Nummer 83. Zondag 19 October 1890 13e Jaargang Eerste Blad, wmmmmt. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit twee bladen. Staatkundig; overzicht. FEUILLETON. UITGEVER: Waalwijk. 21. Naar het Hoogduitsch. Laiiffstraalsclii! Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Dnitsch- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adole Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Die arme, ongelukkige ministers van finan cien 't Zijn werkelijk de verschoppelingen der menschheid; oorlog en marine vragen geld, schromelijk veel geld, natuurlijk met de beste intentien; 't is de plicht van den mi nister zijn plicht als minister en als waar vaderlander dien heeren hun zin te geven, want de vrijheid en de veiligheid des lands gaat boven al en men heeft toch als staat ook zijn positie op te houden met kanon netjes en geweertjes naar den laatsten smaak, met de laatste nouveauté's op het gebied van dynamiet, meliniet en andere nare dingen, die 'smenschen naasten met dozijntjes tege lijk naar de andere wereld helpen; rookvrij buskruit wordt uitgevonden en torpedo's, waarvoor geen staal of ijzer staat en dat alles kost schromelijk veel geld maar 't is voor een goed doel en de minister van financien betaalt maar en betaalt maar en hij sluit leening op leening, tot hij eindelijk helder en duidelijk inziet dat 't zoo niet lager gaat. Nieuwe belastingen dan maar. Daarmede -juist onderteekent een minister van financien zijn doodvonnis de gewapende vrede is zulk een onverzadigbaar monster, dat men aan zijn hooge en immer hooger wordende eischen reeds sinds lang gewend is geraakt, maar aan alles is een grens en de minister, die die grens wil overschrijden, is ten doode gedoemd (altijd den politieken dood.) Rouvier, de Fransche minister van financien, anders een heel schappelijk man, die weet te geven en te nemen, verkeert nu zoo on- „Dat zullen wij eens zien/ zei During. „Ik weet een geschikter pachter, en gij zult wel ge dwongen worden er uit te trekken, of gij wilt of niet! „Ik geloof dat wij te versteend waren, om iets te kunnen antwoorden. Later hoorden wij, dat de pachter Petermann Diiring voor 100 tha ler had omgekocht, om den graaf af te raden het contract te vernieuwen. Is dat geen hemel tergende onrechtvaardigheid, mevrouw de gra vin Wij zijn op dat land opgegroeid en hebben het gemaakt wat het nu is. Wanneer de graaf ons wegjaagt, is het mijn dood. Hij kan zijn oude getrouwe pachters toch maar niet wegsturen menschen wier vaderen in dienst zijner voorva deren leefden en stierven." „Neen," antwoordde de gravin ernstig, „dat mag zoo niet zijn.* „Men zeide mij/ ging de oude man met be vende stem voort „dat de jonge graaf zich niet om zijn goederen bekommerde en alles overliet aan dien During. Maar gij zult Yoor mij smee- ken, niet waar, mevrouw de gravin? Gij zult er aan denken, dat een oud afgeleefd man zijn leven in uw hand gesteld heeft. Bid gij voor mij om gerechtigheid, en wanneer de rentmeester bepaald omgekocht moet worden, welnu dan zal ik hem 200 thaler gevenmaar dat kan ik niet geloo- ven 1 Zij verschrikte van de verantwoordelijkheid, die op haar rustte, toen zij dacht aan de weige ring, die zij bij haar eenige verzoek ontvangen had. Zij sprak echter op geruststellenden toon. „Gij kunt uw zaak getroost in mijn handen overlaten. Ik geloof d at men u gerechtigheid zal laten wedervaren." Hij liief zijn sidderende handen op, om liaarte zegenen. De gravin ging met een bezwaard hart in huis. Zij gevoelde den grootsten afkeer van Diiring, van dien man, die haar echtgenoot tot het kwacle geveer in bovengenoemde omstandigheden. Hij had in zijn vrijen tijd den vorigen winter en in 't voorjaar een heel mooie wet gemaakt, de hervorming van het Fransche belasting stelsel beoogend, maar de leden der kamer vonden er aardig wat op af te dingen, zoo dat er bij slot