Nummer 19. Zondag 6 Maart 1892. 15e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. UITGEVER: ANTOON TIELEN, Staatkundig overzicht. FEUILLETON. Eenc geschiedenis uil de Engehche rechtspleging. 12 vu. De Echo van het Zuiden, WMtajjksrbr en Uifslrutsrhf Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Frauco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden unn den Uitgever. Waalwijk. Advertentiën 17 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adol? Steikhr, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Het Fransche kabinet-De Freycinet heeft in hoofdzaak zijn ontijdigen dood te wijten aan zijn laveerzucht; de regeering had, zooals 't immer gaat, in haar streven om allen te vriend te hóuden, zoowel clericalen als radi calen, al spoedig de vriendschap van beiden verspeeld, om ten slotte door een coalitie van die uitersten omvergeworpen te worden. Men heeft wel eens beweerd, dat 't schoonste getuigenis, hetwelk men omtrent een of an deren overledene kan afleggen, gelegen is in de woorden „hij heelt geen enkelen vijand gehad" en van het kabinet Loubet kan men zeggen, dat 't geen enkelen vriend heeft, ten minste geen, die er in alle opzichten mee ingenomen is en zich er desnoods met ge vaar voor eigen leven voor in de bres wil stellen. Donderdag is de verklaring van 't nieuwe ministerie in de kamer voorgelezen door Loubet, en den senaat door Ricard. Het ministerie -- zoo luidt het in de ver klaring ontveinst zich de moeilijkheden van zijne taak niet. Door ronduit en bondig zijne denkbeelden kenbaar te maken, wil het de vertegenwoordiging onmiddellijk in staat stellen te verklaren of het kabinet op haar vertrouwen rekenen mag. De politiek van het ministerie zal in de eerste plaats ten doel hebben de verdediging van alle republikein- sche wetten, met name van de legerwet, welke de wet der gelijkheid is, en van de schoolwet. Het ministerie zal voortgaan met deze wetten zonder aanzien des persoons toe te passen. Het zal allen ambtenaren op het hart binden hunne ambtsplichten ernstig na te leven en betrouwbare dienaren van den republikeinschen staat te zijn. De betrekkin gen tusschen de kerk en den staat hebben aanleiding gegeven tot verschillende voorval len, die te ingewikkeld van aard waren dan dat de regeering die volledig kan toelichten. De regeering gelooft aiet dat hare taak is de scheiding van kerk en staat voor te be- Voor de deur hield een koets stil, waaruit eenige politiebeambten en een jong meisje stegen. Wat moet dat? riep moeder Weils, thans toch verschrikt. Begint gij iets te merken zeide de politie man lachende, en opende dienstvaardig de deur. Elisabeth door een commissaris geleid en door twee politiedienaren gevolgd trad binnen. Zij hud reeds bij het verlaten van het rijtuig verklaard dat dit huis hetzelfde was, waarin men haar ge vangen gehouden had; zij had ook het zolder venster aangewezen, waaruit zij was ontvlucht en het portaal zoowel als de smalle trap herkend. Zijt gij in deze kamer geweest? vroeg haar de commissaris. Elisabeth schudde het hoofd. Ik ben alleen in het portaal en op de zolderkamer geweest, maar ik geloof dat dit de kamer is, waarin de mannen gingen, die mij hier gebracht hebben, Kent gij een van de personen, die hier in de kamer zijn Elisabeth liet hare blikken in den kring rond- faan. Achteloos gleden zij moeder Wells voorbij ie zich opzettelijk en vol verwachting voor haar geplaatst nadook op een man en twee jonge vrouwendie op eene houten bank achter eene tafel gezeten waren, sloeg zij geen acht; iets langer rustten hare blikken op den heiden, die opge sprongen was en het nu weder zorgvuldig ge- kleede en nog altijd schoone meisje met verbazing beschouwde. Plotseling schrikte zij op zij had nu eerst een oude heidin bemerkt, aie op den achtergrond ineengehurkt bij den haard zat. Zij liet den arm haars geleiders los trad op de heidin toe, bleef op een kleinen afstand van haar staan, en zeide met een vaste, overtui gende stem Dat is de vrouw, die mij geslagen, mij van mijn kleederen en van mijn geld beroofd en mij hier opgesloten gehouden