BUITENLAND.
Belgie.
Frankrijk.
Spanje.
Duitschland.
Italië.
Griekenland.
BINNENLAND.
v
zekerheid welke in den slag aan de Yalu-
monding de verliezen zijn geweest aan Ja-
pansche en welke aan Chineesche zijde, als
voor ettelijke dagen toen het eerste gerucht
van dezen zeeslag Europa bereikte. De
publicatie van 't geen „ooggetuigen", „onpar-
tijdigen", „deskundigen" en andere van
onbetrouwbaarheid onverdachten, als zuivere
waarheid vertellen, geeft een amalgama van
de meest tegenstrijdige berichten en zoo blij
ven de details van den kamp berusten op
vermoedens en veronderstellingen Grond
slagen te onvertrouwbaar om er beschouwin
gen op te vestigen. Opnieuw wordt er
gesproken van plannen, door de groote mo
gendheden gekoesterd ter beëindiging van den
oorlog plannen die, als ze inderdaad
bestaan, wel niet tot verwezenlijking zullen
komen dan in 't voordeel van 't zegevierende
Japan, dat zijn eischen wel hoog zal stellen.
Op de Schelde ter hoogte van Meestove
is Zondagnacht het stoomschip Pentaur, be
stemd voor Valparaisomet de Engelsche
goelet Island Lass, bestemd voor Antwerpen,
in botsing gekomen. De laatste werd mid
dendoor gevaren en zonk bijna onmiddellijk.
De loods en twee matrozen der Island Lass
klemden zich intijds vast aan den ankerketting
en de verschansing der Pentaur; de kapitein,
de douanebeambte en drie matrozen vielen
in het water. Een hunner verdronkde
overige werden door een pleieiervaartuig op
genomen. De Pentaur, die niet beschadigd
schijnt te zijn, bleef drie kwartier liggen, om
de schipbreukelingen hulp te verleenen.
De Ilépublique Franq:aise, het orgaan van
de aanhangers van Méline, begint in te zien,
dat de verhoogde tarieven niet het gewenschte
resultaat hebben opgeleverd. Het heeft echter
de oorzaak daarvan gevondenalle spoor
wegen staan met elkaar in verbinding. Men
zou dus de lijnen aan de grenzen moeten at-
breken, of b. v. in Frankrijk een ander spoor
gaan leggen dan in de aangrenzende landen.
Het blad kan nog verder gaan, en verzoeken,
dat het licht in alle vuurtorens weggenomen
worde, dat men de havens late verzanden,
opdat zoodoende alle invoer verhinderd worde.
De glasblazerij Richarme, welker werk
lieden sedert vier maanden den arbeid gestaakt
hebben heeft haar ovens weder ontstoken.
Daar de stakers een manifestatie op het ge
touw gezet hadden tegen de werklieden, die
het werk hervat hadden, zijn drie personen
gearresteerd. In den nacht van Zaterdag op
Zondag hebben bovendien een Duitscher en
een Italiaan de vreemde werklieden, die pas
aangekomen waren, met den dood bedreigd,
als ze niet weer vertrokken. De Duitscher
is gevangen genomenmaar den Italiaan
zoekt men.
De mijnwerkers te St. Etienne hebben
een door hun leiders voorgestelde motie ver
worpen, waarin tegen de onlangs aangenomen
wet op de pensioenkassen geprotesteerd wordt,
zij hebben slechts den afgevaardigden verzocht
een verhooging van de pensioenen te be
werken.
Een commissie is ingesteldom een
onderzoek in te stellen naar de wenschelijk-
heid en de mogelijkheid van een kanaal, dat
de Middellandsche zee met den Atlantischen
Oceaan verbindt.
Een eigenaardig speelhol is dezer dagen
te Madrid ontdekt. Toen de politiebeambten
er doordrongen vonden zij een kleine
kapel, waar een heer op het altaar stond te
preeken, terwijl de overige aanwezigen ge
knield lagen te bidden. Zij lieten zich echter
niet overbluffen maar begonnen een nauw
keurig onderzoek, en zoo ontdekten zijdat
door het drukken op een veer de kerk ver
anderd kon worden in een roulettezaal, en
omgekeerd de speelzaal in een kerk.
