Nummer 4. Donderdag 12 Januari 1893. 16e Jaargang.
Glüek auf
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
UITGEVER:
ANTOON TIELEN
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
DeEchov
Waalwykschc en Langslraalsche Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprij.-- per 3 maanden J 1,00.
Franco per post door tiet gcheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stokken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 1—7 regels ƒ0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen loor het advertentiebureau van
Adoi.f Striker, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De bedrijfsbelasting.
I)e „Vereetiiging voor handel en nijver
heid" te 's Gravenhage heeft een adres aan
de tweede kamer verzonden, waarin, na de
erkenning der noodzakelijkheid om de pa
tentwet door een betere wetgeving te ver
vangen, o. a. het volgende wordt gezegd
„dat de vereeniging voornoemd zich der
halve met de strekking van het thans bij
uwe kamer aanhangige „ontwerp van wet
betreffende eene bedrijfs- en beroepsbelasting"
in hoofdzaak wel kan vereenigen, omdat bet
billijk is om slechts dan belasting te heffen,
wanneer werkelijk winst verkregen is, maar
vooral ook omdat, door het betrekken in de
beroepsbelasting van hen, die geen be
drijf uitoefenende tot dusver van het be
talen van belasting wegens de uit hunnen
arbeid getrokken voordeelen of belooningen
waren vrijgesteld, een einde wordt gemaakt
aan de bevoorrechting, waarin die klasse te
genover de patentplichtigen verkeerde
„dat echter de beëindiging van dit prive-
legie, naar de overtuiging van adressante,
had behooren mede te brengen, dat ook de
bedrijven van land-, tuin- en boschbouw,
veeteelt of veenderij niet, door eene wettelijke
praesumptie, a priori buiten de bedrijfs- en
beroepsbelasting werden gelaten, te meer
omdat de tegenwoordige tijdsomstandigheden
ongunstiger zijn voor handel en nijverheid
dan voor den landbouw, gelijk de regeering
zelf in de jongste troonrede heeft erkend
„dat adressante wijders in beginsel goed
keurt de bepaling in het ontwerp, krachtens
welke winkeliers en anderen, in den vreemde
gevestigd, die hier te lande rechtstreeks aan
de verbruikers hunne goederen verkoopen,
in de belasting worden getroffen;
„dat verder adressanle het belasten van
coöperatieve vereenigingen met f 2 van elke
f 100 der zuivere baten te laag acht, waar
die instellingen zich in niets van de gewone
handelsverenigingen en naamlooze vennoot
schappen onderscheiden en hare winsten ge
lijk worden gesteld met die van den win
kelier
VAN
E. WERNER.
Vertaling van Hermina.
(Overgedrukt met toestemming van den uitgever
P. Gouda Quint, te Arnhem)
21 ooO—
Tusscken het geboomte schemerden de huizen
en schuren der boerderij, en snel, als wilden zij
ten koste van eiken prijs vermijden langer alleen
te zijn, sloegen beiden den weg derwaarts in.
Boven hun hoofd loeiden de voorjaarsstormen en
ginds op de hoogte, aan den zoom van hctbosch,
trokken de nevelen zich weer samen rondom den
denneboom, die zijn takken beschermend over twee
menschen had uitgebreid op een tijdstip, waarvan
de berglegenden verhalen: „Wie elkander dan
leeren kennen, behooren elkaar voor eeuwig toe,
en wie dan scheiden, blijven voor eeuwig ge
scheiden I*
De oude heer Berkow was buiten aangekomen
in den nammiddag van denzelfden dag, waarop
Arthur en zijne vrouw in het bosch waren ge
weest, en had hen reeds bij hunne terugkomst
afgewacht; maar ditmaal scheen hij niet zulk een
goede luim uit de residentie te hebben meege
bracht als bij zijn vroeger bezoek, toen hij den
eerslen triomf van het voorname huwelijk in zijn
eigen huis had genoten. Wel was hij ook thans,
als gewoonlijk, allervoorkomendst jegens zijne
schoondochter, overdreven toegevend ten opzichte
van zijn zoon, maar in zijn geheele voorkomen
had hij iets gejaagds, iets onrustigs en verstrooids,
dat zich reeds in den loop van den eersten avond
verrit d en zich den volgenden morgen nog dui
delijker openbaarde, toen Arthur bij hem binnen
trad en een onderhoud met zijn vader verzocht.
