Nummer 96. Donderdag 1 December 1892. 15e Jaargang.
Glück auf
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
UITGEVER:
ANTOON TIELEN
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
De Echo van het Zuiden,
W aal wij lischc en Langstraatscbc Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden_/l,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 1—7 regels 0,60 daarboven 8 cent per regeJ
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
HET KIESRECHT voorheen.
Er is voorzeker wel geen recht, dat meer
pennen heeft in beweging gebrachtmeer
hoofden warm gemaakt en meer gemoede
ren opgewonden, dan dat, waaraan ik mij
voorstel hier de aandacht te wijden.
En geen wonder.
Het kiesrecht toch is om zoo te zeggen de
sleutel van de kast, waarin tal van politieke
heerlijkheden zijn opgeborgen, die men wel
weet te bezitten maar waarvan men niets
kan genieten zoolang de deur op slot is. En
om dien sleutel machtig te worden daarom
doet men heel wat
De regeling van het kiesrecht is in den
constitutioneelen staat een punt van het hoog
ste belangde constitutioneele monarchale
regeeringsrorm toch vordert dat het volk
mederegeert. Uit den aard der zaak nu kan
niet, zooals oudtijds bij onze Germaansche
voorvaderen, het geheele volk zich recht
streeks mengen in de aangelegenheden van
het staatsbestuur het is noodig dat die
macht om invloed uit te oefenen op de da
den der regeering, hoewel toekomende aan
het volk, door de burgers aan eenige uitver
koren personen worde overgedragen.
Het is dan niet meer het volk, dat over
elk onderwerp van staatsbelang stemt, maar
een deputatie uit een vertegenwoordiging
van dat volk.
In den natuurlijken loop van zaken zou
dus hieruit volgen dat ieder burger, ieder
lid der staatsgemeenschap machtiging moest
verleenen aan zijn lasthebbers de volks
vertegenwoordigers om, zij het ook naar
eigen inzichten, tot behartiging van het al
gemeen belang mede te werken.
Zoo komt men, den logischen gedachten-
gang volgende, als van zelf tot het stelsel
van algemeen stemrecht. En inderdaad, in
dien wij leefden in een ideaal-maatschappij,
een maatschappij, waarin ieder lid steeds zon
der eenige bijoogmerken het belang van de
gemeenschap trachtte te bevorderen, dan,
VAN
E. WERNER.
Vertaling van Hermina.
(Overgedrukt met toestemming van den uitgever
P. Gouda Quint, te Arnhem)
Arthur was blijkbaar niet gewoon, eenige uit
wendige plichtplegingen jegens zijn vader in
acht te nemen. Hij had hem dan ook niet de
minste belangstelling getoond bij zijn komst en
dacht er ook nu nog niet aan, van houding te
veranderen.
De rimpels op zijn vaders voorhoofd werden
al dieper en dieper: „Je lusteloosheid en traag
heid gaan werkelijk alle begrip te boven't Is
hier nog erger dan in de stadIk had gehoopt
dat gij ten minste eenigszins aan mijn verlangen
zouat te gemoet komen, dat gij eenig deel zoudt
nemen in ondernemingen, die ik alleen om uwent
wil op touw heb gezet
//Papa, ge kunt toch waarachtig niet vergen,
dat ik mij zal gaan bemoeien met arbeiders,
machines en al die soort van dingen," viel de
jonge man hem in de rede. //Ik heb het nooit
fedaan en begrijp volstrekt niet, hoe ge ons ooit
ebt kunnen aanraden, hierheen te gaan. Ik ver
veel mij doodelijk in deze eenzaamheid."
Dit gezegde klonk inderdaad lusteloos en ver
velend, maar niettemin was uit den toon zijner
stem nog het bedorven kind te bespeuren, dat
gewoon is, zijne luimen ten allen tijde en onder
alle omstandigheden ingewilligd te zien, en dat
reeds de onderstelling van iets minder aange
naams als een beleediging beschouwt. Zijn vader
scheen echter door iets, dat al vroeger was voor
gevallen, te zeer ontstemd te zijn, om ditmaal,
zooals anders, terstond aan zijn bezwaren te
gemoet te komen. Hij haalde de schouders op.
„Ik raak er zoo langzaam aan gewoon, dat gij
je overal en altijd verveelt, terwijl alle zorgen
en lasten alleen voor mijne rekening komen. Nu
vooral bestormen ze mij van alle kanten. Je
ja d&n ware het algemeen stemrecht niet al
leen de natuurlijkste, maar ook de billijkste
oplossing der kiesquaestie. De maatschappij
is nu echter niet zoo ideaal ingericht. Er zijn
abnormaliteiten, die het moeilijk maken een
stelsel aan te nemen, dat geheel gebouwd is
op normale toestanden. Beperkingen zijn dus
noodig en het is nu maar de quaestie, die
beperkingen niet verder uit te strekken, dan
voor zoover het belang der staatsgemeen
schap noodzakelijk maakt.
