Nummer 9. Donderdag 30 Januari 1890. 13e Jaargang
De blinde Gravin,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TIELEN,
Staatkundig overzicht.
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
21 Emilie Heinrich's.
co Langstraatschc Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 17 régels ƒ0,60 daarbo/en 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Reeds meermalen hebben de boulangisten
getoond, dat zij''geen katjes zijn om zonder
handschoenen aan te vatten, als 'ter op aan
komt en de ex-boulangistische afgevaardigde
Martineau heelt dat tot eigen schade en
schande moeten ondervinden. De man had
dezer dagen gezondigd tegen een van hun
bepalingen, hij had 't gewaagd anders te
doen dan de heeren 't wilden en tegen Don
derdagavond werd hij uitgenoodigd om zich
te rechtvaardigen.
Niets kwaads vermoedend ging hij naar
een aangewezen koffiehuis op de boulevard
de la Villette.
Men gaf hem geen gelegenheid tot spre
ken, er werd geraasd, getierd en gescholden
en ten slotte werd de bedrogene met geweld
gedwongen op gezegeld papier zijn ontslag
te nemen als afgevaardigde. De groote ge
neraal, die ongelukkig nog niet dood schijnt
te zijn, ook niet polit'ek dood, noemt den
afgevaardigde „traitre" en „dröle," wat den
betrokken persoon aanleiding gaf hem zijn
getuigen te zenden.
Martineau heeft den kamerpresident Flo
quet medegedeeld, dat hij zijn verzoek om
ontslag niet handhaaft, waarop deze hem ge
ruststelde met de mededeeling, dat een ont
slagneming als de bedoelde geen waarde
heeft en er dus geen acht op geslagen zal
worden.
De Portugeesche minister van buitenland-
sche zaken moetals 't waar is wat men
meldt, lang zoo dom niet zijn. Men heeft
reeds druk gesproken over een manifestatie
ten gunste van Serpa-Pinto, zoodra de man
maar terug, kwam, en de minister, lang niet
mal, heeft gemeend, dat een verbod om ma
nifestaties te houden toch niet zou helpen
en daarom den majoor eenvoudig belast met
een zending aan Afrika's westkust.
Terwijl de regeering kalm blijft en met
nadere stappen bij de groote mogendheden
wacht, gaan de Portugeezen voort met En-
DOOR
„Hoewel, 't is mogelijk, dat liet toch echt is en
gemaakt werd in een tijd toen mijn overleden ge
maal jegens de Waldstein's, wier buitensporighe
den algemeen te goed bekend zijn, nog welwil
lend gezind was. Dat wil ik in 't geheel niet
bestrijden, mijne heeren, doch ik verzoek u des
te meer naar de dagteekening van het testament
te zien, volgens welke alleen de wettigheid aan
neembaar is, indien het ten minste daardoor gel
dig kan gemaakt wo.den."
„Het draagt geen datum," merkte de commis
saris aan.
„Welnu," ging de gravin met fiere bedaard
heid voort, „in elk ander geval zou ik mij geen
ooger.blik bedacht hebben de" wil van mijn ge
maal te vervullen en den rechtmatigen erfgenaam
te erkennen. Zoude intusschen dit testnment niet
met het geheimzinnige voorval in het park in 't
een of ander verband staan? Vergeet niet de
bekendheid van mijn vroegere gezelschapsjuffrouw
met graaf von Waldstein, die bewezen kan wor
den."
„Voeg hierbij den teruggevonden ring met het
naamcijfer van dezelfde persoon, het moordtuig
in het geheime kastje, dat zelfs voor mij verbor
gen bleef en dat in elk geval aan de gezelschaps
juffrouw bekend was, benevens hare vlucht,
en gij hebt, dunkt mij, aanduidingen genoeg, om
de persoon ten minste van medeplichtigheid ver
dacht te houden, daar men niet gemakkelijk kan
aannemen, dat aan juffrouw Tomsdorf het be
staan van dit testament onbekend gebleven is,
wanneer zij, waarschijnlijk eerst in later tijd de
schuilplaats er van, waar zich ook een moord
werktuig zoo voortreffelijk laat verstoppen, ont
dekte."
De commissaris knikte toestemmend en maakte
de gravin zijn onderdanig compliment over haar
scherpzienden blik, hetgeen zij glimlachende aan
nam.
gelsche decoratien, medailles enz. terug te
zenden aan de Engelsche legatie een on
schuldig vertoon van vaderlandsliefde.
