Nummer 33. Donderdag 24 April 1890.
13e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Boekhouden.
De kamer waar liet spookte,
ANTOON TIELEN
FEUILLETON.
Staatiiundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk.
II.
Zeer terecht zei de de heer Schmidt, di
recteur der handelsschool te Weimar, bij
de opening van een cursus tot zijne leer
lingen
//Die eene zaak begint en ook maar
z/een groschen bezit, koope zich daar-
z/voor pen en papier om op te schrij-
z/ven wat in zijne zaak in- en uit-
z/gaat. Het allernoodzakelijkste wat
//iemand, die zaken drijft ze mo-
zzgen groot of klein zijn te doen
//heeft, is boekhouden.
En toch wordt aan dit gedeelte der za
ken dikwijls zoo weinig aandacht geschon
ken. Meestal gelooft de kleine schoenma
ker en looier, dat dit niet noodig is, of wel,
dat hij goed uit het hoofd kan onthouden
wat in zijn bedrijf in- en uitgaat. Al is
nu de omvang eener zaak nog zoo klein,
dan is boekhouden toch nog noodig, zij
't alleen ora zich te kunnen overtuigen of
ze voor- of achteruitgaat, of de schulden,
die men heeft, of wel het tegoed, het groot
ste is
De tegenwerping, zoo dikwijls door drij
vers van kleine zaken gemaakt, dat die schrij
verijen zooveel tijd vordereu, vervalt vol
komen, want zoodra men iets op het papier
gesteld heeft, ontlast met het geheugen,
en is dan veel geschikter voor anderen ar
beid. Men is dan in staat om steeds zijne
gedachten te concentreeren op het werk,
dat men onderhanden heeft. Als men alles,
wat in het bedrijf voorkomt, onmiddellijk
boekt, kan men veel vrijer en aandachtiger
aan andere dingen denken, waarmede men
Uit het Engelsch.
Er kan dus in 't geheel geen twijfel bestaan
z/dat het voor eiken man van zaken
//een allerdringendste eisch is eene
//bij zijn bedrijf passende boekhou-
z/ding in te voerenwant zonder
z/dat is het onmogelijk goede .resul
taten te krijgen/'
z/Wie in 't geheel niets van boekhouden
verstaat, zal na het voorafgaande wellicht
denken, dat de aanbevolene inrichting slechts
met groote moeite te leeren isdit is ech
ter niet zeo. Iemand, die den vasten wil
heeft orde in zijne zaken te houden, zal
zich ook in korten tijd daarvan op de hoogte
weten te stellen.
jDaarbij komt nogdat men tegenwoordig
in eiken boekha/ndel boeken kan koopenge
lijnd voor alle soorten inrichtingen en alles
zoo gemakkelijk mogelijk.
Hierdoor is ook aan hem, die slechts wei
nig schoolkennis bezit, de mogelijkheid aan
de hand gedaan om alles klaar en duidelijk
te boeken.
Om nu aan iedereen, die zaken doet, dui
delijk te maken hoe de boeken in 't alge
meen moeten aangelegd worden, is het noo-
raag vallen zelfs schoon het slechts komedie
spel is het hof te mogen maken aan de erken
de beauté der afgeloopen season Bijna iedere
heer van het gezelschap heeft vrij duidelijk te
kennen gegeven dat hij zich zelf zeer geschikt
acht voor die rol, maar tot nog toe is men het om
trent deze zaak niet eens geworden.
dig zich voor te stellen wat eigenlijk het
doel van het boekhouden is.
Zooals reeds gezegd is, moet de boekhou
ding niet slechts een overzicht ge ven over schuld
en tegoed, maar ook eene controle over den
stand van het vermogen, dat in de zaak zit,
en daarom is het. noodig dat dit bepaald
wordt, alvorens met het eigenlijke aanleggen
der boeken te beginnen.
De vaststelling van dit kapitaal geschiedt
door het opmaken van een inventaris. In
hoofdzaak bestaat zoo'n inventaris uit twee
deelen, namelijk Actief en Passief.
Het Actief omvat alles wat men aan on
roerende goederen, inrichting van het be
drijf, voorraad aan geld, koopmansgoederen
enz. bezit, in één woord, het Actief omvat
alles wat eigendom is, terwijl Passief is dat,
wat men nog schuldig is op al hetgeen men
bezitt is dus van dezelfde beteckenis als
schuld. Als nu de stand van het vermogen
is zooals het behoort, dan moet het Actief,
d i. het vermogen, grooter zijn dan het Pas
sief of de schuld en als men het laatste
van het eerste aftrekt, blijft het zuivere Ac
tief of het werkelijke vermogen over.
