Nummer 78.
Donderdag 2 October 1890. 13e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
EUROPA tegenover AMERIKA.
ANTOON TIELEN
FEUILLETON.
SP a
rT
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk.
16.
Naar het Hoogduitsch.
ksck en Lufslrulsrkr fwirui.
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 1—7 regel» /0,60 daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Ad verten tien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Het moet als een teeken des tijds, en ze
ker wel als een zeer verblijdend beschouwd
worden dat de politieke verhouding tusschen
Frankrijk en Duitsehland langzamerhand een
meer vriendschappelijke wordt, dat de inwoners
van beide rijken elkander niet meer als wezens
beschouwen wier bestaan naast elkander
onmogelijk is, ja, zelfs de pers in meer of
mm duidelijke bewoordingen over een toe
nadering tusschen de beide rijken durft spre
ken. Zoo heel gemakkelijk zal het echter
niet gaan, een twist van zoo ouden datum
bij te leggen, daar van Fransche zijde nog
altijd eischen worden gesteld, die de Duit-
schers nooit ofte nimmer in vervulling kun
nen doen overgaan. Een werkelijk en duur
zaam vergelijk zou slechts dan tot stand
kunnen worden gebracht, wanneer eenzelfde
gevaar de beide staten dreigde, dat slechts
dan afgewend kon worden, wanneer de han
den in elkander werden geslagen om geza
menlijk den vijand het hoofd te bieden.
Een dergelijk middel tot toenadering meent
men nu gevonden te hebben in de invoering
van de Mac-Kinley-bill in Amerika, die
Duitschlands groothandel evengoed treft als
dien van Frankrijk en van alle andere han
deldrijvende Europeesche naties. Het eenige
middel om de nadeelige gevolgen van die
invoering voor Europa tot een minimum te
beperken zou wellicht te vinden zijn in de
oprichting van een Europeeschen bond tegen
Amerika, reeds vroeger door ons besproken
die door de heffing van hooge invoerrechten
op de Amerikaansche producten, Amerika's
uitvoerhandel een gevoeligen slag zou toe
brengen. Op de vraag hoe men tot zulk
een bond van alle mogendheden, en vooral
van Duitschland en Frankrijk, zou moeten ge
raken antwoordt een in Duitschland vertoe
vende Fransche diplomaatdat hem in
Duitschland iets opgevallen is, namelijk een
vriendschappelijke stemming tegenover Frank
rijk, na Bismark's aftreding. Dat de Fransche
i»
diplomaat deze stemming eerst thans opmerkt,
valt niet te verwonderen, daar men er zich
vroeger in Frankrijk niet om bekommerde,
hoe men in Duitschland over hen dacht, hoe
wel Bismarck reeds lang te vergeefs beproef
de, zich met Frankrijk te verzoenen.
De thans regeerende keizer verwacht zijn
roem slechts van den vrede. Een toenade
ring tot Frankrijk wordt oprecht door hem
gewcnschtFrankrijk zou slechts op de een
of andere wijze behoeven te toonendat het
zich met Duitschland omtrent de oprichting
van een Europeeschen bond tegen Amerika
wil verstaan, om Duitschland voor het plan
te winnen. Overbodig te zeggen, dat Oos
tenrijk Zweden, België, Nederland in een
woord geheel Europa, zich bij Frankrijk zou
aansluiten. Rusland blijft in dit geval buiten
rekening, daar zijn belangen geheel op zich
zelf staan en misschien ook Engeland. Een
dergelijke beweging ten gunste van een Eu
ropeeschen bond tegen een gemeenschappe
lijk gevaar zou ook voor den socialen oorlog
een wapenstilstand tengevolge hebben.
In dit opzicht is het idéé van de oprichting van
zulk een bond werkelijk zoo kwaad niet, maar
de uitvoering er van
Van den anderen kant echter mag het erg
betwijfeld worden, of het heffen van hooge
invoerrechten van Amerikaansche voortbreng
selen tot het beoogde doel zou leiden. De
president der Vereenigde Staten is namelijk
gewapend met eene willekeurige macht die
geen enkel hoofd van de Europeesche con-
stitutioneele rijken bezit. Zoodra hij oordeelt
dat een rijk door uitzonderingstarieven den
invoer van Amerikaansche voortbrengselen
bemoeilijkt, kan hij eenvoudig den invoer
van producten uit dat land verbieden. En
hierbij is Amerika steeds aan het langste
eind.
Europa, toch, zendt naar Amerika slechts
voortbrengselen zijner industrie, terwijl Ame
rika die van zijnen landbouw en veeteelt naar
Europa uitvoert.
