Nummer 94 Donderdag 24 November 1892. !5e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Glück auf en Gemeentebelangen. UITGEVER: ANTOON TIELEN, FEUILLETON. Staatkundig overzicht. e Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden j 1,00. Franco per post door het gehcele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden uan den Uitgever. Waalwijk. Advertentiën 17 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsck land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Kiesrecht. De Tijd is, na 13 artikelen daaraan te heb ben gewijd, aan het einde gekomen van zijn beschouwingen naar aanleiding van de kies- rechtontwerpen. Indien de grondwet het niet verhinderde, zou de Tijd de kiezers, naar ge lang van hunne positie, o. a. van de beroepen en ambten, die zij beklecden, in verschillende maatschappelijke groepen willen verdeelen, in dier voege, dat het aantal stemmen der groep niet bepaald werd door het aantal kiezers, die haar uitmaakte. Maar en dit niet kan zonder grondwets-wijziging, verlangt het blad duide'ij ker kenteekenen van geschiktheid en welstand in de kieswet dan de minister voorstelt. Waarom kan b. v. met een grondwet, die in den kiezer maatschappelijken welstand en geschiktheid vordert een zekere door den wetgever vast te stellen opbrengst in de be lasting niet een der kenteekenen zijn, die aanwijzen wie tot de stembus zullen worden geroepen Er zijn ook nog wel andere kenteekenen te vinden. De Tijd denkt aan sommige beroepen en betrekkingen, die niet kunnen worden uitge oefend zonder een zekere mate van stoffelijke welvaart, en die tevens in dengene, die ze waarneemt, de hoedanigheden moeten doen onderstellen, tot een goede behartiging van den kiezersplicht noodig. In lijnrechte tegenspraak met het voorstel van den minister noemt het blad hier in de eerste plaats de militairen beneden den rang van officier; denkt verder aan meesterknechts op werkplaatsen en fabrieken, aan bestuurs leden van vereenigingen tot welzijn van den werkman, en dergelijken. In het bijzonder zelfs aan deze laatsten, voor zoover zij in derdaad uit de weinig bemiddelde klasse voortkomen. Daardoor toch zou men eeni- germate althans kunnen geraken tot een or ganisatie van den arbeid, die thans te on zent niet of ternauwernood bestaat, en tevens tot een degelijke vertegenwoordiging van die organisatie in de volksvertegenwoordiging. VAN E. WERNER. Vertaling van Hermina. (Overgedrukt met toestemming van den uitgever P. Gouda Quint, te Arnhem) 7 -ooo- Daar werd gemompeld van een gewetenloos winstbejag, van een overdreven werlcsysteem slechts daarop berekend, om de rijkdommen van den eigenaar te vermeerderenzonder met de menschelijke krachten, die hiertoe moesten worden ingespannen te rade te gaan; van willekeurige handelingen der beambten; van toenemende on tevredenheid van het werkvolk; welk een en ander men intusschen niet anders dan bij geruchte had vernomen door den afstand, waarop de ko lonie zich bevond. Daarentegen was het ontwij felbaar zeker, dat zij een onuitputtelijke bron van rijkdom voor haar bezitter was. Wel is waar moest ieder toestemmen, dat de volharding, het geduld en het industrieel genie van dezen man in elk geval gelijken tred hielden met zijne gewetenloosheid. In armoedige om standigheden geboren, door des levens golven nu omhoog geheven en aan bijna verzwolgen, was het hem toch ten laatste gelukt, zich op de hoogte te handhaven, waar hij nu reeds sinds verschei dene iaren als millionair bekend stond. Inderdaad scheen het geluk gedurende deze laatste jaren onafscheidelijk van hem te zijn; hoe dikwijls hij het ook op de proef stelde, het week niet van zijne zijde, en mocht er sprake zijn van de ge vaarlijkste onderneming, van de gewaagdste spe culatie, alles gelukte, als hij de leiding op zich nam. Berkow was vroeg weduwnaar geworden en niet hertrouwd; voor zijn rusteloozen geest, steeds op geld winnen en nieuwe speeulatiën bedacht was het huwelijksleven meer een kluister dan een ontspanning geweest. Zijn eenige zoon en erfgenaam ontving zijne opvoeding in de resi dentie, en kosten noch moeiten werden hieraan gespaard, wat gouverneurs, leeraars