BUITENLAND.
Belgie.
Frankrijk.
Spanje.
Duitschland.
Italië.
grgy" greep hare beide handen en sprak weer
vriendelijk: Arm kind, geef u toch geen
moeite. Ge kunt niemand misleiden,waarom wilt
ge het mij dan doen Mij, uw eenigen vriend
en redder? Beken het maar of neen, ik zal
het u zeggen, ik lees in uw hart. Ge behoeft inet
uw eigen lippen geen bekentenis uit te spreken.
Turkije.
Maandagochtend heel vroeg verspreidde
zich het gerucht van de vreeselijke ramp, die
Zondagavond is gebeurd dicht bij het station
Ottignies, gelegen op 24 kilometer afstand
van Brussel, op de lijn naar Luxemburg. Men
sprak van acht dooden en veertien gekwetsten.
Maar ditmaal was het publiek, dat in zoo'n
geval altijd geneigd is tot overdrijving, be
neden de waarheid gebleven.
Het ongeluk is gebeurd tusschen de stations
Ciroux, Mousty en Ottignies. Tegen kwart
voor achten kwam een trein uit Nijvel, waar
feest was geweest ter gelegenheid van de
inwijding van het gebouw van de katholieke
werklui; de trein was overvol met reizigers
en reed in volle vaart voort; een locomotief
uit Ottignies botste er tegenaan. Een oor-
verdoovend gekraak weerklonk, en toen nood
geschrei uit vijf verbrijzelde wagons. l)e
stukken van de wagons raakten in brand.
De inw rners van Ottignies en het personeel
van de stations Ottignies en Court Saint
Etienne haastten zich naar de plek des on-
heils en gaven zich de grootst mogelijke
moeite om de menschen die luide om hulp
schreeuwden te redden en bij te staan. De
dokters uit de omliggende plaatsen verleenden
hun hulp en constateerden den dood van
zestien reizigers, waaronder veertien inwoners
van Waveren, onder anderen een dokter en
een vicaris.
Men zegt dat de ramp weer te wijten is
aan de slechte inrichting van den dienst op
Zondag. De tijdelijk onderchef verving den
gewonen ambtenaar, die vrijaf had, en een
baanwachter den wisselwachterdie ook
vakantie had.
De Belgische bladen hadden Maandagavond
uitvoeriger berichten over het groote spoor
wegongeluk bij het station Ottignies. Ter
aanvulling van hetgeen we hierboven verhaal
den, melden wij dat een lijst van zeventien
gedooden is openbaar gemaakt; onder dezen
is ook de geneesheer Van Pée uit Wavre
wiens hulp dadelijk na het ongeval telegrafisch
werd ingeroepen. Zijn echtgenoote antwoordde
dat haar man op dat oogenblik juist te Ot
tignies zich moest bevinden: men vond hem
dan ookonder de lijken.
Er is reeds een administratief onderzoek
ingesteld. Uit de eerste inlichtingen is ge
bleken, dat de trein uit Nijvel te laat was
en de machine, no 1100, die het station
Ottignies niet mag verlaten voor die trein
binnen is, zonder order was vertrokken. Er
igt maar een spoor, zoodat een botsing on
vermijdelijk was. De trein hield op dat
oogenblik zijn vaart in, en hieraan is het te
danken dat het ougeluk nog niet ernstiger is
geweest. Nog niet uitgmaakt is, wie in deze
treurige zaak de verantwoording dragen moet.
Maar wel is uitgemaakt, dat de wisselwachter
van den nachtdienst door een gewonen weg
werker was vervangen, om den Zondag.
Het aantal gekwetsten wordt, volgens de
Indépendance, op ongeveer honderd geschat.
De oud-minister Beernaert bevond zich
met zeven personen van zijn familie in een
waggon der eerste klasse. Zijn schoonzuster,
mevrouw Mourlon, de echtgenoote van den
bekenden ingenieur, was dadelijk dood. Me
vrouw Beeinaert werd licht gekwetst aan de
borst, de minister werd niet gewond. Mejuf
frouw Crets uit Parijs, die zich bij de familie
bevond, werd aan het hoofd gewond. Twee
wagens schoven letterlijk in elkaar.