van rekening op de begrooting voor 1891, die eerst sloot als een bus, de kleinigheid van 19 millioen te kort kwam. Rouvier nu. schijnt van geen klein geruchtje vervaard hij zou dat gat wel stoppen door nieuwe belastingen (voor een gedeelte ten minste) wijl bezuiniging tot de onmogelijk heden behoorde omdat er reeds meer dan 60 millioen bezuinigd was. Rouvier's plan was heel mooi bedacht, hij had eene belasting uitgevonden op artikelen, die niet tot de dagelijksche behoeften behooren, op phar- maceutische artikelen namelijk. De begroolingscommissie schijnt evenwel 't onmogelijke te willen, want Dingsdagavond is de president der commissie, Perier, heel plechtig naar den premier De Freycinet ge kuierd en later naar Rouvier en heeft hun kennis gegeven, dat de commissie het even wicht in het budget wil hersteld zien door besparingen, niet door een nieuwe belasting, met de oprechte verzekering er bij, dat de commissie het ministerie in het minst niet vijandig gezind is De 'ministerraad heeft het verlangen van de begrootings-commissie overwogen om het budget door verdere bezuinigingen in even wicht te brengen. Het onderzoek heeft geleid tot de erkening dat het niet mogelijk is nieu we bezuinigingen aan te biengen. Alleen kun nen eenige uitgaven ten bedrage van 2,200,000 fr. achterwege blijven en daaraan zal voldaan worden. Eene ministerieele crisis schijnt onvermij delijk. De minister van financien wordt door de radicalen heftig aangevallen. Indien hij aftreedt, zou Jules Roche, thans minister van koophandel, diens portefeuille aanvaarden. Het ziet er in Portugal nog maar niets gunstig uit. Wel wordt het te Lissabon ver spreide gerucht tegengesproken, dat een En- «UliTIWimia H—BWHBBWMWM—BM verleidde, die allerlei wreedheden beging in naam van den graaf. Dezen keer moest zij zich anders gedragen, zij moest vriendelijk, innemend zijn, ze moest smee- ken. Zij had het leven van een ouden man, het geluk eener geheele familie in haar hand. Zij mocht niet aan zich zelve denkenzij moest ge duldig zijn. Zij moest glimlachen bij de gedachte hoe poli tiek zij gewerden was. Toen zij de vorige maal Erich om een gunst verzocht, had zij er niet aan gedacht een geschikt oogenblik af' te wachten. Nu was zij verstandiger. Na het diner verspreidden de gasten zich ge woonlijk. De meeste dames begaven zich naar haar kamers; eenige der heeren gingen naar de biljartzaal, andere naar de bibliotheek. Het ge luk diende Elfriede, want Erich was heden de eenige, die zich naar de bibliotheek begaf, zij volgde hem. „Wilt gij een brief schrijven?" vroeg zij. „Ja, of gij moest zoo vriendelijk zijn het voor mij te doen. Ik heb op 't oogenblik niet veel lust iets uit te voeren," zeide hij, terwijl hij zich gemakkelijk in een leuningstoel uitstrekte. Hij keek aandachtig naar zijn vrouw, terwijl zij voor hem den brief schreef. Haar snel begrijpen wat hij te schrijven had, haar streven om hem te be vallen troffen hem. De brief, dien zij voor hein geschreven had, was juist zooals hij dien ge- wenscht had. De jonge vrouw was inwendig zeer verheugd, dat alles zich zoo goed liet aanzien. Zij keek hem met een harer vriendelijkste lach jes aan. „Mag ik u een uurtje gezelschap houden vroeg zij. „Ik ben na het diner gaarne in deze kamer, de zon schijnt er zoo geheel anders, men komt er onwillekeurig toe om te denken over den roem der graven, wier portretten zij beschijnt. Het was een edel geslacht, het geslacht van Fran kenstein geen wonder dat ge zoo trotsch zijt." „Ja, ik ben er trotsch op/ bekende de graaf. „Ondeugden bezit ik genoeg, maar toch heb ik meer liefde voor de eer van mijn huis dan mijn doen en laten wel eens deed vermoeden." Zijn trekken stonden bij deze woorden ernstiger dan zij ze ooit gezien had. „Maar," ging hij voort. „Ik ,ben een onwaardige nakomeling van ons geslacht. Ik geloof dat alles anders was