Nummer 64. Donderdag 13 Augustus 1891. 14e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. L ANTOON TIELEN, WMLWUKi FEUILLETON. Ba Goudsmid vaa Wssaoa. UITGEVER: Waalwijk. NATIONALE in September 1891. De Echo van het Zuiden, Waalwykscbe en Lanptraalsche Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regela J 0,60 daarboven 8 cent per re^el groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van &DOL? Steinbk, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. TE VERGADERING van het Eerebestuur met het Uitvoerend Bestuur, op Zondag 9 Augustus 1891, n/m. hl/% uur. Tegenwoordig van het Uitvoerend bestuur de heeren P. W. H. Verwiel, le voorzitter, D. A. Kakebeen, 2e voorz., M. van Loon, penningmeester, E. W. Kleijberg, commissaris, J. J. J. D. Bink, C. Ch. de Greeff, J. A. van Bokhoven, secretaris, benevens de adviseurs de heeren Fl. van Baal en H. C. Meulkens; van het Eerebestuur de heeren Jhr. A. E. M. B. van Grotenhuis, eere voorzitter, A. J. Bink, F. M. Ingen-Housz, J. B. Timmermans Wz., H. J. M. Witlox allen van WaalwijkM. A. Boll, van Eethen, J. van Dijk, van Sprang, J. A. J. van Heijst, van Baardwijk, J. Loeff, van 's Gravenmoer, M. L. Mommersteeg, van Vlijmen, A. Stra- ver Jz., van Babylonienbroek en C. G. Ver- wiel, van Bezooien, terwijl kennis gegeven hadden verhinderd te zijn de heeren J. H. A. Loeff, te Drunen, en Jhr. E. J. B. J. M. Ver- heijen, te Loonopzand. Voorzitter: de heer P. W. H. Verwiel. De voorzitter heet de aanwezigen welkom en opent de vergadering. Na voorlezing en goedkeuring van de notulen der vergadering van 1 Mei jl. brengt de voorzitter ter tafel eene voordracht tot benoeming van juryleden. De voorzitter verklaart hierbij, dat het uit voerend bestuur, bij het opmaken der voor dracht, ten einde partijdigheid te vermijden, is uitgegaan van het beginsel om voor paarden en hoornvee zooveel mogelijk juryleden van buiten onzen veekring te nemen. Aan de leden worden boekjes ter hand 49. XVIII. VERDUISTERDE HEMEL. Vol ongeduldig verlangen snelde Max voort. Men had hem zooveel verhaald van de gezegden van Wlaska, die thans in het huis van Starhem berg een schuilplaats had gevonden, dat hij nieuwsgierig was, om meer te vernemen. Het scheen, naar hetgeen Boekei hem had mede gedeeld, dat men in het paleis Starhemberg nauwkeuriger omtrent hem onderricht wasin elk geval mocht hij verwachten aldaar goed te zullen worden ontvangen en wellicht ook iets van Maria te zullen hooren. Hij wist zelf niet wat er in hem omging; was het hoop, of was het een droom? Maar hem doorstroomde een gevoel van geluk, alsof hem een blijde verrassing stond te wachten. Zijn vurigste wensch was im mers thans vervuld: hij mocht zich voor den krijgsdienst aanmelden en zonder bezwaar het zwaard trekken voor zijn geloof en voor den keizer. Binnen eenige weken bereikte hij zijn dertigste jaar, dan mocht hij de geheimen van zijn amulet ontsluieren. Tot zoolang, zoo luidde het opschrift, moest hij zich vrij houden van heerendienst. Maar het bevel eischte niet, dat hij lafhartig de handen in den schoot moest leggen, waar het er op aankwam voor vaderland en al taren te strijden. Hij had zulke wonderbare lotgevallen beleeld, zulke geheimzinnige toezeggingen gekregen, dat hij thans, nu de oplossing van alle raadsels voor de deur stond, duidelijlt gevoelde, dat hij zijn doelwit tegemoet ging, als werd hij door een onzichtbare macht voortgedreven. Zijn hart was vol van jubelende gedachten, maar juist als wij meenen, dat alles zonneschijn is, komt bijna altijd de bitterste teleurstelling. De fortuin is een bedrieglijke vrouw, die den spot drijft met hen, die op haar bouwen als zij hun toelacht en diegenen verrast, die zich niet meer om haar bekommeren. Wie haar denkt vast te houden, dien ontsnapt zij ontwijfelbaar; wie naar haar grijpt, dien verschalkt zij; en wie hare gesteldwaarin de namen der voorgestelde juryleden zijn opgeteekend. De heer Van Dijk acht het, als h:j den voorzitter goed verstaan heeft, niet ondienstig vooraf het beginsel vast te stellen, waarvan