Nummer 20.
Zondag 8 Maart 1896.
19*Jaargang.
Een schutsluis te Waalwijk,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Bankiersvrouw.
ANTOON TIELEN
Bij dit nummer behoort
een BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
UITGEVER^
Waalwijk.
•nu
De Echo van het Zuiden,
Wulwyksrbr en Langstratsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsp r ij s per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden '2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
werenKoxaw
Onder bovenstaand opschrift bevatte eeni-
gen tijd geleden „de Telegraaf" eene cor
respondentie uit onze gemeente, welke wij
op dringend verzoek van vele belangstellen
den, in ons blad afdrukken. Door die opname
wenschen wij niet geacht te worden blijk te
geven van instemming met den inhoud; wij
hebben alleen gemeend door verbreiding in
deze streek een wellicht nuttig werk te ver
richten in ;t algemeen belang; wij vertrouwen
dat zij, die het niet met de strekking eens
zijnhun licht niet onder de korenmaat
zullen verbergen, maar het helder zullen
doen schijnen over deze belangrijke aange
legenheid. Onze kolommen zijn daarvoor
steeds beschikbaar.
De gemeente Waalwijk en de Westelijk
daarvan gelegen plaatsen in de Langstraat
Capelle en Waspik bezitten naar het Zui
den uitloopende vaartjes of kanaaltjes, ko
mende uit het Oude Maasje die bij hoog
water door schepen van niet al te groote
afmetingen bevaarbaar zijn.
De nieuwe Maasmond heeft vooral voor
het vaarwater naar Waalwijk, eene belang
rijke verandering doen geboren worden.
Het vaartje van het oude Maasje werd
nog al wat korter, terwijl door afsnijding van
de leelijkste bochten, het vaarwater van het
Noordeinde van dit vaartje tot Keizersveer,
gedeeltelijk door het Zuiderafwateringskanaal
en gedeeltelijk door het overgebleven deel
van het Oude Maasje, ongeveer een rechte
lijn vormt.
Het Zuiderafwateringskanaal en het Oude
Maasje zijn steeds bevaarbaar voor dezelfde
schepen, die eene groote rivier bevaren. Plet
15
Juist, toen liij op den boulevard Saint Denis
kwam, was hij toch een weinig buiten adem en
voelde hij een lichte pijn in de zij, toen het rij
tuig de straat Faubourg Saint-Martin insloeg.
Maar Fauverlot, die al gedurende acht jaar op
het plaveisel van Parijs kwajongenstreken uit
haalde, wist wel een redmiddel. Hij pakte de
veeren van het rijtuig beet, trok zich daaraan
op en hield zich handig daaraan vast, zijn
beenen on de as der achterwielen steunend.
"Wel was hij niet op zijn gemak, maar hij liep
nu geen gevaar meer, het rijtuig uit het oog te
verliezen.
Ziezoo, lachte hij in zijn valschen baard,
rijd er nu maar van door, koetsier.
Deze deed het inderdaad en in galop reed hij
tegen de tamelijk steile helling der straat Fau
bourg Saint-Martin op. Eindelijk op de plaats
der oude barrière, hield het rijtuig voor een
wijnwinkel stil, de koetsier kwam van den bok
en ging naar binnen.
De geheime agent verliet zijn ongemakkelijke
plaats; en om een hoekje van een huis staande
wachtte hij, om den heer en Nina te zien uit
stappen en hen dan te volgen.
Maar na vijf minuten waren zij nog niet uit
gestapt.
Wat doen zij toch? dacht hij. Voorzichtig
naderde hij. O, teleurstelling 1 Het rijtuig was
leeg. Het was of hem een stroom ijskoud water
over den rug gegoten werd; hij bleel op de plaats
staan alsof hij, evenals de vrouw van Lot, in een
pilaar veranderd was.
Toen hij zich na eenige seconden herstelde,
riep hij woedendBestolen, voor den gek
gehouden, beet genomen Daar zullen zij voor
boeten 1 In een oogwenk overdacht zijn vlugge
geest, wat er al of niet gebeurd kon zijn.
Waarschijnlijk, sprak hij in zichzelf, zijn
zij door het eene portier in het rijtuig gestapt
en door het andere er uit gegaan, een gewoon
redmiddel. Maar door dat te gebruiken, bewezen
vaartje naar Waalwijk, circa 20 minuten lang,
gewoonlijk genaamd „de Waalwijksche haven"
is daai entegen zeer smal, en zoo als hiervoor
gemeld is, alleen bij hoog water bevaarbaar,
terwijl bij laag water slechts modder en niets
dan modder te zien is.