Men meent daar desnoods onze artikelen
te kunnen missen, maar houdt zich overtuigd
dat Europa niet buiten de Amerikaansche
kan. Met andere woorden zeggen de Ame
rikanen, dat Europa van hen afhangt en zij
niet van Europa; dat dus Europa zal gesla
gen worden.
Een feit is het, dat Europa, door zijne
protectionistische staatkunde, vele belangen
benadeeld heeft, die zich thans trachten
schadeloos te stellen voor de geleden verlie
zen. Men heeft den economischen oorlog
ontstoken en deze volgt zijnen noodlottigen
loop steeds crescendo.
Maar wat moet men dan aanvangen om
zien te verdedigen tegen de Ver.-Staten?
In het heffen van hooge invoerrechten van
Amerikaansche artikelen is, zooals wij hier
boven zeidengeen heil te vindenintegen
deel
Dat men echter trachte eenen Europee
schen bond op te richten, ten einde te kun
nen geraken tot aanzienlijk vermindering der
militaire lasten dat men maatregelen neme
om den tarievenstrijd tusschen de verschil
lende Europeesche landen te doen eindigen,
en flinkweg terugkeere tot de vrijhandels
beginselen dit is zeker een zeer prijzens
waardige zaak.
Daarbij moet Europa trachten zich lang
zamerhand vrij te maken van Amerika en
de artikelen die de Ver.-Staten lot nu bijna
uil sluitend leveren zelf voortbrengen of van
elders betrekkendit is de meest afdoen
de represaille-maatregel, die uitgedacht kan
worden.
Andere represailles, door middel van ta
rieven helpen ons slechts dieper in 't slijk,
waaarin wij ten slotte (men begint het te
voelen) onvermijdelijk zullen stikken. Want,
naar 't zich laat aanzien, bereidt bet steeds
verder gedreven protectionisme ons in de
eerste plaats de maatschappelijke catastrophe,
die de behoudende geesten zoo zeer vreezen.
Nu trad zij op hem toe en zeide
„Graaf, kunt ge wij tien minuten van uw tijd
schenken Ik zul u niet lang ophouden.*
Een ongeduldige trek vertoonde zich op zijn
gelaat, zij merkte het en werd bleek van ergernis.
„Wees niet bevreesd/ zeide zij sarkastisch, „ik
zal niet over mij zelf spreken."
„Ik was juist van plan uit te rijden/ zei hij
haastig.
Haar eerste opwelling was, hem verachtelijk
den rug toe te keeren, de kamer te verlaten en
nooit weer een woord met hem te spreken. Een
oogenblik zelfs gevoelde zij, dat ze hem haatte.
Toen herinnerde zij zich, dat zij de arme weduwe
beloofd had een goed woord voor haar te doen
diezelfde weduwe, die haar huisje zoo liefhad,
omdat zij daarin met haar „besten man" zoo ge
lukkig geweest was.
Eindelijk bedwong zij zich en zeide zacht: „Ik
beloof u, het kort te maken, wilt gij met mij
naar mijn kamer gaan
De graaf keek verwonderd op.
„Ik zal u volgen," zei hij toen op een toon,
waarin duidelijk al zijn tegenzin te hooren was;
zij ging hem voor naar haar boudoir. Het was
een gezellige achtkantige kanier met een geschil
derd plafond en prachtige tapijten. Voorderamen
hingen zware rose zijden gordijnen met witte
kanten afgezet. Een heerlijke bloemengeur kwam
hem tegen.
„Welk een prachtig damesboudoir," riep de
graaf verwonderd uit, „bloemen, kanten, elegante
meubelen! Het is werkelijk smaakvol ingericht!"
Toen vial het hem in/dat hij heden voor de
eerste maal de kamers zijner vrouw betrad.
„Wees welkom in mijne kamers/ zeide zij.
De graaf lachte, wat hij altoos deed, als hij zijn
gevoelens wilde verbergen.
„Elfriede, gc hebt iets van Reinholt's manieren
overgenomen."
„Mijne wijze van doen is geheel mijne eigene,»
antwoordde zij trotsch. „Ilc heb een verzoek aan
u, graaf Erich."
„Ik ken mij zelf niet weder. Ik in een dames
boudoir en in tête a tête met de bevallige be
woonster."
„Gij spot met mij; wanneer gij echter zoo goed
wilt zijn mij aan te hooren, dan zult ge spoedig
\an dit tête'è, tête bevrijd zijn."
