Nummer 35. Donderdag 3 Mei 1894. 17e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
DE IIROODDRUGSTEH
UITGEVER-
ANTOON TXELEN,
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
V
cho van het Zuiden,
ulv(jksrkf en Langslraatscbe Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag: en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00.
franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 1—7 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, morden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steinir, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
WATER in den WIJN.
De dingen „verwateren" wordt algemeen
aangemerkt als een niet zeer lof- en aanbe
velenswaardig bedrijf. In den gewonen zin
zijn we weinig gesteld op de producten eener
warenvervalsching, die aan een bekend straat
lied herinnert. Toch is zij hier ten lande
nogal inheemsch zoodat zelfs melkboeren
die op gehalte leveren aan een fabriek, waar
door kunstmatige vermeerdering van de hoe
veelheid hun geenerlei voordeel kan aan
brengen, soms iustinctmatig den ouden sleur
volgen. Dat komt denkelijk vanwege den
aard van ons klimaat en onzen bodem.
Den wijn genieten wij in den regel liefst
in onvermengden toestand, zooals hij van de
drui... Wacht even, tusschen perskuip en beker
liggen vele stations, en op één daarvan kan
licht iets gebeuren dat aan de gewoonten
der oude Grieken doet denken, wier zwaar
en pittig wijnstok product de samenwerking
van het visschenelement noodzakelijk maakte,
maar voor de schatten van Frankrijks en
Duitschlands wijnbergen minder gebiedend
wordt geeischt. Laten wij maar leven in het
vertrouwen, dat de veelgeroemde versnijdings
kunst binnen de grenzen der betamelijkheid
beperkt blijft.
De meeste redenaars, die ons in volle teu
gen met de voortbrengselen hunner welspre
kendheid laven, doen als de schenker bij de
Hellenen. Wij onderstellen, dat zij ons wer
kelijk iets te zeggen hebben, en luisteren met
aandacht, niet twijfelende, of zij zullen zich
beijveren, „klaren wijn" te schenken. Maar
helaas, dikwijls is er heel wat water bij. 't
Wordt, in plaats van een krachtigen dronk
een slap grogje dat wel veel ruimte vult
doch het opwekkend vermogen eener kern
achtig uitgedrukte overtuiging mist. Het is
de fout van vele sprekers, dat zij zich ge
roepen achten een bepaalde tijdruimte vol
te praten; zij vervallen in herhalingen ver
liezen zich in uitweidingen, verdiepen zich in
noodelooze beschouwingenomslingeren de
strenge lijnen van hun betoog met gansch
Naar het Fransch door W. v. R.
Overgenomen uit de Meierijsche Courant
79
Er waren metselaars in hunne werkpijen en
breede broeken met kalk en pleister bemorst,
smeden, huisschildersin één woord alle stielen
schenen er vertegenwoordigd te zijn.
De naderende dronkenschap zorgde voor luid
ruchtigheid.
Sommige personen waren aan 't kaartspel, an
dere zongen, allen rookten.
Twintigste Hoofdstuk.
Ovidius was op 't punt de klink om te draaien,
toen eensklaps de deur geopend werd. Een met
selaar trad buiten, geheel met pleister bedekt en
volkomen dronken.
't Was een man van ongeveer veertig jaar,
Op den drempel stond hij een oogenblik stil en
staarde dan Solheau, op de beenen waggelend,
met een beestachti^en glimlach aan.
Daarna vroeg hij met kleverige tong:
Zijt gij hier gekomen om een litertje voor mij
te betalen? Spreek op! Ik ken u niet!"
«Om u een litertje te betalen herhaalde Ovidius
lachend. „Ja, dat wil ik wel doen, maar hier
niet."
«.Waar gii wilt!.. Als 'tmaar goed is wat gij
biedt," zegde de dronkaard«.Gij schijnt mij een
vroolijke jongen te zijn,.... en hebt zeker ruim
geld op zak.... Ik bezit geen roode duit meer....
Ik heb mijn veertien dagen gebeurd, de schuld
betaald en.... een aardig litertje door 't keelgat
gegoten.... Ik bezit dat niet meer," voegde hij er
bij, eene bekende beweging met duim en wijs
vinger makend, «en toch heb ik nog dorst,., veel
dorst;ik heb altijd dorstDrinken is mijn
leven
«-Laat ons drinken, laat ons klinken
«Kom laat ons vroolijk zijn I"
Zoo klonk het dan niet zonder moeite uit de
overbodige ophelderingen die de aandacht
vermoeien en de punten waar het op aankomt
aan den geest doen ontglippen. Vooral par
lementaire en andere politieke redevoeringen
zijn voorbeelden van zulk een verwaterings-
proces, dat de gedachte doet verdrinken in
een stortvloed van woorden, en in gemeen
teraadsvergaderingen krijgen wij er ook vaak
staaltjes van.
