Nummer 49, Donderdag 18 Juni 1891. 14e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Goudsmid vas Weenen. ANTOON TIELEN, Staatkundig overzicht. FEUILLETON. BUITENLAND. Frankrijk. Zwitserland. UITGEVER: Waalwijk. die zich voor het volgend kwartaal op „de Echo van het Zuiden" abon- neeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers W"".- 1 1 - A K 1 1' fc' M - 11 1 -T 7f. - -J 1 g' -Tr,l7g. I I De Echo van het Zuiden, W<aJ«yiLsrlr til kiptnalscte Ceiirmt, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden san den Uitgever. Advertentiën 1—7 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb land worden alleen aangnomen loor het advertentiebureau van Adolf Steineb,, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. GRATIS. De vacantie is het schrikbeeld, niet alleen van allen, die zich geroepen gevoelen lagere en hoogere burgers voor te bereiden op de hun wachtende levenstaak, maar ook van de regeeringen der verschillende landen. Toch is 't eigenlijk niet de rusttijd zelf, die zoo de opvoeders der jeugd als de hoogste re- geeringsmannen tot wanhoop brengt, 't is meer de tijd, die er onmiddellijk aan voorafgaat. Zoodra de vacantietijd tol op ettelijke dagen genaderd is, is er zoowel met het toekomend geslacht als met de mannen, die door het volk geroepen en aangewezen zijn om over de belangen des lands en die der natie te waken, geen huis meer te houden of wel geen land te bezeilen, 't Is of er een booze geest in hen is gevaren, de geest van plicht verzuim en nalatigheid, ja de heeren volks afgevaardigden gaan aan 't spijbelen daar waar zij anders bij honderden te tellen zijn, vindt men er nu ettelijke tientallen en de anderen dwalen door bosch en beemd, als gingen 's lands belangen hun niet aan Italie's kamer begint op die wijze al aar dige leemten te vertoonen en in Frankrijk van 't zelfde laken een pak Casimir Périer, de president van de begrootingscommissie, klaagt steen en been over den weinigen ijver der commissie-leden, die ten getale van 14 er den brui geven, zoodat de president hen bedreigt met publicatie van hun namen in het Journal Officiel. Vóór den parlementairen vacantietijd en na al 't geschrijf en gevrijf over de verlen- 37. XIII. DONKERE WOLKEN. Zoo had de zending van graaf Caprara niet de gewenschte vruchten gedragen. De grootvizier, Kara Mustapha, een man wiens eerzucht en ijdelheid even groot waren als zijne onbekwaam heid, koesterde het geheime plan om sultan te worden van een tweede Turksch rijk, waarvan Weenen de hoofdstad zou zijn.*- Hij verklaarde aan den sultan Mohammed IV voor den verga derden divan, dat de voornaamste roeping van den Padischah was, de uitbreiding van den godsdienst van den profeet, dat geen verdragen en betrek kingen hem van dezen heiligen plicht konden ontslaan, dat de Hongaaren reikhalzend uitzagen naar het Turksche juk, dat Oostenrijk, uitgeput door zijn laatsten oorlog met Frankrijk en Zwe den, buiten staat was aan de Osmannische legers weerstand te bieden, en dat er groote landen ter verovering open lagen voor de uitbreiding van het Mohamedaansche geloof en den roem van den Islam; hij voerde aan, dat de Hooge Porte nooit beter gelegenheid had gehad, om de grenzen van het rijk uit te breiden, dat zij over onmete lijke financieele hulpbronnen en onoverwinnelij ke troepen kon beschikkendat zij reeds vier Christenvorsten (van Hongarije, van Wallachije, van Moldavië en van Zevenbergen) de kroon op het hoofd had gezet, en dat thans alle landen, dié eenmaal het Itomeinsche rijk hadden uitge maakt, aan den schepter van den Padischah moesten worden onderworpen. De Padischah antwoordde daarop, dat hij Kara .Mustapha tot Seraskier (opperbevelhebber) en Serder (plaats vervanger) benoemdehem zoolang de oorlog zou dureneen onbeperkt gezag verleende, en hem last gaf een leger van 300,000 man op de been te brengen. Nog vertoefde graaf Caprara als gezant des keizers te Constanstinopel; men deelde hem niet mede wat er besloten was, maar hij kon het ra den, toen