BINNENLAND.
Ingezonden stukken.
WAALWIJK, 29 Augustus 1894.
Het Nieuws van den Dag heeft Maandag
een bulletin verspreid van den volgenden
inhoud
„Een telegram uit Batavia bericht ons
„Onze troepen op Lombok zijn verraderlijk
aangevallen en de cavalerie is verstrooid.
De gemeenschap tusschen Mataram en Regara
is verbroken."
Dit is de vertaling van het Engelsche te
legram, dat eveneens op het bulletin vermeld
staat. Het luidt„Lombok troops attacked
treacherously Cavalry beaten communication
Mataram Regara broken."
Met Regara zal wel bedoeld zijn Tjakra-
Negara, waar volgens de laatste mailberichten
het hoofdkwartier van onze troepen gevestigd
was.
Aan de N. R. Ct. wordt uit Batavia geseind:
Onze troepen werden bij Mataram door
de Baliers overvalleu. 185 man sneuvelden,
waarvan 30 officieren dood of vermist. De
troepen trokken op Ampenan terug.
Het Nieuws van den Dag heeft uit Batavia
nader een telegram ontvangen van den vol
genden inhoud
De resident is in veiligheid.
Veertien officieren, generaal Van Ham en
honderd vijftig soldaten zijn gedood.
Onze correspondent uit Den Haag seint
ons dat tot Dinsdag middag bij het departe
ment van koloniën nog niets bekend was
omtrent de particuliere berichten Maandag
en Dinsdag betreffende Lombok ontvangeu.
Dinsdag te 4 uren is het volgende telegram
van den gouverneur-generaal van Neder-
landsch-Indie ontvangen bij het departement
van koloniën
„Vervolg telegram gisteren. Binnen vier
dagen gaat 2de bataljon naar Lombok en
spoedigst aanvulling geleden verliezen, zoo
mede sterke artillerie en al wat noodig is
tot reconstructie expeditie. Elfde bataljon
kan zoo noodig volgen. Tromp versterkt
scheepsmacht. Segov tweede bevelhebber.
Overste de Moulin chef staf."
Uit dit telegram blijkt, dat een vorig tele
gram van den gouverneur generaalwaarvan
herseining is gevraagd, niet door het depar
tement van koloniën is ontvangen.
St. Ct.
Bij de herstemming van 28 dezer voor
een lid van den raad der gemeente Vrij-
hoeven-Cappel, zijn uitgebracht 34 van de
43 stemmen. Gekozen is de heer D. N. van
der Schans met 18 stemmen, terwijl op den
heer M. A. van Riel 16 stemmen waren uit
gebracht.
Uitslag der door het gemeentebestuur
van Waalwijk gehouden aanbesteding van
het bouwen van eene woning voor den direc
teur der gasfabriek:
Metselwerk
Ant. Treffers, f 1200'
Ant. Aarts, - 1025
G. G. van Huiten, - 941
Timmerwerk
E. W. Treffers, f 3497
G. van Dijk, - 3470
Ant. Aarts, - 3388.93
H.v. d. Meijs, Bes. - 3249
Massa
Aarts, f 4713
H. v. d. Meijs, - 4699
A. Treffers - 4699
G. G. v. Huiten, - 4544
„Dan weigert gij, mijnheer?» stamelde zij op
hartverscheurenden toon.
Paul Harmant begreep den verkeerden toestand
en trachtte dien zooveel mogelijk weg te nemen.
„Lucien weigert niets, liefste," sprak hij leven
dig. «Hij doet slechts eene opwerping hooren, die
alle recht van bestaan heeft. De vriendschap legt
zeker plichten op en ik zou hem minder hoog
achten, zoo hij deze verwaarloosdeDoch wat
Lucien van zijn vrijen tijd overhoudt is voor ons,
niet waar, beste vriend?'
„Ja mijnheer, wat gij zooeven gezegd hebt is
volkomen waar," antwoordde hij, «en mejuffrouw
Mary zal dat ook wel begrijpen, ik twijfel er
niet aan.'
Droevig antwoordde het meisje:
„Wanneer ik mijne achting en liefde schenk,
dan schenk ik die zonder eenige nevenbedoeling,
zonder beperking, zonder deze tusschen verschei
dene personen te deelen. Ziedaar wat ik begrijp.