„Later, Arthur, later 1* zeide hij met een af
wijzend gebaar. „Houd mij nu niet metbeuzelingen
op, terwijl ik allerlei gewichtige dingen aan het
hoofd heb. Die geld- en handelszaken in de
„dat de vereeniging verder betreurt het
behoud van een aanslag naar uiterlijke ken-
teekenen
„dat zij toch gehoopt had, dat, bij deze
ingrijpende belastinghervorming, zou worden
gebroken met een stelsel, dat wel verre van
een waarborg te geven voor zuivere aansla
gen, ten slotte neerkomt op eene voortdu
rende bespie ling van den belastingplichtige
door de ambtenaren der administratie;
„dat daarin ligt iets zeer inquisitoriaals en
vexatoirs, gelijk mede in de, bij artt. 21 2
en 50 van hel ontwerp, aan verschillende
personen gegeven bevoegdheid, om telkens
de fabrieken, werkplaatsen en kantoren der
ingezetenen te betreden, of zelfs te doen be
treden
„dat immers bepalingen als de artt. 33 j°.
35 der zoozeer gewraakte patentwet nog
slechts geringe bezwaren opleveren, vergele
ken bij de vele en velerlei belangrijke be
lemmeringen in de vrije uitoefening van be
drijf, die in dit ontwerp voorkomen
„dat eindelijk dit ontwerp, ook in verband
met de „wet van 27 September 1892, Stbl.
223 op de vermogensbelasting," geen vol
doende waarborgen voor de geheimhouding
der aanslagen bevat;
„dat immers de lijsten der hoogstaange
slagenen, verkiesbaar tot leden van de eerste
kamer der staten generaal, volgens devigee-
rende kieswet en ook naar luid van het
ontwerp van wet tot regeling van de be
noeming en van de aftreding van de afge
vaardigden der eerste en tweede kamer der
staten generaal," onder andere moeten ver
melden het bedrag, waarvoor de hoogstaan
geslagenen in elke belasting afzonderlijk zijn
afgeslagen en waar de aanslag geschiedt;
zoodat althans op die lijsten is na te gaan
de hoegrootheid van iemands vermogen en
het bedrag zijner inkomsten uit beroep of
bedrijf;
»dat derhalve, waar het reeds bedenkelijk
isdat de fiscus in den persoon van een
groot aantal ambtenaren deelgenoot wordt
van de meest teedere financieele geheimen
residentie hebben mij tal van onaangenaamheden
berokkend; alles staat stil, alles brengt verlies
in plaats van winst aan maar hiervan begrijpt
ge toch mets, hierin stelt ge nauwelijks eenig
belang. Ik zal zelf langzamerhand alles wel weer
op streek brengen, maar ik verzoek je vriende
lijk, mij voor het oogenblik niet met je persoonlijke
aangelegenheden lastig te vallen."
„Het is niet iets dat mij persoonlijk betreft, papa:
de zaak is voor u van groot gewicht. Het spijt
mij dat ik nu juist, terwijl gij zoo overkropt
zijt met werkzaamheden, eenige oogenblikkea
gehoor moet vragen, maar het gaat niet anders.*
„Nu, dan na tafel 1* hernam Berkow ongeduldig.
„Zoolang zult ge toch wel kunnen wachten. Nu
heb ik geen tijd. De verschillende beambten
wachten mij al in de spreekkamer, en ik heb
den hoofdingenieur laten weten, dat ik terstond
na afloop der vergadering met hem in de mijnen
wil gaan."
„In de mijnen herhaalde de jonge man,
opmerkzaam geworden. „Wilt ge de mijnen in-
specteeren
„Neen. Ik wil de verandering aan de hefma-
chines bezichtigen, die gedurende mijne afwezig
heid is ingevoerd. Wat zou ik in de groiven
doen
„U persoonlijk overtuigen, of alles daar werkelijk
in zulk een vervallen toestand verkeert, als be
weerd wordt
Reeds op het punt van heer. te gaan, keerde
Berkow zich plotseling om en wierp zijn
zoon een uiterst verbaasden blik toe. //Wat
weet gij er van, hoe het in de mijnen gesteld
is? Wie heeft je dit in het hoofd gebracht? Na
dat de directeur een paar malen vergeefs bij mij
heeft aangeklopt, om geld tot reparaties in de
mijnen, geloof ik dat hij zich tot mijnheer mijn
zoon heeft gewend! Nu, dan is hij ook aan het
rechte kantoor!"
Hij lachte luidkeels, zonder acht te slaan op
den misnoegden trek, die zich op Arthur's gelaat
vertoonde, toen deze min of meer bits antwoordde:
vHet moet in elk geval onderzocht worden, of
die reparaties al dan niet noodig zijn, en als ge
nu toch met der. ingenieur in de mijnen afdaalt,
zoudt ge tegelijkertijd eens een oog daarover
kunnen laten gaan.''
