Nummer 47. Donderdag 14 Juni 1894. 17eJaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
llhOOUDIlUhSM
UITGEVER:
ANTOON TIELEN,
Zijdie ziek voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonneerenontvan
gen de nog deze maand verschij
nende nummers GRATIS.
De beginselen der bedrijfs
belasting.
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
De Echo van het Zuiden.
Wiialwijksclic cd Uiigstnialschc Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 1—7 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Aan de ulgemeene klacht over de zware
taak van aangifte voor die belasting kan
wellicht eenigszins worden te gemoet geko
men, door in breede trekken aan te geven
welke de beginselen waren, die den wetgever
leidden.
Het vermogen was bij een vorige wet
getroffennu waren de inkomsten aan de
beurt. Niet alleen moest belast worden alles
wal men verdiende of verkreeg in zaken
door nering, bedrijf enz., maar alle inkomsten
hoe en waardoor ook verkregen.
De wet zegt: al wat in geld of geldswaarde
genoten wordt uit bedrijf, beroep, onderne
ming ambt, waardigheid, bediening of be
trekking tijdelijke of voor eens verrichte
werkzaamheid van welke aard ook, aandeel
in winst of overwinst, bedongen of niet be
dongen. Wie dit bedaard naleest, begrijpt
zelfs in bijzonderheden wel, waar het heen
moet, en dat alles moet worden opgegeven
wat inkomen is.
De fabrikant, de koopman, de aannemer
de ondernemer, de ambtenaar, de bedienaar
van den godsdienst, de directeur of de loop
jongen van een groote maatschappij, de tij
delijk aangestelde opzichter, zij allen hebben
aan te geven wat zij als zoodanig en ook op
andere wijze, als inkomen hebbeD.
Men mag de onkosten welke tot het
bedrijt, den handel, de nering, in één woord
tot „de zaak" behooren en gemaakt moeten
worden, van de bruto inkomsten aftrekken
maar alleen de onkosten voor „de zaak,»
niet die, welke men daar buiten maakt, en
Naar het Fransch door W. v. R.
Overgenomen uit de Meierjsche Cour anti)
90
Terwijl zij bij Lucia was, had Ovidius het rij
tuig verlaten om het groote messen magazijn
binnen te tredenwaarvan wij reeds vroeger
gesproken hebben.
Ovidius had er voor stilgestaan den dag dat
hij Lucia's zakdoek op straat had opgeraapt, toen
zij boven op hare kamer aan Lucien's zijde aan
't venster stond.
Geheel liet benedengedeelte van het huis dat
nummer 9 droeg, werd door dezen messenwinkel
ingenomen.
Soliveau trad het magazijn binnen.
„Wat verlangt mijnheer?' vroeg de dame, die
achter de toonbank gezeten was.
„Ik wenscht wel een goed keukenmes, goed en
sterk, zooals de slagers gebruiken om de beenen
uit het vleesch te halen."
„Ik heb al wat gij verlangen kunt, mijnheer....
Ziedaar iets, dat zeer goed is," sprak zij, een mes
uit de menigte uitgestalde voorwerpen nemend.
„Dat is iets van ons eigen fabrikaat, waarvoor wij
instaan.'
Ovidius onderzocht het lemmet.
„Hoeveel kost dit mes?' vroeg hij.
„Twee francs vijfenzeventig, mijnheer/
„Ziedaar 1'Gelief het mes in een papier te
wikkelen.'
De koopvrouw stak een stop aan de punt en
wond er een stuk zwaar papier om.
Zonder nog acht te slaan op den kooperdie
zich weer naar zijn rijtuig begaf, noteerde de
vrouw in haar dagboek: Een Keukenmes, irs. 2.75.
Nauwelijks was Soliveau weer gezetentoen
Amanda instapte.