Dan ben ik gereed, opgewekt van harte alle toe
gevingen, alle opofferingen te doen. Het schijnt
mij toe dat dit een plicht is. O, mijne woorden
waren wellicht overdreven. Ik eischte zeker te
veel, daar ik bereid ben alles te geven. Ik zal
redelijker trachten te worden en mij met minder
weten tevreden te stellen
Lucien kreeg meer en meer medelijden met het
meisje. Niet wetend wat te antwoorden, zweeg hij.
„Welaan, nu begint gij elkander uitstekend te
begrijpen,' sprak de raillionaiï' met een onna
tuurlijk air van tevredenheid. „Lucien, dat ver
zeker ik u, liefste, zal alles doen wat in zijne
macht is, om u aangenaam te zijn."
„Daarop kunt gij rekenen mijnheer," zeide de
jongman, „en ik hoop dat mejuffrouw Mary zich
daarvan ook overtuigd houdt.'
Het meisje vestigde op den jongman hare met
tranen gevulde oogen. De ongelukkige scheen te
willen uitroepen
„Zoo gij eens wist hoezeer ik u beminO,
mocht gij mij dezelfde liefde toedragen
Er liep Lucien een huivering over het geheele
lichaam.
Op dit oogenblik werd er geboodschapt, dat
bet diner was opgediend.
„Geef mijne dochter den arm,' zeide Harmant.
Mary blakend van liefde, drukte met opzet den
arm van Lucia's verloofde, terwijl zij gezamenlijk
naar de eetzaal gingen.
De ontknoopiiig van het drama te Schagen.
„Alot is ontslagenziedaar het groote
nieuws, waarmede Schagens burgerij Zondag
morgen werd begroet. Na eene volledige be
kentenis van Boes, waaruit moet blijken, dat
moeder en zoon gemeenschappelijk het gru
welstuk hebben gepleegd, is Alot uit Alkmaar
Zaterdagnacht teruggekeerd. Beschuldigde
Boes moet in het bijzijn der rechters Alot
vergiffenis hebben gevraagd voor de snoode
aantijging, tegen dezen ingebracht. Ook moet
Klaas Boes hebben verklaarddat hij de
inbraak ten huize van den heer Asser heeft
gepleegd. (In Maart jl. is ten huize van
genoemden heer ingebroken bij welke ge
legenheid een dameshorloge werd vermist
dat, zooals nu bleek, door beklaagde Boes is
verkocht aan een gezel van denzelfden win
kel waar hij werkte.)
Uit het volgende blijkt hoe Klaas Boes
de valsche beschuldiging tegen Simon Alot
vond.
Op de Haarlemsche kermiswerd Alot
gezien en aangesproken door J. De Vries
venter in sigaren uit Schagen, die daar zijne
waar zocht kwijt te raken. Ook Alot bood
hij zijne waar aan. Alot was echter niet tot
koopen geneigdmaar stelde aan De Vries
voordezen in een koffiehuis te tracteereu.
Bij die gelegenheid trok het de aandacht
van De Vries dat Alot bijzonder ruim van
geld was voorzien. Te Schagen teruggekomen,
vertelde De Vries in een gesprek in het
Café-Boesdat hij onder meer te Haarlem
ook Alot had geziendie er nogal goed
scheen bij te zitten. Daar men wist, dat Alot
niet in het bezit van veel geld kon zijn, wijl
zijne moeder hem een rijksdaalder had ge
geven om te Haarlem werk te zoeken, werd
De Vries aangespoord van een en ander
kennis te geven aan den heer Berman, bur
gemeester van Schageu. Deze ontbood toen
Alot, om van hem de herkomst dier gelden
te vernemen, 't Blijktdat Alot toen en
later eene valsche verklaring heeft afgelegd,
die de vermoedens tegen hem versterkten.
