Italië.
Turkije.
Amerika.
BINNENLAND.
Spanje.
Engeland.
Duitschlaud.
aan de markt verwoest. De ellende gaat alle
beschrijving te boven. De prins regent Leo
pold heeft als eerste hulp 3000 mark gezonden,
benevens 100 pionniers voor 't reddingswerk.
Van persoonlijke ongelukken is niets gemeld.
Te Bastia is Oreste Lucchessi gearresteerd,
dien men vermoedt de moordenaar van den
Italiaanschen journalist Bandi te zijn. Hij
beweerde Mazzini te heeten en Livorno ver
laten te hebben, omdat men daar de anar
chisten vervolgt en gevangenzet; men ont
kleedde den man en vond toen zijn waren
naam op een zijner armen getatoueerd.
Na Griekenland ontvangt ook Turkije rij
kelijk zijn deel aan aardbevingsschade. Don
derdagavond werd een nieuwe hevige schok
gevoeld, die de stad Tchladja aan de Adri-
anopeler spoorweglij n verwoesttealsmede
de geheele kuststreek aan de goh van Ismit.
Een nieuwe schok te Constantinopel, Zon
dagmorgen om twee uurdeed de muren
der Byzantijnsche omwalling van Stamboul bij
de Adrianopeler poort instorten. In hun val
vernielden ze verscheidene bewoonde huizen.
Donderdag zijn tien werklieden, bij het
opruimen van puin in den Grooten Bazar te
Constantinopel, ouder een neervallend stuk
muur verpletterd.
Te Psamatra zijn van de 1000 huizen 900
onbewoonbaar geworden.
Een helper van Debs, den lastgever tot de
jongste werkstaking onder de spoorwegbe
ambten in Amerika zekere Phelan, is nu
door de rechtbank te Cincinnati tot zes
maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens
„poging om het algemeen verkeer tot stilstand
te brengen.»
Aan het kantoor der vereenigde spoorweg-
besturen heeft mentoen Debs zich daar
kwam aanmelden om over het weder in dienst
nemen der werkstakers een waarschijnlijk
hoog woord te voeren de Pullmanliedeu
zijn het nog alleen, die de werkstaking blijven
doorzetten geweigerd hem te ontvangen.
Ook de burgemeester van Chicago, de heer
Hopkins, wiens houding in de werkstakings-
quaestie meer dan dubbelzinnig is geweest,
en die nu kwam verklaren, dat hij het alles
zins billijk zou vindenwanneer men de
werkstakers, uitgezonderd die welke bepaalde
misdaden gepleegd hadden, weder in dienst
nam, ook dien burgemeester heeft men
als middelaar gewraakt. De zaak is deze
dat de maatschappijen tijdens de werkstaking
zich voorzien hebben van nieuw, vertrouw
baar personeel, zoodat voor de lieden, die
hen in den steek lieten, geen plaats meer is
en die hunne betrekking nu voorgoed kwijt
zijn.
Eerst wanneer allerwege de werkstaking
geheel geëindigd zal wezen, benoemt president
Cleveland de beloofde commissie. Pullman
is met zijne werklieden aan het onderhandelen
op den grondslag van het beginsel, dat op
een, door hem gegund werk nooit geld mag
worden verloren.
In The Times komt een lang telegram voor
van den bekenden staathuishoudkundige
Chaunecy M. Depew, waarin omtrent de oor
zaken en het beloop der werkstaking het
volgende wordt gezegd:
De aanvoerders hadden blijkbaar hunne
verwachting gegrond op de bekende onmacht
of de vijandigheid der besturen van verschil
lende staten tegenover de spoorwegen. De
leiders achtten de inmenging der Unie re
geering onmogelijk tenzij de uitnoodiging
daartoe uitging van de staatsbesturen, wat zij
voor onwaarschijnlijk hielden. De leiders
dwaalden echter daarin. President Cleveland
vond eene, bijna geheel in vergetelheid ge
raakte wet, na den burgeroorlog vastgesteld,
welke hem in staat stelde tusschenbeide te
komen en het groote komplot van Debs en
de zijnen te fnuiken.
