Nummer 14. Zondag 17 Februari 1895. 18" Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
Tentoonstelling Amsterdam 1895,
Ie BltOOtilIRUfiSTElT
V
ANTOON TIELEN,
FE U1LLETON.
BUITENLAND.
Belgie.
Frankrijk.
UITGEVER:
"Waalwijk.
De Mo van het Zuiden,
Wailwyksche en Lufstrutsrkf Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,00.
franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 1—7 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel'
groote letters naarplaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land°worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
A.DOLF Steinbr, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Yan algemeene bekendheid mag het geacht
worden, dat Neerlands hoofdstad in 1895
zal hebben hare Wereld-Tentoonstelling van
het Hotel en Beiswezenendaar bijna
alles op eenige wijze in verband staat of te
brengen is met hotel- of reiswezenvolgt
hieruit, dat zoo goed als alle industrieën aan
die tentoonstelling kunnen deelnemen. Dit
blijkt trouwens uit het algemeen program
ma, volgens hetwelk de tentoonstelling zal
omvatten 16 groepen, onderverdeeld in
klassen.
De berichten, welke men nu en dan in
de dagbladen aangaande deze worlds-fair
leestspreken alle van buitengewoon groote
belangstelling en deelneming in het bui
tenland, o.a. in Br ankrijk, Belgie, Duitsch-
land, Rusland, Italië, Engeland, Zweden en
Noorwegen en zelfs in Amerika.
In Nederland echter schijnt het enthou
siasme nog niet bijzonder groot en met
name in onze streek toont men, op enkele
uitzonderingen nanog niet veel neiging
tot deelneming, hoewel, naar wij vernemen,
de laatste dagen weer zeer veel inschrijvingen
tot toetreding uit de voornaamste industriëele
centra van ons land zijn ingekomen.
Nu is 't zeker, dat er heel veel tentoon
stellingen komen of er te veel zijn, zullen
wij niet uitmaken. Ook is 't een teit, dat
deelneming gepaard gaat met geldelijke op
offeringen.
't Is dus te begrijpen, dat vele fabrikan
ten en industriëelen geen lust gevoelen in
't buitenland te gaan exposeeren.
Maar, nu 't eenmaal vaststaat dat er een
expositie zal zijn iu ons landte Amster
dam nu gaat het o. i. niet aan te doen
of er geene was en zich te onthouden.
Vooral de Nederlandsche schoenen- en
lederindustrie zou, naar onze meening, door
nthouding zichzelve ten zeerste benadeelen.
En als wij spreken vau de Nederlandsche
Schoenen- en Lederindustrie, hebben wij nog
meer speciaal het oog op de Langstraatsche,
dit woord genomen in den ineest uitgebrei-
den zin. Deze heeft namelijk, vooral onder
de huidige omstandigheden, haren goeden
naam op te houden tegen over het buiten
land.
In den tegenwoordigen tijdwaarin de
concurrentie zoo hoog wordt opgevoerd, moet
men iedereen vertellen en aanhoudend ver
tellen wat men kanwat men doet, wat
men maaktvooral hoe men maakt. Daar
voor zijn de couranten. Men moet advertee-
ren. Maar wij leven zoo snel, wij ontvangen
eiken dagelk oogenblik zoo duizenderlei
indrukkendat we honderd en duizendmaal
hetzelfde moeten vertellen als we eenige
kans willen hebben, dat men ons niet telkens
vergeten heefteen minuut nadat we wat
verteld hebben. We moeten het publiek
letterlijk vermoeien met het vestigen van
zijn aandacht op onzen naam, op ons fabri
kaat op onzen prijs. En zelfs alleen dat
vertellen is niet meer voldoende. Wij moeten
laten zien, wat men bij ons voor zijn geld
krijgt; „praatjes vullen geen gaatjes'', zegt
het spreekwoord. Dat is vooral waar in onzen
tijd. Het publiek wil tegenwoordig niet
alleen hoorenmaar ook zienwat men
heeft. Het wil de verschillende fabrikaten,
welke het wordt aangeboden, vergelijken,
üadrvoor zijn de tentoonstellingen. Het be
wijs hiervan kan door heel wat inzenders op
de vorige Amsterdamsche tentoonstelling
geleverd worden. Maar is het nu voldoende
daar geexposeerd te hebben? Volstrekt
niet. De concurrentie, die met den dag
toeneemtmoet men ook steeds bewijzen
met den dag te kunnen volhouden. Zij
die een vorigen keer b.v. te Amsterdam
geslagen zijnd.w.z. klanten verloren
hebben kunnen daar geleerd hebben, kun
nen thans toonen dat zij inmiddels geleerd
hebben dat zij thans kunnen wat zij vroe
ger niet konden.