heeft. De heidin sprong op en liet den mantel vallen leiden. Er is noch in de kamer noch in het land eene meerderheid om die tot stand te brengen. Onze plicht is het, met vastheid de wettelijke regeling volgens het concordaat te handhaven, en wij zullen dit in zijn waren geest toepassen. Het concordaat schrijft aan de geestelijken der verschillende eerediensten duidelijk hunne gedragslijn voor. Zij moeten zich buiten de oneenigheden en den strijd der partijen houden. Wij gelooven toegerust te zijn met voldoende macht om aan allen het eerbiedigen hunner verplichtingen "op te leggen. Mochi dat niet het geval blijken te zijn, dan zouden wij aan de kamers de noo- dige versterking van macht vragen. Het kabinet brengt vervolgens in herinne ring hoeveel arbeid er verricht is op het terrein der oeconomische wetgeving, waardoor bescherming verleend wordt aan landbouw en nijverheid, door middel van tarieven welke alleen het parlement in staat is te wijzigen. In verband hiermede dringt het ministerie aan op de behandelingen van de wetsontwer pen tot regeling van den arbeid aan vrouwen en kinderen; tot schadevergoeding van ar beiders in geval van verminking of ongeluk; tot instelling van scheidsgerichten tusschen patroons en werklieden; tot het instellen van een nationaal pensioenfonds voor werklieden enz. De tegenstanders van de republiek schijnen thans besloten in haar te berusten. Ten slotte prijst de verklaring het algemeen stemrecht. De regeering zal er dagelijks naar streven de overtuiging ingang te doen vinden dat de republiek voor allen een waarborg is van veiligheid en vrijheid. De republiek ge boren uit de Fransche omwenteling, heeft tot voorwaarde van bestaan de oppermacht van het algemeen stemrecht, hetgeen steeds vrijer en verstandiger wordende, tot doel heeft de altijd rechtvaardiger verdeeling van alle lasten en voorrechten. Wij willen het bewind voeren ten behoeve van het geheele land. Gesteund door de republikeinsche partij, vertrouwen wij deze denkbeelden te kunnen verwezenlijken, welke het nationale erfgoed der republiek uitmaken. Tot alle republikei waar zij zich zoo ingewikkeld had, dat hare ge stalte en een gedeelte van haar gelaat bedekt waren geweest, en nu vertoonde zij zich als eene vrouw van in het oogvallende lengte en mager heid, met een afschuwelijk leelijk gezicht. De donkere scherpe oegen gluurden onrustig van onder de grijze borstelige wenkbrauwen in het rond; de lange neus raakte over den tande- loozen mond bijna de spitse kin aan; de vuil- bruiue huid scheen als gelooid leder over de vooruitspringende voorhoolds- en wangbeenderen gespannen. Wat zou ik u gedaan hebben, jonge dochter? riep zij op de eigenaardige, gebroken wijze, waarop hare stamgenooten de taal van het land, waarin zij zich bij voorkeur ophouden, gewoon lijk spreken. Dit is de vrouwherhaalde Elisabeth tot den beambte gekeerd, zonder op de woorden van de heidin eenige acht te slaan. Hoe heet die oude? vroeg de commissaris aan moeder Wells. Mary Squires, antwoordde de heidin zelve, en die daar mijn zoon George isik bid u, lief mooi dochtertje, arme oude Mary eens aanzien, dan zult gij u herinneren, gij mij nog nooit hebt gezien, want ik geloof God de heer heeft gemaakt maar eenmaal zoo'n gezicht, en zij trad dicht voor hare aanklaagster en zag haar met vertrouwen in ds oogen. - Evenwel vergis ik mij toch niet, hernam Elisrbeth, dat is ae vrouw, die mij geslageu en beroofd heeft. Dochter, kind, smeekte de oude, ik u niet gezien heb mijn leven langoude Mary Spuires eene eerlijke vrouw. Dat weten wij, zeide de commissaris lachende, moeder Wells herbergt alieen eerlijke lieden 1 Ik dat mooie kind niet beroofd heb wan neer, wanneer zou ik dat dan gedaan hebben? Och kom 1 hebt gij werkelijk zulk een kort feheugen, oude? Nu dan zullen wij u te hulp omen op St. Michielsavond. God zegene mij I Waar zou ik u dan toen beroofd hebben Daar in het portaal, zeide Elisabeth en wees door de Open gebleven deur naar de donkere nen richten wij het verzoek ons daarbij be hulpzaam te zijn, en op hunne eendracht doen wij een beroep. In de