Nummer 62. Zondag 5 Augustus 1894. 17e Jaargang. 1)1 lllilllllllllltMIl Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. UITGEVER: ANTOON TIELEN, Staatkundig overzicht. FEUILLETON. BUITENLAND. Belgie. Frankrijk. De Echo van het Zuiden, Waalwyiische en Laiigstraatsche Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. "Waalwijk. Advertentiën 1—7 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Het Britsche lagerhuis is aanstonds aan het werk getogen om, overeenkomstig het verlangen der regeering, het wetsontwerp tot schadeloosstelling der uitgezette Iersche pach ters nog voor 9 Augustus waarop de regeering de beraadslaging gelimiteerd heeft gereed te krijgen. De eerste drie artikelen werden goedgekeurd. Bij wijze van protest en overeenkomstig hunne te voren afgelegde verklaring namen noch de conservatieven noch de liberale unionisten deel aan het debat. Het conservatieve orgaan the Standard verklaart, dat het hoogerhuis zich onmogelijk zal kunnen vereenigen met een wetsontwerp van zoo ge .vaagde strekking en dat daaren boven in het andere huis „niet voldoende werd besproken." Wat weken lang reeds verwacht werd en volgens onze begrippen reeds dagen geleden had moeten geschieden, is nu een feit: tus- schen China en Japan is 't officieel tot een oorlogsverklaring gekomen de Japansche regeering heeft den mogendheden mededee- ling gedaan van den oorlogstoestand. Een feit te midden van dien chaos van mogelijk heden en waarschijnlijkheden, van sensatie- berichten en loocheningen, is als een oasis in de woestijn: er is zeker wel geen onaan genamer taak dan die van voorlichter als men bij de grootste inspanning en 't ernstigst pogen zelf ^telkens weer den draad verliest. Bij gebrek aan vertrouwbare toelichtingen tot den stand van zaken in 't verre Oosten en afgeschrikt door een telkens weerkeerende herroeping van vroegere mededeelingen, is 't de ondergang der „Kowsiung" met bijna alle opvarendenwelke ten onderwerp wordt genomen van de beschouwingen. Zoowel Japan als China hebben er een lezing van doen geven, wel oppervlakkig, doch elk zoo partijdig, dat volgens de eene Japan onver antwoordelijk heftig en onmenschelijk is Naar het Fransch door W. v. R. Overgenomen uit de Meierij'sche Courant) 104 Negenenveertigste Hoofdstuk. Toen hij op de kade gekomen was, stond hij stil tegenover de koetspoort van nummer 9 en vroeg aan .het hoofd der openbare veiligheid „Woont daar juffrouw Lucia?" «Ja, mijnheer." „Laat ons even bij haar aangaan." «-Ja, gij hebt gelijk. Misschien kunnen wij wel uit haren mond vernemen, wie er eenig belang bij kon hebben, haar te treffen." De twee magistraten lieten zich door de por tierster Lucia's kamer aanwijzen. Lucia was nog zeer zwak, maar toch aan het werk, toen beide heeren bij haar binnentraden. Zij herkende onmiddellijk den instructierechter en stond op om hem te ontvangen. „Blijf zitten kind," zeide hij. „Ik heb sledits enkele Vragen tot u te richten, die u niet zullen vermoeien." „Hebt gij den man opgespoord, die mij getroffen heeft?" vroeg Lucia. „Ongelukkig neen. Doch wij gelooven een spoor ontdekt te hebben." „Welk spoor?" „Wij hebben het heft gevonden van het mes, waarmede men u verwond heeft. Dit heft met het stuk lemmet, dat er nog aan vast zit, past uitstekend aan het gedeelte, dat er vroeger ge vonden is te Bois-Colombes. Wij weten nu waar het mes gekocht is." „Zoozeide Lucia* „Daags voor dat de misdaad begaan werd," ging de instructierechter voort, «heeft de fabrikant, die de benedenverdieping bewoont van het huis, waar gij gehuisvest zijt, het mes tusschen acht en negen uur des avonds verkocht." „Ziedaar een zonderling toevalriep 't meisje uit. „Wie was de kooper opgetreden en volgens de andere China