Nummer 16, Donderdag 23 Februari 1893. 16e Jaargang. Glück auf Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. UITGEVER: ANTOON TIELEN, Staatkundig overzicht. FEUILLETON. BUITENLAND. Engeland. De Echo van het Zuiden, WulY(jksrfer en Langstraatsfhe Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Waalwijk. Advertentiën 17 regels j 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. De voorzitter van den Franschen senaat, de heer Le Royer, heeft om gezondheids redenen ontslag als zoodanig genomen. L'Intransigeant laat doorschemeren, dat er in de kamer iemand zijn ontslag zal nemen, en dal dit geval alleszins geschikt is om sensatie te wekken. Uit eigen beweging heeft thans de Fran- sche afgevaardigde Millevoye zijne interpel latie over de Panamazaak uitgesteld. Intusschen is de regeering, daar de begroo ting in geen geval vóór 1 Maart kan zijn goedgekeurd, genoodzaakt, ter voorziening in de behoeften, een derde „voorloopig twaalfde" aan te vragen. Ter bespoediging van den loop van zaken zal voorts aan de kamer ook slechts voorloopig eene beslissing worden gevraagd over het beginsel der belasting op de beursoperatiën, de nadere regeling voor later bewaard. Den 6 Maart verwacht men nu, dat het geding wegens omkooperij in de Panama zaak zal beginnen. Door den heer Périvier, voorzitter van het hof van appèl, is inmid dels in de bladen met de meeste beslistheid tegengesproken, dat het vonnis in zake de aanklacht wegens misbruik van vertrouwen en oplichterij, oorspronkelijk zachter luidend, later, wegens politieke redenen, werd ver scherpt. Het is onveranderd gebleven. In de Portugeesche kamer van afgevaar digden heeft Dias Ferreira medegedeeld, dat het kabinet zijn ontslag heeft ingediend. De koning heeft Serpa Pimentel, hoofd der regeneradores, en Luciano Carto, hoofd der progessisten, ten paleize ontboden, waar zij zeer lang hebben vertoefd. Men denkt dat Pimentel Riburo zal uit- noodigen een ministerie van Pimentel's rich ting te vormen, daar dit de meeste kans heeft in het parlement eer.e meerderheid te vinden. E. WERNER. Vertaling van I-Iermina. (Overgedrukt met toestemming van den uitgever P. Gouda Quint, te Arnhem) 33 coO Arthur had gelijk. De ontmoeting kon niet onder erger omstandigheden plaats hebben. De mijnwerkers waren in een opgewonden stemming, toornig en verbitterd door hetgeen er bij ae ijzerhutten was voorgevallen; reeds begonnen de treurige gevolgen van hun verzet zich te open baren, en nu zagen zij hun chef, die hen hunne eischen onvoorwaardelijk bleef ontzeggen, op zijn weldoorvoed paard, aan de zijde zijner adellijke vrouw, naar het scheen van een plezierritje huis waarts keerend een tergend gezicht voor menschen, die reeds kampten met nood en gebrek! Een bedenkelijk gemor steeg onder de menigte op. Reeds lieten zien half gesmoorde bedreigingen, beleedigende uitdrukkingen hooren, en al ver stomden deze, toen beiden naderden, zoo schoolde thans de gansche troep als bij afspraak bijeen, blijkbaar met het plan om de paarden den door gang te beletten. De zenuwachtige trilling vertoonde zich weer om Arthur's lippen, bij hem het eenig uiterlijk teeken van ontroering; zijne hand beefde echter niet in het minst, toen hij Afra bij den teugel vatte, om het dier, wat er ook mocht gebeuren, dicht nevens zicli te houden. "Glük aufD Zijn groet bleef onbeantwoord. Geen enkele uit de gansche schaar liet eenig geluid hooren, maar van alle kanten zagen beiden vijandige blikken op zich gericht, terwijl de menigte steeds dichter en dichter op hen aandrong. //Wilt ge ons niet doorlaten?' vroeg Arthur ernstig. „De paarden worden schichtig, als gij zoo op hen aandringt. Maakt ruimte!" Ondanks het gevaarlijke van hun beider toe stand, dien zij ten volle begreep, zag Eugenie toch verrast tot haar echtgenoot op. Het was de Gladstones Home Rule-voordracht is nu gedrukt en aan de Britsche parlementsleden rondgedeeld, in 30 bladzijden bevat ze 40 artikelen, een minder dan