Nummer 31. Donderdag 19 April 1894. 17e Jaargang.
1)1 BR00DDR44GSTER.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
UITGEVER'
ANTOON TIELEN,
VOLHARDING.
FEUILLETON.
De Echo van het Zuiden.
Wiiiilwijltsclif en Langslraalsclie Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
tan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 17 regel» 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau ven
Adolp Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Niet aan ieder wordt de gelegenheid ge
opend om groote dingen tot stand te brengen.
Daartoe is noodig een samentreffen van ge
gevens welke men maar zelden vereenigd
vindtkloekheid in het denken kracht in
het handelen ruime beschikking over hulp
middelen de meest mogelijke vrijheid van
bewegingen ten slotte de moedom
telkens en telkens weer den strijd aan te
binden ter verwijdering van schier onophou
delijk voorkomende hinderpalen, die de ten
uitvoerlegging van het eenmaal opgevatte plan
in den weg staan gezwegen nog van de
gelegenheid dat wil zeggen het vinden van
den juisten tijd en de aangewezen plaats
om de schepping der gedachte tot werkelijk-
.heid te brengen.
Groote dingen onze eeuw ziet ze in
menigte in het aanzijn treden, en wie er zijn
aandacht aan geeft, gaat letterlijk van de
eene verbazing in de andere. Doch zij komen
snelde ontwerper, staande op de schouders
dergenen, die vóór hem stoute plannen ten
uitvoer brachten, verzamelt om zich heen een
leger van medewerkersen binnen een be
trekkelijk kort tijdsverloop is de wereld een
wonder rijker geworden. Dat is hetgeen het
oog aanschouwt; maar wat men niet ziet,
den moeitevollen arbeid van voorbereiding
het beleid, om al de bezwaren te wederleggen
of te overwinnenen de taaie volharding
waarmede het eenmaal opgevatte wordt vast
gehouden, trots tegenwerking vaak en aan
vankelijk teleurstelling niet zelden daarvan
wordt men in den regel niets gewaar.
En toch is deze laatste eigenschap wel een
der hoogste, die den man van karakter ken
merkt tevens de onmisbaarste om het
welslagen te verzekeren.
Zij onderstelt in de eerste plaats een vaste
overtuiging van op den goeden weg te zijn,
want wie twijfelt aan zichzelve is niet bij
machte den twijfel van anderen het hoofd te
bieden. Men moet weten wat men wil om te
kunnen doen wat is voorgenomen.
Naar het Fransch door W. v. R.
Overgenomen uit de Meierijsche Courant
76
Jacques Garaud ging voort:
„Waarom zou ik Jacob Mortimer's voorbeeld
niet volgen? Waarom zou ik mij minder edel
moedig toonen dan hij De fortuindie ik u
aanbied, zal de bruidschat mijner dochter zijn."
„Mejuffrouw Mary zou mijne vronw worden
„Zeker," antwoordde de millionnair met een
gedwongen lachjeMij dunkt dat daarin niets
schrikbarends gelegen is. Mary heeft het oog op
u laten vallen, dierbare Lucien; zij waardeert uwe
schoone hoedanighedenEn ik kon niet anders
dan hare keuze goedkeuren, want ik acht en
bemin u. Ik zou er fier op zijn u mijn schoon
zoon te mogen noemen."
„Mijnheer," antwoordde Lucien haastig, ,uw
aanbod is mij een bewijs uwer achting en sympa
thie. Het vereert mij zeer, en ik ben er diep door
getroffenmaar ik kan het niet annemen.'^
„Nog eens, waarom niet?" vroeg Jacques Ga-
raud, zeer ongerust en verbaasd.
„Het is te veel eer voor mij."
„Dat is geene reden."
„Ik acht ze voldoende."
„Maar hebt gij mij dan r.iet begrepen?Ik
heb u gezegd, dat gij Mary's uitverkorene zijt.
Ik zou hebben moeten zeggen, dat zij u bemint.
Ja, het arme kind bemint u met al de krachten
harer ziel, en zoo zij geen wederliefd erlangt, zal
zij het met den dood bekoopen."
„Mijnheer Harmant," antwoordde Lucien op
bewogen toon, „uwe openhartigheid eischt ook
de mijneIk zou wel ondankbaar zijn, zoo ik
niet eene grenzelooze erkentelijkheid voor u koes
terde, doch deze erkentelijkheid is gemengd met
een droevig leed."
„En dat is?"
„Dat ik u door eene weigering moet bedroeven.