De spelers bleken te behooren tot de aan
zienlijkste kringen van Madrid. Zij zullen
gerechtelijk vervolgd worden.
Niettegenstaande de regen in stroomen
neerplaste, trokken Zondag omstreeks twee
duizend bewoners van de provincie West
pruisen, waaronder honderden jonge en oude
dames, in optocht naar Bismarcks landgoed
Varzin. Bismarck hield tegen de betoogers
een redevoering, nog langer en nog sterker
politiek gekleurd dan de vorigeover de
Polen. Zijn woorden waren buitengewoou
verrassend omdat hij ten slotte den keizer
lof toezwaaide voor diens toespraken in
Koningsberg, Marienberg en Thorn en ver
klaarde dat hij, Bismarck, het geheel eens
was met het program daar door Wilhelm II
ontwikkeldstrijd tegen de revolutionaire
partijen waartoe volgens Bismarck ook de
Poolsche adel behoort, versterking van de
Duitsche nationaliteit en, in het a'gemeen
beteugeling van de begeerte der Polen om
zich af te scheiden. De laatste woorden van
Bismarck waren: God beware deze voorne
mens God begunstige ze, God geve den
keizer raadslieden en dienaren, die bereid zijn
en van hun bereidwilligheid getuigenis afleg
gen, om te handelen naar de bedoelingen
van dit keizerlijk program. Leve de keizer!
God behoede hem
Na de redevoering werd Bismarck door de
dames levendig toegejuicht De oude heer
maakte korte metten en kuste alle mooie
meisjes en vrouwtjes, die hij te pakken kon
krijgen, hartelijk.
Koning Umberto van Italië heeft kwijt
schelding van straf verleend aan allen, die
tot straffen beneden het jaar door de militaire
rechtbanken op Sicilië en Carrara (tijdens de
bekende onlusten) waren veroordeeld. De
straffen beneden de drie jaar zijn alle met
een jaar verminderd en alle boeten zijn
kwijtgescholden.
Deze daad van koninklijke clementie zal
waarschijnlijk meer dan iets anders het had
kunnen doen bevorderlijk zijn aan het herstel
van rust en orde.
Een buitengewoon stout rooversstuk, waarbij
de reeds medegedeelde nog niet halen, is in
Griekenland gepleegd. De bende van Pa-
pakoritzopoulo heeft bij Larissa een rijtuig
aangevallen waarin de procureur generaal, de
rechter van instructie en twee griffiers zaten.
Na eenigen tegenstand, waarbij de procureur-
generaal gewond werd, namen zij de vier
heeren gevankelijk mee in het gebergte. Drie
ruiters, die het rijtuig vergezelden, riepen de
hulp der militaire macht in en na verloop
van een uur was de bende door de soldateu
omsingeld.
De roovers doodden den procureur generaal
en brachten den rechter een ernstige wonde
toe. Zij trachtten toen te ontvluchten, maar
zij werden allen gedood.
WAALWIJK, 26 September 1894.
Zaterdag had te Sleeuwiik het volgend
ongeluk plaats. Schipper J. Kanters viel, bij
het uitbrengen van een lijn, van de boeg
spriet te water en kwam op het anker terecht.
Alle pogingen, door de knechts tot redding
in het werk gesteld, waren vergeefschde
ongelukkige verdronk. Hij laat een weduwe
met een kind na.
Het lijk is Zondagmorgen door Woudri-
chemsche visschers onder toezicht der rijks-
en gemèente politie van Woudrichera en
Sleeuwijk met den zegen opgevischt op de
zelfde plaats, waar de ongelukkige te water
viel. Eene gapende wonde van 2 cM. boven
de linker slaap bewijst dat Kanters op het
anker terechtgekomen is en reeds bewusteloos
moet geweest zijn, eer hij in het water viel.