Hetgeen in den beginne hoogst onwaar
schijnlijk zoo niet volkomen onmogelijk werd
geacht, maar langzamerhand meer en meer
mogelijk en toen zelfs waarschijnlijk werd, is
Zaterdag in Duitschlands rijksdag geschied
met de beslissende meerderheid van 169 te
gen 98 stemmen is de socialistenwet bij derde
lezing verworpen.
't Was, zooals wij zeiden, te wachten, dat
zij niet zou worden aangenomen in den geest
zooals de regeering het wenschte, maar des
ondanks was deze laatste daad van den rijks
dag van 1887 er eene, die opzieri wekte al
is de verwerping dan ook niet geschied na
persoonlijke tusschenkomst van den ijzeren
kanselier
De zitting van Zaterdag was een zeer ge
agiteerde. De sociaal-democraat Bebel opende
de discussie met een redevoering, die bijna
twee uur duurde, in welk breedsprakig be
toog hij een verheerlijking gaf van de sociaal
democratie en heftige aanvallen deed op de
bestaande regelingen in staat en maatschappij,
op het kapitaal en de bourgeoisie. De socia
listische leider betoogde, dat juist de wet te
gen zijn partijgangers tal van misstanden
heeft in 't leven geroepen o. a. de politie
spion nage.
Minister Herrfurth beantwoordde den spre
ker en wederlegde tal van zijn beweringen,
waarna hij het wetsvoorstel nog eenmaal van
zijn schoonste zijde deed kennen en wel door
de sociaal-democratie zoo zwart mogelijk te
maken, maar 't mocht niet baten, de goden
hadden het in hun wijzen raad anders be
sloten bij stemming werd de socialistenwet
verworp in met 169 tegen 98 stemmen.
Had de regeering niet zoo bepaald vast
gehouden aan den eisch aangaande de uit
wijzingsbevoegdheid, dan zou de zaak gansch
anders zijn afgeloopen, want een permanente
wet tegen de socialisten wilde de meerder
heid van den rijksdag wel, maar die eisch
Toen de heeren afscheid wilden nemen, trad de
kamerdienaar binnen, om de zuster van den pre
dikant van liothensee aan te dienen. „Hare te
genwoordigheid schijnt met de moordgeschiedenis
in verband te staan," voegde hij er lot toelich
ting bij; //het had haar in onbeschrijlelijken angst
gebracht, toen zij het voorval hoorde en zij was
zelfs eene onmacht nabij."
„Dan moet ik de heeren verzoeken zich naar
de andere salon te begeven sprak de gravin
na een oogenblik te hebben nagedacht; „daar kunt
gij alles verstaan wat hier gesproken wordt."
Toen de heeren zich in alle stilte verwijderd
hadden, opende Jacques de deur om mejuffrouw
Armgard Ehrhardt binnen te laten, waarna ook
hij zich verwijderde.
'„Vergeef mij, mevrouw, Gat ik reeds zoo vroeg
in den morgen om eene welwillend gehoor kom
vragende nood dwingt mij er toe."
„Maak het dan kort;" antwoordde de gravin
koel. „Wat voert u op dit ongewone uur her
waarts
„Mijn broeder hield het voor zijn plicht als
predikant om in deze aangelegenheid zelf een
beroep te doen op uw rechtvaardigheidsgevoel,
als hem niet het onverklaarbaar verdwijnen van
een vriend, die sedert eenige dagen als gast in
de pastorie zijn verblijf hield, reeds vroegtijdig
naar buiten had gedreven, en hij op mijn verzoek
dezen gang aan mij overliet."
„Kom tot uw doel," viel de gravin haar onge
duldig in de rede. „Wie is die gast?"
„Graaf Waldslein, omtrent wien ik zoo even
zoo iets vreesclijks vernam, riep Armgard met
bevende stem. „Is het dan waar, mevrouw de
gravin, dat de arme, jonge man in dezen onge
luksnacht vermoord of ten minste zwaar ge
wond is!"
„Zeker is het waar," antwoordde de gravin,
„hij bevindt.
Ëen vx*eeslijke gil brak hare woorden af; ver
schrikt keerde zij hare van licht beroofde oogen
naar den kant, vanwaar het geluid kwam. De
sterke vrouw met haar despotieke ziel sidderde
en gevoelde zich in hare blindheid voor de eerste
maal als een kind, aan een geheimzinnige macht
overgeleverd, die als de Nemesis een greep in
haaf leven deed.
„O tante, dierbare tante, is het waar, werke
lijk waar, wat ik zoo even gehoord heb?' riep
om permanente uitwijzigingsbevoegdheid heelt
der wet haar leven gekost.
