Wul«|jksrtr en Liinplraalsclic Courant,
Nummer 96.
Zondag 2 December 1894.
17e Jaargang.
DE MWODIIRUfciM
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
UITGEVER:
ANTOON TIELEN,
Staatkundig overzicht.
BUITENLAND.
Belgie.
De Echo van het Zuiden,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maandenƒ1,00.
Franco per posi door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 17 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel*
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Stetner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Door de voltrekking van het huwelijk tus-
schen deu czaar van Rusland, Nicolaas II
en prinses Alix van Hessen, nu heetende
czarina Alexandra Feodorovna, is eindelijk
afgesloten een periode van vele weken, ge
wijd aan plichtplegingen, ceremonien en
uiterlijk vertoon en is geopend een tijdperk
van arbeiden en wellicht ook van hervor-
miugen.
De Fransche zoowel als de Engelsche
bladen hebben in de huwelijksplechtigheid
een welkome gelegenheid gevonden om nog
eens nadrukkelijk te doen uitkomen wat de
nieuwe czaar tc Parijs en te Londen doet
verwachten en hopen. In de Seine-Stad heeft
men ztchzelven zoolang gesuggereerd met
vage, ontastbare sympathie-betuigingen van
den nieuwen heerscher, dat men er hem bij
zonderen dank voor weet, nu hij eens iets
heel extra's heeft gedaan door generaal
Boisdeffre op de bruiloft te noodigen en door
den reeds op de terugreis zijnden admiraal
Gervais, met een extratrein ter deelneming
aan dezelfde feestelijkheid, te doen terug
halen. In Engeland verwacht men een steeds
toenemende verbetering van de relatien, door
de echtverbintenis van den czaar met de
kleindochter der koningin, doch als men
dergelijke betrekkingen tusschen vorsten en
heerschers, wilde beschouwen als een garantie
voor deu vrede en als leidende tot verbroe
dering tusschen de betrokken volkeren, zou
men blijk geven zijn algemeene geschiedenis
vrij wel te zijn vergeten. Ook heeft de ver
wantschap tusschen den vorigen czaar en de
Engelsche koninklijke familie immers niet
verhinderd, dat het telkens haken en oogen
was tusschen beide rijken en dat er een
voortdurende naijver tusschen hen was met
betrekking tot elkanders machtsgebied in
AzieDe gemalin van den pas overleden
czaar, de keizerin-moederis een zuster
van de aanstaande koningin van Engeland,
nu prinses van Wales en uit die verwant
schap heeft immers niemand een goede ver
standhouding tusschen beide rijken afgeleid.
Naar het Fransch door W. v. R.
Overgenomen uit de Meierijsche Courant j
129
//Gij zult mij een genoegen doen, zoo gij mij
nooit meer van dat jonge meisje spreekt/ onder
brak haar Mary.
„Ik heb uwe woorden gehoord, mejuffrouw
maar toch verzoek ik u mij thans nog te willen
berichten, waaraan Lucia zich schuldig gemaakt
heelt, 't Is mijn plicht geene werkster in mijn
dienst te houden, wier gedrag niet betamelijk is
tegenover mijne klanten. Lucia is eene weeze
een gevonden kind, doch niettegenstaande hare
wellicht onregelmatige geboorte gat'zij mij steeds
alle redenen tot lof en tevredenheid."
„Ik beschuldig juffrouw Lucia niet. Ik beklaag
mij niet over haar. Alleen verlang ik, dat zij in
't vervulg niet voor mij werke en nooit meer
den voet zette in het hotel mijns vaders.*
„En waarom niet
«Omdat ik het wil, en dat moet voldoende zijn,
dunkt mij," antwoordde Mary op hoogen toon.
Madame Augustine, wij weten het reeds lang,
gevoelde voor Lucia eene bijzondere, een haast
moederlijke genegenheid.
Mary's wijze van spreken stemde haar daarom
zeer aangenaam.
Op eerbiedigen toon antwoordde zij, maar toch
zeer vast:
„'t Is mij niet mogelijk, mejuffrouw, met deze
woorden tevreden zijn. Gij doet in mijn binnen
ste een argwaan groeien omtrent een kind, waar
aan ik het volste vertrouwen geschonken had
aan een kind, dat in mijn dienst gevaarlijk werd
gewond. Gij hebt iets tegen haar in te brengen,
dut is duidelijk genoeg. Doch ik heb het recht
om te vernemen waarom gij haar beschuldigt.
Zoo Lucia mijne vriendschap onwaardig is, dan
zal ik haar deze onttrekken."
„Ik heb u niets te antwoorden, madame' zegde
De Times en de Standard waren heel op
timistisch in hun toekomst beschouwingen:
een effen blauwe lucht allerwegen, geen
regen- of onweerswolkje waar te nemen.