Na schouwing van het lijk door dokter van
Geijtenbeek te Woudrichem is het naar Wer
kendam vervoerd om daar begraven te
worden. Kanters vader verdronk indertijd,
toen hij hem wilde redden. Vader en drie
zoons zijn nu reeds verdronken; een broer
met zwemmen en een ander sloeg overbooid
en verdronk toen hij aan het pompen was.
- Bij het gisteren avond gewced hebbende
on weder is de bliksem te Vlijmen in een
huis geslagen zonder brand te veroorzaken.
De vrouw des huizes was bewusteloos, een
kind schijnt getroffen te zijn.
Moord 1c Venloo
Een treurig geval heeft te Venloo plaats
gehad.
Een gewezeu huzaar, die voor eenige weken
den dienst verliet, had kennis met een circa
I8jarige dochter van den caféhouder Fritzen.
Volgens gerucht was de liefde van 't meisje
afgekoeld en had zij thans kennis met een
ander jongeling.
Vrijdagmiddag trof de afgewezen minnaar
het meisje op den Singel te Venloo aan en
loste hij op haar eenige schoten uit een
revolver, met het noodlottig gevolg, dat zij,
in het hoofd getroffen, spoedig den geest
gaf; daarna schoot de moordenaar zichzelf
een kogel door het hootd, die ook bijna den
onmiddellijken dood tengevolge had.
De moord te Nijmegen
Volgens de laatste berichten moet de ge
arresteerde Stelbrink bij het onderzoek der
justitie, tot bekentenis zijn gebracht.
Te Velp bij Arnhem is ingebroken in
de t 'delijk onbewoonde villa van den heer
H. Doyer, aldaar. De dief of dieven hebben
zich door een raam toegang verschaft tot de
woning en aldaar twee zwart marmeren pen
dules gestolen; van een glazen kast had men
den spiegel ingeslagen. Wijl de heer Doyer
afwezig is, heeft men nog niet kunnen na
gaan wat er nog meer ontvreemd is. De
politie heeft reeds een onderzoek ingesteld.
De koninginnen te Breda.
Uit Breda schrijft men
Het feestkleed staat de schoone stad Breda
zoo zeldzaam goed. 't Is heelemaal in har
monie met haar Brabantsch karakter luchtig
jes, vriendelijk, rooiaal en daarom zoo bijzon
der aantrekkelijk. In breede slingers hangt
het sparregroen langs al die lachende huizen
reeksen, en fier wappert daartusschen het
de Murillostraat en 't genoegen verschaffen van
een onderhoud met juffrouw Marv."
„Ik dank u, miju vriend/ zegde de millionair,
en stel alle hoop op u/
«Wilt gij mij veroorleven dit proces verbaal
vier en twintig uren te bewaren vroeg Lucien
//Gij kunt er over beschikken. Bewaar het zoo
lang gij wilt
„Ik wenschte vandaag wel vrij te zijn."
#Gij zijt vrij mijn vriend.*
#Ora half zeven juist zal ik bij u zijn/
„En met ons dineeren niet waar
„Die eer zal ik hebben/
«Uitstekend mijn vriend. Ik zal u wachten, of
beter gezegd, wij zullen u wachten/
Lucien vertrok met een benepen hart.
Hij beschouwde den toestand van alle zijden.
«Thans is de zaak duidelijk/ zeide hij. «Paul
Harmant heeft mij tegengehouden op den rand
van den afgrond. Lucia is wel Jeanne Fortier's
dochter, die vrouw veroordeeld wegens moord
op mijn vader gepleegd. Ik ben wel is waar niet
overtuigd van Jeanne Fortier's schuld, maar Paul
Harmant heeft gelijk, er zijn bewijzen van de
misdaad, maar geen bewijzen zijn er van hare
onschuld. Zoo ik niettegenstaande dit alles toch
Lucia huwde, zou ik in het oog der wereld eene
schandelijke zaak begaan. En Paul Harmant zou
niet nalaten de daad wereldkundig te maken,
ledereen zou mijn minachten. Lucia is onschuldig,
het arme kind, doch zij draagt een gevloekten
naam, een naam met het bloed mijns vaders be
vlekt. Onze echtverbintenis, die zich zoo roos
kleurig liet aanzien, is onmogelijk geworden. Zij
zal niet gesloten worden. O, arme, arme Lucia 1
Ik zal uw hart breken en tever.s het mijne. Vaar
wel, schoone hoop I Vaarwel mijce liefde! Vaar
wel, toekomst! Vaarwel al mijn geluk!