In het gewone dagelijksche leven komt het
veelvuldig voor dat wegedwongen of uit
eigen vrije beweging, naar de waterkaraf
grijpen. Van de omstandigheden, onder welke
het geschiedthangt het af of we daarmee
een goede daad verrichten.
Tal van betrekkingen, waarin we tot elkan
der staan, worden beheerscht door een stil
zwijgende of opzettelijke overeenkomst. De
meeste menschen zijn erg gesteld op eerbie
diging hunner rechten, en kunnen niet toelaten,
dat aan deze in eenig opzicht te kort wordt
gedaan. Hun eischen staan vasthet komt
niet bij hen op te gelooven, dat zij overvra
gen. Wanneer nu de andere partij even
veeleischend en onverzettelijk is, dan ligt het
voor de hand dat overeenstemming en samen
werking moeielijk is te verkrijgen. Vandaar
een langdurige strijd van wederzijdsche in
zichten en belangen, een gemis van toenade
ring dat op gezamenlijke schade uitloopt.
Wist elk op zijn beurt, in de juiste mate
water in zijn wijn te doen dan ware het
ontmoetingspunt spoedig gevonden, vanwaar
beider wegen voortaan in dezelfde richting
konden loopen.
Het ontbreken van dit streven maakt den
strijd op maatschappelijk gebied dikwijls zoo
heftig. We hebben in onze taal van die
eenvoudigegezellige zegswijzendie zoo
juist de te volgen gedragslijn afbakenenen
waarvan iedereen de waarde erkent, zooals
„Men moet leven en laten leven"; „men
moet weten te geven en te nemen"; het
is niet goed, het onderste uit de kan te be-
geeren". Jammer maar, dat de practische
toepassing dier voorschriften van levenswijs
heid zoo menigmaal achterwege blijft. Het
keel van den metselaar met zijn vuile werkpij,
die geheel met pleister en kalk besmeurd was.
Tevens had de man Soliveau's aim gegrepen om
bij den dwazen sprong, dien hij deed, niet het
evenwicht te verliezen.
Zoo deden zij eenige stappen vooruit. Eensklaps
vroeg hem Ovidius:
«Wilt gij twintig franken verdienen
«Twintig frs I.... Wilt gij twintig frs laten ver
dienen Zijt gij dan bankier, gij?*
«Neen, man, neen, maar ik geef toch twintig
frs. voor uw pij, uw werkbroek en uw pet."
De dronkaard schoot in een schaterlach, door
een aanval van hik onderbroken.
«Mijn plunjestamelde hij dan. «Wat wilt
gij met mijn plunje aanvangen
«Ik ben tooneelspeler en moet morgen een met-
selaarsrol in het theater Batignolles vervullen.
Ik wil een kostuum naar de natuur."
«Kijk I Dat is aardigEn gij geeft een gou
den Louis voor mijn plunje?"
«Ja."
«Wel dan is de koop geslotenVooruit met
uw goud of met uw vier achterwielenDaar
hebt gij mijn pet al
En hij plaatste ziin hoofddeksel zoo krachtig
op Ovidius zachten hoed, dat een stofwolk om-
hoogsteeg en de hoed den komediespeler tot over
de oogen schoot.
De metselaar ging voort zich te ontkleeden,
doch had blijkbaar groote moeite om daarmede
gereed te komen.
«Gij wilt mijn werkpij?Ziedaar!"
En hij wierp Ovidius het kleedingstuk op den
arm.
Na eenige oogenblikken ontving Soliveau de
werkbroek en maakte een pakje van het geheel,
dat hij onder den arm stak.
«Is 't zoo goed vroeg daarop de metselaar
die er thans in zijne blauwe onderbroek, bloots
hoofds en in de hemdsmouwen vrij zonderling
uitzag. «Ik kom ookIk wil u zienals er
mij morgen nog iets van de twintig frs. over
blijftMaar waar is nu het geld
boliveau tastte in den zak, bracht vier stukken
van vijf fr. te voorschijn en stak die den dronk
aard in de hand.
