Nummer IT. Zondag 28 Februari 1892. 15e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
UITGEVER:
ANTOON TIELEN
Staatkundig overzicht.
BUITENLAND.
Frankrijk.
Engeland.
Duitschland.
en tiiptraalscte Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maandenf 1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
«.an den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 17 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg'. Reclames 15 cent per regel.
Weg met de Fransche kabinetscrisis leve
Duitschlands keizerzullen ongetwijfeld
zij uitroepen, die ook in de politiek veran
dering boven en vóór alles noodig achten ter
bevordering der onafgebroken belangstelling.
18 dezer werd het kabinet De Freycinet na
een tweejarig bewind ten val gebracht en
gedurende een zestal onafgebroken dagen
hoorde men van niets anders dan van com
binatiën met en zonder levensvatbaarheid
van conferenties ten huize van Sadi Carnot;
van genoemde combinatiën min of meer
gunstige uitlatingen van politici van naam
enz. En 't begon den Franschen in 't bij
zonder en der courantenlezende menschheid
in 't algemeen, reeds aardig te vervelen. Daar
is nu eensklaps keizer Willem II van Duitsch-
land opgetreden als redder uit den nood en
hij maakt naast ons aller verbazing, verwon
dering en ontzetting over zijn woorden, op
goede gronden aanspraak op onze oprechte
dankbaarheid. Afwisseling brengt 't geen hij
gemeend heeft te moeten zeggen, hoewel 't
hem wellicht nog menig min aangenaam oo
genblikje zal bezorgen. En bleef't daar nog
maar bij
Over courantengeschrijf., zelfs al kan dat
als uiting worden beschouwd van het denkend
deel der natie, kan een Wilhelm II zich ver
heven achten doch waarmede hij rekening
zal moeten houden, goedschiks of wel kwaad
schiks dat is met de meer en meer veld
winnende oppositie tegen zijn persoonlijke
opvatting van zijn taak als heerscher, tegen
de zonderlinge toepassing van de in de
grondwet des rijks neergelegde beginselen en
tegen het absolutisme, in hem gepersonifieerd.
Dat alles is niet meer van onzen tijd en
vroeger of later moet 't in het machtige
Duitsche rijk tot een uitbarsting komen. De
beginselen der sociaal-democraten winnen
meer en meer veld en geen wonder, waar 't
van hooger hand de niet te misduiden toeleg
is om de gelederen der ontevredenen te ver
sterken, waar de keizer zelf zijn woord wet
heet en hij geen bespreking of liever bestrij
ding duldt van 't geen hij en zijn raadslieden
goed heeten. Men leze, men hoore en men
vorme zich zelf een oordeel
't Was Woensdagavond aan het banket van
den provincialen landdag van Brandenburg
dat behalve door den keizer ook werd
bijgewoond door prins Hein richminister
Herrfurth en den president der provincie
Achenbach dat Wilhelm II een redevoe
ring uitsprak die aanleiding zal geven tot
Yeel en velerlei geschrijf evenals zoovele zijner
sensatie-speeches.