't Is niet zeer moeilijk een inventaris op
te maken, maar deze heeft dan alleen we
zenlijke waarde, als hij is samengesteld met
de grootste juistheid tot grondslag.
De voorwerpen moeten genoteerd worden
aan de waarde, welke zij op den dag der
inventarisatie hebben, want dan alleen zal
de uitkomst juist zijn en ons voor zelfmis
leiding bewaren. Twijfelachtige vorderingen
mogen dus slechts opgenomen worden aan
eene waarde, die er waarschijnlijk van in
zal komen, maar nooit op de volle hoogte.
Voorhandene koopmansgoederen mogen
andere gasten, maar als hij hem bij Mrs. Talbot
brengt, voorkomt het mooie weeuwtje hem.
insgelijks niet worden opgeteekend aan de
waarde welke zij opbrengen, maar aan den
kostenden prijsop deze wijze is men reeds
voorbereid op eventueele latere verliezen
De inrichtingen voor een bedrijf verliezen
door slijtage jaarlijks aan waarde; hiermede
moet men rekening houden, door jaarlijks
eene zekere som af te schrijven overeenko
mende met het bedrag der slijtage.
Veranderingen aan gebouwen mogen al
leen dan in rekening worden gebracht, als
de waarde van het eigeudom er door is toe
genomen.
Toen wij onlangs de verwachting uitspra
ken, dat Bismarck's aftreding met al den
aankleve van dien, nog langen tijd de ge
moederen en de pennen in beweging zou
houden, hadden wij niet kunnen vermoeden,
dat d« ex-kanselier zoolang de aandacht op
zich zou gevestigd houden 't zij dan
misschien ondanks zich zeiven of liever
na eenige dagen zonder Bismarck-discussien
in de bladen, de agitatie plotseling opnieuw
zou herleven.
Toch is dit gebeurd, dank zij der Hamb.
Nachr. welk ex-officieus orgaan, zijn opinie over
het nieuwe regime met v. Caprivi aan het hoofd
niet onder stoelen of banken steekt of tracht
hetgeen het tegen dezen heeft aangevoerd
te verzwakken of te herroepen, maar integen
deel voortgaat met zijn agitatie ten gunste
van den ex-kanselier.
Wel zegt het blad zelf, dat het artikel
tegen generaal v. Caprivi niet door vorst
Bismarck is opgesteld of geïnspireerd, maar
het laat er eenige mededeelingen opvolgen,
die bewijzen, dat de ex-kanselier wel kool
gen. Met eene trotsche uitdrukking op het gelaat
leunt zij weer achterover in haren stoel en sluit
de lippen vast opeen.
De Echo van het Zuiden.
Waiilwpscle cd Langslraatschc ('oiiranl,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertenticn 17 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Adrertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Mrs. Talbot is nog jong en in hare soort bij
zonder mooi. Hare oogen zijn kwijnend enblauw
als gentianen heur haar heeft eene zachte kas
tanjebruine kleur, hare lippen zijn misschien niet
geheel onberispelijkdaar zij al te dun zijn,
maar haar mondje is klein. Zij ziet er belang
rijk jonger uit dan zij werkelijk is en laat niet na
var. dit l'eit zooveel mogelijk voordeel te trekken.
Inderdaad zou een vluchtig opmerker niet den
indruk ontvangen dat hare nicht zooveel jon
ger is.
Miss Delmaine is lang en slank en heeft iets
geposeerds over zichterwijl Mrs. Talbot een
klein vrouwtje is met ronde vormen, en alle mo
gelijke moeite in het werk stelt om de blikken
der mannen tot zich te trekken.
In de laatste week heeft men eene komedie
voorstelling op touw gezet. Iedereen is het dan
sen en muziekmaken moe.
Den laatfsten tijd heett men daarvan over en
over genoeg gekregenen zoo heeft men zijne
toevlucht gezocht bij het tooneel.
Het stuk waarop de keuze viel, is het be
roemde blijspel van Goldsmith: „She stoops to
conquer."
Miss Villiers, een mooi meisje met blonde haren
en betooverende oogen, zal de rol van Constan-
tia Neville vervullen Miss Delmaine die van
Kate Hardcastle; en Lady Gertrude Vinnig, schoon
zij eigenlijk wel wat te jong is voor die rol,heeft
er in toegestemd voor Mrs. Hardcastle te spelen,
daar zij ae overtuiging heeft dat gepoederd haar
en eene muts haar wei goed zullen staan. Men
heeft eenen onmogelijken Tony Lumpkin ontdekt
in een zenuwachtig jonkman die stottert en het
in het bijzonder tc kwaad heeft met de letter „s*
een jonkman die de rol van Tony totaal ver
keerd opvat en zoodoende eenen geheel nieuwen
Tony op de planken brengt. Eenen zeer geschik-
ten Hastings heeft men gevonden in den persoon
van kapitein Ringwood, een kloek jong officier
en een der „lions" in de season.