Zondag is te Antwerpen onthuld een
gedenkteeken, door de bevolking van Antwer
pen opgericht voor den volksman en dichter
Jan van Rijswijck, vader van den populaire»
burgemeester van de koopstad. Deze nam
diepbewogen het gedenkteeken ter eere van
zijn braven vader in ontvangst in naam van
de stad Antwerpen. Een van de sprekers
was Max Rooses.
Zaterdag heett te Parijs de plechtige uil
vaart van Louis Pasteur plaats gehad met al
de plechtigheid en praal aan eene begrafenis
op staatskosten verbonden. De belangstel
lende deelneming was algemeen, de aandrang
van het publiek zeer groot, en aan de koop
mansbeurs werden dien dag geen zaken
gedaan.
De eerste plechtigheid, in de doodenkamer,
werd alleen bijgewoond door de leden van
de regeeringhet diplomatenkorps en den
staatsraad. De overige deelnemers aan de
begrafenis stonden geschaard in den tuin van
het Pasteurgesticht.
Toen de kist op den wagen werd ge
plaatst, speelde de muziek der Garde répu-
blicaine den d'ode imarsch van Chopin.
De stoet werd voorafgegaan door politie
een peloton der garde te paard, den militairen
gouverneur van Parijs met zijn staf en de le
divisie infanterie van het garnizoen.
Daarna volgden vijf wagens niet de kransen,
uit binnen- en buitenland gezonden. De
groote krans der Fransche regeering werd
afzonderlijk gedragen. Onder die huldeblijken
was een krans van „het dankbare Portugal,"
een van de stad Arbois. bestaande uit blauwe
druiven met een opschrift van witte; een van
de Keizerlijke Academie te Berlijn enz.
Achter de kransen liepen de geneeskundigen
en het verder personeel van het Pasteurge
sticht.
De lijkkoets dezelfde welke gebruikt
werd voor Carnot was met zes paarden
bespannen. Op het kleed dat de kist bedekte
lagen Pasteur's Académie rok en de insignes
van het Grootkruis van het Legioen van Eer.
De slippen van het lijkkleed werden ge
dragen door den minister Poincaré en de
hh. Brouardel, deken der medische faculteit,
Bergeron, secretaris der Academie v. genees
kunde Boisiersecretaris der Académie
Frangaise, Perrot, directeur der normaalschool
en Bertrand, secretaris der Academie van
Wetenschappen.
Vier ceremoniemeesters droegen de orde-
teekenen van den overledene.
Achter den wagen volgden de zoon en de
schoonzoon van Pasteur, commandant Bour
geois, als vertegenwoordiger van den presi
dent, de leden van den staatsraad, generaals,
aanzienlijke staatsambtenaren, de faculteiten,
enz. enz.
De leden van het diplomatenkorps reden
rechtstreeks naar de Notre Dame, waar een
plechtige lijkdienst werd gehouden onder
leiding van kardinaal Richard.
De kerk was voor deze gelegenheid een
landgenoot, die haar bezocht, is zoo vriendelijk
deze bijzonderheden te schrijven geheel
behangen met rouwlaken, waaraan zilveren
franjes en zilveren koorden, en overigens
bezaaid met de letters P. ot R. F. Over de
geheele lengte der kerk waren groote zilveren
kandelaars geplaatst van p. m. 2 M. hoogte
en onder den koepel de katafalk, die door
al het zwart met zilver en door zijne verba
zende afmetingen eenen machtigen indruk
maakte.
President Faure, de kroonprins van Grie
kenland en de Russische grootvorst Constan-
tijn waren daar tegenwoordig.
Na de kerkelijke plechtigheid hield de
minister van onderwijs Poincaré de lijkrede,
welke president Faure staande en blootshoofds
aanhoorde. Zij wordt geroemd als een toon
beeld van degelijke welsprekendheid. Pasteur's
beteekenis voor de wetenschap werd daarin
kort en helder uiteengezet.