De schepen, die in de beschoeide kom der
haven komen, liggen a'zoo bij ieder getij
gedurende eenige uren op den grond.
Zooals bekend is levert dit voor de sche
pen geen bezwaar op, mits er geene bulten
of hinderende oneffenheden in den bodem
zijn. Dit nu schijnt in de bovenkom te Waal
wijk wel het geval te zijn, althans vele
schippers durven er niet meer komen, en in
den laatsten tijd bekwamen meermalen sche
pen belangrijke averij door den slechten
toestand van de haven. Men zegt, dat die
ontstaan is doordat de beurtstoombooten te
weinig plaats hebben om te draaien.
Gewoonlijk wordt de schade door de as
surantie gedekt en daarmee is de zaak uit.
Het gebeurde echter voor eenige weken dat
een houten schip, omdat het iets ouder was
dan 20 jaren, niet meer geassureerd kon wor
den en dat dit schip, zooals beweerd wordt
gedeeltelijk is gebroken op een bult in de
haven. De schipper is nu tegen de gemeente
Waalwijk als eigenares dei haven en hefster
van havengeld eene procedure begonnen tot
vergoeding van de geleden schade.
In de Echo van het Zuiden d. d. 6 dezer
komt voor het verslag van de vergadering
der Waalwijksche kamer van Koophandel van
29 Jan. 1. 1. Dit bevat o. a. het volgende:
„8e Verdere bespreking gaf reden tot het
besluit, den gemeenteraad in ernstige over
weging te geven, met het oog op den toestand
onzer haven, opnieuw ogingeu aan te wen
den ter verkrijging der vroeger aan de orde
geweest zijnde schutsluis.*
Hieruit zou dus moeten volgen, dat eene
schutsluis den toestand aller havens zou
verbeteren.
Niets is minder waar.
Deze schutsluis zou komen in den Zuider-
dijk vau den Nieuwen Maasmond en het
zij achtervolging te vreezen. En als zij bang zijn
achtervolgd te worden, is hun geweten niet gerust.
Hij onderbrak zijn alleenspraak, niet het plan
den koetsier te ondervragen, die er zeker ineer
van moest weten.
Deze was echter zeer slecht geluimd en wei
gerde iets te zeggen. Hij dreigde zelfs met zijn
zweep, zoodat Fauverlot het geraden vond, zich
terug te trekken.
Aha, zei hij, die koetsier is zeker in het-
-eurig wandelde hij naar de quai
SaiDt-Michel terug en schelde om half twaalf aan
zijn deur.
Is het kleintje terug vroeg hij het eerst.
Neen, maar hier zijn twee pakken, die voor
haar gebracht zijn.
Driftig en handig opende Fauverlot deze. Zij
bevatten drie japonnen, een paar grove laarzen
en eenige zeer eenvoudige rokken en mutsen.
De agent slaakte een kreet van teleurstelling.
Zoo, zoo, zei hij, nu gaat zij zich vermommen,
ik word er heusch niet meer uit wijs.
Tijdens zijn wandeling naar huis had Fauver
lot bij zichzelf overlegd, zijn vrouw niets van
zijn mislukten tocht te zeggen, maar toen hij
thuis was en voor een nieuw raadsel kwam te
staan, vervloog zijn trots en verhaalde hij alles,
hoe zijn hoop bijna verwezenlijkt was, alsmede
zijne teleurstelling.
Man en vrouw bleven daarna nog eenigtn tijd
over dat geval spreken, terwijl zij de zaak van
alle kanten beschouwden, oiu een oplossing te
vinden. Zij wilden zich niet te bed begeven,
voordat Nina thuis was, van wie de vrouw eenige
ophelderingen hoopte te krijgen. Maar zou zij
terugkomen? Dat was de vraag.
Zij begonnen er reeds aan te twijfelen, toen
er Legen één uur gescheld werd.
Fauverlot begaf zich dadelijk naar het naast
gelegen kamertje en ziju vrouw was alzoo alleen
toen Nina binnenkwam.
Zijt gij daar eindelijk, kind, riep zij uit,
gelukkig, dat er niets met u gebeurd is. Ik ver
keerde in doodsangst.
Ik dank u voor uw belangstelling, juffrouw,
antwoordde Nina, is er niets voor mij gebracht?
Zij was geheel anders teruggekomen, dun zij
vertrokken was, wel treurig maar niet zoo moe
deloos. Haar onverschilligheid der laatste dagen
mogelijk maken om uit de haven, dwars
door het Zuiderafvvateringskanaal, weer in
deu Nieuwen Maasmond te komen.
Bij laag water loopt dus de haven door
het Zuider Kanaal, evenals nu, geheel droog.