„Naar den Zilveren Torenriep hij den koet
sier toe, en zich dan tot zijne gezellin wendend,
vroeg hij:
"Zijt gij terecht gekomen, lieve?'
dit laat zich begrijpen, want als men de huur
voor huis of dienstboden, het huishoud- of
het kleedgeld voor zich en de zijnen, uitgaven
vooP uitspanning en dergelijke, welke men
doet voor zich, mocht aftrekken, dan zouden
de uitgaven ongeveer tegen de inkomsten
opwegen en dan viel er niets te belasten
Neen, de kantoorman mag den huurprijs
van het kantoor aftrekken, en, betreft het een
pand, waarin hij zelf woont of dat tevens
zijn eigendom is, dan moet hij de kadastrale
huurwaarde van bet gedeelte, dat hij voor
kantoor gebruikt, taxeeren, taxeert hij te hoog,
dan laat de voor het nazien der opgaven
aangestelde commissie het op des aangevers
kosten op nieuw taxeeren, en die schatting
trekt hij als huuronkosten af, zóó de onkosten
van bureauvan klerken, van reizen, van
vuur, van licht, maar alles uitsluitend met
betrekking tot het kantoor.
De rijtuigverhuurder berekent zijn onkosten
voor onderhoud van paarden, voertuigen, loon
van personeel, onderhoud van gebouwen enz.
en trekt ze af van zijn inkomen. Zoo allen
die zaken doen, daarenboven mogen die allen
aftrekken, hetgeen zij voor pensionneering
van personeel, voor vergoeding bij ongelukken
eu dergelijke moeten bijdragen ook mag
men aftrekken retributie» en belastingen (niet
directe belastingen, waarom niet, is niet erg
duidelijk, nu, als reden daarvoor wordt ge
noemd, dat die niet op het bedrijf drukken.)
Niet slechts Nederlanders worden belast
maar iederdie in het koninkrijk woont
onverschillig tot welke nationaliteit hij of zi
behoortzelfs buitenlanders of die in het
buitenland verblijven, moeten opbrengen als
en voor zoover zij zaken in Nederlaud doen.
De buitenland sche firma's Le Printemps
Le Louvre, Rudolf Herzog moeten zich aan
geven voor het cijfer, dat zij in ons land
innen, na aftrek van de onkosten; die aangifte
moet gedaan worden door degenen, die voor
den buitenlandschen persoon of zaak optreden,
evenals vroeger dergelijke lieden patentplich-
tig waren. Buitenlandsche levens- en andere
verzekeringsmaatschappijen the Gresham
L'Union, wijukoopers, spoorwegmaatschappij
en, die, als de Grand Central Beige een ge
deelte der spoorlijn in ons land hebben liggen,
deze allen worden getroffen.
Deze wet staat in nauw verband met de
vermogensbelastingbij welke laatste niet
getroffen worden zij, die zich opgaven als
minder dan f13000 te bezitten.
Nu, bij deze wet op de bedrijfs-of inkom
stenbelasting, moet zich de fiscus rekenschap
kunnen geven, hoeveel inkomen die minder
gefortuneerden kunnen trekken uit hetgeen
zij beneden de f 13000 bezitten, en men heeft
bepaald, dat die plichtigen moeten opgeven
hoeveel vermogen zij bezitten en dan wordt
hun inkomendat zij uit anderen hoofde
hebbenverhoogd met f 40 inkomen van
iedere f 1000, welke zij als kapitaal bezitten.
Iedere belastingschuldige mag van het
totaal der inkomsten, welke hij geniet, niet
als man van „zaken," maar als ambtenaar
of ambteloos persoon, nog aftrekken, wat hij
uit moet keeren aan lijtrenten, aan pensioen,
gevestigde of altijddurende renten, maar
niet de kosten van onderhoud en opvoeding
van kinderen.
Pensioenen, wachtgelden en lijfrenten (be
halve die, bij huwelijksvoorwaarden gemaakt)
behoeven voor de eerste f 1000 slechts half
te worden aangegeven.
Elk moet voor zich aangeven, zoowel de
directeur eener groote maatschappij, als de
klerk die minstens f 650 's jaars verdient (het
minimum, dat belastbaar is), maar het hoofd
van het huisgezin moet èn voor zich, èn voor
zijn vrouw aangeven, zoodat de gemeenschap
één geheel vormt, zelfs al zijn de echtge-
nooten van tafel en bed, of van goederen
gescheiden, of wel, al heeft de vrouw zich
het beheer over hare goederen voorbehouden,
in de 3 laatste gevallen worden de inkomsten
van man en vrouw niet gesplitst, maar toch
wordt de belasting in evenredigheid van
ieders inkomen over beiden omgeslagen.