„Vaarwel, groote meester", zoo besloot de
minister; >de wetenschap, die gij zoo trouw
hebt gediend, de onsterfelijke, grootmachtige
wetenschap, door u nog machtiger gemaakt,
zal tot in de verste eeuwen de sporen toonen
van uw genie. De menschheid, die gij ge
holpen hebt in hare nooden, zal immer uw
roemrijken naam vereeren. Zij zal allen
nationalen naijver zien verdwijnen, maar in
volle kracht en leven het geloof behouden
dat allen gemeen hebben, het geloof in den
oneindigen vooruitgang."
Een défilé besloot de plechtigheid, na afloop
waarvan de kist in een grafgewelf der kerk
werd neergezet, vanwaar het stoffelijk over
schot later naar het Pasteur-gesticht overge
bracht zal worden.
Het geheel wordt eenstemmig als eene
zeer indrukwekkende plechtigheid beschreven
en geroemd. Ook het Nederlandsche ge
zantschap was er bij vertegenwoordigd en de
Utrechtsche hoogeschool had een krans ge
zonden.
Madagascar.
De correspondent van de Temps seint over
Manjoenga, dd. 5 October aan zijn blad
„Na een welgeslaagden overtocht over de
groote bergen Ambohimena, kampeerde de
kolonne (die op de hoofdstad aan vooruit
trekt) den 19den en 20sten (September) te
Maharidaza. Daarna vlug haren weg vervol
gende, nam zij den 21sten Talata, den 22sten
Ankazobe den 23sten Antoby, den 24sten
de (versterkte) hoogten van Fihaonana, den
25sten Babay.
„Den 29sten of 30sten zal zij te Tanana
riwo zijn.
„De vijand irekt zich terug, zijn hoofden
bekreunen er zich weinig om Tananariwo te
bereiken vóór onszij hebben de dorpen
(op onzen weg) van Ankazobe aflaten branden.
„De stammen, welke met geweld door de
Howa's meegevoerd zijn verlaten hen om
in hun dorpen weer te keeren; zij zullen het
vertrouwen weldra herwonnen hebben. Wij
plakken proclamation aan op onzen doortocht.
„Berichten van Tananariwo zeggen dat de
toestand aldaar normaal is: evenwel trekt de
vrouwelijke bevolking zich voor een deel in
de omstreken terug.
„De gezondheidstoestand der kolonne is
uitstekend."
De wakkere correspondent van het Ber
liner Tageblatt, Eugen Wolf, schrijft van 30
Augustus uit het Andriba-dal dat het hem
niet mogelijk is een uitvoerigen brief te
schrijven omdat men geen oogenblik stil
zitten kan wegens de duizenden muggen, die
de menschen bijna gek maken. Niets helpt
tegen die venijnige dieren. Ze kruipen overal
door: Wolf zit onder een vliegennet, laat zich
door inlanders bewaaien brandt koemest in
zijn tent alles te vergeefs.
De hoofdstad Tananariwo is den 27
September door de kolonne van generaal
Duchesne genomen.
Aldus meldi een Reuter telegram van Maan
dag uit Port Louis (Mauritius). Boden van ko
ningin Ranawalo kwamen den 30 Sept. te
Watomandry (aan de Oostkust, zuidelijk van
Tamatawe) aan met het bericht. Rainilaiari-
wonv ert- hst- hof vloden naar Amuösislrn cr.
Bets'ileos (namen welke op geen der kaarten
welke ons ten dienste staan,worden gevonden.)
De Spaansche minister van oorlog heeft
aan het ministerieel blad El National zijn
voornemen meegedeeld om binnenkort 25
bataljons naar Cuba te zenden. Ook zullen
eenige generaals er heen vei trekken.
Er moet weer een gevecht zijn geweest,
bij de rivier Guayabal 1800 Spanjaarden
versloegen 3800 Cubanen zegt het bericht
en eenige aanvotrders van dezen, ook Antonio
Maceo, heeten gedood. Aan de Spaansche
zijde zijn vier soldaten gewond.
