Nummer 68. Donderdag 27 Augustus 1891. 14e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. im w seam. ANTOON TIELEN Het Woord. FEUILLETON. UITGEVER: Waalwijk. ufstrulsrfe Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00. Franco per post door tiet geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 1—7 regels j 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2inaal berekend. Advertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van A.DOLP Steinep, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Van Noord en van Zuicl zijn Zondag hon derden mannen te Gent samen gekomen, om daar de belangen te bespreken van onze taal en onze letterkunde, de belangen van het woord. Waarschijnlijk wordt op dat congres ééne zaak niet besproken, de beteekenis nl. van het woord in het dagelijksch leven het woord, gewisseld in den huiselijken kring; gewisseld tusschen meerderen en minderen gewisseld tusschen menschen, die een groot deel van hun leven moeten doorbrengen in elkanders bijzijn. Maar op onzen weg kan liggen, wat niet ligt op den weg van het congres staan wij daarom een oogenblik stil bij hetgeen niet is aangeroerd op de vergaderingen te Gent. Een wijze uit het oosten heeft in een en kelen genialen volzin de beteekenis van »het woord» in het leven aangeduid. Hij zeide nl. dit is de eerste helft van den volzin dat het woord in den mond van den dwaze gelijk kan zijn aan een dolkstoot. Hoe kwam onze wijze aan deze vergelij king Het woord is een gedachte, die de mensch door middel van zijn spraakorganen overgiet in de trillingen der lucht, welke luchttrillingen haar voortplanten naar het oor van den hoorder. Vanwaar, dat deze trillin gen der lucht vergeleken kunnen worden met den stoot van een dolk, een voorwerp van gepolijst staal Wanneer de punt van dit wapen een weg zoekt in het lichaam van den mensch, dan wordt die mensch bleek en blauw, en mach teloos stort hij ter aarde. Zoo ook kan die zelfde mensch een gevoel bekomen alsof hij door den grond zinkt, blauw worden en bleek, als hem een smadelijk woord wordt toege voegd. Vandaar de vergelijking. Vandaar, dat men èn voor dolk èn voor „woord" het zelfde bijvoegelijk naamwoord scherp gebruikt. Er zijn huisgezinnen, waar een benijdens waardige zegen heerschtwaar geen zorg is 53. XX. DE GRIEKIN DIONE. Maar de vurige blikken van den vreemdeling, die met een venetiaansch schip was gekomen, dat ook Maltezer ridders met hun gevolg had overgebracht, hadden het -hart van Dione in vlammen gezet. De blonde haren, de buitenland- sche ridderlijke kleeding, het geheele deftige voor komen van den Duitscher, die in vreemdsoortige klanken liederen wist te zingen, die een wonder baren indruk op het hart maakten, dat alles had voor de jonge Griekin een onweerstaanbare aan trekkelijkheid gehad en deze was nog daardoor vermeerderd, dat de vreemdeling de liefde, die ook in hem was Ontwaakt, trachtte te bestrijden. Ofschoon Dione zelve er niet aan twijfelde,- dat het karakter van den vreemdeling met zijn uiter lijk zou overeenkomen, werd zij toch door hare ouders gewaarschuwd en er waren afgunstige vriendinnen genoeg, die wisten te verhalen van gelukzoekers, die zich in den vreemde deftig wisten voor te doen om rijke meisjes te ver strikken en die later het vertrouwen van on schuldige harten bedrogen. Ridder Gundacker, zoo heette de vreemdeling, verhaalde eer te weinig van zijne betrekkingen in zijn vaderland en van zijne uitzichten in de toekomst, dan dat hij zich in verdenking had kunnen brengen van snoeverij en twijfel aan zijne geloofwaaidigheid had hunnen opwekken. Hij trad tenauwernood als een ridder op; had hij niet de gouden keten, het zinnebeeld der riaderlijke waardigheid gedragen, dan had men hem voor een geleerde kunnen houden, die de geheimen der natuur, de gedenkteekenen der kunst, de taal der ruïnen bestudeerde. Hij kon dagen lang op de bergen en in de bosschen rond dolen en dan weer langen tijd op zijne kamer zitten, zoo ijverig in zijne studiën verdiept, dat hij bijna vergat zijn lichaam met voedsel te ver sterken. Daarentegen vernam Dione van een andere zijde, dat Gundacker zich bij een