liij van de tinne der moskee de roode ging of wel versterking der triple-alliantie, was 't wel noodig dat de premier van Italië zich weer eens deed hooren en Zaterdag bood zich een vrij gunstige gelegenheid daar toe aan, doordien de afgevaardigde Negri er 't een en ander over wilde weten. Di Rudini begon met te verklaren dat de alliantie in geenen deele den plicht oplegt tot buitenge wone wapeningen en dit wel in tegenspraak met zooveler en ook 's heeren Negri's be weren, dat de alliantie met de begrippen van spaarzaamheid in strijd is en Italië nu wel varend en rijk zou zijn, als het met de po sitie van tweede-rangs mogendheid tevreden ware geweest. Afgezien van die passage aan gaande de bewapeningskosten, zou er voor die laatstgenoemde meening misschien wel iets te zeggen zijn Italië heeft zich grooter willen voordoen dan het kan, de gewone en noodlottige manie van onzen tijd, en nu men 't eenmaal zoover heeft laten komen, is te rugtreden moeielijk en nu is vasthouden aan de triple-alliantie voor het Appenijnsche schier eiland een noodzakelijk kwaad. Ontwapening en isoleering zouden, volgens „di Rudini's" meening, Italië nu noodlottig zijn en daarom heeft generaal Pelloux, de minister van oor log, het voo-stel betreffende de vermindering der legerkorpsen van 12 op 10, dan ook bestreden. Ook over de bedoelingen der triple-allantie liet di Rudini zich gunstig uit, vredelievend noemde hij ze en dat gelooven we dan ook, hoewel de herhaalde verzekeringen het ver moeden zouden kunnen doen ontstaan, dat men 't er zelf nog niet goed over eens is. Dat evenwel die goede bedoelingen de hooge heeren niet achteloos of zorgeloos maken, wordt ons weder uit Weenen bewezen. Daar zijn de ministers in den laatsten tijd name lijk veelvuldig saam geweest en zij hebben zoolang geredeneerd, dat 't elk hunner dui delijk was, dat de oorlogsbegrooting niet in overeenstemming was met de eischen des vredes een 50tal milk'oentjes moeten er bij, want Rusland doet zoo raar met zijn sol daatjes langs de grenzen en dus moeten paardestaart zag waaien. Nadat wij hiermede een overzicht hebben ge geven van de gebeurtenissen der laatste jaren, willen wij Max Gundacker weer opzoeken. Graaf Caprara was met zestig personen en dertig paar den naar Constantinopel gekomen hij had zich aan het bevel van den Sultan moeten onderwer pen, om met zijn geheele gevolg in Turksche kleederdracht te verschijnen, bijna alsof hij kwam als een vasal van den Grooten Heer. Hij had de geschenken van den keizer overgegeven, waar van vooral de uurwerken en de kunstwerken in goud bewonderd werden de dolk dien Max had gemaakt, was zeer bevallen, en had de aandacht van den grootvizier op den vervaardiger doen vestigen. Het kwam Max zeer te stade, dat hij de Turk sche taal machtig was, dat hij de zeden en ge bruiken van het land kende, en een voorkomen bezat, dat ook hier zijn innemenden indruk niet verloochende. Hij kon zich vrijer in de stad bewegen dan andere leden van het gevolg, en indien zijn blonde haren geen buitenlanasche herkomst hadden verraden, aan zou hij door de Turken voor een landsman zijn gehouden. Hoe meer hij echter beviel, des te meer werd hij lastig gevallen met het aanzoek om zijn geloof te ver zaken, en zijn fortuin in Stamboul te zoeken. ooral was het een aga der Janitsaren des Sul tans, met name Said, die een bijzondere gehecht heid voor hem aan den dag legde, maar het was zonderling, dat deze aga ook betrekkingen had aangeknoopt met een ander lid van het gezant schap, zekeren chevalier de Caranto, die door zijn indringende vriendelijkheid gedurende de reis, Max lastig geworden was. Het uiterlijk van dezen chevalier wekte weinig vertrouwen, zijn valsche, listige, zoetsappige glimlach paste weinig bij de al'geleelde, verwelkte gelaatstrekken, die den stempel droegen van de hartstochten, en bij een oog, dat in onbewaakte oogenblikken schuw, somber, onrustig rondzag. De chevalier was tegen andere van het gezantschap, die lager in rang waren dan hij, trotsoh