men bij de benoeming zal uitgaan. Er is ge zegd de juryleden geheel buiten den veekring te nemen. Maar, zou die zucht om partijdig heid te vermijden niet kunnen leiden tot on rechtvaardigheid en groote moeilijkheden t' Is niet voldoende dat men bekwame keur meesters hebbe, maar dat dezen ook zijn mannen van karakter, en dit kan men slechts weten, als men personen kiest, welke men kent. Of zij onpartijdig zijn hangt geheel van hun karakter af en als we zulke lui in onze nabijheid kennen, dan behooren die in de eerste plaats in aanmerking te komen. De heeren Timmermans en Witlox stem men in met vorigen spreker. Eerstgenoemde heelt meermalen tentoonstellingen bijgewoond en zelf in de jury gezeten, en steeds heelt hij gezien dat men juist op de plaats zelve de geschiktste mannen heeft genomen. De voorzitter verklaart dat men is uitge gaan van het feit, dat we hier zitten in het centrum, waar veel paarden en vee hoofd zakelijk uit deze streek zullen worden aan gevoerd het bestuur achtte het daarom veel beter juryleden van buiten te benoemen; het heeft hierin gehandeld in overleg met den adviseur, den heer Fl. van Baal. De heer van Baal merkt op, dat er reeds quaestie geweest is over zand- en kleikoeien; hij veronderstelt dat eene jury, bestaande uit leden binnen den kring, veel last en onaan genaamheden zal hebben de inzenders trach ten dan op zoo iemand pressie te oefenen door te zeggendat is mijn koe, dat is mijn stier, dat is mijn paard. Heeft men juryleden van veraf, die de inzenders niet kennen, dan bestaat daarvoor geen gevaar. De heer Boll is 't geheel eens met den heer van Baal; meermalen is hij zelf jurylid ge weest, maar steeds heeft hij gezien dat leden gekozen waren geheel vreemd aan de streek, voorspiegelingen als verbindende beloften be schouwt, dien keert zij den rug toe. De inensch raag op aarde niet eens vruchten eischen van den boora, dien hij zelf heeft geplant en opgekweekt, dikwijls verliest hij door misgewas het loon voor zijn arbeid, hij moet er zich aan gewennen nim mer vast op de toekomst te rekenen, alsof hij meester was van zijn lot, hij moet zich afhankelijk gevoelen van een hooger bestuur. In de teleurstellingen van onze hoop ligt de school van ons karakter, daartoe vertoonen zich de breuken van slecht metaal, daar wordt het goede staal gehard; en als wij terugzien op het verledene, dan verbleekt dikwijls het schitterendst geluk, dat ons ten deel viel, voor de zelfvoldoe ning over den strijd tegen de wanhoop, die wii zegevierend voerden. Het schetsen van dezen strijd is het, dat onze belangstelling ook voor het leven van anderen opwekt, en dien de roman schrijver daarom in de eerste plaats moet ln het licht stellen. Het is geen spel der verbeelding met het ge duld van den lezer, wanneer wij de teleurstellin gen afschilderen, die onze held ondervond, de verdichting moet altijd bij de werkelijkheid achterstaan; men is zelfs niet eens in staat het afwisselend beeld van zijn eigen leven uit de herinnering terug te geven in al zijn kleurenpracht en met volkomen juiste schakeeringen. Wij kunnen het dus ook slechts vermelden en moeten het aan onze lezers overlaten, zich de gevoelens voor te stellen, die Max bestormden, toen de portier van het paleis Starheraberg hem zeide, dat graaf Guido waarschijnlijk niet zou te spreken zijn, dat hij eerst tegen den morgen van een rit was teruggekeerd en nog met niemand een woord had gesproken. De genadige gravin, zoo verhaalde de man, is in het klooster Neuburg, waar zij de prinses Liechtenstein een bezoek had gebracht, hedennacht in handen der Turken ge vallen men heeft de bedienden vermoord, de graal heeft zelf hunne lijken gezien. Een wereld van namelooze ellende lag in deze mededeeling. Max stond daar als verstijfd van schrik en ontzetting, als bedwelmd door den vreeselijksten angst. De gravin was bij de prinses ten bezoek geweestMaria had dus in haar ver schrikkelijk lot gedeeld! Max had, toen hij des nachts was ontwaakt door het angstgeroep, dat het klooster op den Kahlenberg in brand stond, de