Daarbij kwamen thans tal van kleinig
heden. Alot had op den morgen van den
moord aan een jongetje gevraagd Staat er
veel volk bij Bute voor de deur en hoeveel
politie Alot had zich den geheelen dag
niet op straat laten zien was reeds den
morgen daarop naar Haarlem vertrokken en
volgens ooggetuigen blijkbaar gejaagd ge
weest. Alot miste zijne daagsche kleeren en
tal van andere bijzonderheden kwamen aan
't licht. In 't nauw gedreven verklaarde hij
ten slotte, dat hij zijn gereedschap en daagsch
pak had verkocht en zoo in het bezit van
het geld was gekomen. Dat bleek bij onder
zoek waar te zijn. Maar tocher was en
bleef veel duister eu Alot werd streng in het
oog gehouden.
Intusschen schijnt men bij Boes niet gerust
geweest te zijn en om den schijn tegen Alot
te versterkenlegde K'aas Boes in den
nacht van Maandag op Dinsdag een gouden
ketting neer op het erf van Alot. Deze ket
ting werd al spoedig ter plaatse door de po
litie gevonden. Het bleekdat de ketting
behoorde tot de vermiste voorwerpen van
Bute. Men vermoedde terstond, dat de ketting
daar was neergelegd, zonder nog het hoe en
waarom te begrijpen.
Vanwege de officier van justitie, den heer
Karseboom, werd daarop het volgende bulle
tin verspreid „Een iederdie gisteravond
en in den afgeloopen nacht tot hedenochtend
7 uur heeft geloopen langs het Noord te
Schagen, wordt dringend verzocht ten spoe
digste zijn naam aan de politie of justitie op
De tafel was met bloemen bedekt.
„Gij ziet het mijnheer," sprak het meisje met
een zonderlingen glimlach, ..het is hier feest van
daag, het feest uwer blijde thuiskomst.»
„Evenals gisteren bij mijn geliefde Lucia," dacht
Lucien, „wordt hier mijn terugkeer met bloemen
gevierd. Arm kindNiettegenstaande de einde-
looze teederheid, die ik zie en gevoel, waariiiede
ik omringt word kan ik haar niets van 't hart
schenken, dat geheel aan Lucia toebehoort.'
Het diner was vrij opgewekt.
Niettegenstaande hare jalousie gevoelde Mary
zich gelukkig den jongman bij zien te zien, dien
zij zoo beminde, en de heer des hnizes stelde ook
alles in het werk om vroolijkheid aan tafel te
doen heerschen.
Tegen tien uur nam Lucien afscheid.
„Vergeet niet,' zeide Mary, „dat hier morgen
ook voor u gedekt wordt."
„Ik herinner mij uwe woorden, juffrouw, en gij
kunt gerust zijn, dat ik die niet vergeten zal.'
Zooara Lucien buiten was gekomen in de open
lucht, was hij te moede, alsof hem een gewicht
van de borst was genomen, en toch verweet hij
zich op dit oogenblik, dat hij de openhartigheid
nog niet wat verder had doorgedreven.
„Wat zal er nu gaan gebeuren vroeg hij zicli
af, de hand aan het brandend voorhoofd brengend.
„De toestand is onhoudbaar Zal ik niet genood
zaakt worden dit huis te verlaten en elders eene
betrekking te zoeken? En dan? Te Bellegarde?
Maar het salaris zal veel minder zijn en ik weet
ook niet of Lucia mij zal willen volgen."
En dan weer dacht hij
„Moet ik niet hier blijven, waar ik de hoop
kan koesteren eenmaal in staat te zullen komen de
fabriek miins vaders weer op te bouwen? Arme
Mary 1 Ik kan het haar niet euvel duiden, dat zij
mij bemint. Dat is hare schuld nietEn verwij
derde ik mij, dan zou ik haar den doodsteek
toebrengen. Zou het niet veel beter zijn de onder
mijnende ziekte, die hare laatste krachten sloopt,
langzaam haar werk te laten voltooien Hare
dagen zijn geteld, weldra zal ik geen last meer
hebben van hare liefde!"
Lucien was te bed gegaan, zonder een bepaald
besluit te hebben genomen. De iongman verkeerde
in koortsachtigen toestand en kon den slaap niet
vatten.
Paul Harmant bleef alleen met zijne dochter.
te geven.