in hoofdzaak de schuld van 't gebeurde treft. Hoe 't zij, Japan heeft reeds zijn spijt doen betuigen over het gebeurde onder kennisge ving, dat eerst na 't gevecht de nationaliteit der „Kowsiung" bekend werd. Op ontvangst der oorlogsverklaring van Japan aan China, brengt de Eugelsche regeering ter kennis dat zij bij dezen oorlog onzijdig zal blijven en de vereischte maatregelen zal nemen tot bescherming van de Britsche onderdanen. Het Journal de St. Pétersbourg verneemt, dat van het begin der moeielijkheden af, die door de onlusten in Korea tusschen China en Japan ontstaan zijn, het Russische kabinet alle mogelijke moeite gedaan heeft, om te verhinderen, dat de geschillen tot een oorlog aanleiding gaven. Het heeft getracht te bewerken, dat de troepen van beide landen Korea ontruimden een latere regeling der twistpunten aan de diplomatie overlatende. Engeland en de andere mogendheden moeten in eenzeifden geest gehandeld hebben, doch zooals men sedert vernomen heeft, tevergeefs: de oorlog is verklaard. Volgens een gerucht zijn acht Russis.che oorlogsschepen met troepen aan boord uit Vladivostock vertrokken met verzegelde be velen. Reuter's bureau verneemt: Daar de oorlog uitgebroken is, is inmenging der mogendheden met het doel verdere botsingen te voorkomen, van zelt uitgesloten. De mogendheden wen- schen echter allen zonder uitzondering, dat de oorlog zoo spoedig mogelijk tot een einde worde gebracht. Intusschen is het naaste doel al het mogelijke te doen om den kring der operatien te beperken. Volgens een Reuter telegram uit Pretoria dd. 1 Augustus heeft het kafferhoofd Malaboch, na Zondag jl. vergeesche pogingen te hebben gedaan om zich door het cordon der Trans- valers heen te slaan, zich overgegeven, zoodat de oorlog als geëindigd kan worden be schouwd. „Een man van vijftig jaar ongeveer, een net gekleed heer, die er uiterlijk zeer goed uitzag." „Dan is hij niet de persoon, die mij getroffen heeft." „Hoe weet gij dat „Niettegenstaande mijn angst en de dikke duis ternis heb ik zeer goed gezien, dat mijn aanvaller zeer slecht gekleed was." „Men kan zich verkleeden." „Dat is waar, mijnheer; maar ik begrijp niet, wat gij daaruit wilt afleiden." „Wij leiden daaruit af, dat het niet alleen was om u te bestelen, dat hij u wilde vermoorden." „Welke andere reden zou de misdadiger gehad hebben „Hebt gij geene vijanden Lucia glimlachte. „Hoe zou ik vijanden hebben hernam zij. „Ik leef geheel alleen en ben eene weeze, in het ge sticht der gevonden kinderen opgevoed. Ik ken slechts mijn verloofde, die sinds eenige dagen op reis is." „Hebt gij aan niemand gezegd, dat gij naar Bois-Colombes gingt?" „Tot niemand. Eene juffrouw uit het magazijn mijner meesters was mij komen waarschuwen, dat ik een balkostuum moest brengen naar de vrouw van den maire van Bois-Colombes. Niemand kon weten, hoe laat ik zou terugkeeren noch welken weg ik kiezen zou. Ik had een rijtuig kunnen nemen in plaats van met den trein te gaan, en zou het ook gedaan hebben, zoo dit niet te duur was uitgekomen." „Niets is natuurlijker," merkte het hoofd der openbare veiligheid op. „Wij moeten ons dus aau onze eerste veron derstelling houden," zeide de instructierechter, „en toch doet de herkomst van dit mes eenigen twijfel bij mij ontstaan." „Naar mijn oordeel bewijst het mes niets," antwoordde Lucia. „Het was nog nieuw, zegt gij. Dat moge zoo zijn. Maar kon de moordenaar niet een mes in zijn bezit hebben uit hetzelfde maga zijn, dat nog nooit gebruikt was Misschien heeft hij dat mes wel gevonden of gestolenGeloof niet, dat de misdaad voorbereid was, dat eenig ander doel dan diefstal in het spel is geweest. Niemand kent mij, ik herhaal het, en ik ken niemand. Ik werk hier steeds alleen