kamer, welker zitting zeer bewegelijk was, werd de voorlezing van de verklaring heihaaldelijk afgebroken door het in de rede vallen van leden der rechter- of der uiterste linkerzijde. Rivet r.em het woord en vroeg meer inlichtingen, ten einde alle .kwade ver moedens weg te nemen. Hij vroeg naar de plannen der regeer-ng ten opzichte van de toenadering tusschen haar en de kerk. De minister Ribot antwoordde dat er vol strekt geene verstandhouding met Rome bestaat ten opzichte van de encycliek. Er kan tusschen de kerk en den staat geen ander verband bestaan dan het concordaat. Wij hebben dezelfde staatkunde gevolgd als onze voorgangers. Wij hebben de aandacht van den Heiligen Stoel gevestigd op eene reeks bedenkelijke maatregelen, met name op de kiezers-catechismussen. De minister las stukken voor, waarin aan dan H. Stoel uiteengezet wordt hoe moeilijk het zou val len het concordaat te doen eerbiedigen indien de bisschoppen voortgingen met pogingen, die algemeen afkeuring vonden. De Paus beloofde hierop aan de handelingen der bisschoppen paal en perk te stellen en de kiezers-catechismussen te doen intrekken. De kamer nam vervolgens met 348 tegen 91 stemmen het eerste gedeelte eener door Rivet voorgestelde motie aan, waar de re geering zich mede vereenigd had, luidende: „De kamer, goedkeurende de verklaringen der regeering en overtuigd dat de regeering niet toelaten zal dat eenige buitenlandsche macht zich in onze binnenlandsche staat kunde menge, gaat over tot de orde van den dag." Weinig belangwekkend lijken ons de po gingen, door enkele hoofdorganen van Duitsch- land ingesteld, om 's keizers laatste redevoe ring zoodanig te verdraaien, dat zij een dood onschuldig karakter krijgt. Niet de bestrijders der schoolwet, niet de opposanten der drank- Hier I op St. Michiel was ik honderd en twintig mijlen van hier verwijderd. Wij waren op dien dag te Abbotbury in Dorsetshire, voegde de jonge heiden, zonder zich slechts een oogenblik te bedenken, er bij. George en zijne moeder zijn eerst gisteren avond aangekomen, ik heb hen sinds een half jaar niet gezien, verklaarde nu ook moeder Wells. En ik wenschte, dat gij ons nooit weer te zien liadt gekregen, antwoordde de jonge heiden toornig, ik heb terstond aan moeder gezegd, dat het niet goed was weder in den //Lintworm" on- zen intrek te nemen. Dë zoo beslissende verzekering van moeder en ■*zm, daf'zij op den avond toen het misdrijf aan Elisabeth Canning gepleegd was, op eene ver verwijderde plaats waren geweest, en de nauw keurige opgave daarvan, maakten den commis saris toch besluiteloos. Weet gij wel heel zeker, dat het Mary Squi res geweest is, die u hier zoo'n slechte ontvangst heeft bereid? vroeg hij zacht aan het meisie. Zij zegt het immers zelve: wie haar gezicht eenmaal gezien heelt, vergeet het nooit weer; ik vergis mij niet, zij is het geweest, antwoordde Elisabeth halfluid. Het scherpe oor der heidin had het evenwel gehoord. De almachtige God neige uw hart, dat gij dit niet bezweert, dat zou mij kosten mijn ellendig leven I riep zij. De jonge heiden balde de dreigend de vuist. De politie-beambten waren in verlegenheid, en om deze te verbergen dubbel barsen en grof. Men had immers maar met heidensch volk te doen, met wie men niet zooveel omslag behoefde te maken. Houd den mond, oudeklonk het, uw alibi bewijst niets, gij verstaat duivelskunstenen daardoor kunt gij zeer goed op twee plaatsen te gelijk zijn maar het zal u alles niets helpen bengelen zult gij met uw zoon en het gansclie gebroed. Hei, wie zijt gij daar? De laatste woorden waren gericht tot de overige personen in de gelachkaraer van den Lintworm. Er waren nog twee heidenen, een echtpaar; de man heette Fortune Natus, en verklaarde dat hij ketellapper was en zich met zijne vrouw se dert het begin van Augustus in den Lintworm had opgehouden, vanwaar zij met hunne kraam in de omstreken rondtrokken. Eene tweede jon gere vrouw heette Virtue Hall, en was logements- bediende, keukenmeid, en?.; kortom eene soort van factotum bij moeder Wells. wet, doch de pessimisten heeft Wilhelm II bedoeld met hen, tot wie hij