Daarop meldden zich enkele personen aan,
die allen Klaas Boes op het Noord of in
de nabijheid van het erf van Alot hadden
gezien. Klaas Boes werd daarop uit een
danshuis gehaald en verklaarde beslist niet
op het Noord geweest te zijn. Gelijk men
weetwas Klaas wegens zijn tegenstrijdige
verklaringen als een der naaste buren van
de vermoorden reeds in het oog gevallen.
Tegen het kruisverhoor dat de 17-jarige
booswicht thans onderging'scheen hij niet
bestand te zijn. Doch op Alot bleven zware
vermoedens rusten en daarom betichtte Klaas
Boes dezen van de daad en gaf zichzelven
als medeplichtige aan. Op die manier meen
de hij het zwaarste deel der straf te ontloopen.
Alot kontoen hij voor de bedstede van
Tona Beijers gebracht werd, naar waarheid
getuigen, dat hij onschuldig was.
De justitie heeft ook hier gelukkig licht
weten te verspreiden. De ware schuldigen
zijn ten slotte ontdekt, al behoort de eene
de moeder van Klaas Boes niet meer
tot het rijk der levenden.
Algemeen heeft men innig medelijden met
Anthonie Boes den vaderdie te Schagen
gedurende 38 jaar het barbiersvak heeft uit
geoefend, en die door ieder, die hem kende,
steeds geacht werd. Men is dan ook algemeen
van meening, dat alles wat de misdaad be
treft of daarmede in betrekking staat, buiten
zijn weten is geschied.
De moord te Bussum
Maandag zijn als getuigen gedagvaard
twee meisjes van 13 jaar uit Bussum, vrien
dinnetjes van het vermoorde kindJansje
Meinders. Het eene heeft den middag vóór
den moord met Jansje gespeeld, en is met
haar naar huis gegaan, waar de beschuldigde
dienstmeid de kinderen vijf centen gaf om
peren te koopen, met de boodschap, dat ze
nog wat mochten uitblijven. Men vermoedt,
dat de beschuldigde zoodoende de meisjes
het huis wilde uit hebben, om ongestoord
haar voornemen ten uitvoer te kunnen brengen.
Het tweede gedagvaarde meisje heeft den
soldaat Koeleman om acht uur met de meid
zien praten.
Zondag was de justitie uit Amsterdam weer
te Bussum, hoofdzakelijk met het doel om
de plaats, waar de misdaad is gepleegd met
nauwkeurigheid vast te stellen. Ook toen
moet weer gebleken zijn, dat 't ongelukkige
kind boven is vermoord.
Aan een der muren van de gang boven
is een vlek ontdekt, welke men door afwis-
schen heeft onzichtbaar trachten te maken.
Waarschijnlijk is dit bloed.
Ook was Zondag een kannonier te Bussum,
die aan de justitie kwam mededeelen, dat hij
den avond van den moord aan de voordeur
heeft gescheld, en dat de meid die heeft
opengedaan. Men acht dit niet mogelijk, tenzij
de deur met valsche sleutels is ontsloten.
De verklaring van den kanonnier wordt bo
vendien tegengesproken door een buurmeisje,
dat hem wel aan de voordeur zag aanschellen,
waarop echter de meid buitenom ging, om
te zien wie er schelde.
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie.)
Mijnheer de Redacteur
In de eerste plaats u, mijnheer de Red.,
mijn dank voor de plaatsing van mijn stuk
in uw blad van 23 Aug. 1.1. En nu een woord
tot den vrager van mijn naam, welke vrager
zich u noemt „de hoofddirectie." Met dien
„Wel liefste, zijt gij tevreden vroeg hij.
Mary liet melancholiek het hoofd op de borst
zakken.
„Het is waar, hij is gekomen, en ik heb mij een
oogenblik gelukkig gevoeld; doch nu reeds ben ik
het minder, nu ik hem gezien en gesproken heb."
„En waarom kind Hij heeft alles aangenomen
wat gij hem voorsteldet."
„Gij vergist u, vader," antwoordde zij, „hij heeft
niet alles aangenomen.»
O, maar wij kunnen het hem toch niet kwalijk
duiden, dat hij ook eenige oogenblikken voor zijne
vrienden bewaart.»