Een concurrent slaapt nooit vooral niet
een die geslagen is. Tot indommelen op
een behaald succes komt men veel gemak
kelijkerveel spoediger.
Het is dus een eerste vereischte dat onze
industrieelen en fabrikanten met de stukken
het bewijs leverendat zij niet ingedut
zijn op de behaalde lauweren. Dat zij ook
nu nog geen concurrentie vreezen. Maar
om dat bewijs te leveren moeten zij ook
opnieuw in het strijdperk treden, moeten zij
niet schromen bij vernieuwing te laten zien
wat en hoe zij makenvooral wat en hoe
zij thans weer maken.
Zooals wij hierboven reeds opmerkten
zijn aan liet exposeeren kosten verbonden
maar dat is geld uitgezet op goede renten.
Bovendien kunnen die kosten tot een
minimum gereduceerd worden, als b.v. de
schoenfabrikanten, en eveneens de looiers,
zich aaneensluiten en collectief exposeeren
zooals in 1883 met succes heeft plaats
gehad.
't Is ons bekend, dat reeds verschillende
iudustrieelen in WaalwijkBaardwijk Be-
zooien Dongen enz. van plan zijn hunne
producten in te zenden wij hopen dat an
deren hun voorbeeld zullen volgen en dat
dan in eene nader te bepalen vergadering
overleg zal gepleegd worden om tot aan
eensluiting te komen.
Dit dunkt ons is de weg om de Lang
straatsche industrie een waardig figuur^ te
doen maken op de Wereld Tentoonstelling
te Amsterdam in 1895.
De minister van financien diende een wets
ontwerp in tot conversie der 3i/g pCt. s staats
schuld in eene van 3 pCt.
Op verzoek des ministers heelt de kamer
het spoedeischcnd verklaard.
De koningin der Belgen is onlang in
de hand gebeten door een harer lievelings
paarden, dat zij in den stal van het paleis
te Laeken een stukje suiker gaf. De wond
werd ontstoken, er kwam koorts bij en men
maakte zich ongerust over de gevolgen. Maar
thans is de koorts verdwenen en het gevaar
voorbij.
Naar het Fransch door W. v. R.
(Overgenomen uit de Meierijsche Courant
148
Zeker dat hij thans over een vrij uurtje kon
beschikken, ging Ovidius de plank over, welke
op die plaats over de uitgegraven gleut lag, haalde
een portefeuille uit den zak, nam een potlood
en den schijn aannemend, of hij notas raad
pleegde die hij in zijn boekje had opgeschreven,
ging hij vastberaden het huis binnen, dat vau
den kelder tot het dak hersteld was.
Hij ging zonder zich ook maar eenigszins te
verschuilen de portiersloge voorbij en liep dan
„Er
vlug de trappen op.
De portierster kwam buiten de deur.
„Vergist gij u niet mijnheer?' vroeg zij
is niemand binnen.'
„Dat weet ik wel,* antwoordde Uvidius.
„En waarom gaat gij dan naar boven?"
„Om 't werk na te zien, goede vrouw."
„Komt gij dan voor den architect
-Ja, ik ben een zijner opzichters."
O pardon, dan is alles in orde; maar weet
gij" niet, dat de werklieden op het oogenblik uit
zijn om te ontbijten
„Ik kom met opzet gedurende hunne afwezig
heid om des te beter alles na te gaan.
Hij ging naar boven, terwijl de portierster haar
onderbroken ontbijt voortzette.
Ovidius liep recht door naar de verdieping
waar de stelling was bevestigd.
De zware touwen waren stevig vastgemaakt aan
de sterke ijzeren stangen, die tot steun dienen,
wanneer men door het geopend venster op straat
Aan deze stangen was alles stevig genoeg be
vestigd; maar de touwen die over de katrols
liepen, waren wat al te slordig geknoopt.