vlammen waargenomen, hij had gezien, dat en nooit heeft hij daarin iets ongunstigs ont dekt. Neemt men ze uit de streek, dan gaat het zooals de heer van Baal gezegd heeft spreker houdt het daarom voor veel beter keurmeesters van buiten den kring te nemen. De heer van Dijk zegt bij ondervinding te weten hoe ondankbaar de taak van jury lid is, want nooit is 't hem voorgekomen dat het publiek geheel tevreden was met de uitspraakmaar hij herhaalt, dat alles hoofd zakelijk afhangt van het onafhankelijk karak ter van het jurylid juryleden kennen we ge noeg, maar lui met een onafhankelijk karak ter nietis er dus zoo'n persoon in onze nabijheid, dan moeten wij dien zeker nemen. Als er aan zoo iemand gezegd wordtdat is mijn paard, of dat is mijne koe, dan zal hij zich daaraan niet storen. De heer van Grotenhuis vraagt of 't veel gemakkelijker zou zijn binnen een engen kring informaties te nemen dan in een meer utcgebreiden. De heer van Dijk zou 't zeer moeilijk vin den te informeeren naar veratzijnde personen. Zij in hunne betrekking (van burgemeester) weten zeer goed, hoe lastig het is goede in formaties te krijgen. De heer Kakebeen zegt, dat deze aange legenheid voorat breedvoerig besproken is en dat de noudige inlichtingen vooraf zijn in gewonnen en steeds ontving het bestuur den raad om juryleden van buiten den kring te benoemen. De heer van Loon stelt voor, de voor dracht voor te lezen. Zeker zullen er namen op voorkomen van geschikte personen, die aan de heeren bekend zijn. De voorzitter leest de namen op. Nadat hij hiermede een eind gevorderd is, zegt de heer van Dijk, dat hij zoo niet be noemen kan op eene voordracht, waarvan hij niemand kent. De heer Boll meent van wel, omdat het uitvoerend bestuur eerst de noodige inlich tingen genomen heeft omtrent de voorgestelde personen. ook elders in de nabijheid de vuurzuilen opste gen, maar indien hij had kunnen vermoeden, dat Maria zich in een van die brandende gebouwen bevond, dan ware hij te paard gestegen en naar buiten gerend, om haar te redden of met haar te sterven. Hij had gesidderd van smart, deelneming en woede bij net gezicht der vuren en bij de ge dachte, dat zooveel weerloozen door woeste bar baren werden vermoord thans was het of zijn hart zou barsten van spijt, dat hij niet ter hulp was gesneld. Al was dit voornemen ook eene gedachte van krankzinnige vermetelheid geweest, thans was het hem of hij tegen God gezondigd, een misdaad tegen zichzelven gepleegd had, aat hij deze waanzinnige daad niet had volbracht. Hij had toegezien hoe de hemel zich in den vuur gloed meer en meer rood had gekleurd, en daar ginds had Maria's angstkreet gillend weerklonken, maar niemand had voor haar het zwaard ont bloot. Het was hem, alsof er een vloek over zijn bestaan was uitgesproken, alsof hij niet meer waard was, de luent in te ademen of het beeld van zijne Maria in zijne droomen te aanschouwen. Hij stond daar als een beschonkene, die niet meer weet waar hij is, die zich niet durft bewegen, omdat hij gevoelt dat zijne beenen hem den dienst zouden weigeren. De portier sloeg hem met een achterdochtigen blik gade; hij begreep niet, hoe het verschrikkelijk lot der gravin dien vreemden man zoo verpletterend kon treffen, dat hij er uitzag alsof hem, en niet den graaf zijne vrouw was ontroofd. Hebt gij dan de genadige gravin gekend vroeg hij. Benoort gij soms tot de bedienden van het huis Lobkowitz Lobkowitz riep Max met een bijua gillende stem op een smarivollen toon. Ja, zoo heette hare vriendin die vriendin was aan hare zijde, maar hij, die gezworen heeft voor haar te willen ster ven, hij stond van verre, achter veilige muren, hij heert er zich niet om bekommerd of zij in gevaar was Gundacker staarde stijf voor zich uit als een krankzinnige, en de portier moest uit deze voor hem onverstaanbare woorden tot het besluit komen dat hij te doen had met iemand, wiens verstand was gekrenkt. Ga heen, zei hij, de graaf is voor lieden van uw slag niet te spreken. Daarin hebt gij gelijk, klonk het uit den mond van Gundacker, als