Zoodra deze laatste weer iets op zak had, wilde
hij op zijne beurt edelmoedig zijn en den komediant
trakteeren.
voldoen aan rechtmatige eischen moet soms
met geweld worden afgeperst; aan den ande
ren kant ziet men voorwaarden stellen, die
met den besten wil van de wereld niet in
vervulling zijn te brengen, Hoe komt het,
dat partijen dan geharnast en gewapend
tegenover elkander staan, en geen duimbreed
willen wijken van het eenmaal ingenomen
standpunt? Gewoonlijk krijgt, en terecht, het
egoïsme er de schuld van, maar niet zelden
ook is er een andere drangreden mee ge
moeid. Men acht het aan zijn waardigheid
verplicht niet toe te geven. Het is niet om
de knikkers, maar om het recht van het spel.
Men wil zich de wet niet laten voorschrijven.
Men ijvert voor een beginsel, en zal dat on
geschonden handhaven.
Met dat al wordt veel schade geleden, en
niet alleen in stofïelijken zin. Veel grooter is
het zedelijk nadeel, dat de verstoorde har
monie teweegbrengten dat blijft bestaan,
ook nadat, noodgedrongen, een schikking is
getroffen. De overwonnen partij is zelden
verzoeningsgezinder blijft zekere wrok be
staan een wantrouwen dat bij de eerste
gelegenheid de wapens opnieuw doet opvatten.
Er is echter een terreinwaar niet dan
onvermengd druivensap in onze bekers kan
parelen. Het is daar waar we strijd hebben
te voeren tegen onwaarheid, verdachtmaking
en ongerechtigheid. Daar moeten we onver
zettelijk zijn, wat het ook moge kosten. Elke
waterdroppel, daar geplengd, is vergif.
Zaterdag heeft de begrootingscommissie uit
Frankrijks kamer een aanvang gemaakt met
de algemeene beraadslagingen over de be
grooting en dadelijk is reeds gebleken, wat
eigenlijk in verband met de samenstellingen
de presidentsverkiezing niet twijfelachtig was:
de oppositie van een zeer aanzienlijk deel der
gekozenen tegen de financieele hervormings
plannen der regeering. Een aantal leden der
commissie voerden het woord en de algemeene
«Neen, neen," antwoordde Ovidius, «ik moet
naar huis. Ik heb mijn rol nog te leeren."
«Vooruit dan, oude jongen,maar ik ga nog
eeu glaasje wagenZoo gij nog ooit dergelijk
plunje noodig hebt, denk dan aan uw goeden
vriend Pierre Bouboure, hotel Cantal, ginds op
den weg naar Clichy."
«Ik zal 't niet vergeten. Goeden avond
Ovidius haastte zich naar huis.
De dronkaard liet de vijf fr. stukken in de
hand klinken.
«Ziedaar een buitenkansje!" sprak hij op luiden
toon. «Twintig franken voor mijne prullen Zij
waren geen vijfenveertig stuivers waard
Waggelend van den eenen kant der straat naar
den andere, aanhoudend struikelend over scherpe
straatkeien, keerde hij in zijn zonderling kostuum
naar het wijnhuis terug, dat hij tien minuten te
voren verlaten had.
Zoodra Ovidius thuis gekomen was, legde hij
de kleederen, die hij gekocht had, op een stoel
neder, en begaf zich naar bed om zoo mogelijk,
eenige rust te genieten.
Hij sliep echter nietDe vrees, dat hij te laat
te jCourbevoie zou zijn, belette hem de oogen
dicht te doen.
Om half vier stond hij op, kleedde zich warm
aan, en stak zich in de metselaarskleeren, die hij
had aangeschaft.
Zoo uitgedost, met de zonderlinge en besmeurde
pet op 't hoofd, wierp hij een blik in een spiegel.
Hij was geheel van gedaante veranderd.
«O, hij zou wel slim moeten zijn," dacht hij,
«die Lucien Labroue, om mij in dit kostuum te
herkennen
Dan nam hij een oude overjas, die hij van
Amerika had mede gebracht, en deed die over
de werkpij aan.
Deze jas zag er wel zoo heel goed niet meer
uit, maar stak toch bij het overige zeer af.
„Vooruit!" dacht Ovidius, «onaer den weg zal
ik de zaken nader overlegden.'
En hij verliet zijne woning om zich naar Cour-
bevoie te begeven.
Het was in het begin der maand April. De
dagen begonnen te lengen.
Om vijf uur was het reeds helder dag.