In de eerste plaats uitte de keizer zijne
tevredenheid over de erkentelijkheid, betuigd
voor 't geen hij voor 't welzijn zijns volks
doet. Ongelukkig aldus vervolgde de
monarch is 't in den laatsten tijd gewoonte
geworden alles wat de regeering doet te
beoordeelen en te gispen. Onder de nietigste
voorwendsels worden de lui in hun rust ge
stoord en wordt hun levensvreugde alsook
hun verheugenis over 't welzijn des vaderlands,
vergald. Zoo ontstaat bij velen de meening,
dat ons vaderland het ongelukkigst en het
slechtst geregeerd zou worden van de gansche
wereld en dat 't een ramp zou zijn het te
bewonen. Dat dit niet zoo is, weten we na
tuurlijk allen beter. Doch zou 't niet beter
zijn, dat de ontevredenen het Duitsche stof
afschudden en zich ten spoedigste onttrokken
aan de treurige toestanden aldus vroeg
de keizerlijke redenaar. Zich zeiven en an
deren zouden zij daardoor een grooten dienst
bewijzen. Wij leven in een tijdperk van
overgangDuitschland ontgroeit gelei
delijk den kinderschoenen en bereikt den
jongelingsleeftijd en 't is dus wel tijd ons vrij
te maken van onze kinderziekten. Wij door
leven veel bewogen dagen, waarin 't der
groote menigte ongelukkig maar al te zeer
aan objectiviteit ontbreekt. Kalmer dagen
zullen volgen mits ons volk tot zich zelf in
keert enzonder zich door stemmen van
buiten te laten afleiden, vertrouwen heett in
God en in den eerlijken, zorgzamen arbeid
zijns heerschers. Het vaste bewustzijn dat
uw genegenheid mijn werk steeds getrouw
begeleidt aldus vervolgde de vorst na een
korte afwijking geeft mij steeds nieuwe
krachten om mijn arbeid voorttezetten en den
weg te blijven volgen, dien de Hemel mij
heeft aangewezen. Daarbij komt onze ver
antwoordelijkheid tegenover onzen Hoogsten
Meester, die ons niet zal verlaten. Tot groote
dingen zijn wij nog bestemd riep Wilhelm
II aan 't slot van zijn betoog uit en schoo-
ne dagen verbeiden ons nog. Laat uw blik
in de toekomst niet verdonkeren door be
oordeelingen en redevoeringen der ontevre
denen, noch uw genoegen in uw medearbeid
vergallen. Met groote woorden alleen is niets
te doen en ondanks de onafgebroken toespe
lingen op een nieuw regime en op de man
nen, die het moeten voeren, antwoord ik kalm
en beslist: Mijne richting is de ware en zij
wordt ongewijzigd gevolgd. Ik reken er op
dat mijn brave Brandenburgers mij daarbij
zullen steunen.
Deze toespraak des keizers maakt op het
publiek een indruk, die niet in weinig woorden
terug te geven is.
Het meeste opzien baart de volzin, dat zij,
die met den gang van zaken ontevreden
zijn, beter zouden doen met het land te ver
laten. Het Berliner Tageblatt haalt eenvoudig
het Pruisische grondwets-artikel aan: „Iedere
Pruis heett recht zijn gevoelen vrij uit te
spreken." De National-Zeitung antwoordt:
„In een land, waar openbaarheid gehuldigd
wordt, behoeft men niet naar elders te ver
huizen indien men met de maatregelen der
regeering ontevreden is." De sociaal-demo
cratische Vorwarts schrijft „Duitschland zou
sedert lang eene woestijn zijn indien, zoo
lang het rijk bestaat, al diegenen het land
uitgegaan waren, wien de staatkundige toe
standen niet aanstaan." Freisinnige Zeitung
merkt op dat, aangezien de gezindheid der
regeering in den loop der tijden dikwijls
verandert, er ten slotte niemand in het land
zou blijven dan degenen, die er geen zelf
standige zienswijze op nahouden.
Van alle te Berlijn verschenen bladen ver
klaart alleen de conservatieve Reichsbote
geheel in te stemmen met de door den keizer
gehouden redevoering, en wel omdat, naar
oordeel van dat blad, een krachtig, zelfbewust,
sociaal koningschap, in tegenstelling met het
kapitalistische parlementarisme, nog den eeni-
gen dam vormt tegen de revolutie. De
Kreuzzeitung, getrouw aan hare gewoonte om
zekere persoonlijke daden en uitingen van
den keizer niet te critiseeren, blijft zwijgen.
De Germania tracht zooveel mogelijk tus-
schen de klippen door te zeilen van aan
stootgeven aan de democratische elementen
van het Centrum en van zich wegens eene
te vrijmoedige critiek den toorn der hoogste
kringen op den hals te halen. Alle andere
bladen geven tamelijk scherpe opmerkingen
ten beste. De Vossische Zeitung zegt: „Mis
noegd in het Duitsche rijk zijn onder den
nieuwen koers reeds zoo vele partijen en
burgers, dat, gingen deze allen het land uit,
slechts de kleinste helft zou blijven en
Duitschland af zou moeten dalen tot eene
mogendheid van den derden rang." Het
Berliner Tageblatt becijfert, ironisch, uit de
verkiezings statistieken, dat als alle kiezers,
met vrouw en kinderen, emigreeren wilden,
die in de laatste jaren tegen de regeering
gestemd hebben, ongeveer 26 millioen in
woners Duitschland zouden moeten verlaten.