gevecht voor het dagelijksch brood, waar de genees heer geen andere bezoeken brengt dan als vriend van den huize. Terwijl duizenden zwoegen om van den eenen dag te komen op den anderen; terwijl andere duizenden met angst het ziekteverloop volgen van een dierbaar leven, is hier geen enkele wolk aan den hemel. Toch is het geluk er ver te zoe ken. De toomelooze drift van een der leden van het gezin, zich uitende in het ruwe, on bekookte, opvliegende, harde woord, vergalt het geluk van allen. Men zegt dat opvliegende menschen goedhartig zijn. Het is mogelijk. Maar zeker is het, dat hun goedhartigheid nog grooter zou zijn, wanneer zij hun op vliegendheid er nog bij konden beheerschen en het ruwe woord in zijn geboorte ver smoorden. Wij laten onze kindereu versjes van buiten leeren. Verzuimen wij niet hun in het ge heugen te prenten dat schoone gedichtje van Freiligrath 1): 't Onvriend'lijk woord sterv' in uw mond Al zegt ge: ;,'t Was niet kwaad gemeend!" 't Slaat toch zoo vaak een diepe wond, En jaren wordt er om geweend. Geen zelfverwijt doorvlijm' uw borst, Als 't liefst' u wordt van 't hart gescheurd Troost blijv' u, als ge 't zwaarste torst, Als g' aan de groeve staat en treurt En naast het opvliegend woord van de drift, staat het bittere, het schampere, het grievende woord der geiingschatiing. Van den beschaafden mensch is dit een kenmerk, dat hij zijn evenmensch niet vernedertdat hij eerbied heeft voor ieders gevoel van eigen waarde. Hier vooral is de vergelijking van het woord bij een dolksteek treffend. Het vernederende woord vooral kan een mensch wonden, diep in zijn ziel, hem een gevoel bezorgen „alsof hij door den grond gaat." Maar gelukkig is er nog een tweede helft van den volzin des Oosterschen wijzen. Zij luidt aldushet woord van den wijze is me- dicij n. 1.) Vertaling van Böhringer. tegen zeerovers door de onverschrokkenste dap perheid had onderscheiden en dat hij voornemens was zich in de Maltezer orde te doen opnemen. De geestelijke ridderorden waren de steeds tot den strijd gereede beschermers van vei'drukte christenen tegen de ongeioovigen, en daarom in het bijzonder door de bewoners van een eiland als Candia, naar welks bezit de Turken reeds lang hadden getracht, hooggeschat en gaarne ge zien; van alle orden, die behalve deze taak, ook de belofte hadden afgelegd, om zieken en hulp behoevenden te verplegen en te ondersteunen, stond die der Maltezers in den besten naam, maar wie zich daaraan wijdde, moet niet alleen de gelofte van armoede en gehoorzaamheid, maar ook die van lcuischheid doen, hij mocht geen vrouw naar het altaar roeren. Dione vermoedde dat een zwaar verdriet den jongen man tot het besluit had gebiacht, om zich het zoete genot der liefde te ontzeggen, maar dat haar aanblik een strijd in zijn binnenste verwekte; zij gevoelde dat zijn ijzeren wil het verlangen van zijn hart onderdrukte, dat hij haar dikwijls bezocht met het oogmerk, om aan de verzoeking, die hem in zijn be=luit dreigde te doen wankelen, het hoofd te bieden. Deze ontdekking had echter voor haar niets kwetsends, maar vervulde haar met innige deelneming, daar zij zag hoe zwaar hem de strijd met zijn eigen hart viel. Toen bekende hij haar op zekeren dag, dat hij in zijn vaderland eene vrouw liad be mind, maar dat deze hem plotseling had verlaten, omdat zij had vernomen, dat er een vlek op hem kleefde. Mijn vader, fluisterde hij met een gedrukte stem, wilde mij niet als zoon erkennen, ofschoon ik zijn naam draag; mer. heeft mij al tijd gezegd, dat mijne moeder dood was, maar nu heb ik vernomen, dat zij een zware schnld tegen haar echtgenoot in eenzame gevangenschap op een bergslot moet bceten. Met een gebroken hart trok ik naar het Heilige Land, om op het graf van den Verlosser voor hare ziel en voor mijzelven te bidden. Ik heb getracht mij in de Maltezeiorde te doen opnemen; de grootmeester heeft mij een proeftijd opgelegd en ik had wel boos op hem willen worden, omdat hij aan de vastheid van mijn wil twijfelde. Uw' aanblik Dione heeft mij overtuigd, dat hij met wijze voorzichtigheid hcel't gehandeld. In mijne borst woelt een vreeselijke strijd. Ik ben nog