Nummer 11. Donderdag 6 Februari 1890. 13e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De blinde Gravin
ANTOON TIELEN,
Staatkundig overzicht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Belgie.
Spanje.
Frankrijk.
UITGEVER:
Waalwijk.
23 Emilie Heinrich's.
en Liiigslraatsclic Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00.
Franco per posi door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Gelukkig voor de belusten op politiek
nieuws, dat 't er op 't oogenblik in Frank
rijk zoo verschrikkelijk toegaat altijd
volgens de boulangisten want anders zou
men waarlijk bijna niet weten waar men
interessant nieuws zou moeten van daan halen.
Volgens genoemde heeren, die zich nu juist
niet hebben doen kennen als buitengewoon
waarheidslievend, maar integendeel een be
nijdenswaardig ruim geweten hebben, zou
't in Frankrijk op het oogenblik een toestand
zijn, erger nog dan gedurende het schrikbe
wind vreeselijker nagedachtenis.
Moordaanslagen op onschuldige en rus
tige burgers zooals de boulangist Laur
worden beraamd door niemand meer of
minder dan minister Constans, sluipmoorde
naars zendt de regeering uit en dat in den
aanvang van het laatste decennium onzer
eeuw En zoo gaat dat dagelijks, het is om
te rillen en de boulangistische organen
verknoeien er dan ook heel wat inkt en
papier aan. om alle bijzonderheden haarfijn
ter algemeene kennis te brengen, zoolang
tot zij -zelf gaan gelooven, dat 't waar is en
zelfs voor goede waar aannemen geruchten,
zooals die, welke Zaterdag in Parijs de ronde
deden, dat een ministerieele crisis zou zijn
uitgebroken niets dan een beursmanoeu-
vre.
In de kamer heeft de afgevaardigde Ribot
heftig geprotesteerd tegen inmenging van de
geestelijkheid in de politiek naar aanleiding
van de vernietiging der verkiezing van Sa
boureau wegens inmenging der geestelijkheid
en in den ministerraad heeft de-regeering
de tumulten besproken, in verschillende kies-
vergaderingen voorgevallen tusschen boulan
gisten en republikeinen, tegen welker herha
ling men zal waken.
De benoeming van den heer Berlensch
tot minister van handel van Pruisen, welke
functie sinds 1880 werd vervuld door den
rijkskanselier, is van vrij groote beteekenis.
voornamelijk wat betreft de oorzaak van
deze even onverwachte als belangrijke ver
andering. De meest waarschijnlijke lezing is
deze, dat de last Bismarck te zwaar is ge
worden en men nu een deel er van heeft
willen opdragen aan een man, die door de
meeste partijen wordt geacht en dan ook
algemeen gunstig wordt besproken.
De ex-minister Von Puttkamer heeft zich
ook kandidaat gesteld voor den rijksdag.
Maandag verzond Porlugals regeering een
rondschrijven aan de zeven groote mogend
heden, om haar te verzoeken het Anglo-
Portugeesche conflict aan een internationale
conferentie te onderwerpen.
De Portugeesche ministers meenen, dat
men Engelands toestemming niet behoeft,
alvorens een beroep te doen op het tractaat
van Berlijn.
Men meent nu te weten, dat Serpa Pinto
weinig lust heeft zich levend te doen begra
ven aan Afrika's Westkust, maar integendeel
zijn ontslag zal nemen om zich in het moe
derland te laten verheerlijken en bewierooken
als nationale held.
Misschien maken de republikeinen hem
dan wel president van een Portugeesche
toekomst republiek, maar in elk geval is de
ministerraad niets in zijn schik met dit
besluit.
De mijnwerkers gedelegeerden hielden
Zondag te Essen weder eene samenkomst,
waarin besloten werd voor Rijnland en
Westfalen vast te houden aan den eisch van
loonsverhooging met 50 percent en vermin
dering van den jwerkdag op 8 uur. TeEsch-
weiler staakten Zaterdag 560 man van 700
het werk en heden zal men besluiten of men
den arbeid zal hervatten dan wel zal over
gaan tot algemeene staking.
De Standard verneemt uit Konstantinopel,
dat de Britsche gezant te Athene interveni
eert ten gunste der Kretensers. Hij zegt dat
DOOR
„Een dergelijken stok heb ik nog nooit ge
zien.*
„Gij kent toch het testament van den overle
den graaf von Lörach, mejuffrouw
„Hoe zou ik daarmede in kennis gekomen zijn,
mijnheer de assessor?* zeide Mathilde verwon
derd.
