Nummer 20. Donderdag 8 Maart 1894. 17e Jaargang. DE BltOOlDIUiGSTEB. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. UITGEVER: ANTOON TIELEN, FEUILLETON. Staatkundig overzicht. etZuiden, waalwpsche en Lufstrutsde Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijr- per 3 maanden J 1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden ean den Uitgever. Waalwijk. Advertentiën 1—7 regel. J 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentie» 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Plichten en Rechten. Tegenover plichten staan rechten, ziedaar een begrip zoo algemeen als waar erkend, dat er maar weinigen zijn, die dat niet zouden willen onderschrijven maarzouden we er nog aan toe willen voegen, tegenover rechten staan ook weder plichten en nu schijnt het menschelijk égoïsme er zoo toe te leiden, dat men gewoonlijk liever naar zich toe, dan van zich af rekenten derhalve meer de aandacht gevestigd houdt op de rechten die uit de plichten voortvloeien, dan op de plichten, die wederom het gevolg zijn van de verkregen rechten. Toch heeft het zeer zijn bedenkelijke zijde om zich al te zeer te laten voorstaan op datgene, waai op men recht heeft of heeft verkregen, zonder zich daarbij ernstig af te vragen of niet juist vaak dat verkregen recht ons nieuwe verplichtingen oplegt, waaraan we in de eerste plaats hebben te voldoen. Men heeft tegenwoordig den mond vol van de rechten van den mensch, de een heeft recht op ditde ander heett recht op dat en dan wordt wel eens over het hoofd gezien dat die rechten eigenlijk nauw verband moeten houden met de plichtenwaaruit ze voort vloeien of die er tegenover staan, dan wordt wel eens vergeten dat tegenover de rechten, die men ten opzichte der maatschappij meent te mogen doen gelden de maatschappij, de samenleving, harerzijds, ook rechten heeft te doen gelden ten opzichte van elk harer leden, ten opzichte van ieder persoon in het bij zonder. Als men vaak hoort bewerende mensch heeft recht op een menschwaardig bestaan dan zou men daaraan eigenlijk moeten laten voorafgaan, wanneer hij namelijk zijn plicht als mensch, als lid van de maatschappij be hoorlijk vervultwanneer hij van zijn kant doet wat in zijn vermogen is, om door be kwaamheid door kennis door ijver door bedachtzaamheid en nauwgezetheid de ge meenschap die diensten te bewijzen, waardoor Naar het Fransch door W. v. R. Overgenomen vit de Meierijsche Courant 64 //Om te beginnen zal ik u een salaris van twaalfduizend franken per jaar geven. Is dat voldoende „Zeker, mijnheer. Ik zou mijne wenschen zoover niet hebben durven uitstrekken.' „Gij neemt dan mijn voorstel aan „Met de grootste erkentelijkheid." „Welnu, dan is het eene afgedane zaak. Mor gen reeds zult gij het oog komen houden op de inrichting tot teekenkamer van een groot vertrek dezer woning, waarin een twaalftal personen plaats zullen vinden. Heden ga ik mijne fabriek te Courbevoie in oogenschouw nemen. Ik zal u met mij medenemen, opdat gij u een duidelijk denkbeeld zoudt kunnen vormen van de belang rijkheid mijner onderneming." „Ik ga ontbijten en kom onmiddellijk terug,-7 zeide Lucien. „Blijf met ons dejeuneeren.' „Gij overlaadt mij met gunsten, mijnheer. De toekomst, die tot nu toe zoo somber voor mij was, glimlacht mij door uw toedoen reeds vrien delijk toe. Hoe zal ik u voor dit alles naar waarde kunnen danken?' „Uwe erkentelijkheid behoort mijne dochter en uwen vriend Georges Darier, en uw eigen ver diensten, maken u hunne gunsten waardig,' antwoordde de millionnair. *Wij hebben elkaar dan goed begrepen, niet waar, mijn jonge vriend? Kent gij den weg naar de zaal „Ja, mijnheer.' „Welnu, ga mij dan daar wachten bij Mary. Zeg haar, dat ik in vijf minuten gereed ben en dat gij blijft dejeuneeren." Terwijl hij deze woorden sprak, had de valsche Paul Harmant de deur der bibliotheek geopend. Vreugdedronken, haast niet in staat aan zijn geluk te geloovenwendde de jongman zich naar de zaal. hij inderdaad recht verkrijgt op vruchten van zijn arbeid, en wanneer hij niet door traagheid, door op jeugdigen leeftijdlichtzinnig en ondoordacht zich in 't huwelijk te begeven en een last op zich te nemen, dien hij nog niet dragen kan, door onvoldoende bekwaam heid of ongeschiktheid voor zijn beroep of betrekking, en nog velerlei redenen, wellicht zelve de oorzaak is van de onvoldoendheid van zijn bestaan. 