Hij leunde in een har er gemakkelijkste stoelen
en terwijl zij hem aankeek, gevoelde ze een
oogenblik het verlangen bij zich opkomen, dat
alles anders ware dat hij zich in haar boudoir
tehuis mocht voelen dat zij naast hem neer
mocht knielen, zijn hoofd naar zich toe mocht
trekken en hem haar bede toefluisteren. Zij werd
ongeduldig over haar eigen zwakheid. Welk een
droom over den man, dien zij niet liefhad! Zij
droeg hem haar verlangen voor. De moed ont
zonk haar, toen zij zag hoe zijn trekken zich
verduisterden."
„Wie heeft die vrouw bij u aangediend?"
„Waarom verlangt ge dat te weten?"
„Omdat, zoodra ik het weet, ik hem wegens
verregaande ongehoorzaamheid uit mijn dienst
zal ontslaan."
„Wanneer hij ongehoorzaam jegens u was,
spijt liet mij. Maar wat ik n hidden mag, laat
dit geen invloed uitoefenen op mijn verzoek
„Om u de waarheid te zeggen, Elfriede. be
rokkenen deze menscher. mij ook zonder uw in
menging reeds onaangenaamheden genoeg en ik
kan °niet toegeven."
„Graaf Erich," viel zij hem in de rede, „geloof
mij, ik koester niet het minste verlangen mij in
uw zaken te mengen, manr die arme vrouw
och, indien ge haar bleek en vermagerd gezicht,
haar droevige oogen maar gezien had."
„O, als men wilkan men er hongerig genoeg
uitzien," zei hij ongeduldig.
„Dat kunt ge niet meenen. Ik vreet, dat gij
gevoel en medelijden met die ongelukkige men-
schen hebt, ik heb zelf gezien hoe goed en edel
moedig gij jegens hen waart, en de man dezer
arme vrouw zij hield van hem, graaf Erich,
haar man stierf'ter wille van een paar vogels.
Denk eens aan een raensch gedood, opdat een
paar vogels zouden leven
„Ge hebt een eigenaardige wijze van de zaken
De staatkundige beroeringen, welke sinds
den oorlog van 1870 Europa afwisselend ver
ontrust hebben, schijnen verdwenen te zijn
met het aftreden] van prins Bismarck en de
te beschouwen. Weet ge wel, dat ge inbreuk
maakt op de wet?"
„Hoe bedoelt ge dat?"
„Op de jachtwetten, meen ik. De houtvester
Braun stierf bij het verdedigen van de jachtwet
en niet om een paar vogels-"
„Ja, van die zaken hebt ge meer verstaand dan
ikik weet alleen, dat ik medelijden had met
die arme vrouw die haar man liefhad en ver
liezen moest." De treurigheid in haar stem, toen
zij de laatste woorden sprak, roerde en ergerde
hem tegelijk.
„Elfriede het is niet altijd goed naar de in
spraak van zijn hart te handelen. Alle pachters
moeten'hun huur betalen, ik kan geen uitzonde
ring maken."
„Maar het geldt hier maar vier thaler maande
lijks dan zal u toch niet verarmen?"
„Het is niet om het geld, maar om het beginsel.
During zegten ik geef hem groot gelijk, als ik
deze vrouw kosteloos laat wonen, heeft elke we
duwe op het goed dezelfde rechten. Heeft de
eene een verontschuldiging, de andere lal er da
delijk een vindenen wat zou er dan van mij
worden
„Maar dat zal immers niet gebeuren! Ik vraag
het voor deze vrouw als een bijzondere gunst,
dat zult ge mij toch zeker niet weigeren."
„Düring heeft mij al voor deze vrouw ge-
wcarschuwd, dat zij gedurig weer zou komen.
Weet ge wel dat, indien ik wilde, ik veel meer
voor het huisje vragen kon."
Het was een groote overwinning op zich zelve
dat zij zich nog beheerschtezij wist, dat onge
duldig worden gelijk stond met het verliezen
van haar zaak.
„Mag ik dan voortaan de huur voor haar be
talen
Hij lachte. „Indien ge dat wilt, dan zullen wij
den 'huurprijs met 100 thaler per jaar verhoogen.
Maar in vollen ernst, Elfriede, ge moet u niet in
zulke zaken mengen dat gaat niet. Ik verzoek
u verder geen woord meer over de geheele zaak
te spreken."
Zij wendde zich af, haar gelaat verbleekte en
haar lippen trilden van ergernis. Hij zag het en
het deed hem leed.
„Het spijt mij, Elfriede, dat ik u moet teleur
stellen. Het is het eerste verzoek dat gij tot mij
duurzame vrede schijnt meer dan ooit het
programma te zijn van alle regeeringen.