De heer Depew acht het onbetwistbaar, dat
deze werkstakingen goede vruchten zullen
nalaten, ondanks de belangrijke verliezen
die zij veroorzaakt hebben. De doorloopende
spoorweglijnen zijn thans erkend als nationale
ondernemingen, voor welker bescherming en
verdediging de geheele bond te waken heeft,
desnoods gewapenderhand.
Middelerwijl heeft men nu eindelijk aan
den moordenaar van den vorigen burgemee
ster van Chicago, Carter Harrison, den al
sedert maanden ter dood veroordeelden
Prendergast, voor wien al dien tijd krank
zinnigheid is gepleit, dit vonnis door middel
van ophanging voltrokken.
WAALWIJK, .18 Juli 1894.
Openbare vergadering van den gemeente
raad Donderdag 19 dezer, voorm. 11 ure.
Aan de orde
1. Installatie van het onlangs gekozen raads
lid J. van Dooren Jz.;
2. Ingekomen stukken;
3. Wijziging begrooting 1894.
4. Onderhandsche aanbesteding van zuive
ringstoestellen voor de gasfabriek.
Blijkens ons verstrekte inlichtingen is
de Waalwijksche kermis over 't algemeen
zonder eenige stoornis der openbare orde
afgeloopen. Ongeregeldheden, die het kracht
dadig optreden der politie noodig maakten
zijn niet voorgekomen.
De laatste dagen der kermis waren over't
geheel drukker dan de eerste. Vooral verleden
Zondag was er tot laat in den avond zeer
veel volk op de been.
Het Zaterdag gehouden bal van den ko
ninklijken Oranje doelen handhaafde zijn
ouden roem; 't was druk bezocht en er heerschte
naar gewoonte een prettige en opgewekte
geest.
De soirée's bij de erven Van Riel en bij
A. J. Gerris trokken tot het laatste oogenblik
toe veel volkdie soirée's waren een heele
uitkomst, want zonder haar hadden de kermis-
gangers niet geweten waarheen zich 's avonds
te begeven, omdat, zooals we reeds vroeger
zeiden, op 't kermisterrein om zoo te zeggen
niets bezienswaardigs te vinden was.
't Heeft dan ook bij een groot gedeelte
der inwoners een treurigen indruk gemaakt
te moeten ervaren, dat flinke, degelijke in
richtingen van de kermis worden geweerd
die uit den aard der zaak zeer veel volk,
ook van buiten de gemeente, zouden trekken.
Het motiefdat dit zou geschieden ter be
vordering der zedelijkheid, kan geen steek,
houden, als men weet, dat onder de toe
gelaten gelegenheden meer dan eene ,vas
die op dit gebied te wenschen overliet.
Als nog eenige jaren wordt voortgegaan op
denzelfden wegdan zal de voorheen zoo
bloeiende en druk bezochte Waalwijksche
kermis spoedig ten grave dalen, zeker tot
groot nadeel van vele ingezetenen.
Aan wie de schuld
Tot dusver schijnt de politie echter geen
vangst gedaan te hebben, althans geen van
beteekenis.
De maritieme autoriteiten te Toulon
zijn achter een waar complot gekomen, ter
vernieling van het arsenaal. Het is gebleken,
dat booswichten getracht hebben, de kiel
van de ,,Carnot" in brand te steken, den dag,
vóór zij van stapel liep. Daarop, toen hun
eerste poging ontdekt was, hebben zij getracht,
een andere kiel in brand te steken, waardoor
duizenden toeschouwers tusschen het vuur en
een hoogen muur zouden ingesloten zijn,
waardoor er natuurlijk velen omgekomen
zouden zijn. Men beweert, dat de maritieme
prefect door anonieme brieven gewaarschuwd
werd. Den 9 Juli, toen het arsenaal afgebrand
is, heeft men drie personen gezien, die den
kant naar het arsenaal uitzagen en zoodra
de vlammen zich vertoonden, verdwenen.