het vorige ontwerp. Waar men erg naar benieuwd is geweest ze bepaalt, dat het protestantsche Ulster 27 van de 80 afgevaardigden naar Westminster zal afvaardigen, en 15 van de 48 naar het Hoogerhuis te Dublin. Gelijk reeds bij het eerste lezing-debat in het huis het geval was, gaat het nu in de pers. Men is fel voor of fel tegen, tertium non datur en compromis is eene onmogelijkheid. Als de leeuwen op een wapenbord staan de partijen hier tegenover elkander. Wat de een wegwerpt, verheft de ander tot in de wolken. Spreekt the Times van het ontwerp als van „den grootsten onzin, die ooit achter een woordenvloed werd verborgen" en de her vormde Pal! Mall van den „belachelijksten en meest onbeholpen maatregel, ooit door eenig staatsman, die bij zijn zinnen was, voorgesteld," de voorstanders doen daar tegenover hun dringenden roep Justice to Ireland schallen en vragen tot eiken prijs den vrede. Inderdaad moet de klacht der tegen partij, dat men geen harer argumenten bestrijdt of ook maar beantwoordt, juist worden ge noemd. Gladstones woord: „Ik smeek u, ware het met mijn laatster, adem laat ons vrede hebben gelijkt veel meer op eene sentimen taliteit en eene captatio benevolentiae dan op het argument van een staatsman. De radicaal Chamberlain, geen tegenstan der van Home Rule overigens, heeft zich zoo beslist mogelijk tegen Gladstones ontwerp verklaard, hetwelk hij lichtzinnig en onge rijmd noemde. Kortomde tegenstanders vinden in het ontwerp ook geen enkel haar goed. Intusschen wast het vertrouwen der Glad stonianen door een nieuw succes bij de stem bus te Hexham, waardoor hunne meerderheid in het Lagerhuis tot 42 stijgt. Voorts is er sprake van eene verzoening met de Parnel- listen, wat ook weer meer stevigheid bij zetten zou. eerste maal dat zij hem op dien toon hoorde spreken zoo kalm en toch met al het gezag van den meester tot zijne ondergeschikten. Deze houding van Arthur op zulk een oogenblik was een waagstuk, dat is zeker, maar toch zou hij zijn doel bereikt hebben, als de schaar zonder aan voerder was geweest: ze had dien toon onvoor waardelijk gehoorzaamd. Nu echter wendden aller oogen zich naar eene plek, als verwachtten zij alleen van hier het teeken om toe te geven of weerstand tc bieden. Daar ginds stond Ulrich Hartman, die juist van de hoogte was afgedaald en dien men hier scheen opgewacht te hebben. Hij stond onbeweeglijk, de armen over elkaar geslagen, de oogen onafgewend op Arthur en zijne vrouw gericht; maar veel goeds was het niet, dat in die oogen stond te lezen. Arthur's blikken w aren die der anderen ge volgd. Hij wendde nu zijn paard. „Hartmanzijt ge ook thans hier de leider Zorg dan, dat men ons doorlaat. Wij wachten 1* Hadden deze woorden ook maar in het minst als een bevel of een verzoek geklonken, onver schillig welk, ze zouden olie in het vuur zijn ge weest, en Ulrich scheen er als het ware op te wachten. Maar die koel uitgesproken wensch dat hij hier de orde zou handhaven, waardoor hij Hartman'* gezag scheen te erkennen, trof deze toch, zonder hem daarom zachter te stemmen. Hij kwam langzaam naderbij. „Wilt ge doorrijden, mijnheer Berkow?" „Zeker. Ge ziet immers, dat wij gindschen kant willen uitgaan." Een schimpende uitdrukking vertoonde zich op UI rich's gelaat. //En roept ge mij daarom hier? Gij zijt immers „heer en meester" van uw mijnen en bergwerkers; gebied hen dus nu, dat zij plaats voor u maken 1 Of en hier werd zijn stem weer dof en dreigend, „gelooft ge 't nu, dat ik hier heer en meester ben en dat ik maar één woord behoef te spreken om om u dat te toonen?" Engenie was bleek geworden, terwijl ze haar paard nog dichter nevens dat van haar echtgenoot drong. Ze wist wel, dat die fonkelende oogen niet haar bedreigden, maar voor haarzelve beefde zij ook niet. Thans ontbrak haar de moed om gebruik te maken van de macht, waarvoor Ulrich zich straks had gebogen. Zij vermoedde, dat die macht was gebrokenzoolang hij haar aan de zijde van haar echtgenoot