Lucien streed niet langer tegen de droefheid,
die hem verpletterde.
Toen hij te Parijs op de Place de l'Etoile was
aangekomen, nam hij een rijtuig naar de Bour
bonkade.
Lucia's vensters waren gesloten.
Tegenover de woning, waar hij het meisje voor
't eerst ontmoet had, waar hij haar had leeren
beminnen en znlke schoone droomen gekoesterd
had, werd hij door eene hevige ontroering over
meesterd.
Tranen rolden over zijne wangen.
Met eene bevende hand veegde hij de trar.en
weg en trad de poort binnen.
De deur stond open.
«O, mijnheer Lucien!" iiep de portierster uit.
«Dat treft gij slecht/
«Waarom
«Juffrouw Lucia is zooeven uitgegaan/
„Zoo!" antwoordde Lucien. «Zal zij lang weg
blijven
«Dat heeft zij mij niet gezegd/
«En mama Lison, is die niet hier
«Neen mijnheer, mama Lison is heden morgen
niet komen ontbijten. Zij schijnt het zeer druk
te hebben/
Lucien groette.
«Wilt gij hier niet op Lucia wachten
«Neen, ik ben zeer gepresseerd/
«Wat zal ik aan Lucia zeggen?"
«Dat ik hier geweest ben, anders niets/
De jonkman vertrok.
De portierster zag hem met een zonderlingen
blik na en dacht
«Wat ziet hij er aardig uit van daag! Vroeger
was hij steeds zoo lief! Maar hij is op weg om
fortuin te maken, een groot man te worden, en
dat verandert spoedig een persoon."
Na deze philosolische beschouwing trad de vrouw
hare woning binnen.
Achtenvijftigste Hoofdstuk.
Lucien was weer ingestapt.
Hij liet zich naar mama Lison in de Danphine-
straat brengen.
Bij de deur ontmoette hij de vrouw in gesprek
met een der klanten van den winkel.
De brooddraagster had een droevig voorgevoel
zoodra zij hem ontwaarde.
«Gij hier, mijnheer Lucien?" zeidé zij. «Zijt
gij gekomen om mij te spreken
«Ja mama. Ik kom van de Bourbonkade/
«Hebt gij juffrouw Lucia gezien
«Zij was afwezig/
«Hadt gij haar iets mede te deelen
«Ja, maar nu zal ik 't aan u zeggen/
«Aan mij?' vroeg de brooddraagster verwonderd.
«Ja. Is uw werk geëindigd Hebt gii een
uurtje tijd
«Zeker, mijnheer Lucien/ antwoorde Jeanne,
wier onrust grooter werd. «Ik ben vrij. Willen
wij naar de Bourbonkade gaan
De jonkman schudde het hoofd.
„Neen/ zeide hij. „Ga liever met mij mede/
„Maar wat is er toch? Gij zijt geheel ontsteld."
„Wat er is? Weldra zalt gij het weten. Laat
ons instappen."
„Een oogenblikIk moet eerst den patroon
waarschuwen." Zij ging den winkel binnen.
Na een oogenblik kwam zij terug, en stapte
met Lucien in het rijtuig.
De jonkman riep den koetsier zijn adres toe.
Het rijtuig rolde voort.
Jeanne wilde Lucia's verloofde eene vraag doen,
doch Lucien was haar voor.