in alle mo- De slotsom van zijn beschouwingen meent de Tijd niet beter te kunnen weergeven, dan door de woorden tot de zijne te maken, waarmee de heer De Savornin Lohman een schrijven aan „Patrimonium" besloot: „Juist omdat ik het volk vertrouw en volksinvloed begeer, dring ik niet aan op vermeerdering van politieke» invloed, waarover gewoonlijk „het volk" zelf geen meester is, maar wel op een orgaan, dat op maatschappelijk ge bied die macht en dien invloed aan het volk bezorgt, waarop het recht heeft. Van de hand des heeren J. Versluys is een brochure verschenen, getiteld: „Het kies recht van mr. Tak van Poortvliet." In dit vlugschrift tracht de schrijver te betoogen, dat de regeering in de thans in gediende wetsvoorstellen, in strijd met art. 80 der grondwet, beoogt het algemeen stem recht in te voeren. Hij ontleent daarvoor zijne bewijzen aan de tijdens de grondwets herziening door de regeering gegeven ver klaringen en aan de redevoeringen van tal van kamerleden. Uit al hetgeen in die da gen gesproken en geschreven is over de be- teekenis van de in het genoemde grondwets artikel geêischte „teekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand" leidt de schrij ver af, dat de opvatting van de regeering zoowel als van de meerderheid der tweede kamer deze was dat door de woorden van art. 80 en van de add. artikelen het alge - meen stemrecht werd buitengesloten. Aan het slot van zijn boekje somt de heer Versluys op wat hij ter vervanging van deze ontwerpen, die z. i. verworpen moeten wor den, wenschelijk acht. In de eerste plaats dient leerplicht inge voerd te worden. Heeft die wet, gepaard met herhalingsonderwijs, twintig jaar gewerkt, dan zou de kennis van lezen en schrijven iets kunnen beteekenen, en zou men een diploma van goed doorloopen lager en uitgebreid la ger of vakonderwijs, als een kenteeken van geschiktheid kunnen aanzien. gelijke vakken, academische lessen en reizen be trof. Van een eigenlijke voorbereiding tot zijn toekomstige bestemming als chef en leider van zulke buitengewoon grootsche ondernemingen vernam men daarentegen niets. Arthur legde een bepaalden tegenzin aan den dag om iets te leeren, wat niet tot zijne uitwendige beschaving behoorde, en zijn vader was veel te zwak en veel te ijdel op de schitterende rol, die hij hoopte, dat zijn zoon eens in de wereld zou spelen, om hiervoor niet gaarne zijne duizenden ten offer te brengen, zonder meer bepaald op zijn degelijker ontwik keling aan te dringen. Desnoods waren er immers nog altijd genoeg knappe mannen van liet vak te vinden, wier technische kunde en handelskennis men tegen een hoog salaris aan zich kon dienst baar maken. En zoo bezocht de jonge erfgenaam hoogstens eenmaal per jaar do goederen in de provincie, waar hij zich aan altijd doodelijk ver veelde, terwijl zijn vader, die slechts gedurende een gedeelte van'liet jaar in de residentie woonde, zich nog altijd de leiding van het geheel voor behield. Het verblijf op het land van het jonge echtpaar was tot dusver niet bijzonder door het weder begunstigd. De zon had zich zelden in dit voor jaar vertoond, maar lieden scheen zij na verschei dene regenachtige dagen weer eens helder en verkwikkend, als wilde zij ook van haar kant den zondag mede vieren. De mijnen waren ledig en het werk stond stil, doch ondanks de sabbats- rust en den lachenden zonneschijn, scheen iets van het sombere en eentonige van den omtrek op de geheele kolonie te rusten. In al deze me nigte gebouwen, bij welker oprichting het nuttig heidsbeginsel blijkbaar op den voorgrond had gestaan, openbaarde zich niet de minste schoon heidszin, geen spoor van eenig streven, om het leven diergenen in het een of ander opzicht te veraangenamen, die er hunne dagen moesten slijten. Dat het den eigenaar niet geheel aan den zin hiervoor ontbrak, bleek uit zijn eigen land huis, dat hij met voordacht op eenigen afstand van de mijnen, met den voorgevel naar de met bosschen beplante bergen had geplaatst, en dat zoo in- als uitwendig met bijna vorstelijke weelde ingericht, zich met zijne met bloemen versierde balkons en terrassen, als een feeënpaleis te mid den van deze