De Truth en de Daily News meenen, dat
het verlof van prins Hendrik wel degelijk
moet toegeschreven worden aan een geschil
met zijn broer over het Noord-Oostzeekanaal.
Keizerin Frederik zou te vergeefs getracht
hebben, den twist bij te leggen.
Dinsdag werd in Beieren's hoofdstad
door een godsdienstoefening, waarbij de prins
regent tegenwoordig was, de 47e jaardag
van koning Otto gevierd. Sedert zijn troons
bestijging heeft de ongelukkige het kasteel
van Fürstenried, dat door hooge muren om
ringd is, niet verlaten. Geen enkele bewoner
der omstreken heeft ooit den armen krank
zinnige, die toch dagelijks met zijn wachters
in het park wandelt, gezien. Slechts eens per
jaar bezoekt de minister-president den koning;
in zijn laatste rapport verklaarde hij, dat de
lichamelijke toestand van Otto niets te wen-
schen overlaat, maar dat zijn geestestoestand
allertreurigst is.
Volgens draadbericht uit Massouah heeft
generaal Baratieri, wegens de dreigende hou
ding van ras Mangascia de mobiele militie
onder de wapenen geroepen en een obser
vatiekamp gevormd. Het gerucht gaat dat
er een gevecht is geweest tusschen Gilligalla
en een luitenant van Menelik, en dat deze
verslagen zou zijn.
arm vast.
Mijn tijd i9 zeer goed gekozen; of liever,
hij is volstrekt niet gekozen, ik zwicht voor den
drang der omstandigheden. Valentine, ziet ge
dan niet in dat ge geen minuut te verliezen hebt?
Het zwaard zweeft boven uw hoofd. Een spoe
dige vlucht is uw eenige redding. Ga met mij
mee, ik zal u verbergen, ik zal u verdedigen,
al kostte het mijn leven. Geen macht ter wereld
zal u van mij ontrukken I
Uil wilde haar naderer, maar zij stiet hem terug.
Hoe durft ge zoo spreken? Wat geeft u het
recht mij zulke beleedigende voorstellen te doen?
Hij' trad eene schrede terug, de uitdrukking
van zijn gelaat, die zoo even nog vriendelijk en
teeder was, werd nu spottend en boosaardig.
Zijn blik werd listig, zijn stem klonk scherp
en zijne handen kromden zich als de klauwen
van een roofdier.
Eerder zou ik verwonderd moeten zijn over
de taal, die u voert, zei hij op harden toon. Het
is nutteloos en hoogst gevaarlijk voor u, tegen
over mij komedie te willen spelen. Ik weet alles.
Met een onderdrukten kreet drukte het meisje
de hand op haar hart. Wat weet ge? vroeg zij.
Daar hebben we het, sprak hij nu op den
toon van een deelnemend vriend. Arm kind, ge
verraadt u bij ieder woord, ge zijt niet gewoon
te liegen.
MaarIk biu u
Op dat oogenblik rammelde tante Constance
aan de deur en gaf Adolf het antwoord, dat wij
reeds kennen.
Wat doet ge? vroeg Valentine handen
wringend.
Wees nu verstandig en hoor me een paar
minuten aan, zeide hij geruststellend. Hij voerde
haar naar de sofa, zette haar half met geweld
er od neer, en schoof zijn stoel zoo tusschen de
sofa en de daarbij staande tafel, dat zij hem niet
ontkomen kon. .e
Valentine, ge hebt mevrouw Rechling vergif
tigd, zei hij toen zonder eenige inleiding.
Ontsteld sprong zij op. Neen, neen. Hoe
kunt ge mij van zoo een ontzettende misdaad
verdenk en ^t zejf bekend. Ik ben niet de
eenige, die u verdenkt; de bediende die hier
kwam in de volle overtuiging vau uw onschuld,
is weer vertrokken met de overtuiging, dat ge
schuldig zijt. Als uw tante niet zoo eenvoudig
van harte
Och, ge hebt mijn houding verkeerd be-
Zij zweeg, en hij ging voortMevrouw
Rechlino1, die ruwe, onbeschaafde vrouw, heelt
u in liet diepste uwer ziel gekrenkt. Zij heeft
n op een beleedigende wijze uit haar dienst ont
slagen. Zij heeft zich verzet tegen hetgeen ge
als uw levensgeluk beschouwde, zij is hier ge
komen om u op beleedigende wijze een schande
lijke verdenking in het aangezicht te slingeren.