„Niet hier mama Lison/ zeide hij. „Wat ik u
heb mede te deelen is van bijzonder gewicht.
Laat ons wachten, tot dat wij bij mij zijn/
Jeanne Fortier, wier onrust in angst veran
derde, drong niet verder aan, maar gaf zich
zonder nog een woord te spreken geheel aan hare
gedachten over,
Naar aanleiding van hetgeen er was voorgevallen
tusschen juffrouw Harmant en het jonge meisje,
dacht zij wel dat er sprake zou zijn van Lucia.
Zij hield zich daarvan geheel overtuigd. Maar wat
zou 't toeh wel zijn, dat Lucien haar mede te
deelen had.
Zij kon het niet vermoeden. De goede vrouw
was vol vrees en angst.
Eindelijk stond het rijtuig stil.
De jonkman stapte uit en Jeanne volgde hem.
Weldra waren zij te zaam in het zeer eenvoudig
vertrek dat Jules Labroue's zoon in de Miromes-
nilstraat bewoonde.
Lucien liet zich op een stoel neder vallen en zijne
lang ingehouden tranen vloeiden overvloedig.
Jeanne beefde.
„Mijnheer Lucien/ riep zij uit, „dat zijn tra
nen die duidelijker spreken dan alle woorden.
Lucia is in het spel, niet waar Gij hebt mij van
haar te spreken
„Ja," antwoordde de jonkman.
„O, van morgen reeds, na het bezoek van me
juffrouw Harmant, vermoedde ik een ongeluk/
Jules Labroue's zoon staarde Jeanne met ver
baasde oogen aan.
„Mejuffrouw Harmant?" vroeg hij.
„Weet gij niet, dat juffrouw Harmant heden
morgen bij Lucia is geweest?" vroeg madame Lison.
„Neen, dat weet ik niet/
„Weet gij dan ook niet, dat juffrouw Mary u
rood, wit en blauw. Eerepoorten zijn als
door een tooverslag verrezen uit den grond,
goed in stijl, met zachte kleuren, en daar
onderdoor ziet men in de alleeén van den-
neboomen, die zijn gegroeid langs de trot
toirbanden ook al op de machtspreuk„de
koninginnen komeu 1"
Heele plantsoenen heeft men aangelegd
in dien korten tijd, en vijvers zijn gegraven,
waaruit fonteinen springen, en van de balkons
der villa's en uit de vensters hangen sier
planten af op Smirnasche tapijten.
In de magazijnen is het mooiste voor de
vensters uitgestald cusschen groen en bloemen;
overal komt 't oranje boven.
Werkelijker is haast geen stad in ons
land, die dankbaarder kan worden versierd
dan Breda.
Maar ieder werkte ook mee, want de stad
van ,,'fc turfschip" heeft veel verplichting aan
ons vorstenhuis, en dat vergeten de joviale
bewoners nooit. Niet alleen op de eerste
standenneenook in de nauwe straatjes
hebben de buren „botje bij botje" gelegd,
om een eereboog te kunnen zetten, en de
een ging de dennetakken halen in 't masl-
bosch de andere naaide de vlaggen een
derde penseelde de wapens, en weer een
vierde concentreerde al zijne schoonschrijf-
kunst in een spreuk op een schild. Zoo kwam
heel wat goeds tot stand, en juist omdat het
zoo algemeen is, bleef geen plekje over waar
den koninginnen niet duidelijk blijkt de
blijdschap over haar bezoek.
Dé ontvangkamer aan het station is prachtig;
het geheele bagage bureau is weggebroken en
ingericht tot een salon, dat tot in de vestibule
verlengd is, zoodat H.H. M.M. rechtstreeks
uit den trein in de gereedstaande rijtuigen
konden stappen.
Het eerste wat buiten het station in het
oog springt, is de kolossale eerepoort, voor
de Willemstraat opgericht en waarop, in flinke
letters, het „Welkom" geplaatst is. Behalve
de vele kleinere, zijn er nog twee dergelijke
gesteld aan den ingang van de Boschstraat
en op het Kasteelplein voor de Militaire
Academie. De geheele stad is een groen en
vlaggen, en dat is niet alleen in de straten,
waar H.H. M M. zullen passeeren, maar ook
in de meest afgelegen gedeelten, zooals b.v.
