Nummer 59. Donderdag 25 Juli S 895. 18e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Indosfrie en Gemeentebelangen. VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN, Zondagsblad. ANTOON TIELEN, FEUILLETON. UITGEVER- Waalwijk. De Amsterdamsche Kermis. De Echo van het Zuiden, Wultyksdf en Langstraatsche Couraut, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,—. Franco per post door het geheele rijk f1,35. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f 0,60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Nogmaals verzoeken wij dringend onze lezersdie een abonnement verlangen op het ZONDAGSBLADhiervan ten spoe digste te doen blijken door toezending van een ingevuld inteekenbiljet. DE UITGEVER. (Overgenomen uit het R. N.) Oud Ilolland. Oud-Hol'and is -een oase in de woestijn van banaliteit achter het rijksmuseum. Als men moe is van den langen onderzoe kingstocht naar wat moois, diep teleurgesteld omdat men niets vond dan spellen en kramen en Fransche bazaruitstallingen, als men zich beu voelt over zooveel narigheid, is Oud Hol land een heerlijkheid een genot. Ja, de ouwe, Hollandsche luitjes wisten het Svel. Wat deden die eerbiedwaardige dingen, zonder er zfelts aan te denken tegenover an deren te koketteeren met hun gevoel voor wat mooi en karaktervol was. Het plan voor Oud-Holland is niet nieuw ook daarin heeft de commissie niet getoond iets eigens te vermogen, iets te mogen cre- eeren, het is afgekeken van de Antwerpsche expositie. Maar dat doet er niet toe, Oud- Holland is er en het is er heel mooi. Ik zou de menschen willen raden, neemt een ticket van twee kwartjes aan den hoofdingang, gaal dan de laan dadelijk links af, betaalt een dubbeltje poortergeld voor Oud-Holland, gaat kijken naar het grachtje en pleintje, hoort er wat muziek, bezichtigt er een paar merkwaar dige dingen, luistert naar de opvoering van een klucht van Asselijns als ge tijd hebt blijft er dan avondpret meemaken, maar laat het daarbij. Zorgt er voor dat ge, als ge van Oud-Holland komtniet verdwaalt op het kermisterrein. Want de overgang zou te groot wezen. Ik vrees voor den onvoorzichtige, die zich daaraan waagt en niet sterk genoeg is, minstens een zeeziekte. Oud-Holland is niet zoo groot als Oud- Antwerpen was het is een pleintje en een grachtje, niets meer, maar het is als copie beter geslaagd en mooier van kleur. Het is een copie zoo mooi als ee:i copie maar we zen kan, dat moet, met voorbijzien van veel niet mooie dingen onder zijn leiding gedaan ter eere van den architect Evert Breman ge tuigd worden. Het geeft een zeer volkomen overzicht van de zeventiende eeuwsche archi tectuur der Hollanders. Geen twee geveltjes gelijken elkaar volkomenelk op zich zelf vertegenwoordigt een type, en alle te zamen vormen een bloemlezing met meer zorg bij eengebracht dan eenige bloemlezing voor deze. Er zijn hier even als in Oud-Antwerpen, mannen aangewezen om in costumes van zeventiende eeuwsche poorters bij te dragen tot de verhooging der illusie aan de poort staan een paar mannen juffrouwen in een huisje verleenen „vrijgeleides* tegen betaling van zestien duiten in de winkeltjes staan vrouwen en mannen op het marktpleintje lcopen wakers rond en in het middaguur zitten er op het primitieve toestel in 't plein midden muzikanten, allen in den ouden klee- rentooi. Over het algemeen dragen zij die costumes heel leelijk en veel indruk maken de dames en heeren poorters niet. Er is niet veel deftigs bij. In Oud Antwerpen was dat auders. Maar daar staken de leden van de fine fleur der bevolking van de Scheldestad zich in de kleurige soepele gewaden der ouden en hier laat men dat aan huurlingen over. Maar laten we nu liever niets kwaads meer zeggen van Oud-Holland en daarmee ons plezier vergallen, dat we hier eindelijk iets gevonden, hebben waar we eerlijk wat goeds van kunnen zeggen Als men de oude Nijmeegsche poort, zoo heet de ingangspoort, die