Ware dit anders, dan zouden de looierijen
van Waalwijk en Bezooien haar stroomend
water en verschillende polders hun uitwate
ring kwijt raken.
Ik beschouw de bespreking in de Kamer
van Koophandel alleen als een middel om
de schutsluis weer op den voorgrond te bren-
Sen-
Deze sluis heeft al eene geheele lijdens
geschiedenis achter zich. De Kamer van
Koophandel en de Gemeenteraad hebben
reeds herhaaldelijk gepoogd haar van den
Staat te verkrijgen, voorgevende dat door
den Nieuwen Maasmond de toestand der
haven zooveel slechter is geworden. Nooit
heb ik eenig nut van de sluis kunnen inzien,
nooit heb ik iemand een gezond motief er
voor hooren aanvoeren, evenmin als ooit op
goede gronden is weersprokendat het
vaarwater naar Waalwijk nu beter is dan voor
de verlegging van den Maasmond.
Vele malen hoorde ik door de voorstan
ders alleen zeggen „het is eene levenskwestie
voor Waalwijk.* Opgevat in den zin: als de
sluis komt, gaat Waalwijk finantiëel te gronde
en houdt dus op te leven," kan ik er vrede
mee hebben.
Na herhaaldelijk aanhouden, verklaarde de
vorige minister van waterstaat, handel en
nijverheid zich bereid voorstellen aan de
Staten-Generaal te doen tot aanleg eener
schutsluis, begroot, naar ik mij meen te her
inneren, op pl. m. f 180,000; mits de ge
meente bediening en onderhoud betaalde.
Dit was den Raad echter te veel klaarblij
kelijk durfde deze de levenskwestie niet aan,
en dus uit met de zaak.
De tegenwoordige minister deelde bij de
behandeling der Staatsbegrooting mede, dat
Z. Exc. bereid was voor te stellen 40 pCt.
subsidie te geven. Het aanbod gaat er dus
niet op vooruit, en terechtwant het vaar-
had plaats gemaakt voor eene vastberadenheid,
die in geheel hare houding was waar te nemen
en haar oogen deed fonkelen.
Men heeft déze pakken voor u gebracht,
zei vrouw Fauverlot, hebt u den vriend van den
heer Prosper gesproken
Ja juffrouw, en ik zal zijne raadgevingen
opvolgen en u, tot mijn spijt, morgen verlaten.
Morgen, is er dan iets gaande
-t O niets, wat u kan interesseeren.
XXlltLj LUI li IJ J Uit; nuoioio l lO /'OttCl 111 nt/f v-' UIVVVJ «.i-vu V* OU*..
geheim ingewijd. Wat nu te doen? Hij had geen^.^f&En, nadat zij haar kaars aan het gas had aan-
idee meer. Treurig wandelde hij naar de quai gestoken, ging Nina naar haar kamer, na opeen
beslisten toon goeden nacht gewenscht te hebben.
Wat denk je er van vroeg Fauverlot, die
dadelijk te voorschijn kwam,
Het is onbegrijpelijk zij schrijft aan den
heer de Lagors, om hier bij haar te komen en
zij wacht niet eens op hem.
Zij vertrouwt ons niet meer, zij weet zeker
wie ik ben.
Dan moet die vriend van den kassier het
haar gezegd hebben.
Wie weet. Ik begin nu te gelooven dat wij
met een doortrapte dievenbende te doen hebben.
Zij hebben in de gaten gekregen, dat ik ze op
het spoor ben en willen mij nu om den tuin
leiden. Als men mij morgen zou zeggen, dat het
meisje al het geld heeft, en er mee van doorgaat
zou mij niets verwonderen.
Dat geloof ik niet, zei zijn wederhelft, maar
luister eens ik kom op mij idee terug, ga naar
den heer Lecoq.
Fauverlot dacht even na enen zei: Welnu,
het zij zoo, alleen om mijn geweten gerust te
stellen, want, waar ik niets vond, zal hij ook
niets vinden. Laat hem maar boos worden, ik
ben niet bang voor hem. En als het hem in den
zin mocht komen, mij een standje te maken, zal
ik hem wel op zijn plaats zetten.
Dien nacht sliep de geheime agent weinig of
liever gezegd, in het geheel niet. Hij dacht over
de zaak Prosper meer na, dan een tooneeldichter
over een nieuw stuk, dat hij in zijn hoofd heeft.
Om halfzeven stond hij op, want om den heer
Lecoq te spreken, moet men er vroeg bij zijn
en, na zich met een kop koffie versterkt te heb
ben, ging hij naar de woning van den beroemden
inspecteur van politie.
Zeker is Fauverlot in het geheel niet bang
voor zijn patroon, zoo als hij hem noemt en het
water is, zooals ik zeide, beter dan vroeger.