prozaïsche omgeving verhief. De kleine woning van den opzichter Hartman, die in de onmiddellijke nabijheid der mijnen lag, In de tweede plaats zou men het kiesrecht voor den gemeenteraad kunnen regelen naar het Pruisisch model, waarbij men het bijdragen in de gemeentelasten aanneme als kenteeken vau welstand. Hierdoor zou het kenteeken van geschiktheid zijn groote beteekenis verliezen. Op die wijze zou men orde en rust in de ge meente en een verstandig financieel beheer hebben gewaarborgd. Li de derde plaats kan men dan intusschen bedaard overwegen hoe men het kiesrecht voor de tweede kamer en de provinciale statnn wil regelen. Zeer zeker acht schrijver het wenschelijk de thans bestaande groote onge lijkheid tusschen de steden en het platteland op te heffen. Dit eischt echter voorbereidende onderzoekingen, waaraan het uit de aanhan gige wetsontwerpen niet blijkt dat reeds vol daan is. Panama beheerschte Zaterdag de politieke beraadslagingen in Frankrijk's kamerPa nama domineerde in schouwburg en koffie huis waar twee menschen samenwaren, was Panama het onderwerp vun hun discours Panama bleef Zondag op den voorgrond der publieke belangstelling en Maandag niet minder. En de oorzaak van dit alles is de door het blad La Cocarde tegen Floquet, den te- genwoordigen president der kamer, onderno men campagne, naar men meldt gebaseerd op in 1888 aan generaal Boulanger verstrekte documenten door hem bij zijn overlijden aan zijn getrouwen nagelaten en door deze laat sten zoo te rechter tijd op 't appèl gebracht. Genoemd blad is kortweg komen verklaren, dat Floquet uit de Panama-maatschappij 300 000 francs had ontvangen, niet ten eigen bate, maar om Boulanger te bestrijden door de candidatuur van Jacques financieel te steunen. Zoo zou Floquet 100.000 francs aan de candidatuur zelve hebben besteed en de liet reeds door haar uitwendig voorkomen ver moeden, dat haar eigenaar boven zijne buren bevoorrecht mocht heeten; en dit was ook inder daad het geval. Nog als jong en krachtig mijn werker, had Hartman een meisje tot vrouw genomen, dat bij de overledene mevrouw Berkow dienstbaar, zich in de bijzondere gunst harer meesteres mocht verheugen. Ook na haar huwelijk bleef de betrekking tusschen de jonge vrouw en hare voormalige meesteres bestaan, en tengevolge hiervan werd ook haar man begunstigd en voor getrokken, zoodat hij van trap lot trap opklom en eindelijk zelfs tot opziener bij de mijnwerken werd aangesteld. Wel hielden deze onderschei dingen op, toen mevrouw Berkow stierf; haar echtgenoot was er de man niet naar, om zich veel over vroegere dienstboden te bekommeren, en toen JHarlmun ook schielijk daarop zijne vrouw door den dood verloor, hield alle gemeenschap natuurlijk op. De opzichter behield echter nog altijd een bijzonder zwak op de familie Berkow, waaraan hij zijn tegenwoordig onbezorgd bestaan te danken 'had, terwijl hij anders hoogst waar schijnlijk, zooals zoovelen zijner kameraden, het nooit verder dan tot de karig bezoldigde betrek king van mijnwerker zou gebracht hebben. Reeds verscheidene jaren geleden, had hij eene wees, Martha Ewers, de dochter zijner zuster, tot zich genomen, die thans voor zijne huishouding zorg de; voor het oogenblik bestond er echter nog weinig kans, dat hij zijn stillen hartewensch vervuld zou zien, dat zij en ziin zoon een paar zouden worden. Op dezen Zondagmorgen was de anders zoo vreedzame woning het tooneel van een scherpe woordenwisseling tusschen vader en zoon, die tegenwoordig helaas! niet meer tot de zeldzaam heden behoorde. Midden in de kleine kamer staande, voer de opzichter hettig tegen Ulrich uit, die zoo even ae woning van den directeur had verlaten en thans zwijgend en norsch tegen de deur leunde, terwijl Martha met blijkbare bekommernis van ter zijde de twistenden gade sloeg. „Heeft men ooit zoo iets gehoord of gezien knorde de opzichter. „Hebt ge nog niet genoeg vijanden onder die heeren daar ginds, dat gij hen nog meer tegen je in het harnas moet jagen? 