en ontvang slechts bezoeken van mijn verloofde, die weldra mijn man zal zijn en van de goede mama Lison, Jan Voldershet bekende partijhoofd, is Woensdagmorgen naar een krankzinnigenge sticht vervoerd. Hij heeft zich overwerkt. Reeds lang was zijn gezondheidstoestand verontrustend: verleden jaar was hij te Zurich als afgevaardigde geweest op het congres dat aldaar gehouden w erd en daar reeds had hij blijken van overspanning gegeven. Later heeft hij een reis door Franrijk gemaakt en ook Algerie bezocht maar zonder de ge hoopte beterschap te ondervinden. Sedert een half jaar heeft hij moeten afzien van medewerking aan „het Volk." Wel zond hij nog artikelen, doch zonder samenhang. Zijn vrienden deden voor hem een afzonderlijk nommer trekken, waarin die artikelen stonden, doch het publiek konden zij niet onder de oogen gebracht worden. Het schijnt dat de ongesteldheid van den 38jarigen man onge neeslijk is. De transatlantische trein, die Dinsdag te Parijs aan het spoorwegstation van Saint Lazare uit Havre was aangekomen, heette vijftig ijzeren kistjes, elk met 50000 dollar aan goud uit New York verzonden, ten ver voer gekregen te hebben. Maar aan het station van Saint Lazare ontbrak er een kistje tot groote verbazing van de spoorwegbeamb ten. De waggon waarin de kistjes geborgen waren, was na het inladen goed gesloten en is ook goed gesloten gebleven, zonder dat er bij de aankomst te Parijs eenig spoor van braak was te bespeuren. Men vermoedt dus, dat het kistje gestolen is, terwijl het vervoerd werd van de stoomboot te Havre naar het spoorwegstation aldaar. Natuurlijk is een onderzoek ingesteld. De prefect van politie, Lepine, wil den die mij het leven gered heeft. Zonder haar zou ik aan gebrek van hulp het leven gelaten hebben op den weg, waar ik in onmacht was gevallen. Nog eens, wie zou mij haten? Welke wraak zou men op mij hebben willen koelen Eene voor bereide misdaad, mijnheer, is volkomen onaan neembaar." „Dat wenschte ik, mejuffrouw, uit uwen mond te vernemen," zeide de instructierechter. Hij groette het jonge meisje en vertrok met het hoofd der openbare veiligheid. Lucia zat weer alleen op haar kamertje en was volkomen overtuigd, dat de magistraten zich grootelijks vergisten. Zij moest bij madama Augustine zijn, nam een rijtuig en begaf zich naar de St. Honoréstraat. De geschiedenis van de misdaad door de brood draagster op aansporing van den politiecommissaris van Bois-Colombes verhaald, was door Lucia onachtzaam gelogenstraft. Lucia had aan madame de gansche waarheid verteld, en dit verhaal was ten beste gegeven in tegenwoordigheid van juffrouw Amanda en de twee jonge winkeljuffrouwen, die wij reeds meer dan eens gezien hebben. Men was dan op de hoogte van de moordpoging op Lucien Labroue's verloofde gepleegd, toen deze van Colombes terugkwam. Juffrouw Amanda herhaalde onophoudelijk „Wat heb ik toch een bijzonder geluk gehad, dat ik niet met juffrouw Lucia naar den maire ben medegegaan. Ik zou dan ook een vreeslijke messteek hebben kunnen ontvangen 1" Toen Lucia bij madame Augustine binnentrad, ging deze haar te gemoet en omhelsde 't meisje. De drie naaisters informeerden omtrent den toestand harer gezondheid en legden daarbij de grootste belangstelling aan den dag. Dan vroeg madame Augustine „Wel, mijn kind, heeft men den moordenaar gevonden „Neen, madame, en ik ben volkomen overtuigd dat men hem niet vinden zal." „Waarom nietP" „Vijf minuten voor ik vertrokken ben om tot u te komen, heb ik een bezoek ontvangen van den rechter van instructie, door het hoofd der openbare veiligheid vergezeld." „Welnu?" „Die heeren, madame, hebben groot abuis." „En hoe gemeenteraad van Parijs voorstellen een corps van 50 wielrijdende politie-agenten