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 1—7 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolp Steiger, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De Fransche kamer heeft Zaterdag be
raadslaagd over het wetsontwerp tot het ver-
leenen van een crediet van 1.600.000 frs.
voor de geheime uitgaven der algemeene ze
kerheid. Waarschijnlijk rekenden de tegen
standers van het kabinet op deze quaestie
om het last te veroorzaken en zijn meerder
heid aan 't wankelen te brengen want
de mannen der rechterzijde en de bou-
langisten zijn niet in gebreke gebleven
om het crediet te bestrijden, hierin geholpen
door twee leden der uiterste linkerzijde. In
den loop der discussie heeft tusschen de
heeren Laguerre en Dreyfuss een woorden
strijd plaats gehad, die aanleiding heeft ge
geven tot het wisselen van getuigen De
minister van binnenlandsche zaken, Constans,
heeft de geheime fondsen verdedigd. Hij
wist wel, zeide hij, dat de kamer eenige
maanden geleden geweigerd heeft ze toe te
staan, maar hij hoopte dat zij intusschen tot een
beter inzicht der zaken zou gekomen zijn.
De regeering zou niets liever willen dan
deze uitgaven te kunnen afschaffen; maar
gewis is 't hare schuld niet dat zekere perso
nen de wapens nog niet hebben nedergelegd
en openlijk uitkomen voor hun plan om den
tegenwoordigen staat van zaken omver te
werpen. De regeering kan zich niet ont
trekken aan den plicht van waakzaamheid
Constans verklaarde dat hij een votum van
vei trouwen vroeg. Lanjuinais van de rech
terzijde nam den bal op daar het te doen
is, zeide hij, om een votum van vertrouwen,
is dit een reden te meer om onze vijande
lijkheid te rechtvaardigen.
De kamer heeft de cijfers der regeering
aangenomen met 313 tegen 187 stemmen.
Zulk een stemming kan voor niemand dub-
belzinning zijn daar de strekking er van
duidelijk genoeg is uiteengezet, 't Is de be
vestiging van een regeeringsmeerderheid, van
plan om te breken met de dwalingen van
het verleden en besloten om een loyalen
steun te verleenen aan een kabinet, dat al
haar vertrouwen verdient.
Dank zij het courantengeschrijt wordt de
gespannen verhouding tusschen Engeland en
Portugal naar aanleiding van Afrika er niet
beter op en nu is het weder door een voor
val tusschen de Zambesi en hetNvassameer,dat
een uitbarsting meer waarschijnlijkheid ver
krijgt. De expeditie van majoor Serpa Pinto
en den ingenieur Castelhoe werd voor eeni-
gen tijd aangevallen door de Makololos. Van
deze laatsten vonden 72 den dood, terwijl
ook twee Engelsche vlaggen door de Portu-
geezen zouden zijn medegenomen. De Ma
kololos schijnen aangestookt te zijn dooreen
Engelsch reiziger. Johnston, die hun ook vlag
gen verschafte. Zoo te Lissabon als te Lon
den is men vrij geagiteerd naar aanleiding
van deze nieuwe zaak.
De heeren leden van den Duitschen rijks
dag zijn Vrijdagmiddag naar huis gezonden
met een heilwensch van den president en de
beide laatste zittingen gaven het buitenge
wone schouwspel van een veel meer dan
„beschlussfahigen" rijksdag een feitdat
menigen grappenmaker misschien, gansch on
eerbiedig, de vergelijking heeft doen maken
tusschen de heeren volksvertegenwoordigers
en de paarden die naar stal gaan.
Na den rusttijd zullen de heeren de zaken
flink moeten aanpakken om in de vijfhun
nog restende weken, klaar te komen en in
elk geval mag het bezoek wel sterker zijn
dan tot nu toe. Slechts zesmaal is het huis
^beschlussfahig" geweest en hoe dan nog!
Dank zij het krachtige optreden der re
geering, zijn in Duitschland a oor 't oogenblik
alle gevaren van werkstaking bezworen zoo
in Westfalen, waar op een vergadering van
3000 mijnwerkers dank is betuigd aan de
regeeringals in het Saargebied, waar de
staat zelf de mijnen exploiteert. Toch heeft
men te Gelsenkirchen een surveillance-comité
benoemd, dat zal moeten toezien dat de maat
schappijen haar beloften getrouw nakomen.
