Nummer 63. Donderdag 8 Augustus 1895. 18e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, VERGEEF ONS ÜSZE SCHULDEN, FEUILLETON. Staatkundig overzicht. WM—IIII IH I .MM» De Echo van het Zuiden, Haalwijhsclie ra Laiigsliaalscli® Courant, A b oBn eTHS^np:r%aUnnde„an-agaVOnd- UITGEVER: Abvektbkt.kn 1 7 regels f 0,6U^boven 8 cent per regcC Franco per post door het Jeheele riik f135 a TVTnn r\ /^t^t rs^rTf--»- i a groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3raaal ter plaatsing Brieven, ingezonden stukken, gelden enz,' franco te zenden A?S 1 O ON 1 IELLN ffi^worden^ aïfeen A,dv.ert,entifn Duitsch" aan den Uitgever ^cuucii i land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van gevel Waalwijk. Adolf Steinek, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. IETS HEEL LEELIJKS. Daar is zeker geen ondeugd, en hoe dikwijls maken wij zei ven er ons aan schul dig die onze samenleving meer ontsiert en bederft dan het onbarmhartig veroordeelen en kwaadspreken van anderen. In alle kringen heerscht die ondeugd, onder jongen en ouden, onder beschaafden en onbeschaafden, onder geleerden en onwetenden, op het platte land en in de groote steden, onder rijken en armen en.... overal maakt ze tal van onge- lukkigen tot haar slachtoffers. En het is zoo vreemd niet, als het bij den eersten aanblik wel schijnt. Want waarlijk, niets is vleiender voor onze eigenliefde dan met koud gelaat anderen te minachten, dan op hartstochtelijken toon tegen het kwaad van andereu uit te varen, dan op kwistige wijze de geruchten omtrent de zonden van anderen te verbreiden. Wij zeiven en dat is de achtergrond van het kwaad kunnen bij al dat miuachten, al dat uitvaren, al dat kwaadspreken niet anders dan winnen Hoe meer steenen er op auderen worden gewor pen, te minder blijven er over voor ons. Hoe meer tijd er wordt besteed om anderen te veroordeelen, te minder tijd schiet er over om ook over onze zonden te spreken en over ons gericht te houden. Zeker mensch, die veel in de wereld ver keerde, veel had opgemerkt en nagedacht, zei eens, toen over deze zaak gesproken werd wanneer ik ergens met anderen ben uitgenoodigd, om een gezellig avondje door te brengen, ben ik altijd gewoon om het eerst - te komen en het laatst heen te gaan. Want ik heb bijna altijd opgemeikt, dat het meest bebabbeld worden, die het laatst komen en het eerst wordt kwaad gesproken van hen, die het eerst vertrekken. Wie, die veel in de wereld verkeerde, denkt niet„die man heeft het wel bij het rechte eind Wie heeft zich niet dikwijls geërgerd over die grove onkieschheid in een kring van be schaafde menschen Wie heeft zich niet geërgerd, over een huichelarij, die zich niet 14 Mooi gevonden, sprak hij, vol bitteren spot. Er is alleen eene kleine fout in deze redenee ring. Piero, met wien gij zoo genoeglijk keuveldet, Piero, die zijn zusje liefkoosde, was reeds den dag te voren, in het eerste gevecht gesneuveld. Piero dien ik omhelsde wasLeone, gij drijft den spot met mij. Genoeg, sprak hij. Reeds te lang hoorde ik uw dwaze uitvluchten aan. Wilt gij misschien dat ik nog bezweer, wat u toch niet van schuld zal vrijpleiten. Piero sneuvelde, en om u te sparen verzocht ik Ugo zijn dood voor u geheim te houden. En op hetzelfde oogenblik, dat gij de schandelijke leugen uitspreekt, slaat u de hemel zelve in het aangezicht, tot straf voor zooveel boosheid. Pia voelde zich den laatsten steun ontzinken. Ugo had van haar broeders dood geweten, en nu schoot haar ais een bliksemstraal de herinnering aan enkele vreemdigheden in die ontmoeting voor den geest. Hoe die afschuwelijke bedriegerij zoo volkomen gelukt was, begreep zij niet, dit eene was haar duidelijk dat zij verloren was, als het haar niet gelukte den booswicht terstond en afdoende te ontmaskeren. Ha, den brief, dien Ugo vervalscht en haar in handen gespeeld muest hebben, diemaar ook deze lichtstraal verdween. Zij had het schrijven immers teruggeven, hoe vol sluwheid was alles overlegd. Half bewusteloos staarde zij voor zich. Zoo van de hoogte des geluks geslingerd te worden in den diepen afgrond van jammer en ellende, dat was meer dan een mensch dragen kon. De