„Dwaasheid 1 Gij kunt geen enkel ernstig mo-
Vervolgens vereischt zij algeheele toewij
ding. Ook hier geldt het woord der gewijde
schriftdat wie de parel van groote waarde
heeft ontdekt, alles verkoopt om haar machtig
tè worden. Wie door een grootsch plan wordt
in beslag genomen, geeft er al zijn aandacht,
zijn geheele ziel aan, en heeft niet meer dan
de allernoodigste belangstelling voor de lagere
dingen, waarmede anderen, minder begaafd
dan hij, zich bezighouden.
In de derde plaats behoort tot haar attri
buten een onuitputtelijk geduld. Al schroomt
de man van kloeke daden niet voor geweldige
krachtsinspanninghij weetdat de vrucht
van zijn arbeid slechts te zijner tijd kan rijpen,
en bezit den moed, dien tijd af te wachten.
Echter, zooals gezegd is, de gelukkigen, die
door hun aanleg en door de omstandigheden
zijn geplaatst aan de spits van den vooruit
gang, de beheerschers van natuurkrachten, de
scheppers en wegbereiders, vormen een zeer
kleine minderheid. Verreweg de meester,
onzer zijn in nederiger positie geplaatst
moeten met zwakke krachten en beperkte
hulpmiddelen door het leven gaan. Is voor
hen wellicht volharding minder noodig?
Het getal personen dieals het er op
aankwam, bereid zouden zijn een groot offer
te brengen, zelfs dat van hun leven, ter wille
van een algemeen of dringend belangis
waarschijnlijk niet gering. Verhalen van
edelmoedige daden, in een plotselinge opwel
ling van menschlievendheid of vaderlandslief
de verricht, bereiken ons zeer dikwijls. Doch
van niet minder waarde, van misschien nog
hoogere orde is de onafgebroken reeks van
daden, die omsloten ligt in het begrip van
toewijding. In romans worden ons somtijds
modellevens geschetst, en zulke lectuur
behoort zeker niet tot de minst opbouwende;
ook de werkelijkheid vertoont ze ons zeer
dikwijls. Daar is het niet het flonkerschijnsel
eener kortstondige beroemdheid, dat tot vol
harding uitlokt; de helden en heldinnen van
den plicht trekken niet het oog der menigte,
vinden zelfs in eigen kring niet de waardee
ring waarop zij met volle recht aanspraak
kunnen maken, 't Doet er niet toe; zij hebben
zich een taak voorgeschreven haar te
verrichten, tot het einde, is hun ernstig stre
ven, en daarin vinden zij het hoogste loon.
In onzen tijd van overspanning en drukte
is het noodig op dergelijke voorbeelden de
aandacht te richten. De volharding in den
grootschen kamp der kleine plichten vertoont
zich niet aan den openbaren weg; zij schuilt
weg in het verborgen als het bescheiden
veldbloempje, dat zijn schatten van kleur en
geur en vorm niet opdringt aan het bewon
derend oog, doch langer bloeit dan de met
zorg gekweekte pronkstukken der serre. Rustig
doorstaat het de wisselingen van storm en
hagel, van regenvlagen en zonnegloed, die
de meer bevoorrechte zuster zouden doen
bezwijken; en wie zich in den aanblik wil
verlustigen, moet er naar zoeken.
Wij kennen trouwhartige arbeiders, die het
volstrekt niet als een ellende beschouwen
hun dagelijksch brood met moeite te moeten
verdienen, niet smalen op een maatschappe
lijke inrichting, die hun een overvloed ont
houdt, welke anderen ten deelt valt, en blij
moedig zich geven aan de zorg voor het wel
zijn der hunnen. Wij hebben eerbied leeren
koesteren voor zoo menige vrouw uit de zooge
naamde lagere volksklasse, die met weinig
middelen veel kan doen, omdat zij haar hart
legt in wat de plicht haar voorschrijft en
wier hoogste loon daarin bestaatdat zii
kinderen opkweektharer waardig. Menige
dame „van goeden huize" laat zich huldigen
dewijl zij zich verwaardigt een klein gedeelte
van haar talenten, van haar fortuin, van haar
tijd ten beste te geven aan eenig werk der
barmhartigheid; en ofschoon wij elke uiting
van waarachtige menschenliefde op hoogen
prijs stellen, laten wij niet vergeten dat een
geheel leven, van het begin tot het einde
gekenmerkt door zelfverloochening, hooger
lof verdient naarmate zij die er zoo ten
volle in opgaan, het minder als iets bijzonders
beschouwen.
Iets goeds zich voor te nemen, is vrij al
gemeen, we doen het bijna iederen dag. Ook
tief daartoe hebbenriep de millionnair uit.