Het proces der anarchisten, die gevangen
zijn genomen ten gevolge der aanslagen van
Vaillant en Emile Henry, zal den 6 Augustus
voor het gerecht in behandeling komen. De
beschuldigden zijn ten getale van dertig, on
der welke de Hollander Alexander Cohen,
de vertaler van Hommes solitaires (Einsame
Menscheti, van Hauptmann) en de ingenieur
Paul Reclus. Zij zijn beschuldigd te behooren
tot eene vereeniging, gevormd met het doel
om misdaden te plegen tegen personen of
eigendommen.
Van de dertig beschuldigden zijn. echter
verscheidene uit Frankrijk gevlucht. Daartoe
behooren ook de beide genoemden.
Ook Ortiz is een der beklaagden. Hij moet
bovendien terechtstaan als schuldig of mede
plichtig aan gequalificeerde diefstallen.
Maandag boette te Barcelona de anarchist
Santiago Salvador, door wiens bommenworp
in den Liceo-schouwburg niet minder dan
twintig menenschen eenen jammerlijken dood
vonden, zijn misdaad aan den worgpaal.
Zijne houding tegenover zijne rechters is
zoo uitdagend en onbeschaamd mogelijk ge
weest. Telkens heeft hij getracht kleine spee
ches af te steken, wat hem evenwel is belet,
behalve waar hij zijn levensloop vertelde.
Tot 16 jaar is hij rustig burger geweest,
Carlistisch gezind, goed katholiek dus Toen
begon hij anarchistische brochures te lezen
en verliet zijn familie, om „te arbeiden aan
het heil der menschheid." Het is bekend
hoe hij dat opvatte. Als de natuurlijkste zaak
van de wereld vertelt hij hoe hij sedert, tot
zijne gevangenneming, rondzwierf zonder
eenig berouw of gewetenswroeging. Hij had
immers niemand bepaald willen dooden, maar
alleen wraak oefenen op de bourgeoisie als
geheel.
Toen de beschuldigde hierop in eene lange
uiteenzetting zijner gevoelens wilde treden,
sneed de president hem het woord af, niet
van plan zijnde, zeide hij, hem voor zijn
persoon of zijn zoogenaamde leer reclame te
laten maken.
Na zijne veroordeeling werd hij onder de
verwenschingen van het publiek naar de ge
vangenis teruggeleid.
Uit Colon wordt melding gemaakt van eene
ernstige botsing te Cornisland, Muskieten-
kust, tusschen Engelsche onderdanen en
Nicaraguaansche troepenwaarbij laatstge
noemden het onderspit delfden. De gouver
neur vluchtte naar het bosch, en de regeerings-
bureaux alsmede de vlag werden door de
Engelschen vermeesterd.
tiental kindertjes, aan de hoede van een meisje
van veertien jaar toevertrouwd.
Hij moest ongeveer een uur wachten eer de
vrouw huiswaarts keerde.
Eindelijk arriveerde zij en staarde den vreem
deling met dat ingeboren wantrouwen aan, dat
men buiten vooral aan den dag legt voor alles
wat men niet kent.
„Wat wenscht gij vroeg de vrouw.
„U te spreken," antwoordde Ovidius.
„Zoo gij mij voorstellen hebt te doen omtrent
een kleintje, dan kunt gij wel doorgaan. Ik heb
er genoeg."
„Neen, ik wensch u eenige inlichtingen te
vragen."
Maar ik moet mijn koeien gaar. melken; 't is
nu de tijd niet om te praten."
Vrouw Noiret, het blijkt maar al te duidelijk,
was niet de beleefdheid in persoon.
„Ik zal u schadeloosstellen voor den verloren
tijd," zeide Ovidius, die de vrouw graag zou
hooren praten.
„Daarmede zijn mijne koeien nog niet gemol
ken," antwoordde zij, „en 't is hoog tijd."
„Ga ze dan melken, en antwoord tegelijk."
„Wel, zoo gij met mij mede naar den stal wilt
gaan, dan vind ik het goed."
„Uitstekend I"
„Volg mij dan."