Meer in overeenstemming met de werkelijk
heid is de Pall Mall Gazette; een weinig
cynisch zegt dit blad „de keizer zoowel als
de keizerin zijn goede vrienden van ons volk
en al was dat niet zoo, dan zou het nog
geen verschil maken."
Zoo behoeft men zich dus in Frankrijk
over een RussischEngelsch verbond niet
ongerust te maken. Frankrijks koloniaal bezit
loopt heusch nog geen gevaar en het nog
altijd min of meer van relatien met de of-
ficieuse kringen te Berlijn verdachte orgaan
aan den Rijn, kan ook „ruhig" blijven.
Te Weeuen gelooft men in de bekende
„welingelichte kringen" niet, dat Engeland
het Dardanellenvraagstuk aan het rollen
zal brengen. Men is er zeker van dat de
vloot van het Vereenigde Koningrijk voorna
melijk het levend materiaal, onvoldoende is
en het is heel begrijpelijk dat Engeland tot
de uitvoering der belangrijke hervormingen,
verbeteringen en uitbreidingen, met Rusland
op goeden voet wil blijven, zonder daarom
zich tegen de triple-alliantie te keeren. De
Armenische quaestie moest Engeland dan
nu ook maar laten rusten tot geschikter
oogeublik; de Zieke Man aan den Bosphorus
is er heelemaal door van streek.
Zoo heel zeker is het nog niet, dat Wekerle
gansch ongeschonden als premier uit VVeenen
in Hongarije's hoofdstad is geretourneerd
wel heeft een aanhanger van Lavater's leer
door Wekerle's uiterlijk de zekerheid ver
kregen, dat het alles heel goed is afgeloopen
en dat hij zelfs geen gelegenheid heeft gehad
om de kabinets-quaestie te stellen, doch dat
zijn nog altijd min vertrouwbare gevolgtrek
kingen. Eigenlijk is de oplossing der moeie-
lijkheden verdaagd tot na de komst des
keizers, deze week nog. Slaagt Frans Jozef
er dan in de zaken weder in 't rechte spoor
te leiden, dan is Wekerle weer eenigen t'-jd
het heertje, maar slaagt hij daarin niet, dan...
Harmant'8 fiere dochter.
Op het oogen blik, dat Mary deze woorden sprak
werd de portière geopend, en Lucia, bleek als
eene doode, nauwelijks in staat op hare beenen
te staan, verscheen op den drempel.
„Wanneer men eene lage zaak verricht, mejuf
frouw, sprak zij op een toon, die door ontroering
zeer ontsteld was, „dan moet men ook den moed
hebben die lage zaak tot het einde door te
drijven.'
Mary stampvoette van ontsteltenis en woede.
„Luca! Lucia 1 riep madame Augustine uit,
bevend als een riet.
„Oik vraag u wel verschooning, madame,'
antwoordde de werkster„ik was daar, achter
die portière, en wachtte, toen ik hoorde, dat er
iemand bij u was. Het toeval deed mij de woor
den hooren door mejuffrouw gesproken, en mijne
verontwaardiging was zoo groot, dat ik mij niet
langer kon inhouden, llen beleedigde mij, men
sprak van mij in bewoordingen, die wel in staat
waren mij in uwe oogen te vernietigen, mij uw
vertrouwen, uwe liefde en achting te doen ver
beuren, welke mij zoo lief en zoo dierbaar zijn,
bewoordingen, in staat zelfs mij het middel te
ontnemen om op fatsoenlijke wijze mijn brood
te verdienen. Men raakte mijne eere aan, de eer
van het jonge meisje. Moest ik mij niet verde
digen Ik ben binnengekomen. Zie, hier ben
ik. Geliet zoo goed te zijn juffrouw Harmant te
verzoeken u in mijne tegenwoordigheid te ver
klaren, waarom zij niet wil, dat ik nog ooit bij
haar binnentrede 1 Dat zij haar gemeen werk
voltooie, zoo zij het durft! Ik wacht!"
„Madame," zegde Mary, zich tot de eigenaarster
der groote modezaak wendend, „laat gij mij in
uwe woning beleedigen
„Ik verzoek u nadere verklaringen te geven,"
onderbrak haar Lucia. „Is dat eene beleediging,
mejuffrouw? Hebt gij nu reeds vergeten, dat
nog geen acht dagen geleden gij tot mij zijt ge
komen op de Bourbonkade, dat gij hijgend van
vermoeienis en warmte de zes verdiepingen der
arme werkster hebt beklommen Stondt gij toen
niet biddend en smeekend tegenover haar, die gij
heden met zooveel minachting behandelt?"