Slechts samenwerking tusschen conserva
tieven en nationaal-liberalen had een aanne
ming der wet mogelijk gemaakt, maar die
beide partijen waren ditmaal verdeelder dan
ooitde punten waarom de nationaal-libera-
len juist de verwerping wenschten, gaven bij
de conservatieven juist den doorslag ten gunste
van de aanneming.
Had de regeering zich tegemoetkomend
betoond tegenover de nationaal-liberalen, het
wetsvoorstel zou nu wet zijn, 't is nu aan
de natie om bij de stembus te beslissen over
de wet tegen de sociaal democraten Zal zij
30 September a s. geheel vervallen of zal
men der regeering andere wapens tegen de
sociaal-democratie in handen geven
Zaterdagavond om 6 uur heeft de keizer
den rijksdag in de „witte zaal" persoonlijk
met groote plechtigheid gesloten.
Behalve een 100 tal volksvertegenwoordi
gers waien er een 50-tal hooggeplaatste hof-
en regeeringsbeambten aanwezig, benevens
de keizerin, haar twee oudste zoons, de hof
dames enz. In de sluitingsrede heeft de kei
zer met geen enkel woord gezinspeeld op
het conflict tusschen de regeering en de car-
telpartijen Hij wees op hetgeen door den
rijksdag is tot stand gebracht op alle gebied
en drukte de hoop uit, dat ook de nieuwe
rijksdag zich onverdeeld zal bezighouden met
de werkende klassen
Van vorst Bismarck heeft men niets ge
hoord of deze zijn gereserveerde houding
in eenig verband staat met den Vrijdaga
vond gehouden kroonraad, of de keizer er
ook de hand in heeft, van dat alles weet
men niets.
De Westfaalsche mijnwerkers houden aan
hun eischen vast ondanks de weigering der
patroons, maar hebben met het oog op de
rijksdagverkiezing den datum van staking
verschoven tot na 1 Maart.
Zaterdag is ook de zitting van den Bo-
heemschen landdag weer gesloten en het
een angstige, snikkende stem, waarin de blinde
nauwelijks die van gravin Hildegard vermocht
te herkennen.
„Zijt gij het, Hilda?" sprak zij zacht, toen zij
zich door de armen der jonge dame voelde om
vatten.
„Ja, tante 1 Is het dan werkelijk waar
„Kind, welke onnoodige opwinding," ging de
gravin op berispenden toon voort; „gij weet dat
ik van zoo iets niet houd. Ziet ge dan zoo geheel
over het hoofd dat wij niet alleen zijn
Hilda slaakte een hartverscheurenden zucht en
trad langzaam achteruit, terwijl zij met beide han
den haar met tranen besproeid gelaat bedekte.
„Zeker is er in den verloopen nacht iets zeer
vreeselijks en ongehoords in het park van het
kasteel voorgevallen," ging de gravin voort. „Ik
had bevolen de zaak voor u geheim te houden,
daar ik voor uwe zwakke zenuwen vreesde. Hadt
gij u door een mijner bedienden, zooals dat het
gebruik is op 't kasteel Lörach, laten aandienen,
lieve gravin, dan ware u zelve de schink en mij
een onaangenaam gevoel gespaard gebleven. Nu
zijt gij zelve de oorzaak van uwe ontroering, die
zooveel te minder noflnzakelijk was, omdat gij
met de betrokken personen niet in 't minst iets
hebt uit te staan. Eene wild vreemde vrouw,
naar het schijnt een buitenlandsche avonturier
ster, is vermoord in het park gevonden
„Groote God!" riep Hildegard verschrikt uit.
„Hoe komt toch de naam van graaf Waldstein
daarmede in verband."
„Weet ik het?" antwoordde de blinde schou
derophalend. Het is voor mij geene verrassing,
dat de laatste afstammeling van een adellijk ge
slacht zoo aan zijn einde gekomen is."
„Dus is hij ook dood?" riep de gravin angstig
uit.
„Om Godswil, matig u, mijn kind!" sprak de
gravin gestreng. „Wat bekommert gij u over dit
ontaarde mensch Overigens is hij niet dood,"
voegde zij er op eenigszins zachtaardiger toon
bij, „doch alleen ernstig gewond."
En waar, waar is hij?" vroeg Hilda met
groote inspanning.
„O, kon hij toch naar de pastorie overgebracht
wordenwaagde Armeard thans op zachten
droevigen toon in 't minden te brengen.