Vrouw Noiret kreeg een blikken emmer, een
vaas met water gevuld, een klein houten bankje
en wendde zich naar den stal over een klein
binnenpleintje, waar de voeten tot de enkels toe
in den mest zakten. Dan zette zij zich neder bij
een prachtige melkkoe, welker rijk gevulde uiers
een overvloed van melk gaven.
Vierenveertigste Hoofdstuk.
Schuimend stroomde de melk onder het werk
der vrouw in den blikken emmer.
„Nu kunnen wij praten. Wat wenscht gij
vroeg de voedster.
„Woont gij reeds lang hier?" begon Ovidius.
„Zevenentwintig jaarIk was veertien jaar
oud, toen mijn vader en moeder dit huis koch
ten, dat mij thans toebehoort."
„Sinds welken tijd werden er kinderen bij u
uitbesteed
„Mijne moeder had er, en ik zorgde er voor. Toen
mijne moeder stierf, ben ik er mede voortgegaan.""
Later evenwel, toen de inlanders zich tegen
de Engelschen wapenden, is de gouverneur
i teruggekeerd en heelt hij zich weer in het
bezit gesteld van het hem ontnomene, doch
Ij niet dan na een gevecht, waarin aan beide
zijden gewonden vielen. Thans is de staat
j van beleg afgekondigd.
Aan The Times wordt uit Chemulpo
gemeld, dat in dezelfde streken van China
waar onlangs onlusten plaats hadden, wederom
ongeregeldheden zijn ontstaan, waarbij ver
scheidene christenen gewond werden. Een
kanonneerboot is onderweg.
Ook China moet zich thans bereid hebben
verklaard Engelands bemiddeling te aanvaar
den in het conflict met Japan ter zake van
Corea. Japan moet verdere onderhandelingen
afhankelijk hebben gesteld van de goedkeu
ring van een hervormings-programma, waarbij
voor Corea o. a. spoorwegen en telegrafen,
betere binnenlandsche organisatie, met name
wat betreft het belastingwezen, en beter beheer
van 's lands rijke hulpbronnen (mijnen) ge-
eischt wordt.
Bismarck heeft Maandag bij zijne doorreis
door Berlijn een „Hoch« op deze stad doen
hooren, hetgeen bewijst dat ook hij tot ver
zoening gezind is. Want, naar men weet,
heeft hij nooit van Berlijn en de Berlijners
gehouden.
Op de reis naar Varzin is de ex-kanselier
in den namiddag een half uur stil geweest
aan het Stettiner station, en zooals altoos
wanneer hij naar Berlijn komt, hadden zijne
vrienden en vereerders zich in grooten getale
naar het station begeven om hem te begroeten.
Op de toespraak van een student antwoordde
Bismarck met de volgende korte rede: wHet
verheugt me van harte dat ik telkenmale
vriendelijk wordt begroet te Berlijn; en bij
zonder doet het me plezier, wanneer er ook
burgers tot mij komen van de universiteit
tot welke ik zelf heb behoord. Toen ik naar
Berlijn kwato, was ik zeven jaar oud. Elke
plek hier vertegenwoordigt voor mij een stuk
verleden. Hier was ik schooljongen, referen
daris, minister. Ik vertoefde altoos gaarne
te Berlijn, hoewel ik op het land ben groot
gebracht. Ik ben met de stad samengegroeid,
3l staan mijn wortels buiten. Ik heb Berlijn
al gekend toen het nog geen enkel trottoir
had en er in de Friedrichstrasse van de
Behrenstrasse tot de Kochstrasse geen enkele
winkel was te vinden. Toen ik hier student
was wist ik in Berlijn zoo goed den weg,
dat ik best huurkoetsier had kunnen worden,
wat tegenwoordig niet meer gaan zou. (Groote
vroolijkheid). Berlijn is me nu, politiek en
sociaal, boven het hoofd gegroeid. Politiek
denk ik onder menig opzicht anders dan de
meeste Berlijnersmaar toch heb ik mijn
Heimats gevoel voor Berlijn behouden."
Bismarck (die er zeer goed uitzag) eindigde
met een drievoudig Hoch op Berlijn.