en aanmatigend, maar hij scheen bijzondere reden te hebben om met Max een uitzondering te maken; hij wist, dat deze de gunst des keizers had verworven, dat graaf Caetano zijne kennis en bekwaamheid had ge prezen. Hij deed zich voor als een vereerder der kunst} de belastingplichtigen er maar weer eens aan gelooven. Ja en amen zeiden de ministers van financiën der beide vereenigde rijken, en ja en amen zullen ook de Delegatien zeggen, als zij er mee worden lastig gevallen. Juist Zaterdag keurde de Senaat van Ru- menie een krediet van 45 millioen goed, voor de vestingen en de bewapening derzelve. Ook in Belgie is het ministerie tot de overtuiging gekomen, dat het een dertigtal millioentjes voor buitengewone militaire uit gaven onmogelijk kan missen. De commissie van den senaat, belast met het uitbrengen van rapport over de Brussel- sc'ne akte betreffende den Congo, moet volgens den Parijschen correspondent der „Indépendance beigedie stellig verklaart achter het geheim te zijn gekomen zeer ongunstig over dit werk der diplomatie den ken. Na eene levendige discussie is de com missie tot het besluit gekomen, dat de akte niet door Frankrijk geratificeerd mocht wor den, tenzij de regeering van den Congo-staat zich verbindt vooitaan geen handel meer voor eigen rekening te drijven in de beide door de overeenkomst afgebakende streken. De voorzitter der commissie had in last den minister van buitenlandsche zaken met deze wijze van zien bekend te maken en hem te vragen of hij kans zag die verbind- tenis van de regeering van den Congo-staat te verkrijgen. Het antwoord van den minister zal men dus moeten afwachten voordat de commissie verder gaat. Naar men uit Parijs bericht, is thans een gerechtelijke vervolging ingesteld tegen Ferdinand de Lesseps, Victor de Lesseps, Cottu Fontane en baron Poisson. Of nog andere bestuurders van de Panama-maat- hij bewonderde de bescheidenheid van Max en scheen zich te beijveren om zijn vertrouwen en zijne vriendschap te winnen. Daar Max reeds op reis door een inwendige stem gewaarschuwd was voor dezen man, wiens indringendheid in elk geval een geheime reden moest hebben, zoo verwekte de omstandigheid, dat Caranto met Said verkeerde, in hem ook een zeker wantrouwen tegen den laatste, ofschoon diens uiterlijk anders niet terugstootend was. De aga bezorgde Max bestellingen van den grootvi zier hij bood hem het gebruik van prachtige rijpaarden aan, hij verschafte hem eene woning bij een Griek, waar hij op de vriendelijkste wijze werd opgenomen. Max gevoelde zich als onder een betoovering, toen hij de stad aan den Bosporus wederzag, welker beelden de herinnering hem zoo dikwijls had voor den geest gebracht. Ieder, die Constan tinopel voor de eerste maal bezoekt, wordt door dien indruk getroffen, maar Max had daarenbo ven nog de herinnering zijner jeugd, toen hij uit het groen der boschrijke oevers van den Bospo- de vergulde koepeldaken der moskeeën, de blin kende tinnen der minaretten en de trotsche pa leizen zag te voorschijn komen, toen de schadu wen van den avond zich over de cypressen van den godsakker Scutiri uitspreidden en de blauwe golven van de zee murmelend tegen den oever sloegen. En de bloeiende krans van pachthoe ven en tuinen, van ruïnen van Itomeinsche ge bouwen en schitterende paleizen, rondom den met vlaggen bedekten Bosporus werd toenmaals ge heel anders door phantastisch, schilderachtig ge- kleeae personen verlevendigd dan tegenwoordig; toen straalde het kalifaat nog in al zijn luister en in al zijn tooverprachttoen zag men zwarte en blanke bedienden van den Grooten Heer in blinkende pantsers op vurige paarden ambtena ren in prachtigen kleurendos met edelgesteenten bedekt en met diamanten gespen aan den tul band toen schitterde het goud van het Oosten nog in Stamboul, en de overmoed van trotsche weelderige Moslims waande, dat de wereld als een erfgoed aan hunne voeten lag en dat de Giaur slechts geschapen was om hem als slaaf te dienen. Op zekeren avond wandelde Max bij maneschijn