Zoo is het, zoo is het precies, zeide Valentine,
onwillekeurig getroffen door de juistheid, waar
mee hij den toestand in woorden bracht.
De stille wrok, die half onbewust reeds
lang bij u bestond tegen die vrouw is in een
oogwenk reusachtig toegenomen en heeft u over
meesterd. De zachte duif werd een roofvogel, die
zijn vijand het hart uit den boezem wenschte te
rukken. Het scheen u een wellust, haar dood aan
uwe voeten te zien.
Houd op! ErbarmingI smeekte Valentine
en verborg haar gelaat in hare handen
Zonder daar acht op te slaan, ging hij voort:
Aig de ongelukkige niet om drinken had
iets, dat niet te loochenen is.
Omdat het zoo niet is I
Kind, waarom die dwaze verstoktheid r.adat
ge reeds zooveel hebt toegegeven. Maar het
is niet noodig, ge behoeft mij niets te zeggen;
ik heb uwe bekentenis niet noodig. Kom, ga
met mij mee. Mijn rijtuig wacht nog voor de
deur. Doe een mantel om, in een kwartiertje tijds
kunnen wij aan het spoorwegstation zijn. Ik zal
onze vlucht wel zoo goed weten in te richten,
dat niemand ons kan inhalen of ons verblijf ont
dekken. Kom, draal niet langer!
Hij wilde haar van de sofa oprichten doch zij
weerde hem af.
Valentine, er is geen minuut te verliezen,
elk oogenblik kunnen de beambten van de justitie
hier zijn.
Laten zij komen, antwoordde zij en ging
weer zitten.
Men zal u in de gevangenis zetten, een ver
volging tegen u instellen. Ge zult als giftmeng-
ster veroordeeld worden
Dat is beter dan te vluchten en mij in uwe
macht te stellen, riep zij uit, van de sofa op
springende.
Ook hij was van zijn stoel opgesprongen doch
hij viel terug, als had hij een slag gekregen.
Maar al te duidelijk stonden afkeer en verachting
op haar gelaat te lezen.
Ik wil mijn leven en mijn eer op het spel
zetten voor eene moordenares, en is dat mijn
dank daarvoor? siste hij tusschen de tanden.
Ge weet zeer goed dat ik geen moordenares
ben. Ge wilt mij slecli s verlokken om u te
pvraaed zou u alleen die gedachte door het 1 volgen. Maar daar ben ik op gewapend. Mijn
nnfd gegaan zijn, en daar zou het bij zijn ge- vader heeft me tegen u gewaarschuwd.
- 6 a manooii »on dnnd Er kwam nu een vreeselijke verandering in
I1UUDI toeuuu 'j m i j j
bleven maar nu werd die wensch een daad.
Valentine rilde.
zijn gelaaf. Het toonde thans de wildste harts-
Üe zijt in de verzoeking bezweken. Ge hebt tochten.
het vergif in het water gemengd zonder te be- Wat heeft hij u gezegd? vroeg hij, op haar
denken dat de gevolgen op uw hoofd zouden toetredende.
neerkomen, en dat men spoedig genoeg de persoon - Dat ik mij voor u moest in acht nemen
zou vinden die het vergif heeft toegediend. en nooit een huwelijks aanzoek van u mocht
Met het gelaat van hem afgewend, verpletterd,
had zij geluisterd; haar boezem zwoegde hoor-
haar Bij zijn laatste woorden stond zij op, keek
hem verstoord aan en riep: - Dat is met waar
ik ik heb het niet gedaan.
Maar Valentine! Waarom loochent ge nu
aannemen.