Groote runip in Beieren. In Beieren heeft
Zaterdag een vreeselijk? cycloon gewoed, die
zich uitstrekte over twaalf dorpen en waardoor
ForstindingBchwabnerwegen, Mooshausel,
Eitersteinering en Forstern het zwaarst geleden
hebben; 200 hofsteden liggen geheel in puin.
Te Forstinding zijn van de 150 huizen 80
tot den grond toe vernield. Te Forstern rukte
de wind een kerktoren om, zoodat de klokken
op het altaar terechtkwamen, eike- en andere
sterke boomen werden ontworteld, daken van
huizen honderden meters weggeslingerd. Te
Schwabnerwegen ging de cycloon van onweder
en hagelslag vergezeld en werden alle huizen
Dan kent gij zeer goed de voedsters van Joigny
en omstreken
„Zeker. Wij ontmoeten elkander geregeld bij
het inenten der pokken."
„Het moet wel eens gebeuren, dat kinderen,
waarvoor de ouders niet meer betalen, woi'den
weggezonden."
„Ja, dat gebeurt zeer dikwijls. Ik heb maar
al te vaak mijne beurt. O, er vallèn soms heel
aardige zaken voor!"
„Heeft men u nooit van een zekere Jeanne
Fortier gesproken
Vrouw Noiret dacht eens diep na.
„Jeanne Fortier,Jeanne Fortier/ herhaalde
zij. „Wie was Jeanne Fortier?"
„Eene weduwe."
„O, er zijn weduwen bij de vleetSpreekt
gij van een reeds lang vervlogen tijd
„Eenentwintig jaar geleden.'
„Goede God I Eenentwintig jaarMen zou wel
een ijzeren geheugen moeten hebben, om zich al
de namen uit dien tijd te herinneren In eenen
twintig ja ir heb ik misschien wel driehonderd
kleine schaapjes bij mij gehad. Zoo gij niets an
ders dan een naam hebt om mij in te lichten
„Ik heb nog iets meer."
„En wat dan
„De weduwe Fortier werd eenentwintig jaar
geleden wegens eene drievoudige misdaad ver
oordeeld: diefstal, brandstichting en moord."
„Goede God," riep vrouw Noiret uit. „Wat
eene ellendelingeHeeft zij het hoofd op het
schavot gelaten?"
„Neen, zij werd tot levenslange gevangenisstraf
veroordeeld," antwoordde Ovidius. „Zij had een
meisje, dat hier werd opgevoed, slechts enkele
maanden oud."
„Bij wie
„Zoo ik dat wist, had ik het u niet te vragen.'
„Wacht een oogenblik! Een oogenblik! Eene
vrouw veroordeeld wegens brandstichting, diefstal
en moord
„Herinnert gij u iets?'
„Ja, daarvan is hier nogal veel gesproken.'
„En weet gij, waar het meisje was uitbesteed?"
„Bij moeder Frémy 1 Ja, bii Fréray Het pijnigde
haar genoeg het kind van die boosdoenster onder
haar dak te hebben, en dat is ook de oorzaak
geweest, dat zij verschillende klanten verloren
heeft."
„En waar woont moeder Fréray vroeg Ovidius.
„Op het kerkhof.'
Ovidius had een oogenblik gehoopt, en thans
vervloog deze hoop weer als een rook voor den
wind.
„Dood hernam hij. „Maar zij heeft toch ze
ker wel bloedverwanten nagelaten om' mij in
te lichten
„Zij had slechts een zoon, een deugniet, die
in de Yonne verdronken is."
„Alles ontsnapt mij I' sprak Ovidius ontsteld.
"Zijt gij misschien de papa van dat meisje?'
vroeg de voedster, een wantrouwenden blik op
den vreemdeling werpende.