zag. Evenals de Fransche leeft de Italiaansche kamer in den laatsten ti'd letterlijk van interpellatiën. Zaterdag waren er niet minder dan drie te beantwoorden: eene over de Pausfeesten, waarop een verstandig-ontwijkend bescheid volgde, eene over Von Caprivi's jongste uitlatingen betreffende het Italiaansche leger, waarop mede geruststellend kon worden geantwoord, en dan eene over de bank-schan- dalen. In antwoord daarop verklaarde de regeering het voor onwaar, dat zij de quaestie slepende houdt. Licht zal worden ontstoken, maar op zijn tijd. Wat in dien tusschentijd door de dagbladen werd beweerd trok de regeering zich niet aan. Er waren geen verdere aan vragen tot vervolging van afgevaardigden ingekomen. Door den oud minister Nicotera werd me degedeeld, dat hij destijds reeds op het on wettig in omloop brengen van biljetten der Banca Romana had gewezen. Op het beweren, dat ook Giolitti er te voren vau geweten heeft, kwam geen antwoord. De senaat besloot wijselijk alle verdere gedachtenwisseling over de bank-zaak te schorsen tot na afloop van het onderzoek. Dit lichaam gaf ook nog een bewijs van kalmte door onder de hand te besluiten tot het zenden van een adres van gelukwensching aan den componist Verdi. Anderen echter zijn haastiger gebakerd. Zoo willen de republikeinsche en socialistische vereenigingen door geheel Italië eene beweging organiseeren, ten doel hebbend licht te ver spreiden in de bank-zaak. In de kamer schijnt men binnenkort een beslissenden aanval op het kabinet te ver wachten, uitgaande van de uiterste linkerzijde. In de Zuid Amerikaansche republiek Ecua dor, waarvan pas was gemeld, dat zij met Venezuela en Columbia een drievoudig ver bond zou sluiten, tot handhaving der gemeen schappelijke belangen, blijkt thans weer eens eene revolutie te zijn ontstaan, en wel in de „Zeker is één niet tegen honderd opgewassen," zeide Arthur op koelen toon. „Als er namelijk sprake is van een moord. Maar dit bedoelt ge toch niet, Hartman? Of zoudt gij je niet veilig achten, als ge nu toevallig alleen onder mijn be ambten geraaktet? Ik althans voel mij hier in uw midden even veilig als in mijn huis." Ulrich gal geen antwoord; verbolgen zag hij op tot den jongen man, die daar met zulk een vol komen bedaardheid voor hem halt hield en hem met zijn doordringende bruine oogen even on verschrokken aanzag, als toen de strijd tusschen hen het eerst was uitgebroken. Wel is waar, had hij toen in zijn spreekvertrek gestaan, omringd en beschermd door zijne beambten; nu was hij alleen, te midden van een opgewonden menigte, die slechts op het sein wachtte, om hem met be- leedigingcn te overstelpen, misschien geweldda digheden te doen ondergaan, en toch vertrok zich geen zenuw op zijn gelaat, toch was zijne houding zoo vast en zeker, zijn blik zoo onbevreesd, als wist en gevoelde hij, dat hij alleen hier heer en meester was. Deze kalme verzekerheid bleef niet in gebreke, indruk te maken op de aan gehoorzamen gewende menigte. Het was slechts de vraag, wien zij dit maal zou gehoorzamen. Ten tweeden male ves tigden zich aller blikken vragend op Ulrich, die nog altijd bleef zwijgen. Wederom zag hij op, toen zijdelings, naar het bleeke gelaat van Euge nie. Op eens trad hij achteruit. „Maakt plaatsdaar links, zoodat de paarden kunnen voorbijgaan!" Onmiddellijk werd aan dit bevel voldaan met een spoed, alsof "de lieden niet ongaarne gehoor zaamden. In minder dan een minuut was een breede doorgang geopend, zoodat Berkow en zijne vrouw zich ongehinderd konden verwijderen. Aan gene zijde van den straatweg sloegen zij het boschpad weer in en verdwenen weldra tusschen het geboomte. „Hoor eens, Ulrich 1" met deze op ietwat verwijtenden toon uitgesproken woorden trad Lorei)tz zijn kameraad op zijde „ge zijt zoo straks tegen mij uitgevaren, omdat ik ginds bij de ijzerhutten tot rust en kalmte vermaande en wat hebt gijzelf nu gedaan?" De aangesprokene staarde nog altijd naar de boomen in het verschiet; thans, nu de persoon lijkheid van den jongen chel geen invloed meer op hem uitoefende, scheen zijne edelmoedige op- provincie Esmeraldas. Na een bloedig gevecht evenwel zegevierde de regeering en kondigde den staat van beleg af. 