„Wel, ik zou t<»ch denken, dat u het geheime
kastje in de houten lambriseering op uwe kamer
bekend moet zijn," merkte de assessor aan, ter
wijl hij haar scherp in de oogen keek,
Zij zag hem rustig aan. Geen enkele trek op
het bleek, zwaarmoedig gelaat veranderde onder
de onderzoekende blikken van den rechter.
„Ik weet inderdaad van geen geheime kast,
mijnheer 1"
„Zonderling, juffrouw,* ging deze hoofdschud
dend voort; ,het is bewezen dat graaf Wald-
stein met dezen casse-tête, dien wij in uwe ka
mer gevonden hebben, gewond is geworden."
„In mijne kamer?" vroeg Mathilde pijnlijk ver
rast. „Dat is voorzeker zeer vreemd, ofschoon ik
dit moordinstrument in mijn leven niet gezien
heb en het ook in 't geheel niet zou weten te
hanteeren."
„Wellicht herkent gij dezen ring als den uwe,
mejuffrouw Tomsdorf?"
Weder rustte het doordringende oog van den
rechter op haar gelaat, toen hij haar plotseling
den gevonden ring voor oogen hield.
Werktuigelijk tastte Mathilde er naar en bekeek
den ring. Plotseling beefden hare handen toen
zij de binnenzijde beschouwde, en als door den
bliksem getroffen staarde zij op de letters.
De assessor sloeg haar onrustig gade; hij had
van de aangeklaagde eene buitengewoon gunstige
raeening opgevat en haar tot op dit oogenblik
voor werkelijk onschuldig gehouden. Hare ont
roering, haar zichtbaar verbleeken konden hem
niet ontgaan; onwillekeurig voelde hij zich mede
ontroerd.
„Gij kent dezen ringmejuffrouw vroeg hij
eindelijk.
„Ja," trilde het bijna onhoorbaar van hare
lippen, „ik ken hemwaar is hij gevonden?"
„Op de plaats der misdaad...."
„Rechtvaardige God
Mathilde bedekte haar bleek gelaat met beide
handen en bleef onbeweeglijk zitten.
„Gij erkent dus het zware bewijs, dat tegen u
getuigt begon de rechterna eene pauze, met
ontroerde stem. „Beproef door een openhartige
bekentenis uw schuld te verminderen,mejuffrouw!"
Langzaam liet zij hare handen van het bleeke
gelaat naar beneden glijden; onbeweeglijk staarde
zij den assessor aan, alsof zij zich op een ant
woord bezinnen moest, of zijne woorden niet be
grepen had.
„Herstel u, juffrouw Tomsdnrf ging deze voort.
„Zooals de zaak thans s^aat, kan alleen eene vol
ledige bekentenis u van nut zijn Ik raad het u
aan, als een man, die van den beginne af gun
stige gedachten omtrent u heeft gekoesterd en
niets vuriger wenscht dan uw onschuld te kun
nen bewijzen."
Thans eerst scheen Mathilde den assessor wer
kelijk volkomen begrepen te hebben. Terwijl zij
droevig het hoofd schudde, sprak zij
„Ik heb niets te bekennenik ben geheel on
schuldig aan de misdaad."
„Maar gij herkent dezen ring toch als den uwe?"
antwoordde de assessor eenigszins ongeduldig.
„Hij behoorde mij eens toe vóór tien jaren,"
antwoordde zij pijnlijk„toen droeg mijn ver
loofde hem
De assessor schudde verbaasd het hoofd en
sloeg haar twijfelend gade. Sprak zij de waar
heid, of had hij werkelijk met een doortrapte
huichelaarster te doen Konde zijne menschen-
kennis, waarop hii zich veel liet voorstaan, hem
hier bij dit raadsel zoo geheel in den steek laren?
„Ik moet u verzoeken mij de geschiedenis de
zer verloving te verhalen, mejuffrouw Tomsdorf,"
sprak hij bijna op bevelenden toon.
Mathilda zuchtte. Zij verzamelde al haar wils
kracht en verhaalde op zachten toon van hare
jeugd, hare verloving, den verdwenen bruidegom
cn den dood harer ouders.