't Is ongetwijfeld waar, dat men er wel aan doet zijn rechten door anderen niet met voeten te laten treden en dat de mensch er met alle kracht tegen behoort op te komen dat hem onrecht geschiede, maar aan de andere zijde, met altijd in de eerste plaats zijn recht aan 't woord ie laten bewandelt men een gevaarlijk pad en verdwaalt men licht in wat onze naburen, de Duitschers, noemen „recht- haberei". Wanneer de huisvader zegt«ik heb na volbrachten arbeid recht op eenige ontspanning met mijn vrienden en kameraden, dan heeft de vrouw evenzeer recht om te zeggenis mijn arbeid dan van minder waarde voor 't gezin dan de uwe en heb ik die van den vroegen morgen tot den laten avond bezig ben om zuinig en vlijtig te zorgen voor on derhoud en kleeding van u en onze kinderen, niet evenveel recht op ontspanning als gij en zouden dan ten slotte de kinderen met niet evenveel recht kunnen zeggen tot hun oudersOm 't aanzijn hebben wij u niet gevraagd maar geeft ons thans wat ons recht is, uw liefde uw bijzijn het geluk van een gezelligen huiselijken kring en een genoege- lijke jeugd. Wanneer men er eens toe komen kon in de eerste plaats acht te geven op de plichten, die een in alle opzichten deugdzaam mensch heeft, dan waren we een goed eind verder vooral ook omdat daardoor meer het gemeen schapsgevoel dan wel de eigenbaatzucht op den voorgrond zou treden de maatschappij zou er beter door worden. Vierde Hoofdstuk. Jacques Garaud sloot de deur en liet zich dan ontsteld, vernietigd, op een stoel nedervallen. Gedurende enkele minuten scheen hij de he vigste ontsteltenis ter prooidan verhief hij eensklaps het hootd. Zijn gelaat droeg eene hoogè purperkleur en de oogen stonden wild in hunne holten. Het zijn hoofd tusschen beide handen sprak hij „Lucien LabroueDe zoon van mijn slacht offer! Een kind, dat rijk moest zijn, en door mijne misdaad is hulpeloos geworden I En dat kind komt thans tot mij, om mij werk te vragen! En mijne dochter is liet, die den jongen be schermt! Door mijne dochter aangemeld komt hij tot mij „Is 't het noodlot dat hem hierheen geleidt of is het de Voorzienigheid?' „Lucien Labroue in dit huisLucien Labroue, aan Jeanne Fortier's onseliuld geloovend en aan Jacques Garaud's plichtigheid Lucien Labroue, die na eenentwintig jaar zijn vader wil wreken, door het veroorzaken van ergernis, door eene ergernis, die mijne dochter zou onteeren, even als mij; die het gansche gebouw van al mijne werkzaamheden als een kaartenhuis zou doen ineenstorten „Neen, neenDat mag niet zijn 1 Dat zal niet gebeuren „Die jongen zal mij niet meer verlaten. Hij moet aan mijne zijde leven, opdat ik zijn doen en laten kenne, zijne gedachten kunne bespieden en in staat zij hem des noods uit den weg te ruimen, even als ik dit met zijn vader gedaan heb. Zoo hij ging vermoeden dat Paul Harmant niemand anders is dan Jacques Garaud, de dief, de brandstichter, de moordenaar, dan Na deze kortemaar verschrikkelijke alleen spraak liet de millionnair, die gereed was des noods eene nieuwe groote misdaad te bedrijven, zich in zijn zetel nedervallen en verviel weder in eene zware neerslachtigheid. Jules Labroue's zoon vond Mary in de zaal terug. Het jonge meisje had met het grootste onge duld den uitslag van het onderhoud afgewacht dat zij tusschen haar vaderen Lucien voorbereidde. Toen