„Genoeg 1 Genoeg!» beval Mary.
„Gij zult mij aanhoorenIk wil mij recht-
Terwijl de keizerlijke goedkeuring van de
drie kerkelijke-politieke voorstellen in af
wachting van de afdoening der beide nog
resteerende door het hoogerhuis, nu van dag
tot dag wordt verwacht, blijft men in de
clericale kringen te Buda-Pest persisteeren
bij de meening, dat de keizer-koning zijn
f.anctie eerst zal verleenen als al de kerkelijke
wetten ziin behandeld door het parlement.
Eindelijk zou men zeggen dat de kabinets
crisis verdaagd, niet opgelost is.
Particuliere brieven uit Massowa laten dui
delijk een zekere ongerustheid merken ten
opzichte der Dervissen en in Italië heeft
men, ondanks de verzekeringen der officieuse
bladen, hetzelfde onbehaaglijke gevoel.
Italië volgt een andere politiek in Afrika
dan vroeger. Toen was het doel, een protec
toraat over Abessynië en Choa uit te oefe
nen. Thans wil men zijn gebied ten koste
van Soedan uitbreiden. Deze politiek schijnt
echter vol gevaren te zijn en men verwacht
dan ook een hervatting der vijandelijkheden
van den kan der Dervissen. In November,
December en Januari schijnt het voor dezen
de beste tijd te zijn en mochten zij aanval
len, dan zal he: den Italianen heel wat moeite
kosten met hun geringe strijdkrachten een
linie van 460 K. M. te verdedigen.
Door China moeten nu aan den Ameri-
kaanschen gezant te Peking formeele vredes
voorstellen, met voorwaarden dus waarschijn
lijk, zijn medegedeeld, die nu aan Japan
door den Amerikaanschen gezant te Tokio
zullen worden overgebracht.
Tegelijkertijd, weet men, is de hoofdamb
tenaar bij het tolwezen te Tientsin, de Eu
ropeaan Detring, naar Japan vertrokken met
een brief van den onderkoning Li Hung
Chang; maar de Japansche regeering schijut
niet geneigd met hem in onderhandeling te
treden, tenzij hij van betere volmachten voor
zien zij. Inderdaad is een schrijven van den
door den keizer van al zijne waardigheden
vervallen onderkoning nog al eene povere
legitimatie.
vaardigen! Hoort gij dat? Ik wil het!'
„Maar ik zal er toch niets van hooren," hernam
Mary, naar de deur loopend.
Lucien Labroue's verloofde sneed haar den
doortocht af.
Lucia! Lucia!" stamelde op nieuw madame
Augustine, hoogst verschrikt.
„Ik wil mij rechtvaardigen, msdame!'herhaal
de het jonge meisje. „Dat is mijn recht! Dan
kunt gij oordeelenHerinnert zich juffrouw
Harmant niet meer, dat zij nog slechts acht dagen
geleden voor mij op de knieën lag, mij biddend
en smeekend dat ik mijn geluk voor het hare
zou opofferenen mij tevens geld bood, eene
zware som gclds, driehonderdduizend franken
indien ik bereid was Parijs te verlaten Ik
zal u zeggen, madame, waarom? Alleen, omdat
ik hare mededingster ben! Zij bemint den jong
man dien ik bemin en door wien ik bemind
word. Ziedaar de eenige oorzaak van haren haat!
Vraag haar of het niet de waarheid is wat ik
hier verklaar
Marv, een aanval van onbeschrijfelijko woede
ter prooi, verscheurdo zenuwachtig handschoenen
en zakdoek:
Lucia ging voort:
„Zij is jaloersch, en de jaloerschheid drijft haar
tot het schandelijke en laffe werk der lasteraars!
Welaan, mejuffrouw, wij staan hier tegenover
elkanderLogenstraf mij, zoo ik niet de gehee
le waarheid spreek! Gij bemint Lucien Labroue.
Gij wilt hem bezitten, wat het ook kosten moge.
Daar gij hem niet winnen kunt, wilt gij hein
koopen. Gij zuit hem betalen met zware sommen
gelds, en gij haat mij, omdat gij wel weet, dat
zoo zijn naam kan gekocht worden, zijn hart mij
toch zal blijven toebehooren, mij, mij alleen! Is
dat niet waar, mejuffrouw? Spreek op, zoo
er eene andere reden is. Ik wacnt!"
„Pas op, dat ik niet sprekeI' riep Mary nit,
wier lippen bleek van toorn waren en wier oogen
bliksems schoten.
„Neen, ik beef niet, ik daag u uit integendeel,
en doodbedaard met opgeheven hoofd wacht ik
uit uwen mond nieuwe lastertaal af.