in de nabijheid der zoete wateren, waar dicht gesluierdin rijtuigen schappij vervolgd zullen worden, is nog niet zeker. Het proces tegen Tnrpin, Triponé, Fesseler en Feuvrier, vervolgd) krachtens de wet tegen de spionnage, wegens het bekend maken van het geheim der vervaardiging van meliniet, enz., is Zaterdag voor het gerecht in behandeling gekomen. De zaak wordt, gelijk steeds in dergelijke gevallen, met ge sloten deuren behandeld. Een tiental getuigen zijn gedagvaard. In het departement Charente heeft Za terdag een vreeselijke storm met hagelslag gewoed. Groote verwoestingen zijn daardoor aangericht. Men schat de schade op drie millioen. Er heeft Zondag een vreeselijk spoorweg ongeluk plaats gehad Het viaduct bij Mönchenstein, zijnde het dichtste station bij Bazel, is ingestort onder een spoortrein, die dientengevolge van eene aanmerkelijke hoogte gedeeltelijk in de Birs is gestort. Het was een personentrein van den Jura- spoorweg, die is middags te 2 uur 25 minuten uit Bazel vertrok in de richting naar Bern en te 2.26 te Mönchenstein zou aankomen. De trein was overvolte Mönchenstein had een zangersfeest plaats; de leden van de Baseier Gesangverein en van den Baseier Sdngerbund waren in den trein met een menigte andere Zondags- en pleizierreizigers. Toen de trein in volle vaart even voor Mönchenstein over de Birsbrug ging, stortte deze in op het oogenblik dat de twee loco motieven ongeveer halverwege de brug waren. De brug was van gegoten ijzer en ongeveer 25 meter lang; zij rustte op twee pijlers aan de uileinden zonder pijler in het midden. Behalve de locomotieven viel de eerste wag gon in de op het oogenblik veel water be vattende Birs, een volgende wagen bleef tusschen de brug en de afgebroken stukken half zwevende hangen. van goud en glas, die door ossen of muilezels werden getrokken, de vrouwen van het Serail, omringd door wachten te paard en tot aan de tanden gewapend, wandelriljes deden om de koelte van den 'avond te genieten. De hoofden der schoonen zijn gehuld in fijne, met goud doorwerkte sluiers, zoodat slechts de oogen zicht baar zijn, of indien het middenste gedeelte wordt verschoven, de rooskleurige lippen te voorschijn komen. Zijden manteltjes beaekken de vormen van liet lichaam, maar de oogen der zwarte be wakers fonkelen van toorn, wanneer iemand het waagt het oog tot de gesluierden op te slaan, en bliksemsnel wordt de scherpe damascener uit de sclieede gerukt indien een wenk van den aga een nieuwsgierige tot den dood verwijst. Max wacntte zich wel naar de rijtuigen te zien, maar het trok toch zijn aandacht, dat er een, ofschoon hij een zijweg insloeg, naast hem voorbijreed. Weldra begon hij ongerust te wor den, toen dit ook een anderen weg volgde, dien hij genomen had, om niet in verdenking te ge raken, dat hij het rijtuig naliep, want hij zag, dat de oogen der wachters reeds achterdochtig op hem gevestigd waren hij wist dat de voer lieden aan de luimen der schoonen, die zij rijden gehoorzamen, maar hij wist ook, dat de geleiders dengene ter verantwoording roepen, die tot die luimen aanleiding geeft. Hij was derhalve blijde spoedig een boschje te bereiken, waarin hij langs een voetpad kon verdwijnen. Den volgenden dag werd hij bij Said ontboden. De aga had hem reeds bij eene vroegere gele genheid over zijne lotgevallen ondervraagd, waar- hij de Turksche taal had geleerd, en waar hij geboren was; heden herhaalde hij die vragen met een geheimzinnig gelaat, alsof hij zich van zekere zaken slechts nader wilde verzekeren, om Max een groote verrassing te bereiden. Gij hebt de aandacht getrokken van de eerste gemalin van den groot-vizier, begon hij eensklaps, schrik niet, het is geen vrouw over welke gij Kara Mustapha ijverzuchtig zoudt kunnen maken, want zij is reeds in den herfst des levens, hare schoonheid is sedert lang ver welkt. Hebt gij niets, dat opheldering kan geven over uwe geboorte, niet eenig aandenken van uwe ouders? (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1891 | | pagina 1