„Integendeel, de ernstigste van alle redenen
Mijn hart behoort mij niet meer toe
„Bemint gij dan iemand
„Ja, ik bemin een jeugdig meisjeIk heb ge
zworen haar te huwen en niets ter wereld kan in
staat zijD mij aan dien eed te kort te doen komen."
„Een meisje zonder fortuin, wed ik.'
„Dat hebt gij geraden. Mijn aanstaande bezit
niets."
„Dierbare Lucien, de liefde gaat voorbij, maar
het geld blijft
„Mijne liefde is onverwelkbaar en de fortuin is
niets voor mij tegenover de vreugde des harten."
„Denk nog eens na."
„Dat zou niets baten, mijnheer."
„Gij zult niet vergeten, dat Mary u zoo vurig
bemint
„Gij hebt het zooeven gezegd, mijnheer, de
liefde gaat voorbij."
„Het arme kind is te diep getroffenMary
zal het besterven
„Mijne bescheidenheid laat mij niet toe dit te
geloovenIk smeek u, mijnheer, dring toch
niet verder aan."
„Welaan dan 1 Doch nog eens verzoek ik u wel
te willen nadenkenuwe toekomst staat op
het spel Vergeet dat niet
Lucien was opgestaan.
„Vergeet het niet!" herhaalde Paul Harmant.
De jongman neeg en vertrok.
Dan wandelde de industiieel langzaam op en
neer duor het vertrek.
„Hij bemint elders, bemint een jong meisje
zonder fortuinHij weigert mijn kind te hu
wen Dat zal Mary's dood zijn
„O, neen, neen 1" voegde hij er dan weer na
een oogenblik stilte bij. „Dat zal niet gebeuren 1
Eerst mijne dochter! Voor alles mijne dochter!"
„Die vrouw, welke zich van Lucien's hart
heeft meester gemaakt, zal ik weten te ontdek
ken, en zoo zij een hinderpaal vormt, zal ik
Mijne dochter moet leven! Al het overige kan
mij weinig schelen."
Mary wachtte met een ongeduld, dat gemak
kelijker te begrijpen dan te beschrijven is, de
terugkomst van haar vader af.
Na de crisis, welke wij hebben bijgewoond, had
zij enkele uren gerust en in den slaap eene be
trekkelijke kalmte en eenige kracht opgedaan.
ziet men heel dikwijls een begin van uit
voering. Doch zoodra eenige moeielijkheid
zich voordoet, is de geestdrift spoedig ver
flauwd. Men had niet gerekend op tegen
kanting, wel op aanmoediging, en deze blijft
achterwege. Men ontmoet bespotting bij
menschenmet wie het wenschelijk is op
goeden voet te blijven. Men had niet ge
dacht met dierbare gewoonten te moeten
breken om de taak te vervullen, voor welke
aanvankeli'k het hart zoo warm klopte. Het
„mooie'' gaat er weldra af, de lust wordt een
last, en het eerste het beste voorwendsel wordt
aangegrepen, om dien, liefst ongemerkt, van
de schouders te werpen. Ach, van hoeveel
fraaie loekomstgebouwen heeft men wel de
grondslagen gelegd en misschien de eerste
verdieping opgemetseld, zonder dat er ooit
iets bewoonbaars is gestichtDe wereld is
bezaaid met bouwvallen, woest en ledig ge
laten omdat het den architect aan volharding
ontbrak
Wilt gij een toren bouwen, zoo bereken
eerst de kosten. Ja, maar houd ook rekening
met uw krachten. Overleg ernstig bij u
zelveof gij den moed bezitvol te houden
ook wanneer het werk mocht tegenslaan.
Want, moet de arbeid onvoltooid blijven, dan
is er meer verloren dan het geval zou zijn
indien het niet ware aangevangen. De te
leurstellingen van den een zijn een afschrik
king voor den ander; een verlaten Panama
kanaal ontneemt den lustom nog meer
landengten voor de scheepvaart doorte graven.
In volharding, kostbaarste eigenschap van
het karakter, ligt een krachtig element van
vertrouwen. Niemand is zeker, dat het hem
zal gegeven worden zijn werk door het einde
te zien kronen, maar allen moeten we zoo
handelenalsof we die zekerheid bezaten.
Want is een goed werk onvoltooid gebleven
omdat den arbeider het gereedschap ontviel,
doordien zijn levensweg werd afgesloten, dan
zullen anderen ingaan en de taak voortzetten.
De vooruitgang is eeuwig, hoezeer ook zijn
dienaren elkander afwisselen.
Bij het geslacht, dat om ons heen opgroeit,
Des namiddags had zij zich naar madame
Augustine laten brengen, waar Lucia bijna op
hetzelfde oogenblik aankwam.