Wanneer minderjarige kinderen hun beide
ouders nog hebben, bezitten zij niets, hun
arbeidsinkomen wordt niet gevoegd bij dat
der ouders; bedraagt dit geen f650 s jaars
dan is het niet belastbaar, reikt het daarover,
dan geeft de vader het aan als vader, evenals
hetgeen de kinderen zelve mochten bezitten,
afgezonderd van het vermogen der ouders.
Zijn de kinderen wees of halfwees de
voogd of voogdes geeft dan voor hen aan.
Met deze vluchtige uiteenzetting zal men
kunnen volstaan waarzooals hier, men
slechts beoogt den gedachtenzang van den
wetgever aan te stippen, opdat de belasting
plichtige kunne beoordeelen wat, waarom en
wie belast wordt, en niet een leiddraad te
geven bij het beantwoorden der vragen
gesteld bij het belastingbiljet. Alleen deze
opmerking worde er nog aan toegevoegd, dat
de aangever niet specifiek behoeft te ver
melden, waaruit zijn inkomen bestaat, hiervan
alsdan de eveneens gespecificeerde onkosten
aftrekkende, heeft hij eenvoudig het eindcijfer
te vermelden. (R-
„Ja."
„Zal het kostuum morgen gereed zijn
„Zeker. Lucia staat er voor in.'
„En gij zult morgen avond met haar mede
moeten gaan T1
„Neen, vriendje, neen Ik heb haar wat op
de mouw gespeld. Ik heb haar doen gelooven,
dat madame mij morgen avond niet missen kan.
Nu gaat zij alleen.'
Ovidius rilde, terwijl een booze glimlach zich
om zijn lippen vertoonde.
De eer.ige ernstige hinderpaal, die er nog scheen
te bestaan, was dat Lucia door Amanda zou ver
gezeld zijn. En thans verdween deze eensklaps
en geheel onverwacht.
Geen enkele moeilijkheid was nu nog te duchten.
„Des te beterriep hij uit. „Des te beter,
liefste! Dan zullen wij samen uitgaan."
Zoo zullen wij zelfs veel vroeger kunnen di-
neeren/ zeide Amanda. „Morgen om vijf uur
moet ik met een pakje stalen naar St. Mandé.
Wat zou dat lief van u zijn, indien gij mij wilde
vergezellen. Dan konden wij buiten dineeren."
„Bravo 1 Bravo! lieveling. Ziedaar een prachtig
idéé!'
„Dan neemt gij het aan
„Met het grootste genoegen. Morgen bij het
ontbijt zullen wij alles vaststellen. O, dat zal een
waar feestje zijn 1"
Des anderendaags kwam juffrouw Amanda op
het gewone uur in haar atelier en gaf reken
schap aan madame Augustine over haar bezoek
bij Lucia.
Om half twaalf ging zij déjeuneeren.
Toen zij de portiersloge voorbijging, nep de
vrouw haar toe
„Een brief, juffrouw!Juffrouw een bnel
voor u
„Die is niet per post gekomen," zeide zij, het
schrijven nader beschouwend, dat de portierster
haar had aangereikt.
„Neen, een commissionair heeft den brief ge-
^Het1 modeplaatje brak hem open en las de
volgende regelen
„Lieve!
„Helaas
„Een onverwacht iets noodzaakt mij onmiddel
lijk naar Fontainebleau te vertrekken. Ik kom
niet terug voor morgen vroeg.
„Wij zullen dan samen ontbijten.
„Vergeet mij niet, liefste, en beklaag
„Uw Arnold.'
Amanda verfrommelde den brief tusschen de
vingpren.
„O, dat is jammer!" mompelde zij. „Ik hail ai
zoo gehoopt van avond eens lekker te dineeren
in *de Gele Poort!"'
En het beminnelijke kind was den ganschen
dag uit zijn humeur.
Toen Paul Harmant of liever Jacques Garaud
des morgens naar zijne fabriek vertrokhad hij
Mary gewaarschuwd dat hij met een Engelsch
ingenieur, die te Parijs vertoefde, zou déjeuneeren
en dineeren.
En onder eene hartelijke omhelzing had Mary
hem geantwoord
„De tiid zal mij wel lang vallen, maar enlin
als 't niet anders kanTot morgen dan, vader.
De millionair verliet zijne dochter en vertrok
naar Courbevoie.
„Keer naar Parijs terug zegde hij to t den
koetsier, toen hij daar was aangekomen, doch gij
zult mij van avond komen halen."
„Hoe laat, mijnheer?'
