Nummer 15. Donderdag 20 Februari 1896. 19" Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, ANTOÖN TI ELÏ FEUILLETON. De Bankiersvrouw. Staatkundig overzicht. UITGEVER Waalwijk. VRIJHEID. Vrijheid, jadat is iets ontzaglijk heerlijks en benijdbaarsvuriger klopt ons hart en vroolijker straalt ons oog, zoodra we dat woord inaar liooren uitspreken. Als er ook maar een weinig levenslust in ons is, ais het bloed ons niet traag door de aderen vloeit, als we 't zoo heerlijk vinden om ons te kunnen verplaatsen en ons te kunnen bewegen in de frissche buitenlucht, hoe vreeselijk vinden we dan het lot van hem, die, om welke reden dan o >k, tusschen vier muren is opgesloten, en geen andere beweging kent dan altijd maar rond te loopen in dezelfde enge ruimte en als een gevaarlijk dier in zijn kooi te zijn opgeslotenWie zou eigen lot, hoe moeilijk soms ook, willen ruilen met dat van den gevangene Wie gewoon is ronduit en oprecht voor zijn overtuiging uit te komen, uic te spreken, wat hij heilig, te berispen, dat hij onbillijk en slecht acht, geestdriftig te bewonderen wat edel is en groot wie begrijpt niet dat een volk, gebakt onder de dwinglandij van den vreemdeling, desnoods alles op het spel zet om de vrijheid te herwinnen En toch wat wordt dat woord vrijheid dikwijls misverstaan en misbruikt! Als ge vraagt: ,/wat beteekent dat woord?/' dau kunt ge uit duizender mond u hooren antwoorden: vrij te zijn, dat is, alles te zeggen en te doen wat ik wil!* Welk een grof misverstanddat zich wreekt aan de geheele maatschappij. Zoo wordt van lieverlee het woord v r ij beid eensluidend met tuchteloosheid en beginsel loosheid en karakterloosheid en zedeloosheid en goddeloosheid. Een wijze der oudheid heeft eens gezegd: „Wij zijn slaven van de wetopdat we vrijen zijn,* en met die wonderspreuk te uiten heeft die man getoond het wezen' dei- vrijheid te begrijpen. Neen, vrij te zijn, dat is niet alles maar te zeggen en te doen wat men verkiest maar datwat we als redelijk en waar en goed hebben leeren kennen, wat zich als zoodanig kenbaar heeft gemaakt aan ons verstand, aau ons hartaan ons geweten wat' we niet ontkennen en verloochenen kunnen, zonder ons te bezondigen aan ons beter ik. Vrij te zijninderdaad en in waarheid, dat is te gehoorzamen onvoor waardelijk en blijmoedig en offervaardig aan een groote, heilige macht, die eerst ja, toen we nog onontwikkeld waren naar hoofd en hart, buiten en tegenover ons stond, in 't eerst ja, weinig aangenaams en aanlokkelijks voor ons hadmaar die van lieverlee een mucht werd binnen in ons een macht, die ons dreef tot het volbrengen van onzen plichtdie zoo met ons innig wezen als vereenzelvigd werddat we ten slotte be tuigden „ik kan niet anders spreken en handelen, dan ik spreek en handel.* Maar wie aldus zich gebonden acluteri en terecht toch roemden in hun vrijheid zij zijn 't ook geweest, die niet de slaven werden van htm zinnelijkheid en daardoor evenveel meesteressen dienden, als ze booze begeerten koesterdenmaar die zelfstandig stonden tegenover alle machten van de wereld, togenover alle laagheid en geweld. Zij zijn t ook geweestdie de baanbrekers waren op elk gebied van menschelijke beschaving en ontwikkeling, van zedelijkheid en gods dienst hun namen worden door ons nog met bewondering en eerbied op de lippen genomen en van hun onverdroten arbeid en nauwgezette plichtsbetrachting plukken wij nog de vruchten. Zoo kan vrij worden en vrij zich voelen, de geleerde en de min ontwikkelde, de man en de vrouw, de rijke en de minvermogende, en wie 'l al zoo niet is, die is een slaaf van wien ook en van wat ook, soms ondanks Prosper, mijn kassier, speelde; hij bracht geheele nachten met het baccaratspel door; ik weet, dat hij belangrijke sommen verloren heeft» had slechte makkers, eens heeft hij met een van mijn klanten, den heer De Clameran, een hevige twist bij het spel gehad, die bij een vrouw begon, en met