voordat ik op de wereld kwam." gelsche expeditie reeds in het gebied van Manika zou zijn doorgedrongen, wel is er omtrent de aanvaring tusschen een Engelsche en een Portugeesche kanonneerboot nog geen nadere bevestiging ontvangen, maar de bin- nenlandsche toestand wordt er niet beter op. Het is bijna ondoenlijk koning Carlos' troon te redden, de verbonden republikeinen en chauvinisten tevreden te stellen en John Buil in alles zijn zin te geven en toch moeten generaal Souza en zijn collega's dat kunststuk tot stand brengen. In de Portugeesche kamer van Pairs is door den heer Martens Ferrao betoogd, dat de overeenkomst met Engeland slechts voor waardelijk kan worden goedgekeurd. Over enkele punten is nadere bespreking noodig ten aanhoore vnn heel Europa. Met levendige toejuichingen werd deze verklaring begroet. De nieuwe minister-president generaal Abreu de Sousa, heeft zich met zijn collega's in beide kamers voorgesteld en werd gunstig ontvangen. Het ministerie dus verklaart hij kan de volksvertegenwoordiging niet aanbevelen de overeenkomst met Engeland te bekrachtigen. De regeering zal zich tegen de goedkeuring niet verzetten, ja de overeen komst dan zelf ten uitvoer leggen, maar zij voor zich zou gaarne de overeenkomst der mate gewijzigd zien dat de belangen van het Portugeesche volk beter worden gewaar borgd. Zelden zeker is in eene volksvertegenwoor diging door eene regeering een te ratifieeren verdrag aldus behandeld. In gemeenschappelijk zitting der beide ka mers is hierna het koninklijk sluitings de creet voorgelezen. Te Lissabon loopt het gerucht, dat de Engelsche regeering reeds geweigerd heelt verdere concessien te doen. Men heeft nog altijd de verwachting, dat de Paus, die zich zeer voor de zaak interes seert, als bemiddelaar zal optreden. In de politiek komt het menigmaal voor» dat gebeurtenissenwaarvan men heel wat „En waarom is dat het geval „Ik weet het niet, ik geloof, dat onverschillig heid mijn ondergang bewerkte. Ik heb nooit in iets belang gesteld." „Hoe zonderling! Maar daaruit volgt nog niet, dat het nog niet gebeuren kan." Het venster, waaraan zij zaten, was geopend en lange takken jasmijn, die voor de ramen af hingen, gedroegen zich als nieuwsgierige indrin gers. Zij raakten het gelaat van den graaf gedu rig aan en onder voorwendsel, ze weg te trek ken, opdat zij hem niet lastig zouden zijn, ging zij naast liera op de breede vensterbank zitten. Wat haar deze tegemoetkoming kostte kan nie mand begrijpen. Het had ieder moeten ontroeren te zien, hoe zij naar hem opkeek, hoe zij haar blik vast op hein gericht hield, om hem door geen woord of daad te mishagen. Het uitzicht op het prachtige park was heer lijk. De lucht was vervuld met de geur der wel bekende resida's. „Uw voorvaderen waren edele mannen, niet waar vroeg zij. „Ik heb geen voorvaderen en toch zal ik nooit een lage daad begaan. Van waar komt het gevoel voor recht bij mij. En gij, graaf, ge noemt u een onwaardig nakomeling van deze groote mannen. Waurom?" „Ja, dat is een lastige vraag," antwoordde hij lachenden het antwoord daarop zal u stellig weinig belang inboezemen." „Voor mij is alles wat u betreft van belang/ viel zij hem snel in de rede. „Waarom zou aat niet „Ik ben tegen u niet zoo vriendelijk geweest, dat ge belang in mij kunt stellen." „Misschien nebben wij beiden verkeerd gehan deld. Ik geloof, dat ik weet wat ge zeggen wilt. Ge meent, dat ge nooit iets groots, iets roemvol gedaan hebt." „Misschien," gaf de graaf peinzend ten ant woord. „Al hebt ge nooit een groote, roemvolle daad volbracht, een onrechtvaardige handeling hebt ge toch nooit begaan." „Ik hoop van neem." „Enging zij snel voort, gij zult nooit toe staan, dat iemand in uw raam een onrechtvaar dige handeling begaat, niet waar?" „Neen antwoordde hij zoo beslist, dat zij volkomen gerust kon zijn te slagen. verwacht, met een