Middenlaan en Leuvenaarstraat. In deze
laatste vooral is men druk en met de meeste
opgewondenheid aan het werk geweest, onder
leiding en toezicht van een sergeant majoor
der Kon. Mil. Academie; deze heeft die
gansche buurt weten te bezielen en door
giften van 5 en 10 cent een geheel weten te
verkrijgen, dat werkelijk schoon is; 's nachts
is groen uit de bosschen gehaald; onder het
zingen der volksliederen hebben de vrouwen
het voorbeeld van werken gegeven. En zoo
is het overal: niemand blijft achter.
Het in orde brengen van het inwendige
van het stadhuis was in handen van de firma
Gescher en Kemper; het boudoir en de groote
voorzaal zijn van keurige tapijten en behang
voorzien; de daarin aanwezige portretten der
voorzaten van wijlen koning Willem III geven
een eigenaardigen indruk aan het bezoek,
dat nu gebracht wordtterwijl het gezicht
op de fraai versierde markt, waar duizend
kinderen gereed stonden om een welkomstlied
te zingenbij H.H. M.M. zeker lang in
herinnering zal blijven.
Op het perron werden H.H. M.M. bou-
quetten aangeboden, door de jongejuffrouw
H. Guljé aan de koniugin regentes en door
de jongejuffrouw Th. van Dam aan de ko
ningin. Op het stadhuis geschiedde dit door
bemint P'
„Dat weet ik I Ongelukkiglijk! En reeds al te
lang weet ik dat!Maai wat voerde haar toch
naar de Bourbonkade?"
„Zij is jaloersch om er krankzinnig van te
wordenZij heeft Lucia eene som van 300.000
franken aangeboden, en meer nog, zoo zij er toe
wilde besluiten u vaarwel te zeggen, u te verge
ten, en Parijs en Frankrijk te verlaten/
„Heeft zij dat gedaan?* mompelde Lucien,
hoogst verbaasd. „Heeft zij een dergelijke koop
aan Lucia durven voorstellen?'
„Ja, zij heeft verzocht, gesmeekt!Zij is op
de knieen neergevallen voor haar, die gij bemint;
heeft haar medelijden afgebeden, het meisje ver
zocht haar het leven te schenken, er bijvoegende,
dat, zoo gij haar niet wildet beminnen, zij 't met
den dood. bekoopen zouLucia geraakte vol
verontwaardiging. Is dat niet natuurlijk Zijt gij
niet haar geluk, haar leven Zoo 't arme kind
er aan denken kon, dat gij u van haar zoudt
willen verwijderen, dan zou zij hare wanhoop
niet overleven.'
Toen Lucien de brooddraagster zoo hoorde
spreken, vroeg hij zich af, of hij wel den moed
zou hel'ben haar het vreeselijk geheim mede te
deelen
Gedurende enkele oogenblikken heerschte er
stilte.
«Daarna/ hernam Jeanne, „begon juffrouw
Harmant, toen zij niet verkrijgen kon, wat zij
verlangde, de arme Lucia te bedreigen. Zij zou
zich wreken
„Zij is reeds maar al te zeer gewroken dacht
Lucien.
„Wat dunkt u vau deze handelwijze?' vroeg
Jeanne Fortier.
„Mij dunkt dat jaloerschheid eene slechte raad
geefster is, docli dat men veel moet vergeven
aan hen, die door eene koortsachtige liefde ver
teerd worden/
Dit antwoord verbaasde Jeanne in den hoogsten
graad.
„Dan keurt gij juffrouw Ilarmant's wijze van
handelen niet hoogstens af?' riep zij uit.
„Zeker laak ik de juffrouw, aoch tevens acht
ik haar zeer ie beklagen."
Wordt vervólgd.