Welk voordeel zou nu voor Waalwijk de
schutsluis kunnen opleveren
Alleen ditdat de schepen, die van de
boven-Maas en langs Gorinchem komen, van
de sluis kunnen gebruik maken en den hoek
bij Keizersveer niet behoeven om te varen.
De afstand van de haven tot Keizersveer
bedraagt 11000 M., zoodat het omvaren slechts
eene kwestie van een tij is.
Op de vracht kan dit niet den minsten
invloed hebben. De schepen, komende vaa
het westen, en die zullen 9teeds de overgroote
meerderheid vormen, varen langs den Amer
en Keizersveer en hebben dus aan de sluis
niets. Varende door het Zuiderkanaal hebben
ze open water en door de nieuwe rivier
moeten ze zelfs schutten.
Met de beurt-stoombooten mede, varen
per jaar pl. m. 600 schepen de haven in en
uit, dus om zooveel kosten te rechtvaardigen,
een zeer gering getal. Aangenomen nu dat
dit belangrijk zal vermeerderen, iets wat on
waarschijnlijk is dan zou ik durven voor
spellen dat iederen dag door één schip van
de schutsluis zou worden gebruik gemaakt.
De groote meerderheid zou zeker het Zuider
kanaal verkiezen.
Verbetering van de geheele Waalwijksche
haven (kom en vaartje tot het Zuiderkanaal
te zamen) is intusschen iets zeer noodigs.
Daartoe te geraken, moet het streven van
den raad zijn en de kamer van koophandel
kon er ook aan meedoen, maar vooraf zal
deze het grootheids-idee moeten afleggen
„Waalwijk eene schutsluis".
Deze verbetering, wil ze radicaal zijn, moet
veel geld kosten, maar de minister van wa
terstaat wil een subsidie van 40 pet. der
kosten voor eene schutsluis bevorderen. Zou
dat geld nu ook niet te verkrijgen zijn voor
de havenverbetering
Zoo jadan is daarmee de gemeente in
eens geholpen. Met die som zal zoowel de
havenkom als het vaartje zooveel kunnen
worden verbreed en verdiept, dat, ook bij
laag water, niet al te diep geladen schepen
beste bewijs daarvan is, dat hij het hotel »den
Aartsengel," met hoog opgeheven hoofd verliet.
In de rue Montmartre, waar de heer Lecoq
woont, was zijn flinkheid echter reeds aanmer
kelijk gedaald.
Toen hij de gang doorging, klopte ziin hart
hevig en op de trap moest nij nu en aan stil
staan, om moed te scheppen.
Op de derde verdieping voor de deur aange
komen, die met de insignes van den inspecteur
een haan, het symbool der waakzaamheid
prijkte, ontzonk hem alle moed en besloot hij
er slechts met moeite toe, aan te bellen.
Janouille, de meid, die trouwer aan haar meester
gehecht was, dan een herdershond, deed hem
open.
Aha, zei zij, toen zij hem zag, u komt juist
van pas, Fauverlot, mijnheer verwacht u. Bij
die woorden kreeg hij de gedachten, zich nog
terug te trekken. Waarom, door welk toeval
werd hij verwacht?
Maar, terwijl hij aarzelde, geleidde de meid hem
in de kamer, zeggende Mijnheer werkt in
zijn kantoor.
In het midden van een ruim, vreemd gemeu
bileerd vertrek, half als bibliotheek van een ge
leerde, half als kamer van eer. tooneelspeler
ingericht, zat diezelfde man met gouden bril, die
in de gang van het politiebureau Prosper
,moed gehouden," had toegeroepen.
Het was de heer Lecoq, in ziin natuurlijke
gedaante. Toen Fauverlot binnenkwam en eer
biedig naderde, hief hij zijn hoofd op, legde de
pen neer en zei: Ziezoo, ben je daar eindelijk,
gaat het niet goed met de zaak Prosper
Hoe, stamelde Fauverlot, u weet
Ik weet, dat ge den boel zoo in de war
gebracht heht, dat je er niet meer weet uit te
komen, en dat ge u overgeeft.
Maar patroon ik heb
De heer Lecoq was opgestaan en liep met groote
schreden door de kamer. Op eens bleef hij voor
Fauverlot staan. Wat denkt ge wel, vroeg hij
op drogen, spottenden toon, van een man, die het
vertrouwen misbruikt dat hem geschonken wordt,
die juist zooveel van zijn ontdekkingen mede
deelt, om de justitie op een dwaalspoor te bren
gen, die ter wille van zijn ijdelheid het gerecht
en een arme gevangene verraadt?
Wordt vervolgd.