Nummer 78. Donderdag- 1 October 1891. 14e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, FEUILLETON. Be Goudsmid van, Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. TEGENSPOED. Waalwyksch« en Langstraalschc Courant, V". - Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. In het dagelijksche leven wisselen lief en leed, zoet en zuur, voor- en tegenspoed, on der allerlei vormen, gestadig at. Door de afwisseling leeren wij het aan gename naar waarde schatten, leeren wij te gen het onaangename waken en strijden. Toch kan somwijlen dat onaangename den mensch overstelpen leed en zorgen kunnen hem in bangen nood doen verkeeren. Onge lukkig leidt die nood den zwakke soms tot betreurenswaardige uitersten, tot volslagen onverschilligheid, ja, tot de gruwelijkste mis daden tegen God en de maatschappij. De feiten bewijzen zulks dagelijks. Toch staan daarnevens voorbeelden, die bewijzen, dat de mensch door den nood niet behoeft verloren te gaan en dat juist leed en tegenspoed in den mensch een verhoogd geestesleven wekken, waardoor hij moediger, krachtiger en edeler wordt dan ooit te voren. De sterke, de moedige van geest zal zich door de hinderpalen op zijn levensweg niet laten afschrikkenniet uit het veld laten slaan. Tegenspoed en tegenkanting, jaloezie en haat brengen strijd in hem, die leidt tot in spanning en krachtsontwikkeling, tot stiptere plichtsvervulling. Al blijkt de toekomst hem donker, hij denkt en peinst, hij zoekt en schouwt of niet hier en daar een lichtstraal doorschemert. Hij kent zijn doel en richt al zijn hande len en denken daarop. En in dat denken en stre/en vindt hij stof tot verdere aansporing, tot troost en be moediging in zijn leed. Juist uit den strijd put hij kracht en ener gie tot verder kampen tegen laster en be zwaren. Voor hem heeft dus het ongeluk veel van zijne verschrikking verloren voor hem heeft het zelfs zijn glans, zijn eer en overwinning. De strijdt toch wekt krachten in hem op, waarvan hij zelf tot hiertoe onbewust was. En zijn eindelijk alle hinderpalen uit den 60. XXII. DE KRACHT DES GELOOFS. Dione had in haar hand een zijden doekje, met vreemde teekens geborduurd, door den tijd ver schoten en verbleekt, waarin men evenwel nog het oorspronkelijke kon erkennen. In het midden prijkte het achthoekig kruis der Maltezers, in de noeken zag men de dooreengeslingerde letter, die zijzelve eens had geborduurd, om van dit doekje den geliefde harer jeugd een geschenk te maken. Met het bericht van den heldendood van haar gemaal, had men haar dit doekje gebracht, dat hij als een hoofdwindsel onder den helm had gedragen, als een laatste aandenken aan hem, en zij had het vermist sedert den verschrikkelijken nacht, waarin zij haar kind had verloren. Zij herinnerde zich, dat zij bij het eerste alarm dit van tranen doorweekte doekje om den hals van haar kind had geslagen nu zag zij het terug, de man, die het haar zond, heette Max Gund- acker, juist als de blondlokkige jongeling, bij wiens aanblik aan den oever der wateren van Stamboul, haar hart zoo zonderling had geklopt, en die, zoo als Said had beweerd, verongelukt was. Toenmaals, toen haar hart eensklaps was be roerd door de ongedachte hoop, dat haar zoon nog leefde, hadden zich duizend twijfelingen van haar meester gemaakt, bij de berichten van Said, dat de Duitscher beweerde af te staramen van ouders, die te Weenen woonden; toen had zij zich in smartvolle teleurstelling, dat zij zich door den schijn had laten bedriegen, moeten schikken. Maar ait was haar dubbel zwaar gevallen, toen het haar niet had mogen gelukken, den jongen man nog eens te zien Het had haar toegesche nen, alsof de uitvluchten van Said slechts haar ongeduld moesten bedwingen, alsof zij mocht hopen betere berichten te zullen ontvangen, die haar ten minste de zekerheid zouden verschaffen, dat die Duitscher een vreemdeling was, wellicht hoogstens een verre bloedverwant van haar eer- aten echtgenoot. Dat was toch troostrijker dan weg geruimd, dan zal hij des te meer het ge luk waardeeren en genieten, dat