„Neen, God zij gedanktMaar ik "wensch zeer
te vernemen of de dochter van Jeanne Fortier
nog in leven is. Kunt gij mij daaromtrent iets
mededeelen
„O neen, ik weet niet meer, wat vrouw Frémy
met de kleine heeft aangevangen
„Zal ik dan hier geen enkele inlichting kunnen
krijgen
„Ga naar het gemeentehuis. Wanneer ons kin
deren op den hals worden geschoven en men
niet meer betaalt, dan gaan wij daar onze ver
klaring afleggen. De maire neemt die aan, en
geeft bevel de kleinen naar het gesticht der ge
vonden kinderen te brengen. Dat gebeurt veel.'
„Wanneer een dergelijk geval zich voordoet,
wordt dan bij den maire het geheel der voor
werpen achtergelaten, die eens dienen kunnen
om het kind te herkennen
„Ja, mijnheer. Men geeft het merk op van het
linnengoed, de bijzondere kenteekenen van het
kind, den naam van vader en moeder, zoo men
die althans kent en geene valsche namen zijn
opgegeven, dien der voedster en den datum waarop
men het kind afstaat."
„Het kind, waarvan ik u spreek, heet Lucia.
Bij dezen naam zal men dan gevoegd hebben
dien der moeder, Jeanne Fortier en dien van
vrouw Frémy, de voedster?"
„Ja, mijnheer."
„Welaan, madame, ik dank u, en ik verzoek
u deze kleinigheid als eene schadeloosstelling te
aanvaarden."
Met deze woorden reikte Ovidius haar een tien-
francstuk aan, dat zij haastig in den zak stak.
„Ik dauk u zeer," zeide zij; „maar dat was niet
noodig. Ik ben geheel tot uwen dienst."
Ovidius verliet opgeruimd stal en woning.
„Nu zal het wel gaan," dacht hij, zich de han
den wrijvend. „In het gesticht der gevonden
kinderen zal men
Hij voltooide dezen zin niet, maar zette eens
klaps een bedenkelijk gezicht.
„Ik ben een domkopdacht hij. „Alles wat
ik weet, kan mij tot niets lijden. Öm eeni^ ant
woord te ontvangen moet ik den datum kennen,
waarop afstand werd gedaan van het kind, het
merk van het linnen, de bijzondere teekenen, zoo
er zijn. De hulp van den maire is onontbeerlijk."
Hij was zeer ontevreden.
„De maire," herhaalde hij, „dat is eene ellendige
zaak 1 Jeanne is uit gevangenis de ontvlucht. In
de veronderstelling dat het doel, waarom zij de
vrijheid zocht, was het terugvinden harer kin
deren, en dat zij hier mocht komen om inlich
tingen, heeft men haar signalement zeker op het
parket en bij den maire bezorgd. Nauwelijks zal ik
eene vraag gedaan hebben of men denkt mij door
haar gezonden, en zoo loop ik groot gevaar voor
een verdachte te worden gehouden. Dat alles zou
zeer onaangename gevolgen voor mij kunnen
hebben. Wat zal ik aan doen Zoo ik hier maar
iemand kende 1*
Terwijl Ovidius daarover nadacht, stapte hij
met gebogen hoofd voort. Eensklaps hief hij de
oogen op en zocht den weg naar de mairie. Zijn
besluit was genomen.
Aan 't gemeentehuis gekomen trad hij een bu
reau binnen, waai'hij een jong beambte ontmoette.
„Kunt gij mij zeggen mijnheer," vroeg Ovidius
„wie hier in 1861 en 1862 maire was?"
„Zeker, mijnheer. De maire .van dien tijd heette
Duchemin. Hij was de broeder mijns vaders."
„Is hij nog in betrekking?"
„Neen, mijn oom heeft na den oorlog zich te
ruggetrokken
„Woont hij te Joigny?'
„Neen, te Dijon, zijn geboortestad."
„Dan is hij mijn stadgenoot," zegde Ovidius
Soliveau.
„Gij zijt dan even als ik van de Cóte d'Or?"
„Ja, mijnheer."
„Toen gij naar mijn oom vroegt, hadt gij wel
licht een bijzonder doel
„Ik wilde hem eene inlichting vragen, die be
trekking heeft op de jaren 1861 en 1862. Er is
hier eene zeer kiesche zaak in 't spel.„
Wordt vervolgd.