Ovidius glimlachtte.
Hij hield een onderzoek in de vertrekken.
De sleutels staken overal op de deur.
In een der kamers op de vierde verdieping
ontdekte hij een gesloten kast.
Daar was men reeds geheel geheel gereed met
het schilderwerk, de kamer was behangen en de
vloer geschrobd. Slechts de onderste verdiepingen
waren nog te behandelen.
Deze ontdekking bracht hem een nieuwen
glimlach op de lippen of liever een grijnslach
van boosaardige tevredenheid.
Hij ging naar beneden en verliet het huis
zonder op de portierster te letten.
„Morgen vroeg," dacht hij, de straat opgaande.
Thuis gekomen opende Ovidius het pakje, dat
hij 's avonds te voren had medegebracht en haalde
er een geheel schilderspak uit, dat hij aantrok.
Zoo uitgedost, sloeg hij tegen vijf uur den weg
in naar ae Git-le-Coeurstraat.
In 't voorbijgaan bekeek hij de stelling eens,
die daar nog 'op dezelfde wijze als des morgens
tegen de tweede verdieping hing.
Na in eene restauratie, niet verre van daar,
gedineerd te hebben, keerde hij tegen zeven uur
en slenterde daar rond, om er onmiddellijk bij
te zijn, wanneer de schilders hun werk verlieten.
Om zeven uur vertrokken zij.
Ovidius telde er zes. Daags te voren had hij
ook dezelfde gezien.
Spoedig ging hij de woning binnen en liep de
trappen op zonder dat de portierster acht op
hem sloeg.
Op de vierde verdieping gekomen vond hij
de deuren gesloten, maar de sleutels staken in
het sleutelgat.
Ovidius ging de kamer binnen, waar hij nes
morgens een alkooi gevonden had, zocht daarin
een plaatsje en dacht
„Nu ben ik in 'thartje van de plaats. Een
slechte nacht is spoedig ^voorbij. Tot morgen 1'
Stephaan Castel, wij hebben het reeds vroeger
Bij de Belgische kamer van afgevaardigden
heelt de minister van buitenlandsche zaken
nu het laugbeluofd wetsontwerp ingediend tot
goedkeuring der overeenkomst van 9 Januari,
waarbij de onafhankelijke Congo Staat aan
Belgie wordt overgedragen. Het is in handen
gesteld van eene commissie, van welker 21
leden 7 tot de Linkerzijde behooren.
Aan het bericht van Havas dat het transport
schip Jemmah te Larnaka, op Cyprus, zou
zijn aangekomen, aan boord hebbende de
vier compagnieën Engelsche infanterie uit
Malta, welke Cyprus vroeger ln garnizoen
heeft gehad en welke de Jemmah zou hebben
over te brengen naar Alexandrie, voegt het
Journal des Débats toe „Als de feiten welke
in dit telegram vermeld worden waar zijn,
hebben zij een beteekenis welke aan niemand
ontgaan kan. Een versterking van het En
gelsche garnizoen iu Egypte is iu de tegen
woordige omstandigheden in geen enkel op
zicht gerechtvaardigd en zou een nieuwe
tegenspraak zijn van de zoo dikwijls door
Engeland herhaalde verzekeringen over zijn
voornemen om dir land te ontruimen.
Het tweegevecht tusschen luitenant Can-
robert en het Fransche kamerlid Hubbard is
toch doorgegaan. Hnbbard heeft namelijk
juist toen men uitgemaakt had dat zijne
woorden over Canrobert in de kamer een
„historische critiek" waren, en niet in de
termen vielen voor een uitdaging, in een
dagbladartikel, opnieuw de nagedachtenis van
den overleden maarschalk aangevallen. De
uitslag van het duel in den omtrek van
Parijs was dat Ilubbard een vrij diepe
wonde in de borst bekwam.
Betreffende het ongeval, aan de La
Gascogne overkomen, deelt de eerste machi
nist mede dat de machine, die vroeger van
het triple expansion systeem waseenige
maanden geleden in een quatruplc expansion
gezegd, had te Joigny hetzelfde hotel gekozen
waar de pseudo-baron de Ileiss enkele weken
geleden had gelogeerd.