eigen krachts inspanning hem schonk na lijden en tegen spoed. Het doet goed, zich van tijd tot tijd te herinneren, dat de strijd adelt, als hij goed wordt gestreden. Menigeen zal krachtens zijne ondervinding moeten erkennen, dat ook voor hem uit tegenspoeden wonderen groeiden. Inderdaad, voor den moedige is de tegen spoed als de drukking op het water eener fontein, die dat in krachtige, frissche stralen in de hoogte drijft. Door den nood gedrongen, leert menig so ber bedeeld huisvader spaarzaam zijn. Door den nood gedrongen moesten onze voorouders den oceaan bekampen, en hem beletten, de vruchtbare landouwen langs de kust te vernietigen. Door tegenspoed gedrongen, hebben velen vriend en maagouderlijke woning en va derland vaarwel gezegd en in Oost en West, in alle werelddeelen nieuwe bronnen en mid delen van bestaan opgespoord, en hielpen ze dus krachtig mede tot algemeene welvaart. En als eenmaal de leuze „naar hooger en beter" wordt gehuldigd, dan blijft men ook daaraan vasthouden. Gelukkig, wanneer wij beseffen, dat we, door moedig aan alle bezwaren het hoofd te bieden, veel kunnen bijdragen tot het wel slagen onzer ondernemingen. Mochten wij somtijds bange tijden bele ven, ongunstig voor landbouw, handel en nijverheid, laten wij den moed niet zakken, doch in God vertrouwen en op betere da gen hopen. Trachten wij tevens door vlijt en arbeid zaamheid die beterschap te bevorderen. (R- N.) Zou het spelletje wellicht opnieuw een aan vang nemen, zouden we opnieuw worden heen- en weergeslingerd door de vraag: is er tus- schen Rusland en Frankrijk schriftelijk of de vreesetijkste gedachten, dat zij haar zoon had kunnen wedervinden, maar dat een vijandig nood lot hem haar ten tweedenmale had ontvoerd. De gedachte, dat haar zoon misschien gered en nog in leven was, kon zij niet van zich afzetten, sedert die haar eenmaal met een bedwelmende vreugde had vervuld. De ziel schildert zich zoo gaarne het wonderbare als mogelijk af, al moet zij daarbij ook in smartelijke wonden wroeten; het is immers een weemoedig genoegen oude won den telkens opnieuw open te rijten. Maar nu was het de Duitscher, die haar zocht, die haar liet weten, dat hij leefde, en haar dit teeken zond, om daaruit te doen blijken wie hij was. Dit was meer dan haar overvloeiend hart kon begrijpen. Had Said haar belogen, stond hij in verstandhouding met haar gemaal, die haar had verzekerd, dat haar zoon dood was Bij deze gedachte kookte het in hare borstdan was Kara Mustaplia een monster niet waard dat zij jegens hem haar plicht van echtgenoot ver vulde; dan was zij niet meer zijn vrouw, maar slechts zijn slavin, die hij met boosaardige leugens in gouden ketenen geklonken had; hij haa met haar heiligste gevoelens gespeeld en met haar bitterste smart den spot gedreven. Zoodanige gedachten drongen zich tusschen de blijde hoop in hare borst en streden met den twijfel of zij niet door eenen nieuwen waanzin werd bedrogen. Hoe onrustig klopte haar hart I Kon het niet mogelijk zijn, dat aeze Duitscher zich slechts beriep op de belangstelling, die zij hem te Stamboul door Said had doen blijken Kon het niet mogelijk zijn, dat hij daarvan te Weenen had gesproken, en dat een Maltezer, die had ge hoord hoe zij naar haar zoon had gevorscht, hem het doekje van haar dood kind had gegeven om haar hart te vermurven Neen duizendmaal neen I riep eene stem in haar binnenste. Zoo gruwzaam kon het nood lot niet met haar hart spelen. En het was haar of de God der liefde, dien zij in haar jeugd had aangebeden, haar afval had op zich geladen. De man, die de christenslavin aanzien en schatten had aangeboden om hare liefde te winnen, om wier.s wil zij eene Turkin geworden was gewor den, li ld haar bedrogen, in het dierbaarste waar naar haar hart had gesmacht; hij had haar ge zegd, dat haar kind dood was, en thans, nu de gevangen christinnen in hare tent haar hadden mondeling een formeele overeenkomst geslo ten, ja of neen Inderdaad, er bestaat wel eenige kans, dat 't lieve leventje weer een aanvang neemt en als 't