„Gij wilt dat ik spreke, en gij daagt mij uit!'
J a.
„Welnu! Gij zult slechts aan u zelve al de
Blijkens een telegram van Donderdag is
Detrings zending mislukt.
Het wordt bevestigd, dat de Japanners,
bij het binnenrukken van Port-Arthur, talrijke
onthoofde en verminkte lichamen van Japan
sche soldaten vonden, die door de Cliineezen
krijgsgevangen waren gemaakt. De Japanners
ontstaken hierover zoozeer in woede, dat ze
geen kwartier meer gaven en de Chineezen,
die hun iu den weg kwamen de meesten
waren 's nachts gevlucht meêdoogenloos
over de kling joegen. Nu, gemarteld hebben
de Japanners ten minste niet.
Het Roode Kruis komt er nu gelukkig bij,
dat zes geneesheeren naar Port-Arthur zond.
Van Britsche militaire attachés vergezeld
begaven zij zich derwaarts.
In het Japansch hoofdkwartier te Hiroshima
is inmiddels bericht ontvangen, dat het „eerste
leger" (dat naar Mukden in Mantchourije
oprukt) de Chineezen bij Mo-tien-Ting, hun
zeer groote verliezen toebrengend, heeft ge
slagen, terwijl de Japanners maar veertig
dooden en gekwetsten hadden.
Mukden-zelf moet door de gezeten bevol
king zoo goed als geheel verlaten wezen, uit
vrees voor de plunderende deserteurs en
andere overblijfsels van het Chineesche leger.
De Japanners weten wel wat ze doen, wanneer
ze deze liedendie het land veel erger
teisteren dan zijzelven, 's vijands gebied laten
afloopen, in plaats van hen gevangen te ne
men en voor hun onderhoud te zorgen. Maar
voor de arme landbevolking wjrdt de oorlog
Woensdag namiddag omstreeks 4 uur ont
stond er brand in de zeer aanzienlijke kaar
senfabriek De Roubaix Oedenhoven te Bor-
gerhout, voorstad van Antwerpen, eene groote
inrichting, welker oppervlakte op 2000 vier
kante meter wordt geschat. Het schijnt dat
de brand is aangekomen doordat een gaspit
de zoldering erboven heeft aangestoken. In
schande te danken hebben, al het ongeluk, waar
mede gij thans zult overladen worden
„Schande Ongeluk herhaalde het jonge
meisje, als in een droom toeluisterend.
„Gij weet niet dat ik uw naam ken," zegde
Mary.
„Mijn naam is Lucia? Ik droeg nummer 9 in
het gesticht der gevonden kinderen, waarin ik op
den leeftijd van een jaar door mijne voedster
werd geplaatstGij zinspeelt op den naam
mijner moederZiedaar eene laagheid te
meer! Mijne moeder werd door eene veroordee
ling geschandvlekt...Maai" wat gaat u dat aan?
Hebt gij daarom liet recht haar te beleedigen
hebt gij het recht haar onschuldig kind met uwe
beleeaigiDgen te overladen Hebt gij het recht
mijne reputatie door uwe lastertaal te schand
vlekken Ik heet Lucia Fortier.... De gerech
tigheid, misleid wellicht door zeer valsche gege
vens, heeft mijne moedsr veroordeeld.... Welnu!
Ben ik daarom schuldig? Waarom klaagt gij
mij aan? Wij staan hier tegenover elkander,
mejffrouw. Gij zijt rijk, ik ben arm.... Ik draag
een geschandvlekten naam. Doch hoe nederig
ook de rol zij, die ik te spelen heb, ik verkies
die verre boven de uwe, want de rol, die gij
speelt, is hatdijk en gemeen
„Madame," riep Mary uit, zich tot Augustine
wendend, „of wel zult gij dat meisje onmiddel
lijk uit uw huis jagen, of ik zal aannemen dat
gij mij beleedigt, even nis zij daar doetHare
moeder werd veroordeeld wegens diefstal, brand
stichting en moord. De appel valt niet verre van
den boom. Ik vrees de misdaden van haar ge
slacht en daarom zegde ik u zooeven, dat ik haar
niet meer wenschte te ontmoetenIk was
bang
„Juffrouw Lucia," sprak madame Augustine op
drogen toon, „ga tot mij kassier, en laat u uit
betalen wat gij nog te goed hebt. Van af dit
oogenblik behoort gij niet meer tot mijn perso
neel."
Lucia werd doodsbleek.
„Dan jaagt gij mij weg!" stamelde zij met be
knelde stem.
„Uwe diensten zijn mij overbodig geworden."
Wordt vervolgd.