Het gemeentehuis, was, naar wij weten, niet
verre van daar.
Des anderendaags om elf uur na de noodige
inlichtingen te hebben ingewonnen begaf de
kunstenaar zich naar de bijzondere woning van
den maire der plaats, liet zijn kaartje afgeven
met verzoek om een klein onderhoud en werd
onmiddellijk ontvangen.
„Indien ik mij veroorloof u te derangeeren
mijnheer, zonder de eer te hebben persoonlijk
door u gekend te zijn,* zegde de gewezen voogd
van Georges Darier, *dan doe ik dat slechts daar
ik er een bijzonder belang in stel te vernemen,
wie de persoon is, die zich hierheen heeft begeven
om het stuk in handen te krijgen, dat ik de eer
heb u hier voor te leggen."
Met deze woorden haalde hij eene portefeuille
voor den dag en bracht onder de oogen van den
maire het proces-verbaal, dat wij reeds lang ken
nen, van Lucia's opname in het gesticht der
gevonden kinderen.
„Iloe komt dit stuk in uwe handen, mijnheer?"
riep den ambtenaar van den burgerlijken stand
met boos ernstig gelaat uit. „Ziedaar eeD authen
tiek stuk, dat nooit buiten het gemeentehuis had
mogen komen....*
„Had dat nooit buiten de mairie mogen komen?'
vroeg de artist verwonderd.
„Neen, mijnheer."
„En waarom niet?"
„Aannemend dat de moeder of eenig ander be
langstellend persoon gekomen zij,met de vereischte
inlichtingen, om dit stuk te vragen, dan zou
haar een afschrift zijn terhandge3teld... Doch het
etuk zelf, het authentieke stuk moest steeds in
het register bewaard blijven.... Nog eens, mijnheer
hoe komt dit stak in uwe handen?"
„Zeer indirect. Het werd mij toevertrouwd
door iemand, wie het zeer veel kwaad heeft ge
daan, en daar men er gebruik van gemaakt heeft
om een eerloosheid te plegen, zou ik wel willen
vernemenwie dit stuk hier is komen vragen
wien het is toevertrouwd?'
„Dat stuk mocht het archief niet verlaten, en
is zeker gestolen.'
„Door wien?"
„Dat zal ik trachten te vernemen. Aannemende,
dat het abusievelijk is afgeleverd, dan moet dit
tegen ontvangstbewijs geschied zijnGelief mij
te volgen. Ik wil zoo spoedig mogelijk weten
of hier bedrog of onbehendigheid in 't spel is.»
De ambtenaar van den burgerlijken stand ging
met Stephaan Oastel naar het gemeentehuis en
trad 't bureau van den secretaris binnen, wien
hij op ruwen toon toevoegde:
„Laat onmiddellijk het register uit het archief
halen, waarin de processen-verbaal worden opge
nomen van overbrenging van kinderen naar het
gesticht, van 'tjaar 1862.'
„Ik zal hét zelf gaan halen, mijnheer de maire,'
antwoordde de secretaris, aan den toon en de
houding zijns meesters radend, dat er iets ernstigs
te doen was.
„Ga.... ik wacht u."
De ambtenaar spoedde zich weg.
Weldra was de secretaris weer terug. Hij had
het register bij zich, dat wij kennen, en waaruit
Raoul Duchemin het proces-verbaal genomen had,
aan Soliveau overgeleverd.
„Ziehier, mijnheer de maire," zegde hij. Dit
register bevat de jaren 1859, 1860, 61, 62, 63, 64,
65 en 66.»
„Zoek folio 2 van 'tjaar 1862.'
Het bevende hand zocht de secretaris naar de
aangewezen bladzijde.
„Hier heb ik het,* zegde hij.
„Waar is het proces-verbaal, dat hier behoorde
aangehecht tc zijn
„Ik weet het niet, mijnheer,' stamelde de se-
cretaris.
„Wat! Weet gij dat niet?' riep de ambtenaar
van den burgeilijken stand met eene woede uit,
die van oogenblik tot oogenblik toènara. „Hebt
gij dan het recht dat niet te weten Is uwe res-
ponsabiliteit hier dan niet duidelijk in betrokken?
Wordt vervolgd.