Maar wie zal voor Marlow spelen Wie zal
de gelukkige man zijn, wien.de zaligheid te beurt
zich anders niet zou kunnen bezighouden,
wil men het een of ander niet vergeten.
Slaat men nauwkeurig iemand gade, die al
wat in zijne zaken voorkomt, zonder boe -
ken in het hoofd wil houden, dan zal men
tot de ervaring komen, dat hij veel meer
tijd verspilt door niets te noteeren, dan als
hij hiervoor behoorlijk den tijd nam. Zulke
lieden zijn bij al hun werk en al hunne
handelingen steeds onzeker, omdat de grootste
verwarring in hunne hersenen heerschtten
gevolge van al de zaken, die zij genoodzaakt
zijn in hun geheugen te houden.
Natuurlijk is Sir Adrian de eenige op wien
aller oogen en van sommigen zelfs jaloersche
oogen gevestigd zijn. Doch zijne plichten als
gasthee.r dwingen hem, zeer tot zijnen spijt, zich
niet op den voorgrond te stellen [bij het dingen
naar deze eer en zich meer naar de wenschen
zijner gasten te voegen dan naar zijne eigene.
Miss Delmaine zelve heeft lachende geweigerd
haren tooneel minnaar te kiezen, zooaat lot op
dit oogen blik de gansche zaak in zulk eenen toe
stand van onzekerheid verkeertdat men nog
niet in staat is den dag te bepalen, waarop het
stuk opgevoerd zal worden.
Het is vier uur, en allen staan of zitten in de
bibliotheek, zooals gewoonlijk drok bezig met de
moeilijke quaestie te bespreken. Zij praten allen
door elkaar, en bij de algemeene opwinding hoort
niemand den lakei eenen heer aandienendie
bedaard zijne schreden richt naar de plek waar
Sir Adrian zich over den stoel van Florence Del
maine heenbuigt.
Hij is een lang man van ongeveer vijf en der
tig jaarmet een donker gelaat en donkere
oogen hij heeft ook over het geheel wel iets van
Sir Adrian.
„Wat, Arthur, zijt gij het?'' zegt Sir Adrian
op eenen toon van verassing, waar echter weinig
hartelijkheid in doorstraalt, doch aan den anderen
kant ook geen bepaalde wrevel.
„Ja", herneemt de vreemdeling met een kwij
nend lachje en zonder eenen zweem van verle
genheid. „Gisteren schoot mij eensklaps de uit-
noodiging te binnen die gij mij zoo wat eene
maand geleden deedt, om u te komen bezoeken
op den tijd, die mij het best voegde. Deze tijd
voegt mij het best, en daarom kom ik nu."
Hij glimlacht nog steeds als hij dit zegt en kijkt
sir Adrian vragend aan, die op plichtmutigen
toon hem onmiddellijk vertelt, dat hij zeer in
zijnen schik is hem te zien, en dat hij een beste
kerel is door zoo eens te komen overwaaien zon
der op eene meer vormelijke herhaling zijner uit-
noodiging te wachten. Daarna brengt hij hem
bij de oude Lady Fitz Almont, de moeder van
Lady Gertrude Vinnig en stelt hem aan haar
voor als „mijn neef Dynecourt."
Deze zelfde formaliteit herhaalt hij bij eenige.
„Mijnheer Dynecourt en ik zijne oude vrienden,"
zegt zijterwijl zij den nieuwen gast de hand
reikt. En zich tot hare nicht wendende voegt
zij er bij Florence, vindt ge het niet toevallig
dat wij hem zoo dikwijls ontmoeten
„Hebben wij hem zoo dikwijls ontmoetP'vraagt
Florence kalmdoch op ietwat hoogen toon,
waaruit duidelijk blijkt dat die ontmoetingen
haar niet aangenaam zijn. Dan reikt zij den
heer Dynecourt koeltjes hare hand. Hij houdt
die even in de zijnezij trekt hare hand met
eene onwillige beweging terughij wendt zich
eensklaps van haar af, en wijdt zich nu gansoh
en al aan Dora Talbot.