zoo is, dan zou minister Ribot de schul dige zijn. De minister van buitenlandsche zaken van de Groote Republiek heeft name lijk Zondag te Bapaume bij de inwijding van een standbeeld ter eere van generaal Faid- herbe, een redevoering gehouden, welke met nieuwsgierigheid door politici en diplomalen werd verwacht en welke speech die verwach tingen dan ook niet heeft beschaamd. In Parijs is men over 's ministers woorden danig in zijn schik, men ziet er de officieele erken ning in van een tusschen Rusland en Frank rijk getroffen overeenkomst, hoewel wij in Ribot's woorden niet veel anders kunnen le zen dan een uiting van verheugenis over de banden der vriendschap, die beide landen vereenigen een reeds vrij afgezaagde aan haling, evenals die met betrekking tot Frank- rijks herwonnen aanzien en zelts nog min of meer verzwakt door de bijvoeging, dat de nieuwe toestand geen reden geelt om een nieuwe politieke gedragslijn te volgen. Enfin, de Fransche natie is een vroolijke natie, zeer vatbaar voor indrukken van het oogenblik, men is met weinig in zijn schik en men schijnt de kunst te verstaan tusschen de regeltjes datgene te lezen, wat men gaarne wenscht een kunst, waarbij men bij slot van rekening zelf aan het kortste eind blijft, wijl zij weinig anders baart dan teleurstelling en ontgoocheling. Crispi heeft Zaterdag ook weer eens iets van zich doen hooren en wel te Palermo bij een banket, ter gelegenheid van de tewater lating der „Francesco Crispi" aldaar gehouden. Veel bijzonders of opzienbarends heeft de ex-premier niet te berde gebracht, hij sprak alleen van de banden, die Sicilië en Italië aan Engeland verbinden het schip behoor de aan een Engelsch-Italiaansche maatschap pij en bracht in herinnering welk aandeel Engeland heeft gehad aan Italië's bevrijding. Crispi betoogde nadrukkelijk niet over politiek doen zien, welk een vertrouwen er gelegen wa9 in het geloof, dat zij had verzaakt, kreeg zij niet alleen bericht dat haar verloren gewaarde zoon nog leefde, maar zij moest ook vernemen, dat hij Ëinds in de belegerde stad voor het kruis streed! 'at was ongetwijfeld een wenk van den God der christenen, om te bedenken, dat zij ook in den naam des Heilands was gedoopt, een wenk om met al haar invloed voor de bedreigden te wa ken. De geliefde harer jeugd had voor het kruis zijn bloed gestort en de gedachte, dat zijn zoon, haar kind, voor hetzelfde geloof streed, moest haar hart neigen tot het leger van de tegenstan ders haars gemaals. Het was haar, alsof de klok der moederkerk haar terugriep van een dwaalweg, waarop men haar had gelokt, ver van den verleider, die haar had verblind. Na drie nachten, schreef de bode, zou hij antwoord halen. Hoe gaarne zou zij met hem zijn gevlucht en haar leven hebben gewaagd om in ae stad te komen. Maar zulk eene poging zou dolzinnige dwaasheid zijn geweest: de wachters van het serail bewaakten de tenten der vrouwen en deze stonden midden in het leger. Maar al ware ook hare vlucht door een wonder gelukt, dan zou zij juist het tegendeel hebben uitgewerkt van hetgeen Max Gundacker zoo dringend ver zocht; Kara Mustaplia zou in zijne woede ontwij felbaar eerst de gevangen christinnen hebben laten neerhouwen en dan terstond zijne krijgs lieden tot den storm tegen de stad hebben aan gevoerd. Wilde zij haar zoon en diens geloofs- genooten werkelijk van nut zijn, dan moest zij al het mogelijke doen om haar gemaal in zijn besluit te versterken, de stad zooveel mogelijk te sparen, de kapitulatie der uitgeputte verdedi gers af te wachten, de ontevredenen, die den storm eiscliten, het hoofd voor de voeten te leggen kwam er dan geen ontzet, moest Weenen zich overgeven, dan was er toch altijd nog hoop, dat zij het leven van haar zoon zou kunnen redden! XXIII. DE AMULET. Wij gaan eenige dagen in ons verhaal terug. Een kleine dappere schaar keizerlijken heeft een woedenden storm van een bende Turken afgesla- te willen spreken, „wijl deze de gemoederen verhit en hij liever kalm en rustig wenschte te blijven." Er zal voor den ex-premier