de uitnoodi- ging richtte het Duitsche stof af te schudden aldus moddert de Köln. Ztg., in schrille tegenstelling met haar opvallende betoogen tegen de autocratie van Wilhelm II, eenige dagen geleden. Commentair op een dergelijk commentair lijkt ons overbodig en van meer belang schijnt 't ons te weten hoe Wilhelm II over zijn eigen „groote daden" geoordeeld wenscht te zien. De Reichs-Anzeiger behelst nl. mededeeling van de ontvangst door den keizer van tal van adressen door werkliedenverenigingen opgesteld waarin de ongeregeldheden der vorige week worden afgekeurd, en den keizer de verzekering van den onkreukbaren trouw der adressanten wordt gegeven. Het officieele orgaan spreekt tevens van den „machtigen indruk", dien 's keizers uitrijden op den woe- ligen Vrijdag zou hebben gemaakt op de oproerige menschenmassa. Veel wordt er gesproken en geschreven over de plotselinge ontbinding van het kabinet- Delyannis van Griekenland door den koning en zelfs fluistert men hier en daar van een gevaar voor den politieken toestand van Europa. Zoo'n vaart zal 't niet loopen te minder nu blijktdat koning George zoo handelend is opgetreden in 't belang van 's lands financieelen toestand, die spoedig en afdoende maatregelen noodig deed zijn en de zulke van Delyannis niet deed verwachten. Toch is en blijft het gansche verloop der crisis verrassend eerst behaalt Delyannis een overwinning, die volgens den een zijn kracht aantoonde volgens den ander zijn prestige aanmerkelijk heelt doen afnemen ('t was die inzake Tricoupis) en weinige dagen daarna worden de heeren verrast met 's konings be leefd verzoek hun congé te nemen, 't welk door hen wordt beantwoord met een beroep op het parlement, dat hen de hand boven 't hoofd houdt en dus 's konings wil negeert. Het kabinet Konstantinopoulos dat nieuwe verkiezingen zal moeten uitschrijven, zal dus een moeilijk bestaan hebben, zelts al loopt De commissaris liet twee politiedienaren tot bewaking van de bewoners van den Lintworm, waartoe nog een knecht en eene meid behoorden, in de gelagkamer achter, beval moeder Wells en de heidin de handen te binden, en ging, door haar vergezeld, met Elisabeth en met de overige beambten het huis rond, Zij onderzochten alle kamers, daarop klom men den trap op, en kwam op de zolderkamer. Hier, hier ben ik geweest 1 riep Elisabeth zonder zich slechts een oogenblik te bedenken, maar er ligt nu meer hooi dan men mij gegeten had. Dit zeggende stiet zij met den voet eerdg hooi ter zijde, dat, als tot een leger uitgespreid, dicht bij den schoorsteen op den grona lag. Daarop richtte zij zich naar den donkersten hoek van de kamer, en zeidedaar moet het zadel liggen. Werkelijk lag er ook een, maar bij na der onderzoek vond men er nog twee. Die twee andere heb ik niet gezien, zeide zij terstond, en dat kon ook wel mogelijk zijn, daar de oude rommel dicht op elkander lag. Wanneer zou' zij in deze kamer geweest zijn? vroeg moeder Wells haastig aan den com missaris. Dat zult gij zelve wel het beste weten: van den 29sten September tot eergisteren. Moeder Wells barstte in een spottend ge lach uit. En sedert den 20en September slapen Natus en zijne vrouw eiken nacht in deze kamer! Heeft zij die misschien tot gezelschap gehad Elisabeth liet zich niet van haar stuk bren gen zij wees op de kist, waaruit zij de lompen genomen had, op de waterkruik en op de tinnen waschkom, die zij had gebruikt, en eindelijk op het venster, waardoor zij was ontvlucht. Het was weder met planken dichtgespijkerd, maar bij nauwkeuriger beschouwing kan men zien, dat dit eerst zeer kort geleden opnieuw moest ge schied zijn, want de spijkers waren nog blank, en d« planken vertoonden sporen van vroegere spijkers. Toen een der politiemannen de planken afrukte, zag men bij een blik uit het venster juist het uitzicht, zooals Elisabeth het had be schreven. Daar hebben wij nu het bewijs, nu zult gij het verder liegen toch wel achterwege laten zeide de commissaris lachende. Wij liegen niet, wij de waarheid spreken, kermde de heidin. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1892 | | pagina 1