door Iemand heeft eens gezegd, dat er geen zaliger oogenblik is in het 'even van den mensch, dan dat, waarop hij verlost wordt van pijn. Daarom hebben dan ook de woor den „medicijn" en „balsem" een liefelijken klank in ons oor. En nu ligt die heerlijke macht om den mensch van pijn te bevrijden, die macht der medicijn, ook in „het woord." Daar zijn oude munten 2), waarop een godenbeeld met golvend haar en vlammend oog. Maar de eeuwen zijn er over heen ge gaan en hebben ze beduimeld, zoodat het godenbeeld onkenbaar is geworden en de munt een effen zwarte schijf gelijk. Dan weet de muntenverzamelaar evenwel raad. Hij neemt de munt tusschen de uiteinden zijner tang en houdt haar in het vuur. De munt wordt gloeiend; de zwarte, vette laag brandt er af, en in zijn oorspronkelijke helderheid komt weer te voorschijn het godenbeeld wederom wordt* zichtbaar het golvend haar en het vlammend oog. Aan die munt is menig mensch gelijk. In zijn hart leeft een heerlijk beeld, een goden beeld; de begeerte, die uitgaat naar al wat voortreffelijk is. Maar de jaren hebben dat beeld onkenbaar gemaakt, onkenbaar ook voor hemzelf. Wat nu het vuur is voor de munt, dat is voor den gezonken, den in traagheid en ondeugd verzonken mensch, het woord van lof. Prijs den mensch, en het goede, het godenbeeld in zijn hart komt boven. Als een vuur brandt het woord van waardeering het kwade van eens menschen ziel. Trek te velde tegen het kwaad en luttel is uw oogst. Geef daarentegen den gevallene een woord van lof en uw woord geneest het is medicijn. Daar was eens een jongeling, wiens werk- ader was doorgesneden, wiens wil ziek was. Zijn vrienden vermaanden hem toch te wer ken. Daar het niet hielp gaven zij hem ein delijk op. Zijn leermeesters betreurden zijn ijdel leven, want zijn gaven waren vele. Ein delijk werd hij door een dier leermeesters ontboden. „Dit werk, dat ik niet kan opdra- 2.) I,, Schefer. geen gelofte gebonden, uiterlijk ben ik vrij, maar liet is mij alsof ik een misdaad zou begaan tegen God, die u en mij ongeluk over onze hoornen zou brengen, indien ik, om aan het verlangen van mijn hart te voldoen, mijn besluit liet varen, mij als orderidder aan den dienst van God te wijden. Op mijn bestaan drukt de vloek eener zonde; het is mijn heilige plicht, de schuld mijner moeder daardoor te verzoenen, dat ik mijzelven aardsch geluk ontzeg; zoudt gij uw levensgeluk mogen toevertrouwen aan een man, die misschien weldra door Gods wraak wordt getroffen Dione hoorde uit deze woorden slechts de zalige bekentenis, dat hij haar beminde, dat geen uitwendige hinderpaal, maar slechts een uit een bitter ongeluk geboren sombere waan, hem weer hield haar aan het hart te drukken, en zij strekte beide handen naar hem uit. Ik geloof niet, riep zij, dat de wraak van den algoeden God ooit een onschuldige kan vervolgenlaat de schuldige boeten, maar zoo streng is de Eeuwige niet, dat Hij een menschenleven tot een zoenoffer voor de zonden van anderen zou eischen. En wie zegt u, dat uw vader uwe moeder rechtvaardig heeft beschuldigd, dat hij niet door een dwaling, door laster of door nog iets ergers werd verblind Het meisje, dat aan u een vlek heeft gevonden, in plaats van u te troosten en u met verdubbelde liefde in hare armen te sluiten, heeft u nooit bemind, zij was uwe liefde niet waardig. Het was te voorzien, dat Gundacker voor het verlangen van zijn hart moest bezwijken, toen hij eenmaal aan de geliefde had bekerid, dat hij met zichzelven in strijd was. De vurige liefde en het opgeruimde gemoed der schoone Griekin verdreven de donkere wol ken, en de ouders van Dione konden aan de beden van hun kind geen weerstand bieden. Hymens fakkelen werden ontstoken, maar nauwe lijks waren de ininnenden Yereenigd, of het ge rucht verspreidde zich over het eiland, dat de groote heer toerustingen maakte om Candia te veroveren. Jaren lang woedde de krijg voort. Wanneer iemand zich eenmaal aan sombere gedachten heeft overgegeven, dan kunnen deze wel verdreven worden, maar zij keeren bij de eerste aanleiding terug. De overtuiging dat de Goddelijke wraak zijn geluk zou verstoren, drukte loodzwaar op de ziel