„Ik zal wel oppassenantwoordde Berkow
kortaf. „Denkt ge, dat ik zin heb, mijn leven te
door bovenvermeld gebiedend voorschrift
ook het publiek geheel op de hoogte kan
komen van de fortuinen en geldelijke positie
van een groot aantal ingezetenen, die aan
het hoofd van handel of nijverheid zijn ge
plaatst;
»dat het echter bovendien, juist door het
verband der beide belastingen, mogelijk zal
blijken na te gaan, of iemand heeft gespaard
en dus zijn belastbaar vermogen is vermeer
derd, dan wel of hij heeft ingeteerd; zoodat,
ook afgezien van het hinderlijke en vexatoire
dat er voor den betrokkene in gelegen is
wanneer anderen van dergelijke intieme ver
houdingen kennis dragen ook afgezien
van de onberekenbare en allicht onherstelbare
schade, die deze wetenschap bij anderen aan
het crediet van den betrokkene casu quo be
rokkenen kan, het verband dezer twee belas
tingen eene premie op het niet-sparen en
daarmede in lijnrechten tweestrijd komt met
de eerste beginselen der oeconomie.
Redenen waarom de „Vereeniging voor
handel en nijverheid" voornoemd uwe kamer
eerbiedig verzoekt, door afdoende wijziging
van het ontwerp aan de hierboven bedoelde
bezwaren tegemoet te komen, of, zoo zulks
niet of moeielijk mocht kunnen geschieden,
aan het meerbedoelde ontwerp de gevraagde
goedkeuring te onthouden.»
Als ware de week, die zoo pas is aange
vangen, voor de groote republiek niet rijk
genoeg aan belangwekkende gebeurtenissen,
over welker verloop men zoozeer in 't on
zekere is, dat men zich op alle denkbare
incidenten moet voorbereid houden, hebben
de deels op waarheid, deels op logen be
rustende geruchten betrekkelijk nieuwe ont
hullingen, nieuwe arrestatien en nieuwe huis
zoekingen, de opgewondenheid weder gewel
dig opgevoerd, in deze krachtig gesteund
door den ijver van den rechter van instructie,
die onafgebroken getuigen hoort en telken
wagen De groeven zijn gevaarlijk in den tegen-
woordigen toestand, daar is geen twijfel aan
„En laat ge dan tuch dagelijks honderden ar
beiders daarin afdalen P"
De toon, waarop deze vraag werd gedaan,klonk
veelbeteekenend, zoo veelbeteekenend, dat Berkow
het voorhoofd fronste.
„Wilt ge mij soms een zedenpreek houden,
Arthur? Mij dunkt, zoo iets klinkt vrij zonder
ling uit uw mond 1 Hit verveling naar 5t schijnt,
hebt gij je gedurende je verblijf hier buiten op
de philanthropic toegelegd! Geef er je echter
niet aan over; dat is een zeer kostbare liefheb
berij. vooral in omstandigheden als de onze.
Overigens kan ik je verzekeren, dat ik zelf vol
doende zorg draag, mij niet tengevolge van het
een of ander ongeluk een verlies op den hals te
halen, dat mij nu juist zeer ongelegen zou komen.
Wat noodzakelijk is, wordt onderhouden en bij-
gemetseld; tot een meer oravattenden arbeid heb
ik vooreerst geen geld, terwijl ik evenmin het
werk, ook zelfs voor een korte poos, kan laten
rusten; daartoe hadt gij wat zuiniger moeten
zijn, dan in den laatsten tijd voor je huwelijk
het geval is geweest. Ik begrijp echter niet, hoe
gij je nu op eens over zaken bekommert, waar-
raede gij je tot dusver nooit het hoofd hebt ge
broken. Houd je liever bezig met de inrichting
van je salons en met de partijen, die gij den
volgenden winter in de residentie hoopt te geven,
en iaat aan mij de zorg en verantwoording over
voor iets, waarvan ge niet het minste verstand
hebt.*
„Neen, papa, niet het minste!" bevestigde de
jonge man op bitteren toon. „Daarvoor hebt gij
voldoende gezorgd 1"
"Ik geloof waarlijk, dat gij mij dit verwijt!"
voerde Berkow hem toornig te geraoet. „Hebt gij
het leven niet volop genoten? Ber; ik ooit voor
een offer teruggedeinsd, om je alles te geven,
wat je hart maar begeerde Laat ik je geen
schatten na, ik, die zonder een penning op zak
mijn loopbaan begon Heb ik je niet dóór je
huwelijk met de barones van Windeg toegang
rerschatt tot al de adelijke kringen, waarvan
gijzelf vroeger of later deel zult uitmaken? Wijs
mij een tweeden vader, die zooveel voor zijn
zoon heeft gedaan als ik
Gedurende deze gansehe ontboezeming had
Arthur zwijgend uit het venster gezien; nu wend-
male de beschuldigden in de Panamazaak
voor zich doet verschijnen, door dit alles een
nieuwsgierigheid en een agitatie wekkende,
waarvan de kolommen druks in de verschil
lende bladen, groote zoowel als van meer
bescheiden afmetingen, de beste afspiegeling
zijn.