Een goede geest komt langzamerhand
weder onder de mijnwerkers, die echter nog
DOOR
De gravin zweeg een oogenblik, dan knikte
zij tevreden met het hoofd en antwoordde vrien
delijk
„Het is goed Jacques, houd haar zoo lang op
gesloten tot dat ik nader over haar beschikken
,0, mevrouw/ smeekte Mathilde onsteld met
ttanen in de oogen.
f Het. blijft bij mijn bevel," viel deze haar hard
vochtig in de redega vooreerst naar uw kamer,
juffrouw Tomsdorf, ik zal bellen zoodra ik u
noodig heb."
Matliilde had al haar zellbeheersclnng noodig,
om voor den kamerdienaar de diepe verontwaar
diging, die zich van liaar meester maakte, te
verbergen, daar zij wist, dat de gravin haar al
leen wegzond om van Jacques iets naders omtrent
den inhoud van haar dagboek te vernemen. Dat
dit niet voor het oog vaneen ander,'tallerminst
om aan de gravin voorgelezen te worden, ge
schreven en bestemd was, laat zich denken, en
evenzeer dat de arme, geplaagde gezelschapsjuf
frouw met een onrustig gemoed haar kamertje
opzocht.
Zij stond voor het venster en tuurde onophou
delijk naar den overkant, waar, achter den in
de zon zich koesterenden wijnberg, de pastorie
van Rothensee lag. Een innig verlangen maakte
zich van haar meester naar den stillen vrede,
die daar onder het eenvoudig dak zeker lieer-
schen moest, en weder werd zij gesterkt door
het vriendelijke, zachte gelaat van den predikant,
die haar van een wissen dood gered en haar als
een tweede voorzienigheid in haar eenzaam, treu
rig leven moest toeschijnen.
In hare gedachten verdiept, hoorde zij het lier-
h-.alde kloppen aan hare deur niet en zag zij
niet, dat deze zacht geopend werd en een aardig
meisjesgezicht onderzoekend naar binnenkeek.
immer geen onverdeeld vertrouwen stellen in
de schoone beloften meer uit nood dan uit
welwillendheid gedaan.
In Duitschland ziet het er dus beter uit,
en in Belgie slechter. Het lijkt wel of daar
weer iets op handen is; in het Centrum be -
loopen de stakers ten minste reeds meer dan
500 man.
Men eischt loonsverhooging en tegen Maandag
werd toeneming van het aantal grevisten
verwacht.
Ook in de Borinage nemen de ontevrede
nen weer toe. 't Is te hopen, dat door
loonsverhooging een werkstaking in ruimer
zin wordt voorkomen, want de industrie van
Belgie verkeert nu reeds onder den indruk van
de steeds hooger wordende steenkolenprijzen.
De minister van financien heeft in de Ita-
liaansche kamer een overzicht gegeven van den
financieelen toestand des lands. H j verklaar
de dat de dienst der schatkistdank zij de
middelen, die ter beschikking zijn, niet alleen
verzekerd is voor het dienstjaar 1889/90,maar
ook voor 1890/91.
Bij de vaststelling der begrooting is de
regeei ing met de uiterste zuinigheid te werk
gegaan ten einde de noodzakelijkheid, om
tot nieuwe belastingen over te gaan, te ont
wijken. Het tekort op de begrooting van
1890/91 is 32 millioen daaronder lOVgmil-
lioen begrepen voor buitengewone militaire
uitgaven. Door het nieuwe financieele pro
gramma zijn de uitgaven verminderd met
omstreks 46 millioen. Door aldus voort te
gaan zal men tot evenwicht geraken zonder
dat nieuwe belastingen behoeven uitgeschre
ven te worden.
De Oostenrijksche pers bevat sinds eenige
dagen zeer scherpe artikelen tegen Servie.
Een willekeurige handelwijs van de regeering
te Belgrado heeft het sein tot dezen veld
tocht gegeven. Onder niet ernstige voor
wendsels heeft zij de concessionarissen van
het zoutmonopolie van hun bezit beroofd, en
in de eerste gelederen dezer concessionnairs
vindt men een der voornaamste Weener
bankinstellingen. 't Is een herhaling van
„Juffrouw Tomsdorf!" klonk liet op zachten toon.
Mathilde schrikte, doch stelde zich dadelijk ge
rust, toen zij de kamenier der jonge gravin zag,
die zonder gedruisch de deur achter zich sloot
en met een geheimzinnig gelaat op haar toetrad.
„Ik stoor u toch niet, lieve juffrouw, als ik
even met u kom praten
„Niet in het minst, juffrouw Nanette, doch ge
moet niet vergeten, dat de gravin mij elk oogen
blik kan noodig hebben."
„Ach ja, in dit opzicht zijt gij er, naar ik ge
boord heb, nog het ergst aan toe in dit ver-
wenschte nest. A propos, lieve juffrouw, hebt gij
den Amerikaanschen graaf, ter wille van wien
hier zooveel ophef gemaakt wordt, reeds gezien?"