sisser afloopen en hoewel wij nu nog lang niet kunnen melden, dat 't met de Tessiner aangelegenheden zulk een wending heeft genomen, is 't toch een even verrassend als heugelijk feit, dat de reïnstal- latie der oude clericale regeering zoo kalm en rustig heeft plaats gevonden. Met kalme berusting, bijna zou men zeggen onverschil ligheid, hebben de liberalen de reïnstallatie begroet een houding, die hoogst verklaar baar is, want Respini was de zondebok boven zijn collega's, hij in hoofdzaak had 't in de oogen der liberalen danig verbruid en juist hij heeft het wijze besluit genomen, zijn ver zoek om ontslag in te dienen, zoodra de groote raad samenkomtde beperking van zijn gezag door de regeering te Bern was hem blijkbaar te veel, maar hij zegt natuurlijk, dat nij in het belang van den staat zijn post er aan geeft! In Italië is men ook al aan bezuinigingen op de begrooting 1891—1892 bezig. Men is al tot 16 millioen bezuiniging gekomen; op openbare werken kan nog beknibbeld worden en dit, gevoegd bij een hoogere ontvangst ten bedrage van 10 millioen uit de belasting op den onroerenden eigendom, zal naar men hoopt voldoende zijn om het even wicht tusschen ontvangst en uitgaaf te her stellen. 't Is te hopen, deficitten zijn anders in Italië chronische kwalen! Crispi moet aan de Fransche regeering voorstellen gedaan hebben over een bezetting van Tripoli door Italië. De Siècle bevestigt dit en weet te verhalen dat de eerste minister van Italië een Fransch bankier gemachtigd heeft aan de regeering te verklaren dat Italië aan Frankrijk geheel de vrije hand zou laten in Tunis zoo Frank rijk alle aanspraken op Triopoli opgaf en zich neutraal hield in Afrika. Volgens eene officieuse mededeeling is Leo XIII door zijne nuntiussen bij de buiten- landsche regeeringen opgekomen tegen de beweringen van den minister Crispi in zijne rede te Florence, dat 's pausen gevangen- Zij waagde een nieuwe vrijheid en deze ont roerde lieni zeer. Zij lei de hand op zijn arm en zeide „Ik wist het. Ik was overtuigd. Ik wist, dat ge onverschillig moogt schijnen, dat men u dik wijls verkeerden raad geeft, maar ik was vast overtuigd dat liet geheel met uwe inzichten, uw eergevoel en wenschen streed." YVat streed daartegen, Elfriede?* Zij zweeg eenige oogenblikken. „Ik dank udat ge mij dit vraagt. Ik durfde eerst niet, nu krijg ik moed. Haar zachte tee- derheid ontwapende hern. Ware zij trotsch of hoogmoedig geweest, dan had zij weinig kans gehad op een goeden uitslaghaar zachtmoedig heid roerde hem echter. Voor de eerste maal in zijn leven nam hij de hand zijner vrouw en sloot die vast in de zijne. "Zijt gjj hang om met mij te spreken. Elfriede?" vroeg hij op zachten toon. Er stond nu zooveel op het spel, dat zij beefde Hij zag hoe zij verbleekte en de lippen op el kaar klemde. „Elfriede" zeide hij zacht, „wat hebt ge mij te zeggen Spreek vrij uit." Zij vatte moed en keek hem aan. „Mij is een groote onrechtvaardigheid, in uw naam begaan, ter oore gekomen," en op een eenvoudige, aandoenlijke wijze verhaalde zij hem het voorgevallene. Zwijgend hoorde hij toe.'Toen zij geëindigd had, zeide hij „Kunt ge mij verzekeren, dat alles zoo in zijn werk is gegaan „Ja, ik geloof zeker dat de man waarheid sprak." „Dat Diiring zich heeft laten omkoopen, en in mijn naam geweigerd heeft het pachtcontract te onderteekanen „Ja, dat heeft hij gedaan." „Dan," zei de graaf op levendigen en beslisten toon, „dan zal zijn heerschappij hier van korten duur zijn. Hij vertefde mij, dat Mock zijn land verwaarloosde, dat zijn velden niet half zooveel opbrachten als zij moesten doen, dat genoeg ik heb geen geduld alles te herhalen wat nij mij gezegd neeft. Zie ik nu dat alles anders is, dan heeft hij mij bedrogen, en bij God, hij zal het niet voor de tweede maal doen (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1890 | | pagina 1