Het weeuwtje is zeer in haar schik over de
attentie, die hij haar bewijst. Hij is een knap
man met zeer goede manieren en het laatste half
uur had zij zich vrij wel verveeld. De zaak-
Marlow had allen zoo in beslag genomen, dat
de leden der andere sekse zich volstrekt niet met
haar bemoeid hadden. En nu wordt het onder
werp weer van alle kanten bekeken en besproken
en er wordt weer druk en ijverig gedisputeerd.
„Waar is dit alles over?" vraagt Athur Dyne
court eensklaps, terwijl hij naar een groepje
kijkt, dat in het vertrek staat en het rumoerigst
is. En sir Adrian, die hem deze vraag hoort
doen, legt hem de zaak uit.
„Zoo, is het dat zegt hij. En dan, na een
nauw onmerkbare pauze, vervolgt hij Wie moet
Iiate Hardcastle zijn
„Miss Delmaine," antwoordt sir Adrian, die nog
altijd over den stoel dezer jonge dame leunt.
„Waarin bestaat de moeilijkheid?" vraagt Arthur
Dynécourt, schijnbaar ouverschillig.
„Och," hervat sir Adrian lachend, „ik geloof
eiger.liik dat wij wat al te bang zijn. Wij weten
allen dat miss Delmaine eene voortreffelijk actrice
is en wij zijn bang dat wij haar spel zullen
bederven door fouten van onzen kant. Wij hebben
geen van allen vroeger die rol gespeeld en daar
om zien wij er wat tegen op."
„Wat zeer te begrijpen is," zegt zijn neef koel
tjes. „Dan inoogt ge wel blij zijn dat ik van
middag ben gekomen; ik heb die rol herhaalde
malen gespeeld en het zal mij een waar feest
zijn, het nog eens te doen en u zoo tegelijkertijd
uit de moeilijkheden te helpen."
üp het gelaat van miss Delmaine verschijnt
een blos van toorn en zij beweegt hare lippen
als wilde zij iets zeggen; maar na zich een oogen-
blik bedacht te hebben weet zij zich te bedwin-
SUTOIt.
Wordt vervolgd
Sir Adrian staat als van den donder getroffen.
Hij heeft steeds de geheime hoop blijven koes
teren dat ten slotte die rol hem ten deel zou
vallen; maar nu wat moet hij doen? Hoe kan
hij zijnen neef weigeren de rol te vervullen,
vooral nu deze verklaard heeft dat hij er uitste
kend is thuis is
Arthur, die bespeurt hoe zijn neef aarzelt,
lacht luide. Het is geen prettige lach, er is iets
snerpends in en vooral op dit oogenblik doet die
lach de ooren der toehoorders alleronaangenaamst
aan.
„Als ik onbescheiden ben geweest," zegt hij,
terwijl hij zich is het toeval? het meest
tot Florence wendt, „vergeeft het mij dan. Ik
dacht u slechts eenen kleinen dienst te bewijzen
Ik meende te begrijpen dat gij in een lastig'ge
val verkeerdet. Doet maar gerust alsof gij mijn
aanbod niet geboord hadt. Ik ben werkelijk
bang dat ik mijzelven wat heb opgedrongen
zonder erg geloof mij."
„Wel neen, mijn waarde, volstrekt niet," ver
klaart sir Adrian haastig, die eensklaps schrikt
van den schiin van onbeleefdheid, dien hij op zich
laadt. „Ik verzeker u, dat gij u vergist. Integen
deel wij nemen uw aanbod dankbaar aan en
gij zult mij een groot genoegen doen als gij voor
Marlow wilt spelen."
„Maar werkelijk" begint Dynecourt.
„Geen woord meerl" vult sir Adrian hem in
de rede en werkelijk is Arthur Dynecourt er op
dit oogenblik in geslaagd zijnen neef tc doen
gelooven, dat hij hem eene groote gunst gaat
bewijzen. „Luistert eens," vervolgt sir Adrian,
terwijl hij de andere hccren nadert, die het nog
altijd drok hebben over de netelige quaestie:
„de zaak is al in orde. Hier is mijn neef, die zal
den knoop voor u doorhakken en tegelijkertijd
een uitnemende Marlow zijn."
Met moeite verbergt men de teleurstelling, die
het gevolg is van deze kennisgeving. Donkere
blikken worder op den nieuw aangekome ge
worpen, die ze met zijn gewoon onverstoorbaar
glimlachje opvangt. Arthur staat op, nadert eenen
der heeren, dien hij kont en zegt iets over de
zaak, terwijl hij even de schouders ophaalt. Daar
hij de neef van sir Adrian is, voelt iedereen dat
het onmogelijk zou zijn eenig bezwaar temaken
tegen zijn voorstel om de doo'* ieder zoo vurig
gewenschte rol te vervullen.
Wordt vervolgd.