dood van den geliefden broeder was niets bij dit nameloos lijden. O, maar, het was niet denkbaar dat Leone haar kon wantrouwen. Hadden zij niet jaren lang in de volmaaktste overeenstemming geleefd, hij kon niet gelooven dat zij zich dus vergeten had. Zou hij den bedriegelijken schijn en de woorden van een valschen vriend meer geloof schenken dan ontzag ontzaglijk hartelijk en beminnelijk de hand te drukken van dezelfde menschen, wier doopceel al gelicht was op weinig verkwik kelijke wijs, eer ze soms het huis hadden verlaten Of ook.... wie onzer heeft niet soms meegedaan aan die grove onkieschheid, aan die verfoeielijke huichelarij, aan die liefde loosheid en onmenschelijkheid Ja, aan die liefdeloosheid en onmensche lijkheid, want wij bezondigen ons aan de menschheid door al dat onbillijk-veroordeelen en al dat kwaadspreken, omdat ook wij tot die menschheid behooren. Wie met welge vallen de zonden van zijn vader of moeder onthult, wie er mee te koopt loopt, die be zondigt zich aan zijn eigen naam en geslacht, die onteert en bedriegt zichzelve. Die be driegt zichzelve want zijn voorbeeld zal maar al te spoedig navolging vinden en an deren verleiden om met hem te doen, wat hij met anderen deed. Die bedriegt en ver laagt zichzelvewant hoe meer hij zich zonder noodzaak en met een soort van leed vermaak in de beschouwing van anderer kwaad verlustigt, te grover wordt zijn gevoel van zedelijkheid, te minder nauwgezet en teer zijn eigen geweten, hij eindigt met zichzelve voor volmaakt te houden, in het midden van een bedorven en doemwaardige wereld. Spreken moeten we soms over en tegen de fouten van andereu. We moeten soms volgens de wet der eeuwige onkreukbare rechtvaardigheid de puntjes op de i zetten, zooals dat heet, maar dan gebeure het zonder Farizeeschen hoogmoed, zonder ooit te ver geten, dat ook die andere evenzeer menschen zijn als wij en dat wij nog evenmin engelen zijn als zij Dan gebeure het nooit uit tijdverdrijf, of uit wraakzucht, maar zóó, dat wij ons nooit bezondigen aan de wet der eeuwige barm hartigheid en liefde D. L. W. B. haar van oprechte liefde sprekende oogen, dan den klank harer stem, zoo vol,zoo warm.zoouithethart. Zou hij haar achterlaten in deze torenkamer, in den giftigen damp der woestenij, waar de bleeke dood uit de omliggende moerassen op steeg. Zou hij dat kunnen, die vroeger zijn leven zou gewaagd hebben om haar voor de kleinste onaangenaamheid te beschermen. Dit scheen haar niet mogelijk, niet denkbaar; zou ooit de zon schrik en duisternis in plaats van liefde en licht kunnen verspreiden, zou God ooit de hand van het lijdende menschdom knnnGii aftrekken? Neen immers. Evenmin kon Leone zijne Pia martelen. De tranen sprongen haar uit de oogen. Zij vouwde de handen en zag smeekend tot haren echtgenoot op. Leone, fluisterde zij, kunt gij werkelijk aan uw Pia blijven twijfelen. God weet dat nooit eenig onrecht door mij u is aangedaan, dat ik in deze de waarheid en niets dan de waarheid ge sproken heb. Ugo de Falconari, nog eens herhaal ik het, heeft mij wraak gezworen, hij heeft dit ontzettend vermoeden in uw hart gedrongen. Maar wees gerust, ik zal tot hem gaan en hem verant woording vragen, als hij ziet hoe rampzalig hij mij maakt, zal hij niet zoo slecht zijn om in zijn wreedheid te volharden. Leone maakte een gebaar van ongeduld. Ugo heeft gelijk gehad. Zij blijft ontkennen, schoon ik zelve haar met haren verleider heb ontdekt. Schaam u, gij huichelaarster I Ik walg van uw betraande oogen uw trillende lippen, leugen, alles leugen. Speel comedie voor wien gij wilt maar niet voor mij. En met een gelaat, waarop afschuw voor zoo veel boosheid te lezen stond, wendde hij zich om. Pia kromp van ontzetting ineen. Leone, gilde zij, wilt gij mij dan hier alleen laten, hier, waar ik van angst en schrik zeker sterven zal. Kermend zonk zij voor hem neder, omvatte zijne knieën en drukte er haar gloeiend gelaat tegen. —- O, Leone, laat mij niet-zoo ellendig weg kwijnen, smeekte zij op hartbrekenden toon, en toen hij zich had losgerukt, sloeg het reine voor hoofd met ruw geweld tegen den killen steenen vloer. Heb medelijden, Leone, ik ben de uwe geweest