„Dat zou mij zeer veel genoegen doen'" zeide
de gravin scherp„ik houd van geen aristokraat,
Duitsche comité heeft besloten, dat de Duit-
sche afgevaardigden in de nieuwe zitting hun
zetels weer zullen innemen op grond van de
door de bekende conferentie genomen be
sluiten, die Zondag zijn bekend gemaakt aan
de Oud-Czechen en de Duitschers en waar
tegen de Jong-Czechen geducht zullen ageeren.
Het gaat in Brazilië gelijk het in Frankrijk
ging na den val van het keizerrijk en gelijk
het bijna altijd gaat waar een^ regeering
wordt omvergeworpen en door eene andere
vervangenmen bezigt zelf, en in veel ster
kere mate, de middelen die men, als opposi
tie, onder het vorig bewind ten strengste
placht te veroordeelen.
De Braziliaansche minister Bocavuva een
gewezen republikeinsch journalist heeft
dezer dagen den redacteur van de Tribuna
Liberale bij zich ontboden en hem medege
deeld, dat de voorloopige regeering „geen
oppositie-pers zal dulden," dat vrijheid van
drukpers „niet bestaanbaar is met de veilig
heid der regeering" en dat journalisten, die
zich wegens dagbladartikelen te verantwoor
den hebben, niet voor de burgerlijke recht
bank, maar voor een krijgsraad terecht zul
len staan, die de persdelicten als aanzetten
tot oproer beschouwen en met den dood of
met dwangarbeid straffen kan.
De redactie der Tribuna Liberale heeft
nu de uitgaaf van dat blad gestaakt, na het
bovengenoemde aan hare lezers bericht te
hebben.
Het zijn krachtige maatregelen der nieuwe
regeering zeker, maar zij getuigen niet van
kracht.
Volgens een particulier bericht uit Lissa
bon moet er overigens weder eene samen
zwering tegen de republikeinsche regeering
ontdekt zijn. De samenzweerders moeten tot
de marine behooren.
Volgens eexi telegram uit Rio van Maan
dag is bij decreet het burgerlijk huwelijk in
gevoerd. Met de Argentijnsche regeering is
eene overeenkomst getroffen betreffende eene
definitieve grensregeling.
die zijne vrienden in zulke sfeeren zoekt. Docli
lioe i9 't ook, juffrouw Ehrhardt, welke opdracht
voert u tot mij
„Ik kom in een aangelegenheid van uwe ge
zel? chapsjuffrouwmevrouw de gravin!" ant
woordde Armgard, nu eveneens op fleren toon,
daar het verachtelijke woord der gravin haar te
zeer verontwaardigde.
„Ah, gij weet dus iets aangaande die persoon?"
viel de laatste haar verrast in de rede.
„Zij bevindt zich op 't oogenblik met het doof
stomme kind onder ons dak, mevrouw de gra-
vin."
„In de pastorie van Rotliensee bevindt zich dus
de huichelaresEn gij, de zuster van den vro
men predikant, die zich verplicht acht zich den
steun en vriend van een gemeen sujet te noemen,
waagt het hier te komen en mij zulks te zeg
gen misschien zelfs op verzoek der vluchte
linge?"
Neen, mevrouw de gravin, juffrouw Tomsdorf,
die dour u als een misdadigster behandeld is ge
worden, weet niets van mijn gaan naar hier. Of
hadt gij misschien het recht haar, toen zij u ver
zocht haar uit uw dienst te ontslaan, te dreigen,
dat gij haar goeden naam openlijk te schande
zoudt 'maken, een kunstgreep, die gij jaren lang
te baat naamt om de ongelukkige aan uwe zijde
te binden, niettegenstaande uwen ouderdom te
bedriegen Waart gij in uw recht, mevrouw, haar
eigendom door een derde haar boosaardig ont
stolen, in uw bezit te houden en de hulpelooze
als een kwaaddoenster op te sluiten
De blinde gravin, die in 't eerst als versteend
de koene woorden van deze in haar oog zoo on
dergeschikte vrouw vernomen had, hief thans ge
biedend hare hand op, terwijl de fiin besneden
lippen van innerlijke ontroering beefden. Op ijs-
kouden toon zeide zij
„Het antwoord op deze ongehoorde taal zal u
op een andere plaats medegedeeld worden, me
juffrouw! Thans verlang ik niets anders dan
dat gij u op 't oogenblik verwijdert."
Juffrouw Armgard gevoelde, dat zij in hare
verontwaardiging te ver gegaan was en zich van
hare oorspronkelijke gedachte van een bemidde
ling en een verzoenende schikking door onaan
gename gewaarwordingen had laten afleiden.
(Wordt vervolgd.)