„Neen, neen, het is niet voor zijne vrienden,"
antwoordde Mary, ter prooi aan eene nieuwe
ontsteltenis, „het is voor haar, voor haar alleen,
dat hij zich zijne Zondagen voorbehoudt I Voor
die Lucia is het, welke hij nog even vurig be
mint als vroeger, het meisje dat mij zijn hart ont
stolen heeft, en nu al mijne jalousie opwekt.»
„Jaloersch op die Luciariep de millionair
op verontwaardigden toon uit.
„Ja, en waarom niet? O, gij weet niet, vader,
wat er in mijn hart omgaat, wat ik te lijden
heb Een innerlijk vuur verteert mij en maakt
mij slecht. Er zijn oogenblikken, dat ik in staat
zou zijn naar een wapen te grijpen om mijne
mededingster in het hart te treffenJa, ik zou
in staat zijn die Lucia te dooden 1 Dan zou hij
haar niet meer kunnen beminnen
„Dat is waanzin, mijn kind, groote waanzin
„Ja, want jaloerschheid en waanzin gelijken
goed op elkaar, en ialoersch ben ik in den hoogsten
graad! O, mijn hart springt woedend op,wanneer
ik er aan denk, dat hij bij haar is, haar spreekt,
haar herhaalt dat hij haar bemintO konde ik
dat meisje onder de voeten vertrappen
„Bedaard, Mary Bedaard, kind
„O, dat is niet mogelijkIk bemin hem en dus
kan ik mijn hart niet doen zwijgen. Ik aanbid
Lucien en hij moet de mijne worden! Ik wil niet
dat een ander liem bezittel'
„Overdrijf niet zoozeer, mijn kind Dat is altijd
verkeerd. Ik begrijp dat gij lijdt, en zal dan ook
al het mogelijke doen om u van dat lijden te
verlossen. Reken op mij. Weldra zult gij eene
beteekenisvolle verandering bij Lucien kunnen
opmerken. Hij zal het zijn, die tot u komt om
u eene echtverbintenis voor te stellen.'
„Vader," riep liet meisje uit in een toestand,
naam zal ik den vrager dan ook maar aan
spreken.
Ook u mijnheer „de hoofddirectie" mijn
dank voor de belangstellingdie u toont in
mijn schrijven. Eén ding spijt mij echter
n.l. dit, dat ik u uit uw humeur gebracht
heb. Hoe slecht gemutst zou u dan wel ge
weest zijn, als ik méér feiten had aangehaald,
want denk niet, dat mijne mars is leeggekocht,
en de bron, waaruit ik putte, is wel vertrouw
baar. Waarom ik dan niet meer schreef, vraagt
u misschien Och ik verzocht den redacteur
slechts een bescheiden plaatsje, en waar
zulke groote feiten worden medegedeeld, daar
ziet men de kleinere zoo licht over 't hoofd.
Doch ter zake
Uit uwe vertoorndheid meen ik te kunnen
lezen, dat u de door mij aangehaalde feiten
maar al te lasterlijk voorkomen, zoo leugen
achtig, dat u ze niet onder den sluier bedekt
wil houden. Ik voor mij althans maak mij
nooit driftig, wanneer men mij waarheden
verkondigt, doch wèl zou ik opvliegen van
woede als mij leugen en laster naar 't hoofd
werden geslingerd. Heeft u ook zoo'n karakter?
U vraagt naar mijn naam; waarom toch
wel 't Zijn geen kwesties tusschen personen!
Waarom zou ik u willen beleedigenMaar
het zijn zaken, die van algemeen belang zijn.
Wanneer ik u onwaarheden heb medegedeeld,
is u als „hoofddirectie" tegenover uwe supe
rieuren, tegenover u zeiven, maar vooral
tegenover allen, die belang hebben bij 't veer,
verplichtmijne beweringen te logenstraffen.
Uwe verplichtingen tegenover de eerstgenoem-
den gaan mij niet aan maar wèl tegenover
de laatsten.
U zou toch als een mandie hart heeft
voor zijn werken dat vertrouw ik van u
niet willen gedoogendat men b. v. sprak
„Dat veer te Drongelen schijnt ook nog niet
in den haak te zijnzooals ik laatst las
en de bewijzen van het tegendeel heb ik
nog niet gehoord of gelezenlaten wij er
dus maar op rekeneneen uurtje tijd te
knnnen verliezen Dat zou u van uw werk
toch niet willen hooren.