„Wees om half een op de kaai tegenover de
groote poortDen wachter behoeft gij niet te
wekken."
„Goed, mijnheer."
Jacques Garaud trad eene restauratie binnen
in de nabijheid der fabriek, waar hij wel meer
iets gebruikte, wanneer hij drukke bezigheden
had. Hij déjeuneerde en bestelde een compleet
diner voor twee personen tegen zes uur.
Toen hij in de fabriek was teruggekeerd vroeg
hij aan de vrouw van den wachter
„Hebt gij den heer gezien, die hier gisteren
tegen zes uur naar mij is komen vragen?"
„Ja, mijnheer.'
„Zoudt gij hem herkennen P«
„Zeer goed.'
„Die lieer zal heden avond terugkomen, liet is
een ingenieur, met wien ik tot laat in den nacht
te werken heb. Gij hebt echter niet op mij te
wachten en kunt naar uwe gewoonte te bed gaan.
Om half zes zult gij voor twee personen dekken
in mijn kabinet. Het diner zal van de restauratie
gebracht worden."
In de oplossing van de ministerieele crisis
in Hongarije, zooals die nu als definitief vast
staand wordt gemeld en in de beëindiging
van den kabinetscrisis in Italië, zooals die
waarschijnlijk wordt geheeten, zijn vele punten
van overeenkomst op te merken.
Het nieuwe kabinet, tot welks vorming
Wekerle in den namiddag van Zaterdag van
den keizer-koning de formeele opdracht heeft
gekregen bestaat in hoofdzaak uit dezelfde
elementen als het vorige bewind onder We
kerle de uitgetredenen konden niet gerekend
worden de kern van het kabinet te vormen.
Czaky, de titularis van eeredienst, was reeds
lang regeeringsmoede en wordt verrangen
door baron Eötvös zoon van Josef Eötvös
die in 1858 minister van eeredienst was
graat Bethlen, de eigenlijke bewerker van de
mislukte proefneming Khuen-Hedervary, wordt
vervangen door graaf Alexander Apponyi
een neef van den bekenden leider der natio
nale partij; minister a latere ter vervanging
„Om half zes werd Ovidius door de vrouw van
den wachter binnengeleid.
De millionair ging hem haastig te gemoet en
na den man een geheimzinnig teeken gegeven te
hebben sprak hij hem in het Engelsch aan.
Ovidius begreep dit en antwoordde indezelfde
taal.
„Alles is gereed om een onbetwistbaar alibi
vast te stellen," zeide Paul Harmant.
"„Dat verwachtte ik.»
„Wij zullen om zes uur dineeren.»
„All right!'
De industrieel spreidde op zijn bureau allerlei
plannen ten toon en de twee ellendelingen zetten
hun gesprek in het Engelsch, waarmede zij zich
in Amerika zeer goed vertrouwd hadden ge
maakt, voort.
„Hoe laat zal uw koetsier hier zijn?» vroeg
Ovidius.
„Om half een.'
„Uitstekend.'
„Gaat de kleine alleeu of in gezelschap?'
„Alleen. Daardoor is de zaak zeer vereenvoudigd"
„Toen dc vrouw den rug gekeerd liad, legde
Ovidius eensklaps iets op tal el.
Het was het op de Bourbonkade gekochte mes.
Het lemmet schitterde.
Jacques Garaud huiverde.
„Met dat speelgoed zou men een os kunnen
slachten,' zeide Ovidius. „O, wat zal uw dochter
verplichtingen tegenover mij hebben I"
Het sloeg ze9 uur op de penduul. Er werd
geklopt.
„Binnen riep de industrieel.
Een loopjongen uit de restauratie bracht het
diner. Harmant zond hem onmiddellijk weer weg
en liet opdienen door zijn kantoorjongen.
Het diner duurde niet lang.
Om zeven uur verlieten de werklieden de fa
briek, en toen Marchais, de jongen, vragen kwam
of hij nog iets te doen had, antwoordde de in
dustrieel
„Neen, laat alles maar staan tot morgen. Wij
hebben nog lang te werken. Zeg aan den wachter
dat hij mij onder geen voorwendsel kome lustig
vallen en op gewonen tijd naar bed kan gaan."
Drieëndertigste Hoofdstuk.
De kantoorjongen vertrok.
Een kwartier later heerschte er de grootste