zij den jongman met een van vreugde stralend gelaat zag binnentreden, deed zij twee stappen op hem toe. Wanneer men meer algemeen als levens beginsel wilde aannemen: laat ik mijn plicht doen tegenover mijn medemenschendan vloeit daaruit van zelve voort dat men anderen recht laat wedervaren en komt elk lid van de gemeenschap zeker niet minder tot zijn recht. En hoeveel beter zou 't er uitzien in de maatschappij, wanneer men zou kunnen zeg gen mij geschiedt rechtniet omdat ik dit geeischt heb, maar omdat anderen 't mij uit plichtsbesef doen wedervaren. Of 't een utopie een droombeeld is, dat niet voor verwezenlijking vatbaar is Neen waarlijk nietnu en dan ziet men nog zoovele uitingen van een hoog en heilig plichtsbesef, dat 't waarlijk niet hopeloos is dit als eerste zedelijke grondslag voor een goede maatschappij te erkennen en vast te stellen. Men schermt vaak met groote woorden die meer klinkend dan steekhoudend zijn en zoo dringt ieder zijn rechten op den voor grond en met al die rechten gaat men al scherper en scherper tegenover elkaar staan, zoo scherp en zoo vijandigdat men ten slotte zal moeten erkennen: zoo kan 't toch ook niets worden, 't moet een anderen kant uit. Kon men 't eens een korten tijd omdraaien en het plichtsgevoel eens de eerste vioolspelen, wat zou 't er voor allen beter uitzien, en wat zou een boel gekibbel en geharrewar verme den worden. De aanneming van Gladstone's ontslag aanvrage door Engelands koningin en de onmiddellijk daarop gevolgde benoeming van lord Rosebery tot minister president in zijn plaats ziedaar een feit ('t is nu alles offi cieel), dat, al 't ten aanzien van dit reeds, sinds eenige dagen stellig verwachte feit ge schrevene en gesprokene ten spijt, allicht verlokken kan tot de vulling van eenige dag- spreek!' zeide zij. „Wat is er gebeurd?» „Alles gaat uitstekend.' „Neemt mijn vader u aan „Ja, mejuffrouwVan af heden behoor ik tot het per.oneel der nieuwe fabriek, en mij is de betrekking geschonken van directeur der werk zaamheden.» Mary kon niet volkomen de ontroering bedwin gen, die zich van haar meester maakte, en, nauwelijks in staat op hare beenen te staan moest zij met de handen op een meubelstuk steun zoeken. Lucien schoot toe om haar hulp te bieden. „Zijt gij niet goed, mejuffrouw vroeg hij. „O, 't is niets, niets,» antwoordde zij. „Ik ge voel mij zoo gelukkig!....» „Maar gij wankelt op de beenen." „Dat is van vreugdeIk wenschte zoovuiig u door mijn vader aangenomen te zien.... Ver schoon deze zwakheid't Is reeds voorbij ik ben weer hersteld.* De jonge dame was werkelijk weer volkomen bedaard, althans naar den uiterlijken schijn. „Ik moet u mijne innigste erkentelijkheid be tuigen mejuffrouwspr9k dan Lucien „voor uwe edelmoedige hulp. Daaraan heb ik mijn succes te danken. Dat zal ik nooit vergeten; mijne dankbaarheid zal eeuwig duren.» Mary stak hem de hand toe. „Wij zullen later zien, of gij niet vergeetachtig zijt,' antwoordde zij glimlachend. De zoon van Jules Labroue nam de lieve kleine hand, die hem geboden werd aan, en bracht die eerbiedig aan de lippen. De jeugdige zieke gevoelde op dit oogenblik een onbeschrijflijken schok in het hart. „Osprak zij tot zichzeive„ik bemin hem Ik voel wel, hoezeer ik hem bemin En dan, hare ontroering bedwingend, vroeg zij „Zoo zult gij spoedig in betrekking treden „Morgen reeds, mejuffrouw.» „Maar de fabriek is nog niet afgewerkt.' „Voorloopig zal ik mijn intrek nemen in een groot vertrek van dit hotel, waar uw vader mij belast een teeken-atelier te houden, totdat alles te Courbevoie gereed is." „En wat zult gij heden doen „Heden ga ik met mijnheer Harmant naar de fabriek.» „Dan zult gij met ons ontbijten „Ja, mejuffrouw. Mijnheer uw vader heeft mij bladkolommen, naast 't eveneens ,wel inte ressante nieuws aangaande Crispi's positie als premier van Italië, de kansen