tusschenkomst der politie eindigde. En circa een kwartier uurs bracht de bankier op die- wijze zware aanklachten tegen Prosper uit. Toen hij eindelijk ophield, zei de rechter: al zijn bluffen op eigen vrijheid en al zijn toornen tegen anderer dwingelandij. I). I. W. B. Het radicale bewind Bourgeois heeft een' taai leven, wat niet wil zeggen dat 't moeie- lijlc ten val gebracht kan worden, maar dat het niet geëxecuteerd worden wil, alle bewe ringen van het tegendeel ten spijt. Wal niet geloochend kan worden is, dat de minister van justitie Ricard zeer onhandig is geweest: zijn inmenging in de gerechtelijke instructie inzake de Zuiderspoorweg aangelegenheid, valt niet te loochenen en dit vastgesteld zijnde, had Ricard zich moeten verdedigen in den Senaat, doch in plaats van deze lakliek te volgen, nam hij zijn toevlucht tot halve en heele onwaarheden en Bourgeois ver klaarde het kabinet solidair, maakte dus van de zaak een kabinetsquaestie. Zoo geschiedde 't dan. dat de meerderheid ten ongunste der regeering wel aanzienlijk was in den Senaat, doch niet zoo groot als zij ongetwijfeld ge weest zou zijn wanneer Ricards collega's overeengekomen waren hem te laten boeten voor zijn eigen fouten en misslagen. Het „een voor alleu, allen voor één" heeft geleid tot een heel ernstig conflict tusschen Kamer en Senaat eenerzijds, tusscheu regecriug en Se naat anderzijds. Zonder zich te verdiepen in het vraagstuk of de grondwet der Republiek den Senaat al dan niet het recht geeft een ministerie omver te werpen, moet men tot de conclusie komen, dat de goede gang der parlementaire werkzaamheden ernstig in ge vaar wordt gebracht als een der beide deelen van het Parlement weigert saam te werken met de regeering. En daartoe kan 't komen, moet 't zelfs komen in de gegeven omstan digheden. Er schijnt op het oogenblik of liever er scheen na de beraadslaging der ministers in het departement van binnenlandsche zaken van 9 tot 12 uur, meer te zijn een neiging om aan te blijven dan een neiging tot re constructie na uitwerping van Ricard. De heeren zien in het votum van den Senaat van Zaterdag (met 169 tegen 71 stemmen werd bevestigd de motie van 11 dezer, waarin de Senaat zijn leedwezen uitdrukt over de vervanging van den rechter van instructie Rempler) niets dan een bevestiging van het besluit van 11 dezer, geen verzwaring en dus is het votum van vertrouwen dei Kamer het laatste stadium. In deze redeneering ram melt wel iets, doch tot Donderdag, wanneer de Kamer voor 't eerst weer samenkomt, kan men het er wel mee doen en wellicht besluit Bourgeois onderwijl wel Ricard te laten schieten op diens eigen verzoek en op aanraden van den president der Republiek, die aandringt op aanblijven der formatie Bourgeois. Misschien aanvaardt Sarrien, die reeds eens de portefeuille van justitie voer de, Ricards nalatenschap. Sagasta, de leider der Spaansche liberale partij, heeft zich, ter gelegenheid der ontvangst van een liberale deputatie, welke hem een medaille kwam aanbieden verklaard tegen de ontbinding der kamers; Sagasta meende dat het conservatieve ministerie aan het be wind moet blijven. Naar aanleiding van deze redevoering zeide de minister-president, Ca- uovas del Castillo, dat het zonder twijfel zeer wel mogelijk is op Cuba verkiezingen te houden. Verder merkte Canovas op „Wan neer de heer Sagasta een beter middel wist om aan den oorlog op Cuba een einde te maken, moet hij het zeggen Nog geen gevecht-bericht uit Erythraea. Generaal Baratieri moet ontmoedigd en zeer slecht over de regeering te spreken zijn wegens het uitblijven der gevraagde versterkingen. De vredes onderhandelingen met den Negus zijn afgesprongen en deze heeft zich wat teruggetrokken in de richting van Adoua,na eerst nog eeuige „demonstratieu,, te hebben gedaan. die 's avonds te voren reeds te laten halen, dus de gevolgtrekking was gemakkelijk te maken. De Echo van het Zuidea Waalwpsch» en Langstraafsclie Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsp rijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het gehecle rijk f 1,35. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco e zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2raaal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolp Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. 11 Als Prosper nog eenigc oogenblikken langer in de gang was gebleven, had hij denzelfden deurwaarder, die hem geroepen had, weer uit het vertrek van den rechter kuunen zien komen en hem numero 3 hebben hooren roepen. De getuige numero 3 die zijn beurt afwach tend, eveneens op de houten bank had plaats genomen, was mijnheer André Fauvel. De bankier was niet meer dezelfde man. Met dezelfde mate van welwillende bedoelingen waarmee bij den vorigen dag op zijn kantoor bezield scheen, met dezelfde mate van woede op zijn kassier, trad hij heden bij den rechter van instructie binnen. Het nadenken, dat gewoonlijk met de kalmte vergevingsgezindheid meebrengt, had hem slechts toorn en verlangen naar wraak gebracht. Nauwelijks kon hij de eerste bij ieder verhoor onvermijdelijke vragen beantwoorden, of zijn drift sleepte hem mee en hij uitte beschuldigin gen en zelfs hevige scheldwoorden tegen Prosper, Mijnheer Patrigent moest hem tot kalmte aan manen, hem er op wijzen, wat hij, hoe groot de schuld van zijn bediende ook was, zichzelf ver schuldigd was. Zoo toegevend als de rechter in het eerst met den gevangene was geweest, even oplettend en voorzichtig werd hij nu. Dat kwam omdat het verhoor van Prosper slechts een vorm was geweest, de bevestiging van een gepleegde misdaad; nu echter handelde het, om de bijkomende feiten en de bijzonderheden op te sporen en deze in volgorde te noteeren, om uit de belangrijkste daarvan een gevolgtrekking te kunnen maken. Laat ons langs den geregelden weg voort gaan, mijnheer, zei hij tot Fauvel, wees zoogoed u voor het oogenblik er toe te bepalen, mijn gen te beantwoordenHebt u ooit aan de jkheid van uw kassier getwijfeld Neen nooit, en toch hadden duizende klei nigheden mij moeten verontrusten. Welke kleinigheden Mijnheer, ik moet bekennen, dat u zeer on voorzichtig zijl geweest,om niet te zeggen schuldige om uw kas aan zoo een man te vertrouwen. D mijnheer, antwoordde de bankier. Prosper ia niet altijd zoo geweest. Tot verleden jaar was> hij een model vooreen man van zijn leeftijd. Bij mij aan huis verkeerende, werd hij bijna als een familielid beschouwd, hij bracht iederen avond bij ons door en was de intieme van mijn oudsten zoon Lucien. Op eens, zonder iets vooruit te laten merken, heeft hij ons niet meer bezocht, hoewel ik altijd gedacht had, dat hij op mijne nicht Madeleine verliefd was. De heer Patrigent fronste de wenkbrauwen, een gewoonte van hem, als hij geloofde een aan wijzing gevonden te hebben. Zou het niet die liefde zijn, die aan de^ bezoeken van Prosper een einde maakte Waarom! vroeg de bankier verwonderd. Ik. had hem met het grootste pleizier Madeleines hand gegeven, en om oprecht te zijn, ik ver wachtte zelfs dat hij die zou vrageu. Mijne nicht was een goede partij, voor hem zelfs een buitengewone. Zij is mooi en heeft een half milioen francs tot bruidschat. Dus kunt u zijn gedr:g niet verklaren? De bankier scheen zich te bedenken. Niet bepaald, antwoordde li ij. Wel heb ilk altijd verondersteld, dat Prosper door een zekeren heer llaoul de Lagors, dien hij bij mij heeft; leeren kennen, op den slechten weg is gebracht. Zoo, wie is dat jongmensch Een bloedverwant van mijn vrouw, een allerliefste, geestige en goed opgevoede jongen, die wel een beetje los leeft, maar geld genoeg heeft om zijn uitspattingen te betalen. De rechter van instructie scheen niet meer te luistersn, hij noteerde den naam van Lagors onder een lange lijst van namen in zijn notitie boekje. En nu, zei hij, om op de zaak neer te komen, zijt