Zijn gelaat helderde op, hij glimluchte. De
goede man kon maar niet vergeten, dat hij offi
cier en mijn vader handwerksman is geweest,
vandaar zijn afkeer. Maar dien afkeer zou hij
wel overwonnen hebben, als hij geweten had,
De correspondenten der Standard Daily
News, Daily Chronicle te Konslantinopel gaan
voort kolommen lange telegrammen te zenden
over den staat van zaken aldaar, dien zij
verschrikkelijk noemen. De correspondent
der Chronicle seintdat het schrikbewind
voortduurt, dat eiken nacht in de voorsteden
Armeniërs vermoord worden door Koerden
Perzen, softa's, zoo goed als onder de oogen
der Turksche politie. In die berichten wordt
gelogenstraft het beweren der overheid dat
de rust hersteld zou zijn. Ruim duizend
Armenische mannen en vrouwen vertoeven
nog in de Christen kerkenwaar zij door
giften van brood in het leven worden gehou
den. De handel staat geheel stil. Na zons
ondergang durven alleen de Europenanen
zich op straal te vertoonen. De huiszoekingen
en arrestaties door de politie duren voort.
Er is geen twijfel of de sultan moet recht
streeks voor het voortduren van dezeu toe
stand worden verantwoordelijk gesteld. De
correspondent der Standard acht 't onweer
sprekelijk dat geheime agenten van den sultan
de moorden op Christenen door de softa's
enz. hebben helpen aanstichten. Die van de
Standard verzekert, dat aan beide zijden van
den Bosporus in de dorpen voortdurend ge
weldenarijen worden bedreven. Reeds zijn
123 Armeniërs op het Armenisch kerkhof
begravenen toch wordt beweerd dat het
- - - 1111 Ill I Hfc
hoe de zaken staan. Valentine nog eenmaal bid
ik u, ik bezweer u, volg mij
Neen, antwoordde zij vastbesloten.
Waar wilt gij op wachten?
Zij haalde de schouders op.
Hoopt ge misschien, dat Koenraad Rechling
u zal trouwen nu zijn moeder dood is? vroeg
hij weer.
Wat gaat het u aan, wat ik hoop of vrees?
Wat mij dat aangaat? herhaalde hij. Veel,
zeer veelLaat het u gezegd zijn Valentine, ik
zie nooit van u af. Ik ben niet de man om mij
iets te laten ontrukken waar ik mijn zinnen op
gezet heb, dat heeft reeds menigeen tot zijn
schade ondervonden; naar niets heb ik zoo'n
vorige begeerte als naar u mijn geliefde. Hij
sloeg zijn armen om haar heen.
Zij trachtte zich los te rukken en riep: Laat
mij los of ik roep om hulp.
Ik zal u op mijne handen dragen. Ik ben
niet minder rijk dan Roenraad.al uw wenschen zal
ik vervullen, zelfs nog voor dat zij ze uitge
sproken zijn. Kom ga met mij mee en wordt
mijn vrouw.
Nooit, nooit 1 Houd op, ga heen I
Het was haar gelukt los te komen. Zij wendde
zich naar de deur, haar gelaat toonde zooveel
afkeer, dat hij begreep, dat dit meisje alles wilde
verduren liever dan aan hem toe te behooren.
Hij werd razend van toorn en gevoelde een
woeste haat tegen haar in zich opkomen. Een
boosaardige grijnslach vloog over zijn door woede
misvormd gelaat.
De wraak is een gerecht dat het best smaakt,
wanneer het afgekoeld is, mompelde hij tusschen
de tanden. Luid vroeg hijis dat uw laatste
woord?
Het is mijn laatste woord, antwoordde zij
v&stbcrftdcn
Iioor dan nu ook mijn laatste woord. Ik
.kan u redden of verderven. Hoe ver dit strekt
jzult ge later ondervinden.
Zij zweeg.
Hoop niet, vervolgde Banerlich, dat ge u
van de beschuldiging van moord kunt zuiveren.
Men zal u veroordeelen en ter dood brengen.
Ik vertiouw op mijn onschuld, zei ze dof.
Wordt vervolgd.