van Gundacker; hij ging ten strijde met gen aan iedereen, draag ik op aan U", zoo sprak hij. Deze leermeester was een zielkundige. Een blos kwam op het gelaat van den kranke van ziel; de onderscheiding, die hem te beurt viel, wekte de sluimerende krachten hij loog aan het werk des leermeesters woord was medicijn geweest. Vele menschen hebben hun gansche leven een moeielijken strijd te voeren, den strijd met hunne beschrootjidhcid. Het binnenkomen in een gezelschap drukt hen loodzwaar. Het gevoel, dat menschenoogen op hen gevestigd zijn, is hun onverdragelijk. Ziehier een bron van lijden, waarvan de omvang niet wordt vermoed door hen, die geen beschroomdheid kennen. Och, wanneer ge den beschroomde, den verlegene ontmoet te midden van andere menschen, ga tot hem, spreek hem toe, leid zijn aandacht van hemzelf af. Wees overtuigd dat uw naam in stille, dankbare herinnering bij hem zal voortleven, want uw woord is voor hem medicijn geweest. Lang zouden wij zoo kunnen voortgaan. Er op kunnen wijzen, dat het woord van het medegevoelend gemoed balsem is voor den mensch, die in rouw verkeert; het woord, dat het begrijpen van anderer strijd bewijst, dien anderen in hunnen strijd steun geeft; dat het verschoonende woord van de liefde den moed verlevendigt dat het instemmende woord voor den mensch zulk een waarde heeft, dat hij zich op dat woord beroept, zelfs al is het uitgesproken door een kind. Toen op haar zeventigsten verjaardag Me vrouw BosboomToussaint in de zaal Dili- gentia te 's-Gravenhage zich in het midden van hare vrienden en vereerders bevond, heeft Beets tot haar gezegd: „Gij hebt nooit één regel geschreven, waarover ge u hebt te schamen." Dat woord van Beets heeft toen al de aanwezigen geelectriseerd. Maar zoo heerlijk als het is zulk een lof te hebben verdiend, zoo heerlijk is het ook nooit een woord te hebben gesproken, waar van de herinnering ons een blos zou jagen op het aangezicht. een voorgevoel, dat hij zou vallen en thans deelde zijn treurige stemming zich ook aan Dione mede. De jonge Griekin werd bijgeloovig sedert de hemel haar een zoon had geschonken en de ge dachte haar deed beven, aat de vloek, die den vader had gevolgd, ook op het kind zou overgaan. Het lot wilde, dat de vrees van Gundacker werd vervuld. In de biecht had hij aan den commandeur der Maltezers zijn bekommernissen toevertrouwd, hem gebeden, indien hij viel, zich zijn vrouw en zijn kind aan te trekken, maar het geheim te bewaren, dat hij zelf de voor verdwenen gehouden zoon van den graaf Star hemberg was geweest. Zijn Max moest eerst op zijn dertigste jaar vernemen uit welk een edel geslacht hij was gesproten; dan was hij een man geworden, en kon beslissen, of hij zijn geboorte recht wilde doen gelden, of zich gelukkiger gevoelde in den stand, waarin hij zichzelven dan zou hebben geplaatst. Gundacker bleef in den slag. Weinige dagen daarna werd de streek, waar Dione met haar kind woonde, door een bende Turken overvallen, door moord en brand verwoest, en de schoone Griekin als gevangene weggevoerd. Te vergeefs riep Dione om haar kind; de roovers moesten vluchten, want de wrekers naderden; eene af- deeling Maltezers verscheen, maar te laat om het inschepen der Turken nog te kunnen be letten. Dione werd door den toenmaligen aga Kara Mustapha als slavin naar Constantidopel gezonden. Lang bleef zij in vreeselijke onzekerheid, wat er van haar kind was geworden. Kara Mustapha, die door de schoonheid van Dione was geboeid, en die begon te vreezen, dat zij voor de wanhoop zou bezwijken, indien zij in haar smartelijke onzekerheid bleef voortkwijnen, liet navorschin- gen doer, en vernam, dat de ridder Gundacker in den strijd was gevallen, maar dat de zoon van Dione door de Maltezers was weggevoerd. Hij beloofde Dione, dat hij haar den knaap zou brengen, al moest hij hem ook met zakken gouds van ae Maltezers koopen, of duizend Janitzaren opofferen om hem met geweld te halen. Hij tastte een versterkte plaats der orderidders aan, daar deze zich in geen onderhandelingen met hem wilden inlaten, en bestormden haar. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1891 | | pagina 1