eene uitdrukking van De heer Straver is 't eens met den heer Boll, vooral omdat die weg overal gevolgd wordt. En als men hier uit de streek juryle den zou kiezen, dan zou men juist de per sonen moeten nemen, die zelf inzenden. Daar bij zijn de nu voorgedragenen bekende, be kwame lui, die overal benoemd worden. De heer van Dijk vraagt of er zooveel juryleden noodig zijn. De heer van Loon antwoordt, dat men er zooveel heeft noodig geacht, omdat het geldt de hoofdzaakpaarden en vee. De heer Straver is van oordeel, dat de juryleden werk genoeg zullen hebben, en de heer Boll acht voor 't keuren van 10 paar den 4 uur noodig. De lezing der voordracht wordt voort gezet. De heer van Heijst maakt de opmerking, dat een der genoemde heeren zeker zal in zenden, waarop de voorzitter antwoordt, dat dit enkel zal zijn ter opluistering. De heer van Dijk werpt aan het bestuur tegen, dat het nu op 't laatst toch overgaat tot hetgeen 't in 't begin afkeurtdat is niet consequenter zit zoo in de gansche voor dracht geen leidende gedachte ze hangt niet aan een. De heer Verwiel vindt, dat zóó juist con sequent gehandeld wordtvoor inzendingen, die men hoofdzakelijk uit deze streek mag verwachten, stelt men vreemde keurmeesters voor; voor andere, die hier uit den omtrek niet te wachten zijn, kiest men er van dichtbij, zoo b.v. werktuigen die zullen uit deze streek niet gezonden wordendaarom kunnen we beoordeelaars van hier nemen. De heer van Grotenhuis stelt voor in prin cipe te laten uitmaken of men is vóór keur meesters van buiten den kring of er tegen. De heer Boll stelt voor de geheele benoe ming over te laten aan het uitvoerend be stuur, dat het best kan weten, wie de ge schiktste personen zijn en er 't grootste belang bij heeft. De heer van Dijk kan zich heel goed ver- woeste zelfverachting en reeds wilde hij in zijn smart en wanhoop aan dit bevel gehoorzamen, toen Wlaska Barkoi de trap afkwam, hem zag en met een vreugdekreet op nem toesnelde. Wlaska had van den bedienden de jobstijding vernomen, en daarna te vergeefs getracht tot de vertrekken van Guido door te dringen. De graaf, die zich opgesloten had, wilde niemand zien. Tevergeefs nad Wlaska aangeklopt. De oude dienares van het geslacht der Starhembergen wilde den bedrukte troost brengen; zij wist niet waar om, maar zij gevoelde, dat zij den besten troost bezat; haar eigen profetisch voorgevoel, dat haar nooit had bedrogen, zei haar dat zij de ontvoerde weer in deze zalen zou terugzien, eer het licht harer oogen was verduisterd. De oude vrouw sidderde van angst, dat graaf Guido in zijn wanhoop tot zelfmoord mocht konven. Al zag zij ook in den geest de beide echtgenooten na eene zware beproeving weder vereenigd, zoo erkende toch hare natuurlijke bekommering, dat graaf Guido door een overijld besluit zou kunnen te schande maken wat in het boek des noodlots stond geschreven. Hare dankbaarheid voor de bescherming van Guido tegen Liechtenstein en voor hare opname in zijn huis, deed haar natuurlijk gevoel krach tiger werken dan het geloof aan haar eigen voorspelling en deed haar voor nieuwe ram- Een neven, in weerwil van eene onverklaar- are innige overtuiging, die haar zeide, dat dat gene, wat zij in haar voorspellenden geest had gezien, zou vervuld worden. Wlaska was eigenlijk geen waarzegster van beroep, die de kwakzalverij zoo lang als hand werk had gedreven, tot zij eindelijk zelf aan hare kunst was beginnen te geloovenzij behoorde tot die menschen, wier wonderbare begaafdheid ons onverklaarbaar is, wier bestaan ons verstand niet kan betwisten, al begrijpt men hen niet! Voorgevoelens en droomen behooren tot het rijk van het geheimzinnige; ons verstand heeft geen maatstaf om de grenzen te bepalen, tot hoever de blik van het geestelijk oog kar. reiken; het erkent slechts het bedrog, wanneer zulk een persoon een handwerk wil maken van een aangeboren gave, die hemzelven een raadsel is, die Iiij nooit kan beheerschen, waarvan hij zelf een blind werk tuig is. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1891 | | pagina 1