En toch kan alleen hij bevrediging vinden
bij die lectuur, welke de wijsheid heeft 't eer
te zoeken in het vele dan in het velerlei,
want al die vermeldingen van verhooren en
huiszoekingen eindigen stereotyp met de
boekstaving van de onderscheidene geruchten,
voor welker juistheid zelfs de meest op sen
satie verzotte organen niet instaan. Zoo zou
men gaarne iets naders willen vernemen om
trent de grootere of kleinere schuldigheid
van den vroegeren minister Baihaut, aan fei
ten, door hem gepleegd tijdens de uitoefe
ning van de ministerieele waardigheid, doch
de berichten omtrent zijn daadwerkelijk ge
bleken schuld en zijn aanstaande arrestatie,
worden telkenmale weerlegd, terwijl de mo
gelijkheid, dat de Panamazaak door de in
menging van een exminister zou worden ge
bracht voor den senaat als hooggerechtshof,
in twijfel wordt getrokken, o'p grond van het
gemis aan een formeele wet, regelende de
procedure der instructie, uit welke omstan
digheid natuurlijk van oogenblik tot oogen
blik de grootste moeilijkheden zouden kun
nen voortvloeien en daar zit de regeering
waarlijk niet om verlegen.
De eerste zitting der kamer na de vacantie
(de senaat levert weinig belangwekkends op)
zal alleen interessant zijn door de verkiezing
van een president, (Floquet is de eenige
candidaat en ondanks het besluit van een
fractie der rechterzijde om hem niet te stem
men, komt hf' er zeker), de eigenlijke uit
barstingen van de zijde der oppositie, welke
naar men meent, zich den vacantie-tijd heeft
ten nutte gemaakt om allerlei aanslagen te
overleggen op de regeering, worden eerst
Donderdag verwacht. Daar men omtrent den
aard en de wijze dier booze bedoelingen,
gansch en al in 't onzekere verkeert, houdt
de hij zich naar de deur.
„Ge hebt volkomen gelijk, papa; maar ik zie
dat u thans zoowel de tijd als het geduld ont
breekt, om aan te hooren wat ik plan had u te
zeggen. Na tafel dus
Dij ging heen, terwijl Berkow hem hoofd
schuddend nazag; zijn zoon kwam hem tegenwoor
dig soms zoo vreemd, zoo onbegrijpelijk voor.
Intusschen scheen hij werkelijk haast te hebben-
schielijk sloot hij zijn schrijftafel, nam zijn hoed
en begaf zich naar de spreekkamer met een
trek op zijn gelaat, die de hier wachtende be
ambten jui6t niet veel goeds voorspelde.
Ondertusschen hadden de gezamenlijke berg
werkers zich in het mijnhuis vereenigd, om
dien dag voor de tweede maal naar beneden te
dalen; zij wachtten op den hooldopzichter, die
zich nog altijd niet liet zien. Het waren mannen
van iederen leeftijd en ieder ambacht, zooals de
werkzaamheden in de mijnen ▼ereischten, terwijl
ook al de opzichters dezer afdeeling zich onder
hen bevonden; maar allen te zamen bewogen zij
zich slechts om één middelpunt, Ulrich Hartman
die met den eenen' voet op den trap van den
mijnput en de armen over elkander geslagen al
aprak hij op het oogenblik niet, ontegenzeggelijk
de hoofdpersoon van de geheele groep scheen te
zijn.
Men kan niet onderstellen, dat hier geregelde
onderhandelingen gevoerd werden; tijd en plaats
waren er te weinig toe geschikt; maar zelfs bij
deze korte en toevallige ontmoeting schenen
zaken besproken te zijn, die tegenwoordig bij de
mijnwerkers aan de orde van aen dag waren.
„Ge kunt er op aan, Ulrich, op de andere
werken volgen ze ons voorbeeld niet!" zeide de
jonge mijnwerker Lorentz, die naast Hartman
stond. „Ze vinden het nog te vroeg, ze zijn nog
niet met alles gereed, kortom, ze hebben er geen
zin in en willen eerst nog de kat uit den boom
zien."
Ulrich wierp het hoofd in den p.ek. „Dat
moeten zij wetenDan gaan wij alleen voor.
Wij hebben geen tijd te verliezen."
Sommigen onder het werkvolk gaven eenige
blijken van verbazing. „Alleen vroegen er een
paar. „Zonder onze kameraden voegden een
paar anderen er bij, terwijl het meerendeel be
zorgd uitriep: „Nu al?"
(Wordt vervolgd.)