't Gevaar voor eene werkstaking van 100,000 mijnwerkers in Zuid Wales is thans jelukkig geweken door een schikking in 'der minne over de loon quaestie. De loonen in Wales worden betaald vol gens een beweegbare schaal (sliding scale) op den grondslag van de prijzen der steenko len vrij aan boord in de haven van versche ping. In 1880 werd bepaald, dat de loonen zouden rijzen of dalen naar den maatstaf van 7Va percent voor elke shilling rijzing of da ling in den kolenprijs, maar nu wilden de werklieden dien maatstaf op 10 percent ge bracht zien. Men heeft thans het verschil gedeeld en is het over de verhooging tot 83/4 percent eens geworden. Het mag een groot geluk heeten, dat de werkstaking is voorkomen. Niet mi.ider dan 441/2 percent van alle steenkolen, die Enge land uitvoert, komen uit Zuid-Wales en alle ijzer-, blik- en staalfabrieken en smelterijen in de streek zouden hebben moeten sluiten. Is dat alles hier gelukkig nu verhoed de treurige gevolgen der werkstaking in de weefnijverheid van Lancashire (wegens een loonsvermindering van 5 percenten) doen zich meer en meer gevoelen. Van de 500,000 arbeiders en arbeidsters zijn nu 100,000 zon der werk en weldra zullen het er 125,000 zijn. Te Manchester loopen troepen arbeiders in de straten te bedelen en het gebrek neemt dagelijks toe. Een Engelsch officier, Lord Dunmore, heeft een bijzonder grooten afstandsrit te paard volbracht van de grens van Pund- sjab (Britsch Indië) naar Constantinopel. Hij vertrok verleden jaar Februari en kwam welljng hem te berouwen. „Eén tegen honderd mompelde hij op bitteren toon, „en „Ik voel mij veilig in je midden!" Ja wel, aan fraaie woorden ontbreekt het hen nooit, als ze bang zijn, en wij wij laten ons altijd maar weer inpakken „Die zag er niet uit alsof hij bang was!" her nam Lorentz met volle overtuiging. „Hij is een geheel ander man dan zijn vader. Llrich, wij moesten maar „Wat moesten wij viel Ulrich hem driftig in de rede. Toegeven, niet waar? Zoodat gij maar weer rust en kalmte hebt en hij het later nog veel erger kan maken, dan zijn vader het ooit heeft gemaakt, als hij merkt dat hij in alles zijn zin krijgt. Zoo ik hem nu liet gaan, geschiedde dit enkel, omdat hij niet alleen was, omdat hij zijne vrouw bij zich had en omdat Hij hield plotseling op. De trotsche, in zichzelf gekeerde man zou zich liever de tong afgebeten, dan aan zijn kameraad bekend hebben, welke macht hem ditmaal zoo toegevend had gestemd. Arthur en Eugenie waren intusschen zwijgend voortgereden. Alsol het gevaar, dat zij te zaraen getrotseerd hadden, hen ook nader tot elkander had gebracht, lieten zij hunne paarden nog altijd dicht naast elkaar voortstappen, ofschoon de bree- dere weg hier anders ruimte genoeg aanbood, en nog altijd hield Arthur Afra bij den teugel, hoe wel er thans niets meer te duchten en alle verdere zorg bij zulk een koene amazone ten eenenmale overbodig was. „Begrijpt gij nu het gevaar, dat je vandaag hier buiten bedreigde „Ja. Maar ook het gevaarlijke van je toestand.,, „Ik moet er mij in schikken. Gij hebt zelve gezien, hoe blindelings allen dien Hartman ge hoorzamen. Eén woord uit zijn mond en men liet ons ongedeerd heengaan; geen enkele waag de het, zijn stem hiertegen te verheffen, en toch waditten zij gezamenlijk slechts op een teeken, om zich tegen ons te wenden." „Hij gaf dat teeken toch niet," zeide Eugenie met een bijzonderen nadruk op het laatste woord. Opnieuw wierp Arthur haar een langen, som beren blik toe. „Neen. Nu niet. Hij zal wel best weten, wat hem terughoudt. Maar hij kan het morgen, overmorgen doen, als wij elkaar weer ontmoeten, Jk stel mij eigenlijk niets anders voor." (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1893 | | pagina 1