gemaakt is naar het model van een voor lang ten grave ge- 10 Gij hebt niet het recht Leone, haar ziel aan de eeuwige verdoemenis prijs te geven, gij moet haar tijd geven tot het besef harer zonde te komen en God vergiffenis af te smeeken. Een mogelijke oplossing heb ik reeds gevon denIntusschen is het nu mijn plicht u het bewijs te leveren, dat ik mij niet vergist heb. Zweer mij eerst, bij het graf van uwen vader, dat gij kalm blijven, en u beheerschen* zult, dan wil ik u naar de plaats van de samenkomst ge leiden. Leone drukte de hand tegen de oogen. Met zwoegende borst en terwijl het angstzweet hem over net voorhoofd parelde sprak hij, zich met bovenmen'schelijke inspanning beheerschend Het zij zoo, ik geloof net Zweer mij den gevorderden eed, herhaalde Ugo, anders wantrouw ik uw hartstochtelijk karakter. Liever dan gevaar te loopen van een bloedig tooneel getuige te zijn, uwe en mijne eer bezoedeld te zien, ga ik naar Pia, vertel haar alles en raad haar mij een vuigen lasteraar te noemen Welnu dan, bij het graf mijns vaders ik zal mijn woord houden. Dan ben ik te vreden. Het is nu twee uur voor middernacht, hier zijn wij aan de poort. Stijg af, sla den mantel om, en nu voorwaarts, uw geduld zal niet op te zware proef gesteld worden, volg mij Zij gingen de poort door waar de schildwach ten die Ugo herkenden, eeibiedig hunne helle baarden lieten zakken. Ugo vertrouwde de beide paarden aan de zorg van een der soldaten en liep, door Leone gevolgd langs de San Lorenzo kerk, de Via di Vallerozzi door en zoo roet een kleinen omweg, naar den tuin van het paleis. De beide mannen traden binnen door hetzelfde poortje dat straks Ersilio toegang verleenen zou, vervolgens slopen zij door de myrthenhaag en verborgen zich achter de dicht in elkander ge brachte stadspoort, binnengekomen is, staat men voor een grachtje, met een rond brug getje aan het eindein een vierkant van oude geveltjes met doorgangen naar het marktpleintje op den achtergrond; een ver rukkelijk lachend stukje oude stad. Twee zwanen met fiergestrekce halzen drijven in het heldere water en brengen lichte gekartelde streepjes op het glimmende vlak. De kleine huizen staan voor een straatje van licht ge kleurde Hollandsch heldere kleine steenen en ze staan daar zoo rustig en ze doen daar zoo aardig als lieve oude boerenvrouwtjes in het costuum van haar streek die in den vroegen Zondagmorgen de menschen uit de stad zien voorbijgaan lachend en dag-dag zeggend. Laag zijn de ingangsportalen en laag de ramen voor de winkeluitstallingen wegschuilend in de schaduw van een schuin uithangend zonnescherm. Voor de bovenramen staan groen geverfde houten blinden, daar boven is het schuine dak met roodepaunen, waar een zoldervenstertje en een schoorsteen uitpuilen. Boven de zonneschermen steken magere armen uit de gevels, die eeu eind over de straat mooi gesmede borden steken met opschriften het bedrijf van den bewoner noemende. Dadelijk aan de poort grenst een huisje waar »de Pelikaan" uithangt. „Hier in d'ouwen Pelikaan, Moet men om goede Vleysen gaan heet het verder en dan nog „Vrient seyt ge weys, Koop hier het vleys". Daarbinnen, in een kleine winkel ruimte met oude meubelen of wel copieén daarvan, verkoopt onze stadgenoot TerMarsch „allerhand soorten vleys, worst ende ham oftewel gelresche waeren, zoomede cotelets en al wat tot de neye verckenslagterey kan gesteld werden". Heele goeie waar, dat spreekt van zelf en zeer goedkoop ook, wat niet van zelf spreekt. Naast Ter Marsch woont een Oostersch koopman, een bruine kerel met vele glimmen de spielmarken aan zijn kleurig pak. Hij heeft zijn klein winkeltje, dat hij „Het Le- vantsche Huys" noemde tot barstens toe volgestapeld met dingen uit zijn land, siera den vooral. Met een gezicht of 't hem nie mendal kan schelen, zit hij in het midden daarvan, kijkt eens naar de menschen en dan weer naar zijn waar en zegt van tijd tot tijd: koop-mooi