met iederen ademtochL Hij bedriegt u Rusland heeft gesproken, err daarmee is ineens een eind aan alle gissingen en alle gevolgtrekkingen die gemaakt werden naar aanleiding van de weifelende verklaringen van de leden van het Bulgaarsch gezantschap. Officieus wordt door de Russische regeering in Russische en buitenlandsche organen ver klaard dat de meedeeling van de Kölnische Zeitung omtrent de bekeering van prins Fer dinand, als eisch van Rusland, onwaar is. Rusland, heet het verder, heeft geen enkele reden om zich te verzoenen met de Bulgaar- sche natie, want deze is als zusternatie altoos dankbaar gebleven voor haar bevrijding van het Turksche juk. En omdat er wederkeerige ingenomenheid beslaat, is het gezantschap te Petersburg zoo welwillend ontvangen. Maarnooit zal Rusland, trouw aan de verdragen, zich inlaten met de zich noemende Bulgaarsche regeering, zoolang Bulgarije offi cieel blijft staan onder het bewind van een „overweldiger." Bulgarije bestaat dan niet voor Rusland, en dit kan dus ook geen betrekkingen ermee onderhouden. Rusland eischt eenvoudig dat het verdrag van Berlijn wordt nagekomen en de vorst gekozen door een wettige Sobranie, na overleg met de Porte. De Figaro, een blad welks mededeelingen doorgaans rijk aan fantasie zijn, heet het geheele bericht afkomstig van Weenen 't zou aan Petersburg geheel vreemd zijn en dan ook geenszins overeenkomen met de aldaar heerschende stemming en met de der Bulgaarsche deputatie gedane toezegging. Het blad voegt hierbij of liever laat zijn zegsman er bijvoegen, dat spoedig zal worden bewezen dat het dusgenaamde officieele communiqué niet de minste aandacht verdient. Het is waarlijk te hopen, dat er spoedig iets blijke, dit of iets anders, doch twijfel aan de vervulling van dezen wensch, is alles zins gerechtvaardigd de deputatie, die naar Petersburg is geweest, is aan de grenzen en later in de hoofdstad van Bulgarije met veel vertoon ontvangen en Clement, de metropo litaan, is zelfs als een terugkeerend overwin naar van het station in zijn rijtuig gedragen, waarbij voortdurend het „Leve Rusland" met het „Leve Bulgarije samenklonk. Doch dat is eigenlijk* al 't vermeldenswaardige. Aan de grens reeds, te Zambrod, moest Clement het woord voeren tegen een 300 a 400 nieuwsgierigen, die hem per extra-trein tege moet kwamen (officieele personen of militairen waren er niet bij) en toen sprak hij van zijn trots en hij zeide, dat Rusland dezelfde ge- voeléns koestert vis a-vis Bulgarije als die mogendheid er toe hebben bewogen den oorlog tot Bulgarije's bevrijding te onderne men. Aan het slot van zijn betoog verzekerde de metropolitaan, dat Rusland Bulgarije be mint zooals dat immer het geval is geweest, doch over de uiting dier liefde deelt Clement al evenmin iets mede als over het eigenlijk karakter. Hij deed dat ook niet later te Sofia, waar hij, na een geestdriftige ontvangst, van het balkon van zijn paleis de menigte toesprak. Dat de deputatie naar Rusland is gegaan op verlangen van den prins, van de regeering en van het volk, betoogde hij, en opnieuw gewaagde hij van Ruslands goede gevoelens voor Bulgarije, welks heil en wel vaart men te Petersburg wenscht. Samenwer king tusschen dezelfde elemencen, die de reis hebben gewenscht (de vorst, de regeering en het volk dus) achtte Clement een garantie voor de bereiking van 't nagestreefde doel. Dat klinkt mooi, doch men komt er geen stap verder mee of liever wordt er niets wijzer door. In welken vorm toch, zal de liefde van Rusland zich uiten (in kastijding wellicht of in opslokking van het geheele vorstendom?) en welke voorstelling maakt men zich te Petersburg van Bulgarije's heil en welvaart, om van den prins niet eens te spreken Het is voor prins Ferdinand, wien een bijzondere gehechtheid aan den Bulgaarschen troon wordt toegedicht (hij zou't onmogelijke willen beproeven voor het behoud ervan niet erg geruststellend en 't zal wel zijn in verband met de te duchten invloeden der Russisch gezinden, dat hij (heden of morgen Leone. Neen, ik laat u niet gaan, al zoudt ge mij onder uw voeten vertreden Wederom rukte hij zich los, hijgend, doodsbleek, den blik gewend op