Hoe eenvoudig dit nu ook schijnt, de prac-
tische toepassing van dat beginsel zal altijd
groote moeilijkheden medebrengen. Men kan
algemeene regelen van uitzondering stellen,
men kan de grens zoo nauwkeurig mogelijk
afbakenen toch zullen er steeds nog on-
waardigen tot het kiesrecht worden toegela
ten en anderen, die met het volste recht
kiezer konden zijn, daarvan worden uitge
sloten.
Niet altijd heeft men echter dit stelsel van
directe, zij hel ook minder of meerder alge
meene, verkiezing hier te lande gehuldigd.
Ik behoef u niet terug te voeren naar de
tijden der republiek. Toen was er, hoewel
de regeeringsvorm hier in verhouding tot
andere staten zeer liberaal was te noemen,
van geen eigenlijke vertegenwoordiging van
het volk sprakede groote menigte mocht
toezien.
Evenzoo meen ik het stilzwijgen te mo
gen bewaren over de verschillende elkander
snel opvolgende staatsregelingen en regeerings-
vormen uit het laatst der vorige en het be
gin van deze eeuw, uit een tijdperk, waarin
de tijd tot kalm nadenken en beoordeelen
van regeeringsdaden ten eenenmale ontbrak.
Liever wijs ik op den toestand hier te lande
na den val van den grooten overheerscher.
De grondwetten van 1814/15 en 1840 dan,
huldigden het stelsel van een mede regeeren
door het volk, van een volksvertegenwoordi
ging. De wijze echter, waarop die vertegen
woordiging ontstond, was van dien aard, dat
de zinsnede De Staten-Generaal vertegen
verkwistingen in de residentie gingen in het
laatst zelfs mijne geldmiddelen te boven; menig
offer heeft het mij gekost, de Windeg's van
hunne verplichtingen te ontslaan, en hier word
ik met tal van klachten en aanmerking opge
wacht. Op een samenkomst, die ik van morgen
met den directeur en de hoofdbeambten had,
hoorde ik niets dan jammeren en klagen. Kost
bare reparatien in de mijnen verhooging van
werkloon nieuwe ventilatie-toestellen gek
heid! Alsof ik nu geld en lust daartoe had
Arthur hoorde dit alles volkomen onverschillig
aan; indien er iets op zijn gelaat stond te lezen,
dan was het de wensen, dat zijn vader na aar
weer heenging. Deze voldeed hieraan echter niet
en stapte het vertrek driltig op en neder.
„Op die beambten en hunne berichten kan
men zich ook al niet verlaten 1 Sedert een half
jaar ben ik persoonlijk niet hier geweest en vind
nu alles in rep en roer. Ze praten van gisting
onder het werkvolk, van bedenkelijke verschijn
sels, van dreigend gevaar, afsof ze geen volmacht
hadden, om den teugel zoo straf mogelijk aan
te balen. Voornamelijk wordt zekere Hartman
als de voornaamste onruststoker aangeduid, die
onder zijn kameraden als een nieuw soort van
Messias bekend staat en het werkvolk in het ge
heim tot oproer aanzet, en als ik vraag, waarom
ze dien kerel al niet sedert lang hebben wegge
jaagd, welk antwoord krijg ik dan? Dat ze het
niet durven 1 Hij was tot dusver in zijn werk
nog niets te kort gebleven en zijne kameraden
vergoodden hem blindelings, zooals ze beweerden.
Het mijnvolk zou in opstand komen, als men
hem zonder voldoende reden ontsloeg. Ik ben
zoo vrij gewpest, aan de heeren te zeggen, dat
zij allen lalaards waren en dat ik zelf aie zaken
nu zou regelen. De mijnen blijven zooals zij zijn
en van loonsverhooging komt niets. Iedere po
ging van verzet wordt met de grootste gestreng
heid te keer gegaan, en dien belhamel, dien
raddraaier zal ik zelf, en dit nog heden, zijn
afscheid geven."
„Dat kunt ge niet doen, papa," zeide Arthur
plotseling, terwijl hij zich halverwege ophief.
Berkow bleef verrast stilstaan. Waarom niet?"
„Omdat het juist diezelfde Hartman is, die de
paarden van ons rijtuig tegenhield, en wien wij
aus ons leven te danken hebben."
Het kostte Berkow moeite, een uitroep van
woordigen het geheele Nederlandsche volk,
vrij wel als een doode letter was te beschou
wen.