te orga- niseeren, die op de wegen rond Parijs en op de buitenboulevards en andere afgelegen plaatsen zouden patrouilleeren. De prefect van de Hérault, die vrij zorgeloos te werk gegaan is tegenover de anarchisten, is op non-activiteit gesteld. Donderdag kwam te Lyon de zaak van Caserio voor. De omtrek van het gerechtshof werd bewaakt door een bataljon van het 98e regiment infanterie. De bruggen, welke naar het gebouw leiden, waren door de troepen bezet. Geen enkel incident heeft zich voor gedaan bij het binnenkomen van het publiek. In de banken voor de pers zaten meer dan honderd verslaggevers. De warmte was ver schrikkelijk. Kwartier over negenen werd de zitting geopend. De raadsheer Breuillac presideerde, hij werd door twee raadsheeren bijgestaan. Het O. M. werd waargenomen door den procureur-generaal Fachier. Om half vijf in den ochtend was Caserio reeds van de Saint Pault gevangenis naar het gerechtshof overgebracht. De akte van beschuldiging is zeer lang. Zij geeft een omstandig relaas van den aanslag, deelt den levensloop van den moordenaar mede en legt nadruk op de gedurige ver standhouding, waarin hij geweest is met bui- tenlandsche anarchisten. Het verhoor van Caserio duurde zeer lang. In zijne antwoorden legde hij anarchistische verklaringen af. Op vele vragen van den voorzitter antwoordde hij, dat hij de beweeg redenen voor zijne daad zou blootleggen in eene verklaring aan de jury. Hij hield vol uit eigen beweging te hebben gehandeld. De voorzitter verweet hem, dat hij zijne afschuwelijke daad begaan had op den ver jaardag van den slag bij Solferino, waarop hij cynisch antwoordde: Het was het feest van den burgeroorlog Caserio zeide ook, dat hij rechtstreeks naar Frankrijk gekomen was om zijn werk uit te „Zij houden zich overtuigddat de misdaad niet door diestal zou gedicteerd zijnen dat de persoon, die mij getroffen heeft, misschien wel uit haat of wraak heeft gehandeld." „En waarop vestigen zij die veronderstelling?" „Op eene zonderlinge omstandigheidHet mes van den moordenaar is gebroken op een der baleinen van mijn corset. Het heft met een stuk van het mesdat daaraan nog bevestigd was kon men in den beginne niet vinden. Nu einde lijk heeft men er de hand op gelegd en tevens de zekerheid opgedaan, dat daags voor de misdaad plaatsgreep, dit mes des avonds om half negen door een heer van zekeren ouderdom en met bijzonder veel zorg gekleed gekocht was bij een fabrikant, die hetzelfde huis bewoont, waar ook ik gevestigd ben." Amanda luisterde met bijzondere aandacht. „Dat is werkelijke zeer zonderling!' riep ma dame Augustine uit. „Ik ben volkomen van het oordeel der magistraten. Het is wel mogelijk dat er hier eenige haat in het spel is." „Wie zou mij haten Ik doe niemand eenigen last aan. Niemand heeft zich over mij te beklagen." „Zouden wij met geen wraak te doen hebben, mijn kind „Waarover zou men zich wreken? Wat heb ik ooit misdaan?" Eensklaps herinnerde zich Amanda, dat eenigen tijd geleden een kommissionair inlichtingen was komen vragen over Lucia. Dit geheim bewaarde zij echter voor zich zelve en zeide dan luide „Misschien is 't wel een afgewezen minnaar." Lucia glimlachte, terwijl zij antwoordde „Nooit heb ik iemand van de hand gewezen om de eenvoudige reden, dat behalve mijn verloofde, mij nooit iemand van liefde gesproken heeft." „Van dat alles is niet te begrijpen," zeide ma dame Augustine. „Doch de tijd weet vaak duidelijk te maken wat niemand verstaat. Deel mij thans eens mede, mijn kind, wat u hierheen voert?" Lucia liet zich eenige goederen afgeven, waar voor zij gekomen was, en vertrok weder zoodra zij alles had ontvangen wat zij verlangde.' Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1894 | | pagina 1