De rechter had zwijgend en oplettend toege
luisterd.
„Lieten uwe ouders u geen vermogen na?"
vroeg hij snel, toen zij zweeg.
de jongste firman de rechten der eilanders
schendt en dat dientengevolge sommige
mogendheden de Kretaansche quaestie tot
eene Europeesche willen maken.
't Zal met de Canadeesche onafhankelijk
heidsverklaring voorloopig nog zoo'n vaart
niet loopen. De kamer heeft ten minste met
algemeene stemmen een motie aangenomen,
waarin ten zeerste wordt ontkend, dat Ca
nada denkt aan de verbreking van den band
met het Britsche rijk en evenzeer dat_ er
onder een deel der bevolking een beweging
in dien geest zou ontstaan.
Het anti-slavernij-congres heeft Vrijdag
het voorstel van Belgie, om den invoer van
vuurwapens geheel te verbieden, afgestemd.
De daarvoor benoemde commissie deed
echter het volgende voorstel Iedere kolo
niale staat moet op zijn eigen gebied den
invoer van vuurwapens controleeren en
zendingen aan slavenhandelaars in beslag
nemen.
Te Lens is de werkstaking geëindigd.
Op een vergadering werd besloten den arbeid
te hervatten. Zaterdag bevonden al de werk
lieden zich weder in de mijnen.
Zondag morgen heeft op de Belgische
grens een duël plaats gehad tusschen den
markies De Morés en den bekenden Dreyfus.
De oorzaak van het duel is de deelneming
van den markies aan de bijeenroeping van
een anti-semetische vergadering te Neuilly.
Bij het eerste schot kreeg Dreyfus in den
rechter bovenarm een kogel, die terstond
kon verwijderd worden. De toestand van den
gewonde is bevredigend.
Blijkens hel door den minister van finan
cien aan de kamer uit te brengen verslag
over de inkomsten van het dienstjaar 1889,
vastgesteld den 1 Februari, hebben de ont
vangsten bedragen fr. 3,071,813,951, de uit
gaven fr. 3,107,923,467, zoodat de uitgaven
de ontvangsten overtroffen hebben met fr.
36,109,506.
—De commissie, belast met het onderzoek
naar de verkiezing van den boulangist Picot,
te Sb. Dié, heeft die verkiezing ongeldig ver
klaard.
Bij de eerste verkiezing stond de republi
kein Jules Ferry tegenover Picot.
„Neen," antwoordde zij, „ten minste niet zoo
veel om mij een zorgeloos leven te verzekeren,
waarom ik' blijde was de betrekking van gezel-
schapsjnff ouw bij de gravin Von Lörach te kun
nen aannemen."
„Wist uw verloofde van de geldelijke omstan
digheden uwer ouders?"
„I-Iet is mogelijk. Nauwkeurig kan ik dat ech
ter niet zeggen.
„In al dien tijd waart gij bij de gravin Lö
rach
„Ja, mijnheer de assessor!"
„Gij hebt een zeer treurig lot gehad! Waarom
zocht' gij geen andere betrekking
„Daaraan dacht ik dikwijls." antwoordde Ma
thilde zacht, „doch de uitvoering dezer gedachte
werd mij altijd door de gravin verijdeld."
„Vertel er mij meer van, mejuffrouw Tomsdorf!
Ik heb er natuurlijk even veel belang bij uwe
onschuld aan 't licht te brengen, als u van een
misdaad te overtuigen. De gravin haat u doch
ik zou gaarne nog meer bewijzen voor dezen haat
hebben dan dit geval met het dagboek."
„Voor mijne komst op 't kasteel heeft men mij
dikwijls gewaarschuwd voor het aannemer, van
eene betrekking in dienst der gravin Von Lörach;
geen gezelschapsjuffrouw was ooit langer dan
hoogstens een halfjaar op het kasteel gebleven
de gravin was om zoo te zeggi-n in den ganschen
omtrek berucht. Om dit te wederleggen, zocht
zij mij door alle mogelijke middelen aan zich te
binden en elke verbetering van mijn ongelukkig
lot te verhinderen."
„Hoe was dit mogelijk, mejuffrouw?" vroeg
de assessor verbaasd.
„In een zoodanig geval dreigde zij mijn goe
den naam openlijk te schande te maken, waartoe
haar middelen en wegen genoeg ten dienste ston
den. Welk wapen had ik, de hulpelooze wees,
tegenover deze machtige vrouw?"