koop De goeie man zit met zijn moois tusschen een spekslager en een zilversmid, rechts van hem woont Geraert Schoorlzilversmid tot Saendijk die sieraden van gedreven zilver heeft uitgestald. Naast Schoorl een bakker die versche bollen en souzen en nog meer lekkers, dat hij in een hoogst modernen oven in het ach terhuis gebakken heeft, in het voorhuis door oud Utrechtsche jonge dames verkoopen laat. In deze geheele rij huisjes worden neringen gehouden één „doel" in havermout en in koffie, één in cacao, één in eau de cologne, één ih schoone kunst „uyt het verleden mublen rijck met smaeck gesneden, zilver, en aarden waar", één doel, Goddank, daar hebben we de eerste, één doet een herberg, daar hangt „De Prins" uit. Wie Zijne Ex cellentie spreken wil ga er binnen. Tusschen deze menschendie „doen wonen de kinderen van Izaak en Johannes Enschedé, ferme gebaarde kinderen, die zich bezighouden met het drukken en uitgeven van oude boekskens met printen en van de dagelijks verschijnendeOud-Hollandt's Nieus- tijdinghe", een aardig krantje met nieustij- dinghe, programma's van vermakelijkheden en advertentien. In het beneden-voorgedeelte van zijn huiske, waar „Laurens Koster" uithangt, is de druk kerij. Daar staan een paar stokoude persen met de inktballen, typografische antiquiteiten, aan de voortreffelijkheid waarvan zelf Izaak er. Johannes Enschede's kinderen niet meer gelooveu, want de snelpers staat achter een wel begordijnden dunnen muur met ruiten en daarmee bedrijven deze kinderen hun ou le drukkerskonste. De pers met de inkt ballen staat er slechts te pronk. In de „Lau rens Koster"kan de ijdele mensch voor twee „stuvers" hei poorterschap dezer stede groeide takken van een rozenstruik, wiens tal- looze bloemen en knoppen de lucht met hun geur vervulden. Leone leunde sidderend op Ugo's arm. Hier had voor de eerstemaal Pia haar hoofd tegen zijn schouder gelegd, hier had hij haar voor de eerstemaal omhelsd Toen leefde zijn vader nog. Wat was het een feestavond, zoo heerlijk, zoo innig, zoo zalig, toen de oude man hun verbond had gezegend en Pia op het voorhoofd kussend haar toefluisterde: Maak mijn braven zoon gelukkig, liefkind En nu, de bitter beweende, brave vader met zijn trouw hart rustte al lang onder de groene zoden, zijn gevoelvolle stem was voor altijd ge smoord, en de lieve jonge bruid, die hij zoo teeder gezegend had, dieo, het was te vreeselijk. Hoe heb ik haar beminddacht Leone, aange beden uit den grond van mijne ziel. En zoo beloont zij mijn trouw. Werktuigelijk tastte zijn sidderende hand naar het zwaard, zoodat Ugo hem vol angst aan zijn eed moest herinneren. Wees niet bevreesd, sprak Leone treurig. Ik zal sterk zijn, sterk in mijn eerbied voor de na gedachtenis van den onvergetelijken doode, waar aan ik mij nu met heel mijn ziel vastklem. O Ugo, ik ben zoo bang, ik voel me zoo alleen staan, Ugo, mij blijft niets dan het graf van mijn vader. En Ermenegilde dan sprak Ugo. Ge hebt gelijk Ugo, ja voor haar alleen wil ik leven, voor haar alleen. Die smartkreet welde zoo diep uit het hart op, hij klonk zoo roerend, dat Ugo bijna berouw kreeg. Daar kraakte een voetstap op liet kiezel zand, en in den lichten glans van liet maanlicht ontwaarden de beide mannen Pia's blanke ge stalte, terwijl zij met ontbloot hoofd, een don keren mantel om de schouders langzaam naderde. Bij dat gezicht ontvlamde in Ugo's hart de wraakzucht met nieuwe kracht, cn alle mede lijden week er uit. Krampachtig greep Leone de hand van den verrader, de rampzalige echtgenoot sidderde, als in een aanval van brandende koorts. Een oogenblik bleef Pia roerloos staan bij den myrthenhaag, luisterend en teekenen van onge duld gevend. 