En toch is er slechts sprake van militaire
manoeuvres in alle landen, overal ziet men
oorlogsoefeningen en krachtsontwikkeling; dit
alles om den vrede te beschermen, dat spreekt
van zelf, maar in alle geval is 't een rare
manier om de volkeren gerust te stellen no
pens de toekomst.
In dien tusschentijd gaat de keizer van
Duitschland voort de wereld bezig te hou
den met zijne handelingen en zijne reizen.
Na zijn bezoek in Rusland, waar hij, zooals
thans bekend is, van den czar niet verkre
gen heeft wat hij hoopte, heeft hij zijn ge
trouwen bondgenoot, den keizer van Oosten
rijk, in Silezie ontvangen, hij maakt zich ge
reed om zelf in Stiermarken te gaan jagen,
terwijl graaf von Caprivi en graaf Kalnoky
samen besprekingen zullen houden over den
tegenwoordigen toestand van het drievoudig
verbond.
De eenige werkelijk onrustbarende toestand
trouwens, is voor 't oogenblik die van Por
tugal, waar de koning, pas van zijne ziekte
hersteld, zich in de onmogelijkheid ziet om
een nieuw ministerie samen te stellen en
waar de republikeinsche denkbeelden met
den dag schrikwekkende vorderingen maken.
Engeland heeft in de oogen van de voor
standers der monarchistische denkbeelden
eene zware verantwoordelijkheid op zich ge
nomen, door het koningschap in Portugal ia
een zoo lastige positie te brengen. Als ooit
de revolutie in Portugal kwam te zegevieren,
dan zou de regeering van Spanje, en mis
schien ook wel die van Italië, zich erg be
dreigd gevoelen. Gelukkig zijn dit slechts
mogelijke, maar weinig waarschijnlijke ge
beurlijkheden. Toch bemerkt men zeer goed,
dat de geldmarkt niet meer zoo volkomen
gerust is. Van den eenen kant schijnt de
staatkundige toestand, waarvan de zekerheid
misschien wel wat overdreven was geworden,
en van den anderen kant vooral het duurder
worden van het geld, haar te drukken en
voor onbetwistbaar gevolg te hebben gehad,
de stijging der Europeesche fondsen en in
gericht hebt en ik had het zoo gaarne toegestaan.
Maar ik heb Düring bepaald beloofd mij nooit
met deze zaken in te laten.
Met een verachtelijk gebaar hief zij het hoofd
ophaar oogen schoten stralen.
„Weet ge wat ik er van denk, graaf? Ik zon
liever de armste bedelaar, dier. gij van uwe deur
wijst, zijn, dan graaf Erich von Frankenstein met
al zijn goederen, titels, zijn sluimerend geweten
en gesloten hart. Adieu, heer graaf."
En met een trotsche houding verliet zij de
kamer, terwijl de graaf sprakeloos van woede
achterbleef.
XXIII.
Van nature was Elfriede niet driftig; ns ech
ter trilde zij van verontwaardiging over de on
dergane beleediging. De eerste bede, die zij tot
hem gericht had, was haar geweigerd gewei
gerd, omdat zij levendig belang stelde In een
arme vrouw. Het was ongehoord.
Terwijl zij in haar kamer tegen haar drift en
toorn streed, kwam het kamermeisje binnen es
zeide
„Mevrouw de gravin, de graaf zoekt u. tal ik
zeggen dat ge hier zijt?"
„Ja," antwoordde zij.
Zij bewoog zich niet toen de graaf binnentrad.
Zij keerde noch haar schoon gelaat, noch haar
troischen blik naar hem toe.
„Elfriede/ begon hij kortaf. „Ik heb u iets te
zeggen."
Zij keek hem niet aan en gaf niet het minste
teeken, dat zij hem verstaan had.
„Ik heb u iets te zeggen," herhaalde hij.
„Ik hoor. Gij kunt spreken."
„Ik ben niet van plan te spreken, gravin, wan
neer gij geen opmerkzaamheid aan mijn weordes
schenken wilt."
Geen heldin uit de middeleeuwen zag haar
vijand ooit met een trotscher gelaat aan dan da
gravin haar echtgenoot.
„Ik wil niet voor hem buigen, al moaat ik
sterven", dacht zij.
„Ik heb nagedacht over wat ge mij aoo even
zeidet en kan zulke woorden niet dalden. Ver
staat ge mij Ik kan ze niet dulden.'
Zij zweeg.
(Wordt vervolgd.)