„Neen," antwoordde Mathilde verstrooid; het
gesprek was haar onaangenaam, daar zij er niet
van hield over haar gebiedster en hare gasten te
spreken.
Men zegt, dat deze graaf een nakomeling is
van den voor vijftig of zestig jaar verdwenen graaf
Weil burg, die door de koketterie der gravin von
Lörach, naar men gelooft, tot zelfmoord of krank
zinnigheid gebracht, werd. Waarschijnlijk wil zij
den hemel met een boetedoening bedriegen en
dezen afstammeling van haar voormaligen aan
bidder als zoon aannemen. Zooveel staat vast,
dat de blinde gravin hare bizonderc plannen
heeft met de ontvangst van dezen laatsten graaf
von Weilburg en is mijne arme meesteres hoogst
waarschijnlijk tot zoenoffer gekozen
„Gij gelooft toch niet dat er een huwelijk tus
schen' deze twee zal gemaakt worden?' vroeg
Mathilde hoofdschuddende.
„Ik ben zelfs vast overtuigd, dat een dergelijk
plan zeer spoedig op 't touw gezet zal worden,"
antwoordde de kleine kamenier met nadruk. „Mijn
meesteres begint reeds voor zoo iets te vreezcii
naar zij uit hare gesprekken met de gravin moet
vernomen hebben, ir. deze geheel betooverd door
haar gast en verlangt zij ook van de gravin de
beminnelijkste voorkomendheid jegens hem, of
schoon deze liever is den Rijn zoude springen
dan dezen graaf te huwen. Ja, was haar hart
nog vrij...."
„'t Arme meisje bemint dus een ander?"
„Wel zeker. Kan zij het helpen Het ergste
in deze liefdezaak is de omstandigheid, dat graaf
Ulricli v. Waldstein een bloedverwant van den
overleden graaf van Lörach en bijgevolg een
vijand der blinde gravin is."
„O wee," zuchtte Mathilde. „Bemint zij graaf
von Waldstein, dan is haar lot beklagenswaar
dig. Gravin Lörach heeft aan de familie van
haar overleden gemaal doodelijke vijandschap
gezworen, omdat deze het waagde tegen het tes
tament, dat haar tot universeel erfgenaam maakte,
in verzet te komen en met haar te procedeeren.»
„Hoopt de liefde niet alles, mijn beste juffrouw,"
zuchtte Nanette; „zij hoopt ten laatste als de
rnensclien tegen haar samenspannen op een won
der des hemels, en mijne gravin is zeer sterk,
zoowel in de hoop als in het geloof. Deze Ameri
kaan heeft wel is waar de laatste sterk doen
verzwakken, zoodat zij op dit oogenblik geheel
troosteloos is, en daarom kom ik in mijne ver
legenheid tot u, juffrouw Tomsdorf, om op uw
hulp ecu beroep te doen. Gij moet ons tot een
heimelijke samenkomst met graal' von Wald
stein behulpzaam zijn," liet zich de kamenier
ontvallen.
Bijna verontwaardigd trad Mathilde terug.
„Heeft uw gravin u dezen last opgedragen,
juffrouw Nanette?"
„Neen," antwoordde deze oprecht, „datis haar
zeker niet ingevallen. Maar ik heb medelijden
met de arme jonge gravin, die misschien hier in
deze vreeselijke vogelkooi ter wille van de rijke
erfenis gekoppeld zal worden, zonder dat zij den
geliefde, die zulk een prachtige, schoone jonge
man is, daarvan een enkel woordje kan mede-
deelen."
„Weet de moeder der gravin iets van deze
liefde?" vroeg Mathilde.
„Wel zeker, weet zij het, de graaf kwam zelf
bij haar om de hand der gravin te vragen en
werd natuurlijk, dewijl zijne zaken tamelijk in
wanorde zijn, dat zijne schuld niet is, koel al
gewezen. Daarom de haastige reis naar tante von
Lörach, onder wier toezicht men haar wel be
schermd acht voor deze liefde."
„Dus weet de graaf niets van deze reis?"