Woensdag scheen het nieuwe Fransche
ministerie kant en klaareen ministerie-
Rouvicr. Reuter had de lijst reeds mede
gedeeld. Een telegram koml nu berichten,
dat hier een werk is verricht, niet onge
lijk aan dat van Penelope, met dat onder
scheid, dat Penelope zelf, hier Rouvier
aan het monnikenwerk niet handdadig is.
Wat den vorigen dag, of nog denzelfden ge-
daan was, werd onverhoeds afgebroken. De
radicalen, die men in de combinatie had
opgenomen, bedankten, op raad van den heer
Floquet, voor de eer, en toen trok ook de
heer De FreyCinet, die minister van oorlog
zou blijven, zich terug. Alzoo is men nog
even ver als voor acht dagen, toen het mi
nisterie viel. Men is zelfs achteruit gegaan.
De combinaties, die beproefd zijn, zijn on
houdbaar gebleken.
De heer Carnot, een man van gematigde
begrippen, moet, dunkt ons, over het spel
der radicalen niet wel te moede zijn. Thans
is Bourgeois ontboden.
De anarchisten, die allerwegen weer teeke
nen van leven beginnen te geven of reeds
gegeven hebben men denke aan Spanje
schenken op 't oogenblik der Parijsche
politie handen werk. Woensdagmorgen heb
ben de dienaren van de heilige Hermandad,
zoo te Parijs als in de voorsteden bij de
voornaamste anarchisten huiszoeking gedaan
en dat wel naar aanleiding van een vóór 8
dagen in het departement Seine-et-Oise te
Soisy-sous-Etiolles gepleegden dynamietdief-
stal. Niet minder dan 380 dynamietpatronen
tot een gezamenlijk gewicht van 35 kilogram
zijn er gestolen en al spoedig kreeg de politie
er lucht van, dat dat gevaarlijke goedje voor
een deel in Parijs en de omgeving verborgen
werd gehouden.
De gansche politiemacht van Parijs werd
in functie gesteld en al spoedig had men
100 patronen ontdekt, terwijl drie anarchisten,
die in 't bezit van ontplofbare stoffen werden
gevonden ingerekend werden en men de
zekerheid had dat de diefstal te Soisy be
dreven was met het edelaardig doel 1 Mei
propaganda voor de goede zaak te wekken
door daden Ook te Havre en in het Loire-
departement doen de anarchisten van zich
hooren: roof en plundering is hun parool.
Laur is kaal van de reis gekomen met
zijn proces tegen Constans. Zooals men weet
maakte hij Laur in de kamerzitting van
19 Januari kennis met de kracht van Constans
hand, hij trachtte zich bij verschillende licha
men recht te verschaffen, maar overal kreeg
hij nul op het request, tot hij eindelijk, den
dag na den val van het ministerie, een civiele
actie tegen Constans instelde en 1 franc
schadevergoeding eischte. Maar zelfs dien
eenen franc heeft men hem niet gegund. De
rechtbank verklaarde gisteren Laur's eisch
niet ontvankelijk op grond dat de senaat
zijn toestemming niet tot de vervolging had
verleend, en veroordeelde Laur bovendien
in de kosten.
Die arme Laur
Tusschen Parijs en Ponloise is Maan
dagavond een passagierstrein in botsing ge
komen met een goederentrein. De schok
was hevig; 'verscheidene waggons werden ver
brijzeld en de trein geraakte in brand. Er
waren veel reizigers in den trein en de ont
steltenis onder hen was groot; maar in de
verbrijzelde wagens zaten betrekkelijk weinig
personen. Twee hebben een been gebroken;
twaalf bekwamen andere ernstige verwondin
gen en nog verscheidenen werden licht ge
kwetst. De machinist van den personentrein
werd gedood en de stoker verloor beide
beenen.
Het ongeluk is waarschijnlijk weder te wijten
aan onachtzaamheid van een wisselwachter.
Door de werkstaking, voorbereid door den
mijnwerkers-bond tegen 12 Maartzullen
350000 a 400,000 mijnwerkers den arbeid
neerleggen.