ongetwijfeld wel een gegronde reden hebben bestaan voor deze wijze beslissing: het oogenblik kwam hem zeker minder geschikt voor of hij wil eerst di Rudini zijn gang laten gaan, om dan stuk voor stuk diens betoog te wederleggen of te bestrijden. Keizer Frans Jozefs bezoek aan de hoofd stad van Bohemen, heeft een politieleen ach tergrond en men moei: zeggen, dat alles naar wensch is gegaan: afgezien van enkele de monstraties ten gunste van Frankrijk en Rus land, die den keizer onaangenaam hebben getroffen, is de hem ten deel gevallen ontvangst allerhartelijkst geweest; zoowel Czechen als Duitschers juichten en jubelden en de vorst heeft wijselijk de politieke toespelingen ver meden en alleen gezegd, dat de goede ver houding en de samenwerking tusschen de beide nationaliteiten Bohemens ontwikkeling ten goede moeten komen. De campagne, door een groot deel der Duitsche pers tegen de deelneming aan de nieuwe Russische leening ondernomen, heeft eigenlijk „an und für sichu niets buitenge woons, men kan het onzen buren in 't Oosten niet euvel duiden, dat zij elkander door woord en geschrift zoeken terug te houden van de deelneming aan een financieele onderneming, die alleen moet dienen om de financieele draagkracht te versterken van een slaat, met welken men op geen al te vertrouwelijken of al te vriendschappelijken voet leeft. Hoewel men aan de Russische leening geene bepaald oorlogszuchtige beteekenis hecht, dient men toch rekening te houden met alle eventuali teiten en 't zou immers best kunnen wezen dat men zichzelven of zijn bondgenoot nog eens moest doen beschieten met oorlogsma- terieel, voor eigen geld aangeschaft, een mogelijkheid, die niet valt weg te redeneeren en welker verwezenlijking dan toch dwaze toestanden zou doen geboren worden. - gen; maar de vreugde over de overwinning is gering, want zij is met kostbaar bloed betaald: Guido von Starhemberg heeft zooeven een hevig bloedende borstwond van zijn vriend en wapen broeder Max Gundacker verbonden. Max heeft zich voor hem opgeofferd, hij heeft zich met het zwaard een weg gebaand door een hoop Turken, die hem reeds hadden omsingeld. Heden is het mijn geboortedag, had Max nog voor het gevecht met een zeker blij zelfvertrouwen gezegd, heden mag ik alle9 wagen, want het noodlot, dat mij uit vele gevaren heeft gered, om mij dezen dag, waarop ik mijn dertigste jaar heb bereikt, te doen beleven, zal mij niet juist nu in den dood voeren, nu ik de raadselen mag oplossen, die mijn ge boorte bedekken. Max was een slecht profeet geweest, hij lag daar als levenloos, hij rochelde nog slechts nu en dan, de wond scheen doodelijk. Max Gundacker had zich niet alleen het ver trouwen en de bewondering van zijne onderhoo- rigen verworven, maar ook hunne genegenheid. Onvermoeid in den dienst, onverschrokken, koel bloedig en bedachtzaam in het gevecht, stoutmoe dig tot vermetelheid toe, daarbij bedreven in de behandeling der wapenen, gold hij in den strijd meer dan tien anderen; maar hij deelde ook zijn stuk brood met iederen hongerigen soldaat, hij zoi'gde voor zijn onderhoorigen zonder aan zich- zelve te denken; het was derhalve een treurtocht, zooals men ze zelfs in deze dagen niet zag, die den gevallene de stad in bracht. Meester Bockel, die toevallig den stoet ontmoette, wilde niet dulden dat men Max elders zou bren gen dan in zijn huis; hij eischte dit op de ern stigste wijze, en men willigde hem dit des te gereeder in, daar ook reeds bet slot der Starhem bergen even als alle andere paleizen, met zieken en gewonden was gevuld. Kolschitzky had ten huize van Bockel veel en gaarne vernaald van den roem, dien Max zich haa verworven. Louise zag hem dubbel vriendelijk aan, wanneer hij zoo zonder afgunst en met al het vuur der bewonde ring, sprak over den man, dien Guido van Star hemberg, gelijk hij vertelde, als een broeder be minde, en die, naar het zeggen der menschen, niet alleen het uiterlijk had van een Starhemberg, maar er ook wel degelijk een was. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1891 | | pagina 1