u zeker, dat de diefstal door niemand anders uit uw huis kan gepleegd zijn Zeer zeker, mijnheer. Droeg u den sleutel steeds bij u Haast altijd, en als ik hem piet bij mij had, lag hij in een der laden van mijn schrijftaiel op mijn slaapkamer. Maar dan Pardon mijnheer, viel Fauvel liem in de rede, sta mij toe u te doen opmerken, dat de sleutel zoo goed als niets 'octeekent, voor een brandkast als de mijne. Vóór alles moet men het woord kennen, waarop de vijt knoppen moeten gezet worden. Met de kennis van dat woord kan men, strikt genomen, zonder sleutel openen, maar zonder dat woord En dat woord, had u het aan niemand ge noemd Aan niemand, mijnheer. Ik zou zelfs soms verlegen geweest zijn te zeggen, met welk woord de brandkast gesloten was. Prosper veranderde het naar willekeur, hij waarschuwde mij dan, maar dikwijls vergat ik het. En had u het op den dag van den diefstal ook vergeten Neen, het woord was den rorigen dag juist veranderd, en de vreemdheid er van had mij getroffen. Wat is het Gipsy. g. i. p. s. y. zei de bankier, het woord spellende. De rechter schreef dat woord in zijn boekje op. Nog een vraag, mijnheer, zei hij, was u den avond van den diefstal te huis? Neen mijnheer, ik dineerde bij een mijner vrienden en bleef er 's avonds. Toen ik tegen een uur te huis kwam, was mijn vrouw reeds te bed en begaf ik mij ook dadelijk ter rust. En wist u niet, welk bedrag er in de- brandkast lag Neen, ik veronderstelde, dat er volgens mijn orders maar een onbeduidende som in was, ik verkiaarde dit aan den commissaris van politie, en die gaf mij daarin gelijk. Juist 1 het proces-verbaal vermeldt dit. De rechter van instructie zweeg. Hij verklaarde zich het feit op de volgende wijzeDe bankier wist niet, dat er 350.000 francs in kas waren eri Prosper was zijn plicht niet nagekomen, door Toen de bankier merkte dat men hem niet meer ondervroeg, meende hij eindelijk alles te kunnen zeggen, wat hem op het hart lag. Ik acht mij zelf boven alle verdenking ver heven, begon hij, maar toch zal ik niet met een gerust geweten slapen, voor dat de schuld van mijn kassier volkomen bewezen is. Hij, die aan het hoofd der zaak staat, wordt gewoonlijk het eerst belasterd. Ik kan dus belasterd worden, 350,000 francs is een aanzienlijk fortuin, groot genoeg, om den rijksten man te verleiden. Ik zal u dankbaar zijn, als u den stand van mijn huis wilt laten onderzoeken; dit onderzoek zal bewijzen, dat ik er hoegenaamd geen doel bij had, mij zelve te bestelen. De voorspoed van mijn zaken Het is voldoende mijnheer. En het wns werkelijk voldoende. De rechter was nu genoegzaam ingelicht, om te weten, waaraan hij zich te houden had. Hij verzocht den heer Fauvel het verslag van zijn verhoor te onderteekenen en begeleidde hem tot aan de (leur van de kamer, iets wat hij zeldzaam deed. Toen de bankier vertrokken was veroorloofde de griffier zich de aanmerking: Dat is een zeer duistere zaak. Als de kassier moedig en slim is, geloof ik, dat hij niet gemakkelijk tot een be kentenis zal gebracht worden. Misschien wel, antwoordde de rechter, maar laat ons de andere getuigen ondervragen. No. 4 was niemand anders dau Lucien, de oudste zoon van den heer Fauvel. Dat jongmensch, een mooie groote jongen van twee en twintig jaar, antwoordde dat hij veel van Prosper hield, dat hij zeer intiem met hem was geweest en hein altijd voor een rechtschapen man gehouden had, die niet in stant was om ook maar de kleinste misdaad te plegen. Hij verzekerde, dat hij zich nu nog niet kon ver klaren, welke treurige omstandigheden Prosper tot het doen van een diefstal konden verleid hebben. Wel wist hij, dat Prosper speelde maar niet in die mate, als men van hem vertelde. Hij had nooit gezien, dat hij meer uitgaf dan hij bezat. Toen men hem naar de verhouding van Prosper tot Madeleine vroeg, antwoordde hij: lk heb

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1896 | | pagina 1