Of er in Engeland ook gedronken wordt.
Volgens eene onlangs verschenen statistiek,
vertegenwoordigt de hoeveelheid bier en al
cohol, gedurende 1891 in het vereenigd ko
ninkrijk verbruikt, eene waarde van 141,250,000
pond sterling, dat is 3Y2 millard francs. In
andere woorden: de waarde der elk jaar ver
bruikte dranken zou, als zij negen achtereen
volgende jaren bespaard werdvoldoende
zijn, om de gansche Engelsche staatsschuld
te delgen. Het cijfer van 1891 wijst eene
vermeerdering aan van meer dan 40 millioen
francs op dat van 't vorig jaar, waaruit volgt
dat, ten spijt van de Engelsche matigheids
genootschappen, het drinken steeds toeneemt.
Donderdag hebben te Berlijn voor die stad
zeker ongewone optochten van werkloozen
en botsingen van deze menschenmenigten
met de politie plaats gehad, welke intusschen
in hoegenaamd geen verband stonden met
de Woensdag door den keizer gehouden rede
voering, al vielen zij ook voor in de nabij
heid van het keizerlijk paleis. In de vroegte
waren Donderdagochtend ongeveer 3000 werk
loozen bijeengekomen in de in het noorden
van Berlijn gelegen brouwerij Friedrichshain.
Voor het grootste deel waren het werklieden
van het bouwvak. Er werden heftige toespra
ken gehouden, waarin verlangd werd dat bij
de stedelijke werken in de eerste plaats de
belastingbetalende Berlijnsche werklieden aan
genomen zouden worden, terwijl de particu
liere ondernemersaan wie de stad hare
openbare werken uitbesteedt, aan goedkoopere
arbeidskrachten van buiten af de voorkeur
geeft. Men besloot zich te wenden tot den
burgemeesteren als dit niet hielptot den
minister van arbeid, en, mocht ook dit on
verhoopt niet baten tot den rijksdag. Een
der sprekers verklaarde, onder luiden bijval
men verschaffe ons werkof wij weigeren
belasting te betalen
Een gewezen rijksarchitect, thans socialist,
Kesslerleverde de volgende parodie van
's keizers rede: „Ik ben een opperhoofd van
eenen socialistischen stam van roode India
nen. Op den top van eenen hoogen berg
staande, zie ik beneden mij links eene zee
van bloed en ellende, vrucht van het kapita
listisch wanbeheer. Ter rechter hand echter
strekt zich de kalme zee uit van de sociaal
democratie, met tal van veilige havens.» Een
gouden regen, verzekerde deze spreker ver
der, is tot dusver op de bouwondernemers
nedergedaaldterwijl het den arbeiders als
misdaad werd aangerekend zich zat te willen
eten. (Donderende bijval.)
Door deze en soortgelijke toespraken ver
hit, trokken ongeveer 2000 arbeiders, in ver
scheidene troepen naar het midden van de
stad. Bij hen sloten zich nog groote menigten
aan van lieden, die vóór de brouwerij Frie
drichshain gestaan hadden en in de reeds
overvulde, zaal waar de samenkomst gehouden
werd, geen plaats konden vinden. Hoe meer
de stoet het middenpunt van de oude stad
naderdewaar het raadhuis en het paleis
gelegen zijndes te sterkere politieposten
werden op het slotplein bijeengetrokken. Aan
vankelijk trok de stoet voort onder het luid
keels zingen van arbeidersliederenmaar
overigens in volkomen orde, door de stad.
Slechts vóór het raadhuis en in het park bij
het paleis begon men te roepen: geef ons
brood; geef ons werk.» Intusschen kwam
toen van eenen anderen kant, door de Frie-
drichslrasse, tegelijk met de zoogen. militaire
wachtparade eene groote menschenmenigte
den weg unter den Linden langs, om, zooals
altijd, naar de aflossing van de hoofdwacht
voor het paleis te kijken. De militaire muziek
trekt steeds een groot aantal straatslijpers
mede, en tusschen dezen, op een standje
belust,en den juist aankomenden arbeidersstoet
kwam het, dicht bij het paleis, tot eene bot
sing. De politie, die de lawaaimakers wilde
verdrijven, moest een oogenblik van de blanke