Terwijl Ovidius den boulevard afzakte, ontdekte
hij aan zijne rechterhand een huis in aanbouw
en nabij dnt huis, onder een afdak een hoop pleister.
discussie zal worden voortgezet en beëindigd
met een votum over een voorstel van Doumer,
bedoelend de invoering van een algemeene
inkomstenbelastingter vervanging van de
voorgestelde woningbelasting en over Lock-
roy's voorstel om de begrooting in haar geheel
terug te zenden aan de regeering ter invoe
ring van bezuinigingen Doumer's voorstel
bedoelt een progressieve inkomstenbelasting,
rekening houdend met de familielasten van
den belastingplichtige door het globale in
komen te deelen door het aantal van hen
die er van moeten leven en dezelfde woning
deelen.
Komt de regeering tot een fiasco tegen
over de begrootingscommissie, dan kan zij
altijd nog appèl teekenen bij de kamer en
het zou niet voor de eerste maal zijn, als de
kamer zich dan uitsprak in strijd met de
commissie. Ernstiger is dan ook eigenlijk de
samenstelling der commissie uit 17 regee-
ringsgezinden en 16 radicalen, terwijl de
rechterzijde zoowel als de sociaal-democraten
niet eens een vertegenwoordiger hebben in
die commissie.
In verband met de mogelijkheid, dat mi
nister Burdeau 't warm zal krijgen en zelfs
eenige kans heeft te sneven op het veld van
eer, is 't wel eigenaardig op te merken hoe
gansch anders 't in Duitschland toegaat. Daar
heeft minister Miquel, de Pruisische titularis
van financien, den rijksdag rustig laten ver
klaren, dat nieuwe indirecte belastingen niet
zullen worden aangenomen, daar de directe
belastingen reeds zoo zwaar drukken op het
volk en hij heeft nu, naar luid de berichten,
geheel van de verdediging van zijn hervor
mingsplannen afgezien, zoodat Posadowski
de minister vau financien van Duitschland
zich met dat karweitje moet belasten.
In de begrootingscommissie uit Italie's
kamer heeft de minister van oorlog Mocenni,
Zaterdag verklaard, dat er alleen op de ad
ministratie nog te bezuinigen viel en dan
meende hij nog, dat 't geen daarop bespaard
Hij naderde, nam een paar handenvol op van
dat goed, hetwelk hij op zijn overjas uitstrooide
om dezen meer in overeenstemming te brengen
met zijne overige kleederen.
Dan vervolgde hij zijn weg.
Om half zes kwam hij te Courbevoie aan tegen
over de schoone fabrieken van den valschen Paul
Harmant.
Nauwelijks was hij er vijf minuten, toen de
groote poort eeopend werd om twee platte wa
gens door te laten, met zware kisten beladen.
In deze kisten waren zware machinerieën gepakt
die naar het station van den Lyon-spoorweg
moesten vervoerd worden.
Twee voerlieden begeleidden de wagens, die
ieder met drie paarden bespannen waren.
Een oogenblik stonden zij stil.
Toen verschenen Lucien Labroue en twee me
caniciens, die zich bij de camions vervoegden,
waarna de poorten gesloten werden.
Ovidius naderde met een onverschillig uiterlijk
van iemand, die zonder veel haast te hebben,
zich naar zijn werk begeeft.
Niemand sloeg eenige acht op hem.
Een der voerlieden vroeg aan den directeur
der werken
«Kunnen wij vertrekken, mijnheer?'
«Ja, zeker. Hoeveel tijd hebt gij noodig om
het station te bereiken
«Het is zooeven half zes geslagen. Zoo wij geen
tegenspoed hebben, zullen wij om half acht op
de ladingsplaats zijn."
«Laar ons hopendat alles voorspoedig ga
«Vergezelt gij ons, mijnheer Labroue?'
«Ik zal u met Franchet en Ledoux wachten
aan het goederenbureau.'
„Wij zullen trachten op tijd daar te zijn.„
De voerman legde de zweep over de paarden,
en de zware wagens kwamen in beweging.
«Wij zullen een rijtuig nemen, zoodra wij een
koetsier aantreffen, sprak Lucien tot de twee me
caniciens. «Laat ons intusschen maar opstappen.
En de drie personen sloegen met vluggen tred
den kortsten weg in.
Ovidius volgde hen.
Geen woord was hem ontgaan.
„Ik zal ook een rijtuig nemen," mompelde hij.
Er waren nog geen personen op de been; de lucht
was helder, een beetje koud, een uitstekend weer
om te voet te loopen.