Allereerst dan de grondwet van 1814.
Zij bepaalde dat de vorst de wetgevende
macht zou deelen met de volksvertegenwoor
diging bestaande uit ééne kamer van 55
leden, te benoemen door de provinciale sta
ten, hetzij uit of wel buiten hun midden.
Die provinciale staten bestonden uit drie ele
menten leden, afgevaardigd door de stede
lijke besturen leden, afgevaardigd door de
kiezers van landelijke districten en leden,
afgevaardigd door de ridderschap, een stand,
die zoowel door de grondwet van 1814 als
die van 1815 en 1840 nog uitdrukkelijk er
kend werd.
Op hun beurt moesten de leden der stede
lijke regeeringen, die gepresideerd werden
door van 's koningswege te benoemen burge
meesters, voor hun leven gekozen worden
uit en door kiezers colleges, die al weder
werden verkozen bij meerderheid van stem
men door de „gezeten burgeren, eene zekere
in elke stad bij het stedelijk reglement te
bepalen som betalende in de beschreven mid
delen." Eens in het jaar brachten daartoe
die „burgeren" hun stem uit bij behoorlijk
geteekende en gesloten briefjes, die aan de
huizen van regeerinswege werden opgehaald.
Dit laatste was inderdaad een uitnemend
middel om trage kiezers aan hun plicht te
herinneren en zou werkelijk, als de uitvoe
ring niet zoo lastig was, wel aanbeveling ver
dienen
Nog dient vermeld te worden, dat de kie
zers in de landelijke districten op hun beurt
weer gekozen werden door stemgerechtigden
van 't platteland.
De grondwet van 1815 bracht in deze niet
veel verandering. Alleen huldigde zij het twee
kamerstelsel, zoodat de staten generaal wer
den verdeeld in een eerste en tweede kamer,
de leden van eerstgenoemde werden geko
zen door den koning.
Men zal licht begrijpen, dat bij een der
gelijke regeling van het kiesrecht, het aan-
toorn te bedwingen. „Hoe ongelukkig, dat dit
juist dezelfde persoon is I 't Is waar, hem kunnen
we niet op eens wegzenden; wij zullen althans
een nadere aanleiding moeten afwachten. Hoor,
Arthur," ging hij voort, terwijl hij zijn zoon een
afkeurenden blik toewierp, „het hinderde mij,
dat ik die gansche geschiedenis het eerst van'
vreemden moest vernemen; gij achttet het niet
de moeite waard, mij ook maar een enkel woord
daarvan te schrijven
„Waarom zou ik dat gedaan hebben vroeg
de jonge man, terwijl hij het hoofd in de hand
liet rusten. „Alles liep goed af, en bovendien
waren wij naar lichaam en ziel uitgeput door
al de belangstellende vragen en deelnemende
praatjes, die er het gevolg van waren. Eigenlijk
hecht ik ook niet zooveel waarde aan het leven,
om zulk een ophef van zijn redding te maken."
„Zegt gij dat?" vroeg zijn vader, hem vor-
schend aanziende. //Gij, aie den vorigen dag eerst
getrouwd waart?"
Arthur antwoordde niet; alleen haalde hij even
de schouders op. Berkow's blik bleef nog vor-
schender op zijn gelaat rusten.
„Nu wij toch op dit onderwerp zijn gekomen
wat is er tusschen u en je vrouw voorge
vallen vroeg hij eensklaps snel en zonder
verdere inleiding.
„Tusschen mij en mijne vrouw?" herhaalde
Arthur op een toon, alsof hij zich eerst moest
bedenken, van wie cr eigenlijk gesproken werd.
„Ja, tusschen u beiden. Ik meende een jong
echtpaar in de wittebroodsweken te verrassen en
trof hier alles geheel anders aan, dan ik mij ooit
had kunnen voorstellen. Gij gaat alleen paard
rijden en zij toert alleen in haar rijtuig; ge zet
geen voet in elkanders kamers; ge vermijdt elkaar
met opzet, en als ge elkander bij toevai ontmoet,
worden er geen zes woorden tusschen u gewis
seld wat beteekent dit alles
De jonge man was opgestaan en stond nu
tegenover zijn vader, zonder nochtans zijn sla
perigheid te kunnen overwinnen. „Gij verraadt
werkelijk een merkwaardige kennis van feiten,
papa, die gij onmogelijk gisteren avond hebt
kunnen opdoen, gedurende het half uur, dat ge
ons te zamen hebt gezien. Waarschijnlijk hebt
ge dus de dienstboden uitgevraagd
ArthurBerkow kón zijn drift nauwelijks be
dwingen doch zijne gewone toegevendheid jegens
deel van het volk in de regeering gelijk is
te stellen met nul. De staten-generaal toch,
hoewel in naam vertegenwoordigende het
geheele Nederlandsche volk, duidden des
tijds noch op de volkseenheid, noch op het
mederegeeren der staatsburgersde eerste
kamer, een koninklijke instelling, de tweede
kamer, een soort provinciale representatie en
toch heette de samenvoeging dier beide
vreemdsoortige bestanddeelenVolksverte
genwoordiging
Was het dan te verwonderen, dat er steeds
luider stemmen opgingen om grondwetsher
ziening te verkrijgen, in het bijzonder met
het oog op de uitoefening van het kiesrecht?