„Zeker weet hij dat," antwoordde Nanette met
een sluw lachje. „Waartoe ben ik dan de ver
trouwde, indien ik niet een afscheid wist moge
lijk te maken
„Heeft graaf von Waldstein een slanke, krach
tige gestalte vroeg Mathilde verrast.
hetgeen voor verscheidene maanden gebeurd
is met de spoorwegmaatschappij, waarbij ook,
hoewel in minder groot aantal, Oostenrijkers
betrokken waren. De aandeelhouders dezer
maatschappij zijn in zekere mate schadeloos
gesteld en de pachters van het zoutmono
polie zullen dit ook wel worden. Intusschen
doet de Oostenrijksch-Hongaarsche diploma
tie te Belgrado krachtdadige protesten hooren,
welke door de Weener en Pesther dagbladen
ten volle worden goedgekeurd, te verstaan
gevende dat de door het Servische kabinet
genomen maatrege 1 niet anders dan door
Rusland kan zijn ingegeven.
Deze veronderstelling bevat niets waar
schijnlijks en 't is in 't geheel niet noodig er
zijn toevlucht tot te nemen.
Door zich te ontdoen van een monopolie,
uitgeoefend door vreemde contractanten, ge
hoorzamen Ristich, zijne ambtgenooten van
het regentschap en het ministerie aan het
instinctdat op 't oogenblik alle kleine Bal-
kanstaten er toe drijft om in eigen land baas
te worden. Hoewel in zich zelve zeer wet
tig, heeft dit instinct toch betreurens en af
keurenswaardige gevolgen, als het de Oos-
tersche gouvernementen brengt tot het ge
welddadig verbreken van regelmatig gesloten
overeenkomsten.
De ontevredenheid, welke men te Weenen
onderviudt, is zeer natuurlijk. Maar, om zich
te verschoonen, kunnen der Serviers zeggen,
dat men hun slechte voorbeelden heeft ge
geven. Hunne buren de Bulgaren, hebben
niet den minsten eerbied getoond voor
even plechtige verbintenissen als die, welke
het zoutmonopolie te Belgrado beheerschen
en verre van zich daarover verstoord te
toonen heeft Oostenrijk hen onder zijne
bescherming genomen; op 't oog enblik geeft
het hun een nieuw blijk van sympathie door
de noteering hunner nieuwe leening aan de
Weener beurs te veroorloven. Deze handel
wijze al of niet gerechtvaardigd door staat
kundige overwegingen, is blijkbaar niet ge
schikt om bij de volkeren van het Balkan
schiereiland den eerbied voor het gegeven
woord te versterken.
„Als een den opgegroeid/ knikte gene.
„Donkere bakkebaarden, vriendelijke oogen, re
gelmatige, schoone gelaatstrekken vroeg de ge
zelschapsjuffrouw verder.
Juist, men ziet in hem eerder den kunstenaar
dar. den cavalier, hij is namelijk componisten
dichter en moet zelfs boeken geschreven hebben."
„Dan heb ik hem gisteren morgen in het park
ontmoet,"
„Onmogelijk!" riep Nanette verbaasd.
„Hij moet het geweest zijn, daar hij mij op
eene eenigszins opvallende wijze volgde en ter
loops de vraag tot mij richtte, of gravin Wil
denleis zich op het kasteel Lörach bevond, het
geen ik natuurlijk, daar wij eerst gisteren avond
liet bericht harer komst vernamen, ontkennen
moest.'
„Lieve hemel, wat zal mijn gravin daarvan wel
zeggen riep de kamenier ontsteld.
„Zeg het haar liever niet," zeide Mathilde be
zorgd „het zou haar onnoodig beangstigen. Mij
heeft men reeds wegens deze toevalligeontmoeting
bij de gravin belasterd, en zij dreigde mij,den
vreemdeling door den jager uit het park te la
ten jagen, als hij het durfde wagen haar eigen
dom weder te betreden."
„Hoe langer zoo fraaier/jammerde Nanette
„ach juffrouw Tomsdorf, gij hebt zeker nooit
bemind en weet du3 niet, dat een verliefde jonge
man geen hindernis of gevaar vreest, om zijn
geliefde te zien en te spreken.
Mathilde onderdrukte een zuchthet was waar
lijk al lang geleden, sedert zij het zoet der liefde
doch ook al haar bitterheid en smart had on
dervonden. Zij had het nog niet vergeten en ge
voelde de innigste deelneming met de jonge, zoo
schoone en beminnelijke gravin, die wellicht ter
wille van een gril der heerschzuchtige gravin haar
geheele levensgeluk moest prijs geven.
„Die arme gravin/ zuchtte Mathilde, „indien
ik niet zelve hopeloos ware. Ik zie voor haar
geen hoop, geen redding, of zij zou de erfe
nis moet'.n vaarwel zeggen, om op die wijze hare
ketenen te verbreken. Of de liefde voor den ar
men graaf von Waldstein tot zulk een offer sterk
genoeg is, zou ik betwijfelen.»
Nanette trok de schouders op en staarde na
denkend voor zich.
(Wordt vervolgd.)