Daarom, mijnh. „de hoofddirectie*' zult ge
u wel verplicht gevoelen in t publiek met be
wijzen mijne beweringen te weerleggen. Mijnh.
de Red. zal u, naar ik vertrouw, wel een
plaatsje in zijn blad willen afstaan. Gaarne
wil ik met u over deze zaak disputeeren;
door wrijving van gedachten komt men tot
de waarheid, en daarvan houdt u toch zeker
ook? Mijn naam is u daarvoor toch niet
noodigik moet ook maar gissen, wie „de
hoofddirectie" is.
Nu, ik zie met belangstelling uw stuk tege
moet. Voor ik eindig, wil ik u nog aan dit
spreekwoord herinneren „Wie zwijgt, stemt
toe."
U, Mijnh. de Red., mijn dank voor de
plaatsruimte.
27 Augustus 1894. N. N.
Brieven uit de Maasstad.
VIII.
Rotterdam, 25 Aug. 1894.
Ik wil niet bij gebreke aan beter, maar
ter afwisseling u ditmaal iets vertellen
van een zeer eigenaardig type in onze straat
wereld van onze bedelaars. Een wonderlijk
volkje, die Rotterdamsche aalmoezenvragers.
Het wemelt de geheele stad door, de affaire
die ze beheeren ligt op de vooruitgestoken
rechterhand, zakendoeners zijn het allen, die
niet met spiegelruiten, gelivereirokte bedien
den of dotjes van winkeljuffers maar met dit
of dat gebrek of gemis de aandacht op hun
handel trachten te vestigen.
die niet te beschrijven valt, „die aanhoudende
overgangen van hoop en vrees dooden mijDoe
wat gij kunt. Ik zal niets verzuimen om Lucien
te winnen
Paul Harmant werd beangstigd door den zon
derlingen toon, waarop deze woorden gesproken
werden.
„Maak u aan geen buitensporigheden schuldig,
mijn kind,' sprak hij. „Gij weet hoezeer uwe
rust en uw leven mij dierbaar zijn I Nog eens,
wees bedaard, en wacht met vertrouwen het na
derend geluk at!'
Mary antwoordde niet, maar ontving van haar
vader een kus op het voorhoofd en vertrok dan.
„Ik ben bang, dat zij zich aan eenige buiten
sporigheid overgeeft,' dacht hij. „Dat moet voor
komen wordenMorgen zal ik handelen.'
Mary had zich thans onder een geheel ander
uiterlijk vertoond. De ialoerschheid nad bij haar
gevoelens wakker geschud, die tot nu toe geslui
merd hadden. Toen zij hare kamer bereikt had,
dacht zij
„Zoo er gestreden moet worden om hem te
winnen, welnu, dan zal ik BtrijdenIk zal geene
middelen onbeproefd laten oin de overwinning
te behalen.»
Het meisje bracht een verschrikkelijken nacht
door, een nacht van lijden en tranen, van bedrei
gingen voor hare mededingster Lucia.
Toen de kamenier 's morgens hare kamer
binnen kwam, was zij, na eenen slapeloozen nacht
reeds te been.
„Is mijn vader reeds uit vroeg zij.
„Ja, mejuffrouw, sinds eenige oogenblikken.'
„Zorg dat mijn coupé voor kome."
Mary voltooide haar toilet en wachtte.
Na eenige oogenblikken was't rijtuig gereed.
„Naar de Bourbonkade," zeide de juffrouw,
terwijl zij instapte.
Vijfenvijftigste Hoofdstuk.
Paul Harmant deed te Courbevoie de dringendste
zaken af en zou dan Lucien een zwaren slag gaan
toebrengen. Hij ontbood den jongman.
„Zet u, vriend,» zeide hij, zooara deze binnen
trad. „Wij hebben geruimen tijd te praten. Eerst
heb ik u te bedanken,' begon Paul Harmant.
„Bedanken! En waarvoor mijnheer?»
„Voor uw gedrag ten opzichte mijner dochter,
gisteren avond. Wordt vervolgd.