't Is wat fraais 1 Daar wordt je een som aange boden, groot genoeg om een geheele huishouding toe te stellen, maar ja wel, ge werpt het hoofd overige 200.000 francs gelijkmatig hebben verdeeld over een ochtend- en een avondblad. Natuurlijk wekte die aantijging enorme sensatie, zoozeer zelfs, dat Floquet, in strijd met- zijn voornemen om 't zwijgen te bewaren, tenzij een of ander bijzonder in cident hem tot spreken mocht nopen, Zater dagnamiddag, zoodra het woord Panama in de kamer was uitgesproken, opstond van zijn verheven plaats en onomwonden de verkla ring aflegde nimmer persoonlijk iets te heb ben ontvangen uit de Panama-kas. Zijn be wind is eerlijk, loyaal geweest en hij betoogde, dat hij nimmer de brutaalheid zou gehad hebben het kamerspresidium te aanvaarden met de herinnering aan een min eerlijke handeling op zijn verleden. Floquet maakte een goeden indruk met zijn kort woord, doch hoewel de toeiuichingen bijna algemeen wa ren, was de zaak daarmede toch niet afge daan. 'l Steentje was aan 't rollen gebracht en hoewel Rieard, de minister van justite, zich tegen interpellatie verklaarde, daar de rechter nu aan 't woord kwam, rolde 't door en Maandag kwam de zaak in behandeling tot grooten pret van alle vrienden van sen satie en schandaal Men sprak van de mo gelijkheid op de benoeming van een enquête commissie, opgeluisterd door de kans op een ministerieele crisis en allerlei opzienbarende geruchten, van Floquet toegedichte plannen als vervolging van de Cocarde, duelmanie enz. En de Cocarde draagt er zorg voor, dat zij 't ijzer smeedt zoolang het heet ison middellijk na Floquet's bewijsvoering heeft zij „nadere bijzonderheden" ten beste ge geven, in allen deele handhavende en zij be looft nog veel meer, onderwijl munt slaande uit den dood van baron De Reinach, Zon dagnacht plotseling overleden en naar luid veler mededeeling ook in de vervolging van De Lesseps c. s. betrokken. Zoo leeft men te Parijs te midden van sensatie en schan daal, dank zij een orgaan, dat inderdaad Boulanger enorme diensten heeft bewezen en in den nek en bedankt er voor 1 Wat kan een huishouding of iets van dien aard je schelenlGij denkt er toch niet aan, om een vrouw te nemen! Je in de couranten verdiepen, zoodra ge van het werk komt, den halven nacht in de boeken zitten suffen en het hoofd met allerlei nieuwerwetsche zaken volstoppen, waarvan een fatsoenlijk mijnwerker zijn leven lang niets behoeft te weten, den baas spelen over je kameraden, zoodat men in het vervolg niet meer aan den directeur, maar aan mijnheer Ulrich Hartman zal moeten vragen, hoe het werk in de mijnen moet worden inge richt dat is je liefhebberijEn als ge er dan toevallig eens aan herinnerd wordt, dat ge voor- loopig nog niets anders dan onderopzichter zijt, dan praat ge van //betaling" en steekt dadelijk het hoofd op. ik zou denken, dat zoo iemand, gij ten minste dat geld wel dubbel en dwars verdiend liadt I" Ulrich had tot dusver zwijgend toegeluisterd, maar stampte bij deze laatste woorden toornig met den voet. //Ik verkies nu eens niets van dien eeheelen troep daar ginds aan te nemen Ik heb hun ge zegd, dat ik voor mijn zoogenaamde heldendaad" waar ze zoo'n ophef van maken, niet betaald wil worden, en daarmede is het uit 1" De oude man stond op het punt van opnieuw tegen hem uit te varen en hem nog krachtiger strafpredicatie toe te voegen, toen Manha plot seling tusschen beide trad. „Laat hem begaan oom," zeide zij kortaf; „hij heeft gelijk." Door deze onverwachte tegenspraak ten eenen- raale van zijn stuk gebracht, staarde de opzichter haar met open mond aan. „Wel zuo? Iieeft hij gelijk?" herhaalde hij verstoord. „Natuurlijk trekt gij zijn partij weer!" „Het hindert Ulrich, dat zij die zaak zoo zon der verderen omslag door den directeur laten afdoen/- ging het meisje op vasten toon voort, „en dit komt ook niet te pas. Had mijnheer Berkow zelf met hem gesproken en hem eeu woord van dank of iets van dien aard gezegd maar neen, deze bekommert zich om niets ter wereld. Hij ziet er altijd uit, alsof hij niet recht is uitgeslapen en alsof het het hem de grootste moeite kost, iemand maar aan te zien, en als hij werkelijke eens niet slaapt, ligt hij den geheelen dag op de sofa en kijkt naar den zolder (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1892 | | pagina 1