1-let poortje knarste en voorzichtig, de meest beschaduwde plekjes opzoekend sloop een man nelijke gedaante, dicht in een mantel gehuld, naar Pia toe. Weder tastte Leone vol vertwijfeling naar zijn zwaard en weder herinnerde Ugo den zwaar beproefde zijnen eed. Toen werd Leone kalm, natuurlijk kalm. Als verstijfd stond hij met doodsbleek gelaat, met strakken kouden blik. Hij had gezien dat Pia den vreemdeling in de armen sloot en hem omhelsde. Een fluisterend gevoerd gesprek volgde doch kon men er geen woord van verstaan. Dit was ook onnoodig. Leone had genoeg gezien. Hij wist nu dat alles tusschen hen uit was. Dat, wat hem zijn eer ontroofde, voor zich, deed hem de kracht ontzinken om naar de inspraak van zijn hart te handelen en tegen het gegeven woord in, op het tweetal los te stormen en hen het eerlooze hart met het zwaard te doorboren. Hij stond daar als in een benauwden droom, met in staat een enkel woord te spreken, schoon hij zijn leed zoo gaarne luide had willen uitroepen. Tien minuten lang duurde die ondragelijke foltering, toen keerde de vreemdeling weder terug naar den uilgang van het park. Onbewegelijk stond Pia nog een oogenblik te luisteren naar de zich verwijderende voetstappen. Toen sloop zij met gebogen lioofd, ijlings naar het paleis terug. Vlak langs de beide verborgen mannen ging zij en Leone zag, dat haar gelaat vochtig was van tranen. Tranengroote God, tranen om den snoo daard, die de eer en het recht van haren echt genoot geschonden had, een enkele dagscheidens van den laaghartigen verleider ontlokte haar dus tranen. Hoe moest ze hem dan niet beminnen Had Leone kunnen vermoeden waarom zij weende. Het was niet om hem, het was om u, om de nederlaag van uw leger, om het droevig lot der republiek. Ersilio had weinig gesproken, mnar de enkele berichten over den tegenspoed van de Sieneezen hadden haar diep getroffen. Zij weende, denkende aan Leone, terwijl deze, in een bedriegelijken waan, op de middelen tot haar verderf dacht. Pia verdween en met haar de verdooving, die den capitano had aangegrepen. Een kreet van wanhoop ontsnapte hem. Ugo kalm en zich bewust van den toestand, bezwoer hem zich te bedwingen. Nog heden sprak hij, wil ik u zeggen welke straf mij voor dit ontzettende misdrijf de ware dunkt. Laten wij n*u onze paarden gaan halen en de Porta Cammolia binnenrijden. Niemand mag vermoeden dat wij Pia bespied hebben. Die laaghartige zuchtte Leone, den verrader volgende. De beide edellieden stegen weder op, en ver volgden zwijgend hunnen rit over de heuvels in den helderen maneschijn. Ugo koos met opzet dezen omweg, bevreesd als hij was Ersilio te ontmoeten, die naar de herberg terugkeerde. Als Leone hem ontdekte, was alles verloren. Na een half uur kwamen zij bij het wachtende gevolg terug; de capitano besteeg weder zijn schimmel en hield voor het oog van de samen- stroomende burgerij zijn intocht binnen Siena. In andere omstandigheden zou de hartelijke ontvangst der bevolking hem aangenaam hebben verrast. De opgewonden menigte, fier op hare vrijheid en onafhankelijkheid ontving den over wonnene met lauweren, als had hij de schitte rendste zegepraal bevochten. Leve de capitano, gilden duizenden monden. Leve de trots en de glorie van Siena 1 Een onafzienbare menigte geleidde hem in het middernachtelijk uur naar zijn paleis. Daar dankte hij voor deze kiesclie blijken van trouw en gehechtheid met eenige kalme woorden ge sproken uit zijn koud en onverschillig hart. Ugo vroeg nu den capitano zich te mogen verwijderen. Ik wil nog even met Gian Taddeo raad plegen, ik was dezen morgen te onroerd om alles naar den eisch te doen geschieden, waarom ik Taddeo de uitvoering van het noodige opdroeg. Ik wil gaan zien hoe hij zich van die opdracht gekweten heeft. Ga, Ugo, maar keer spoedig terug. Ugo stak het plein over en begaf zich werkelijk naar Taddeo met wien hij zich even, vrij ver strooid onderhield. Daarna groette hij hem en ging door de Via del Taudo naar deherberg waar Ersilio hem wachtte. Hier 1 sprak hij, den jonkman terzijde nemend, hier zijn tweehonderd scudi en een

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1895 | | pagina 1