„Het wapen der wet," antwoordde de rechter
ernstig, „doch laten wij dat thans aan zijne plaats,
mejuffrouw Gij herkent in dezen ring den ver
lovingsring van uwen bruidegom?"
„Ja," sprak zij met een diepen zucht, terwijl
zij een gouden ring te voorschijn haalde, dien
zij aan een zijden koord om den hals droeg.
„Deze, mijnheer, is de mijne, vergelijk de beide
ringen met elkaar."
Zij deed het koord van haren hals en overhan
digde den rechter den eenvoudigen trouwring,
Met echt Spaansche hoffelijkheid heeft de
bekende republikein Castelar, die gedurende
de ziekte des kleinen konings tweemaal per
dag aan het paleis naar hem liet vragen, aan
de^ koningin-regentes thans een schrijven doen
geworden, waarin hij haar geluk wenscht
wegens het overeenkomstig den wensch zijns
harten ingetreden herstel van hem, „die nu
tweemaal koning is: eenmaal door de wetten
des lands en ten tweede maal door een won
der der Voorzienigheid."
Men zal zich herinneren, dat de koningin
regentes harerzijds, toen Castlar eene gelief
de zuster door den dood verloor, hem door
middel van Sagasta van hare innige deelne
ming deed verzekeren.
Zaterdag heeft de regentes eene felici
tatie-receptie gehouden, welke uiterst talrijk
bezocht was. Men schat het aantal aanwe
zigen op vier duizend. De kleine koning was
wijselijk in zijne vertrekken gebleven, maar
de regentes, die er zeer aangedaan, maar
zeer gelukkig uitzag, nam de honneurs waar.
Na afloop moet zij gezegd hebben er trotsch
op te wezen te regeeren over een land, waar
goedhartigheid in het volkskarakter de eerste
plaats inneemt.
die van binnen het naamcijfer T. W. en het jaar
tal 18** droeg.
Zonderling, zonderling!", prevelde de assessor,
terwijl hij de beide ringen met elkaar vergeleek,
„ongetwijfeld belmoren deze twee bij elkander.
Hoe echter komt deze op de plaats van 't onge
luk? Hij moet zelve inzien, mejuffrouw dat
hij een sterke getuige tegen u moet zijn, of
schoon ik zedelijk overtuigd ben van uw on
schuld. Kunt gij bijvoorbeeld dezen ring met uw
eigen naamcijfer niet eveneens in uw bezit ge
had hebben
Mathilde antwoordde niet. Onbeweeglijk staarde
zij op dit gewichtig reepje goud. dat als een ver
ontrustende herinnering het verleden weder op
rakelde, dat haar geheele levensgeluk vernietigd
had en haar tegenwoordig vreugdeloos bestaan
met den stempel van een bloedige misdaad voor
eeuwig zou brandmerken. Plotseling kromp zij
als van ontzetting ineen, alsof zij door eene on
willekeurige huivering werd overvallen; zij drukte
beide handen voor haar bleek gelaat en zuchtte
luid.
„Als gij mij het een of ander hebt meètedee-
len wat licht'in deze duistere zaak kan aanbren
gen, talm er dan niet mee, mejuffrouw," ging de
assessor, die haar opmerkzaam had gadegeslagen,
voort. „De verdenking ligt te zwaar op u, om te
kunnen verhelen, dat de mogelijkheid eenerver
oordeeling, zonder een openhartige bekentenis,
voor de hand ligt. Hebt gij geen het minste ver
moeden, hoe deze ring in het park der gravin
Von Lörach, in de onmiddellijke nabijheid van
de bloedige plaats kan gekomen zijn
Mathilde schudde het hoofd.
„Gij kent toch graaf Waldstein?" ging de as
sessor op nieuw voort.
„Neen, ik ken hem niet."
„Men heeft u met hem in 't park gezien."
„Als de heer, dien ik eenige dagen geleden in
het park ontmoette en die eenige vragen tot mij
richtte, graaf Waldstein is, dan kan men hem
zeker met mij gezien hebben, zonder dat daaruit
echter nog bekendheid met hem behoett te vol
gen."
„Wat vroeg hij u?"
„Of de gravin Wildenfels zich op het kasteel Lö
rach bevond," antwoordde Mathilde aarzelend.
(Wordt vervolgd.)