Zooals het altijd gaat in dergelijke gevallen:
men heeft de stemmen eerst genegeerd, toen
is men er naar gaan luisteren, maar dat is
nog niet hetzelfde als er gehoor aan geven.
De regeering was bevreesd door inwilliging
dier eischen een gevaarlijke stap te doen in
de richting der democratische overheersching.
Zij bood zoolang mogelijk weerstand totdat zij
eindelijk voor den drang der omstandigheden
moest zwichten. (R. N.)
De enquête-commissie uit de Fransche
kamer, benoemd om de door Delahaye tegen
een groot aantal, niet nader door hem aan
geduide afgevaardigden, gerichte beschuldi
gingen te onderzoeken, zal haar oorspronkelijk
karakter niet verliezen met 262 tegen 223
stemmen heeft de kamer Zaterdag, geheel
overeenkomstig den wensch der regeering, de
urgentie verworpen van Pourquery de Bois-
serin's voorstel, bedoelende de verleening van
zekere rechten aan de commissie, welke daar
door zou optreden als parlementair gerechts
hof. Deze meerderheid is zeer gering en te
opvallender is dat, als men bedenkt, dat
zoowel de linker- als de rechterzijde der
kamer in haar groote meerderheid zich na
drukkelijk gekant heeft verklaard tegen De
Boisserin's bedoelingen, 't Lijkt bijna wel of
zijn zoon behield ook thans weer de overhand.
„Het schijnt, dat men hier nog niet gewoon is
aan een voorname manier van leven," vervolgde
Arthur onbeschroomd. „Wij zijn nu eens door
en door aristocratisch op dit punt. En gij zijt
immers zoo ingenomen met alles wat aristocratisch
is, papa?"
„Spot niet met die zaak!" hernam Berkow on
geduldig. „Stemt gij er in toe, dat je vrouw de
vrijheid neemt van je te ignoreeren op een wijs,
die de gansche kolonie stof tot 'allerlei praaties
geeft?'
„Ik gun haar ten minste dezelfde vrijheden als
ik mijzelf veroorloof."
Berkow sprong van zijn stoel op. „Dat gaat te
ver! Arthur, gij zijt
„Niet zooals gijpapa!" viel zijn zoon hem op
koelen toon in de rede. „Ik zou althans geen
meisje met de schuldbekentenis haars vaders in
de hand tot een huwelijk hebben gedwongen."
Berkow verschoot van kleur en onwillekeurig
week hij een schrede achteruit, terwijl hij aarze
lend vroeg: „Wat wat bedoelt ge hiermede?"
Arthur richtte zich uit zijn gebogen houding
op, en ook kwam er eenige uitdrukking in zijne
oogentoen hij, deze op zijn vader vestigend,
zeide:
„Baron Windeg was geruïneerd, dit wist ieder
een. Wie heeft hem zóóver gebracht?"
„Weet ik het?" hernam Berkow op schamperen
toon. „Zijn verkwistende aard, zijn zucht om
den adellijken heer uit te hangen, hoewel hij al
tot over de ooren in schulden stak! Als ik hem
niet geholpen had, was hij verloren geweest."
„Inderdaad? En dus stak er niets achter die
hulp? Dus werd den baron niet de keus gelaten,
om óf zijne dochter af te staan, óf zich op het
uiterste voor te bereiden? Dus was de verbintenis
van zijn kant geheel vrijwillig?"
Berkow lachte gedwongen. „Natuurlijk! Wie
heeft je verteld, dat het zich anders heeft toege
dragen?" Maar ondanks zijn voorgewende kalmte,
sloeg hij de oogen neer. Wellicht had die man
nog nooit van zijn leven vóór zich gezien, als
hem een gewetenloos bedrijf voor de voeten was
geworpen; hier, tegenover zijn zoon, deed hij het.
Een bittere trek vertoonde zich op het kwijnend
gelaat van den jongen man; zoo hij tnt dusver
nog eenigen twijfel had gevoed, thans wist hij
YVordt vervolgd.