van het han delsverdrag met Rusland in Duitschlands rijksdag, de mislukte poging van de radicalen in Frankrijks kamer, den hachelijken toestand op politiek gebied in Servie en de moeielijk- heden, opnieuw gerezen voor het Oostenrijk- sche kabinet Windischgratz-Plener. Om één uur Zaterdagmiddag togen de mi nisters van Londen naar Windsor, waar Gladstone reeds sinds Vrijdagavond toefde als gast van koningin Victoria. Ruim een uur na aankomst der bewindvoerders vertrok Gladstone weer naar Londen en toen was alles reeds geschied de 84jarige staatsman had der koningin formeel zijn ontslag aan geboden en deze had 't, naar gemeld wordt, onder haar betuiging van leedwezen aange nomen en op des „grand old mans" aanbe veling had Victoria lord Rosebery benoemd tot zijn opvolger. Over deze samenkomst tusschen de verschillende leden der regeering en Gladstone's stappen bij de koningin gebeurtenissen van een zekere historische beteekenis voor Groot Brittannie, worden tal van bijzonderheden verteld, welke geen be paalde politieke beteekenis hebben en gansch niet te vertrouwen zijn. De naaste toekomst kan reeds veel interessants leveren er is en er wordt nog steeds geconfereerd en gedis cussieerd en 't resultaat van al die saraen- sprekingen tusschen de leiders der politiek kan niet zoo heel lang uitblijven. Op 't oogenblik is de stand van zaken van dien aard, dat verwacht mag worden dat lord Rosebery de door hem gevoerde portefeuille van buitenlandsche zaken zal overdragen aan lord Kimberley, secretaris voor Indie; deze laatste pose zou dan overgaan op John Mor- ley, tot dusver secretaris voor Ierland in de plaats van Balfour en met Gladstone tot dusver de eenige hechte steun van de voor standers van home rule. Staatssecretaris voor Ierland zou dan worden Herbert Gladstone en in die benoeming zouden de nationalisten belast u dit mede te deelen.' „Prachtig! Ik ga dan mijne bevelen geven. Excuseer mij een oogenblik.» Mary verliet de zaal, zeide den kamerdienaar voor een persoon meer te dekken en begaf zich dan naar de bibliotheek om haren vader te halen. Deze vertoonde nog steeds dezelfde houding, die wij den man hebben zien aannemen, toen wij hem verlieten. Zoodra hij zijne dochter zag, stond hij op. „Welnu, liefste,' vroeg hij, .hebt gij uwen be schermeling gezien zijt gij tevreden Mary sloeg beide armen om den hals van Paul Harmant. „O ja, vader,» riep zij uit, „zeer tevreden, o, veel meer dan gij denken kunt!En ik be min hem De millionnair staarde verbaasd het meisje aan, over wier gelaat tranen van vreugde overvloedig stroomden. Diepe rimpels vertoonden zich op zijn voor hoofd, terwijl eene plotselinge gedachte zijn geest in beslag nam en een onweerstaanbaren angst zich van zijne ziel roeester maakte. Hij beefde bij 't zien der tranen, die het meisje stortte, doch trachtte de smart te verbergen die hem verteerde. „Kom, laat ons gaan ontbijten, liefstezeide hij. „Ja, vader, laat ons gaan,* herhaalde Mary, „en zoo gij 't mij toestaat, vergezel ik u straks naar Courbevoie.' „Wenscht gij dat?» „Zeer.» „Welnu dan! Aangenomen!» Vader en dochter gingen tot Lucien en namen plaats aan tafel in de eetzaal. Gedurende het ontbijt sprak Paul Harmant met zijnen directeur over aangelegenheden die de zaak aangingen. Jules Labroue's zoon beantwoordde de vragen van Mary's vader op eene wijze, die hem spoedig deden inzien, dat hij in den jongman een persoon van zeer groote verdienste gevonden had. „Mary's gelaat straalde van vreugde. Aan 't einde van 't ontbijt kwam Theodore mededeelen, dat de landauer gereed stond. De drie personen die te zaam gedejeuneerd hadden vertrokken naar Courbevoiewaar wij echter hen niet volgen zullen. Tegen vier uur des namiddags keerden zij, na een bezoek in de werkplaatsen, te Parijs terug.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1894 | | pagina 1