„O, lieve," zegde haar Mary, wat ben ik te
vreden u weder te ontmoeten Doch vooreerst
heb ik een verwijt tot u terichten."
„Verwijtingen mejuffrouw riep de jonge mo
diste verwonderd uit.
„Ja."
En waarover
„Gij zijt mij niet komen opzoeken
„Daar ik niets bij u te doen had, mejuffrouw,
durfde ik het niet wagen u te komen derangeeren."
„Dat w.is verkeerd van u, Lucia, zeer verkeerd.
Gij weet wel, dat uwe tegenwoordigheed mij
steeds zeer aangenaam isGij haat moeten
komen."
„Ik durfde niet
„In 't vervolg zult gij durven, niet waar, lieve?
Kom dikwijlsik vraag het u nogmaals Ik zal
overigens madame Augustine verschillende klee-
dingstukken bestellen, zoodat gij dan van tijd tot
tijd kunt komen passen."
„O, zeer gaarne."
„Zeg, Lucia, ik heb zin u ook eens te komen
bezoeken
„O, mejuffrouw, wat zal mij dat aangenaam
zijnantwoordde het jonge meisje lachend „'t
Ziet er wel zeer eenvoudig uit bij mij op de
zesde verdieping, maar gij zult er door een er
kentelijk en toegenegen hart ontvangen worden."
„Daarvan ben ik overtuigdGeef mij uw
adres."
Lucia noteerde straat en nummer op een stukje
papierdat Mary in een ivoren agenda stak.
„Afgesproken dan!" zegde deze. Op een Zon
dag kom ik u een bezoek brengen."
Lucia was gereed te antwoorden
„Dan zal mejuffrouw wellicht mijn annstaande
bij mij aantreffen, Lucien Labroue, den directeur
van den heer Paul Harmant."
Doch daartoe had zii den tijd niet meer.
De komst van madame Augustine brak hier
het gesprek at.
Lucia moest in de stad een kostuum gaan aan
passen en zij vertrok, na de dochter van den mil-
.ionnair beleefd gegroet te hebben.
Mary bestelde allerlei zaken, waaraan zij ech
ter geen behoeite had, ging een wandeling doen
in het bosch, geheel alleen, half in haar rijtuig
verscholen, en keerde dan naar de Murillostraat
terug.
Het sloeg vijf uur.
Paul Harmant kon nog geruimen tijd op zijn
terugkomst laten wachten.
Niettegenstaande de industrieel zeer goed wist,
dat hij koortsachtig verwacht werd, draalde hij
toch en vroeg zich angstig af, wat hij aan zijne
dochter zou antwoorden.
Eindelijk was 't half zeven. Hij moest terug-
keeren.
Zeventiende Hoofdstuk.
Toen de valsche Paul Harmant 'uit het rijtuig
stapte, deed hij zich geweld aan om een vroolijk
gelaat te toonen, en haastte zich naar Mary.
Het jonge meisje liep hem tegemoet en sprong
hem aan den hals.
„Liefste kind," riep hij uit, „wat ben ik ge
lukkig te zien, dat alles goed gaat."
„O, zeer goed, vader, zeer goed Na uw vertrek
heb ik rustig geslapen, en toen ik wakker werd,
was ik geheel hersteld. Dan ben ik uitgereden
naar madame Augustine, en heb werkelijk dwaze
bestellingen gedaanGelukkig dat gij rijk ge
noeg zijt. want de rekening der modiste zal een
hoog cijfer beloopen. Daarna deed ik eene wan
deling in de laan der Acacia's in het bosch. Zoo
bracht ik den dag door. En gij, .vader, wat hebt
gij gedaan Brengt gij mij gunstige berichten, of
althans hoop op toekomst mede?"
„Ja, liefste kind," antwoordde Harmant zonder
aarzelen, „Ja er is alle hoop."
„Hebt gij aan Lucien gezegd, dat ik hem be
min
De millionnair vertoonde een gedwongen lachje.
„Gij windt er geen doekjes om, lieve! Denk
toch aan de betamelijkheid! Vergeet gij die niet
al te zeer P*
„Neen, vader, ik vergeet niets," antwoordde
Mary, „en mijn woord heeft mijne gedachte ver
radenMet inachtneming van alle betamelijk
heid zoudt gij Lucien aan het verstand kunnen
brengen, dat, zoo hij eene aanvraag deed, deze
gunstig zou ontvangen worden."
„O, dat heb ik niet nagelaten. Ik heb in het
kort het onderhoud herhaald, dat wij met Georges
üarier over zijne terreinen te Alfortville hadden en
er dan bijgevoegd De fabriek op die terreinen
gebouwd zal de bruidschat mijner dochter zijn.'