de gebroken gestalte, die zich daar radeloos op de steenen kromdezocht hij, achteruit loopend, de deur. Opeens richtte Pia zich halverwege op en jam merdeMaar mijn kind, mijn lief engeltje, mag ik het niet wederzien als alles mij verlaat. Neen! zei Leor.e koud,, ik zal haar opvoeden opdat zij later beter worde dan haar moeder. Hij had den drempel overschreden en schoof nu langzaam de zware grendels voor de deur. Als bedwelmd leunde hij in de vochtige gang tegen den muur en tuurde naar de deur. Weer kwam het benauwende gevoel van angst over hemdat hem daar straks al terug had doen deinzen. O, liet was zwaar, den plicht der wrekende gerechtigheid te vervullen Langzaam, als iemand die na een lange ziekte voor 't eerst weer loopt, ging hij de trap af. Nog maals drukte hij den slotvoogd op het hart dat onverbiddelijke gestrengheid hier de eerste en eenige plicht was. Geen voet mocht zij buiten de muren zetten, zonder geleide van een gewa pende, daar moest Grimaldo met zijn hoofd borg voor zijn. Leone besteeg zijn paard, Pia's prachtigen goud vos aan den slotvoogd overlatend opdat deze hem voor den ploeg zou doen spannen, op het schrale stukje land, dat achter het kasteel lag. Vóórt draafde Leone de woestenij in, geleide had hij afgewezen, hij wilde alleen zijn met de vreeselijke wanhoop in zich. Wederom peinsde hij, wie toch wel Pia's me deplichtige wezen kon, slraks durfde hij niet verder bij haar aandringen, nog was haar trots niet gebroken. Over acht dagen, als zij in een hopeloos verlangen half versmacht was, zou zij biechten willen: duidelijk en uitvoerig, naar zijn verlangee zou zij zijn schriftelijk gestelde vragen beantwoorden. Nooit wilde hij haar weer zien, zelfs niet als getuige tegen den vervloekten ver leider. In woesten draf rende hij voort, in één verlangen, die troosteloos-sombere Marerama te ontvluchten en met haar ook de schande, die hij daar ginder achter de muren van liet vreeselijke kasteel be graven had Pia had zich intusschen opgericht. Leunend tegen de deur, met wijdstarende oogen, luisterde zij naar Leone's wegstervenden stap. Zij kwam zichzelve voor als een schijndoode, die in den grafkelder ontwaakt en in radelooze wan hoop alle kans zich te bevrijden onmogelijk ziet. Zij stond daar, half verdoofd, niet in slaat te denken. Daar drong door het 'geopende venster het be kende geluid van Burrasca's geregelden hoefslag; zij wendde zich r.aar het raam, om hem na te schreeuwen, zich over de boxstwering te buigen, maar alleen een heesche smartkreet kwam haar over d e lippen de krachten begaven haar en uitgeput zonk zij raidden in de kamer op de knieën. Handenwringend lag zij daar tot haar ziele- smart zich in bittere tranen lucht gaf. Eu kracht en kalmte vond zij terug om God hulp en redding af te sraeeken. Hij kon niet willen dat zij hier onschuldig weg zou kwijnen, nadat hij tot heden zonneschijn en vrede in haar leven had gebracht. Een donkere blos verfde haar wangen, als in geestverrukking schitterden hare oogen zij was overtuigd, dat God haar, als eertijds den gevangen Petrus een engel sturen zou om haar terug te brengen in de armen van haren eeuwig geliefden Leone. Behoed door dezen engel zou zij 't verlorene herwinnenden verblinde de oogen openen en de waarheid aan het licht brengen. Als zij maar bad, geloovig en vol vertrouwen bad als eenmaal Gods zoon in den Olijvenhof, dan Maar eensklaps voer haar een kille huivering door de leden: Christus had gebeden maar: niet gelijk ik wil, gelijk gij wilt, o Vader I en God had in zijn ondoorgrondelijk besluit gewild dat Maria's zoon sterven zou aan 't kruis rEn het vaste vertrouwen verliet haar. Rillend vrT"?en bovenmenschelijken angst kromp zij in één. Een gillende smartki*eet als van één, die in doodsgevaar verkeert, ontsnapte haar Red mij Godred mij, bad zij, erbarm u mijner 1 Spaar mij om mijn jeugd, mijn geluk, mijn groot, mooi geluk De redder is bij u, fluisterde een stem dicht naast haar. Verschrikt richtte zij zich op en keek in het bleeke gelaat van Ugo de Falconari. Hoe gij gij! stamelde zij, hem afwerend met beide handen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1895 | | pagina 1