«umrrier 23. Donderdag 19 Maart 1896. 19e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Belangri|k befichtaan onzelezers. De Bankiersvrouw. ANTOON TIELEN, Geillustreerd Zondagsblad FEVILLETOJS. Doel en Middelen. ?\7 UITGEVER- Waalwijk. getiteld DE JACHT NAAR GELUK, jVSryitr** De Echo van het Zuiden, WailwpsÉe ra Lugsirailsftt Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnement sp rijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk fl,]5. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f 0,60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3 ra aal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Zaterdag 28 Maart e. k. gaat het met no 14< zijn tweede kwartaal van dezen jaargang in. Voor hen, die dat blad reeds kennen, is hec onnoodig het vele schoone en goede op te sommen, dat dit tijdschrift biedt. Maar hen, die er nog geen kennis mede maakten, willen wij daarop wijzen en uit- noodigen bij den aanvang van dit nieuwe kwartaal in te teekenen. Daartoe is te eerder aauleiding nu de uitgevers besloten hebben daarin op te nemen oen uiterst boeiende, groote en zeer fraai geïllustreerde roman met tal van vervolgen, welke roman in het land van den schrijver, in Engeland, buitengewonen opgang maakte In een der eerste nummers van het nieuwe kwartaal wordt daarmede een aanvang gemaakt, zoodat men wèl doet zich als abonné aan te melden met ingang van het nummer, dat 28 Maart e. k. verschijnt. Het Geïllustreerd Zondagsblad, het welk geregeld elke week verschijnt in 8 rijk geïllustreerde pagina's, kost voor de abouné's van ons blad slechts f 0.30 per kwartaal van 13 nummers of 37Vs cent franco per post. Men ontvangt dus elk kwartaal voor dit luttele bedrag 104 pagina's met fraai uitgevoerde gravures boeiende novellen geïllustreerde voorvallenreproducties naar schilderijen, etc. etc., welke aan het einde van het jaar een boekdeel vormen van 4-16 pagina's Zijdie alsnog deze goedkoope illustratie geregeld bij ons blad wenschen 18 Op het oogenblik dat Prosper op rrije voeten werd gesteld, was hij zoo van zijn ongelukkige positie overtuigd, dat hij een kreet van woede en haat niet onderdrukken kon. Ik ben onschuldig,riep hij, ik ben onschuldig. Maar wat had hij daaraan. Twee voorbijgangers stonden stil om hem na te kijken; zij meenden een zinnelooze te zien. De Seine was daar aan zijn voeten; de gedachte aan zelfmoord doorkruist? zijn hoofd. Neen, zei hij, neen, ik mis zelfs het recht mij te doo'den. Neen, ik wil niet sterven, zonder in mijne eer hersteld te zijn. Tijdens zijn verblijf in de gevangenis had Prosper dat dikwijls' herhaald. Toen had hij, door een koel overdachten haat in zijn hart ge dreven, die kracht en geduld geeft alle hinder palen te overwinnen of uit den weg te ruimen, herhaaldelijk geroepen O, was ik maar vrij. Nu was hij vrij on gaf hij zich voor het eerst rekenschap van de groote moeielijkheid zijner opgevatte taak. Voor iedere misdaad moet de justitie een schuldige aanwijzen; zijn onschuld kon dus niet bewezen worden, zonder dat de schuldige ge vonden was. Hoe dien te vinden en uit te leveren Wanhopig, maar niet ontmoedigd, sloeg hij den weg naar zijn woning in. Duizend angsten overvielen hem. Wat zou er in die negen dagen, die hij in de gevangenis had doorgebracht, ge beurd zijn Hij had van niets gehoord. De stiite der geheimzinnigheid is even erg, als die van het graf. Hij liep langzaam, met gebogen hoofd, den blik der meiisclien, die hij ontmoette, vermijdend. Hij, die trotsch was, zou nu leereh kennen wat minachting is. Hij zou, overal waar hij naderde, zien hoe de gezichten zouden verbleeken, de gesprekken ver stommen; alle handen zouden teruggetrokken worden als hij de zijne aanbood. En indien hij te ontvangen worden beleefd uitgenoodigd daarvan te doen blijken, door achterstaand biljet geteekend aan den uitgever te doen toekomen. Gelukkig wie zich, bij 't geen hij doet, een bepaald doel voor den geest stelt, dit van den aanvang af scherp in 't oog vat, en het langs den kortst mogelijken weg zoekt te bereiken, althars, zoo dat doel be staanbaar is met de eischen der zedelijkheid. Wij spreken dikwijls van een ideaal, van een levenstaakhet eerste staat tot de laatste ongeveer in de verhouding van theorie er» practijk. Aan een verheven voorstelling van hetgeen goed is en waar en schoon hebben we niets, zoo wij niet in onszeive den drang gevoelen om de werkelijkheid van ons bestaan met haar in overeenstemming te brengen, en voldoende kracht ontwaren ten einde in die richting vorderingen te maken. Omge keerd is het een hopeloos arbeiden en tob ben, wanneer we niet geleid en getrokken worden door hetgeen daar hoog boven ons schijnt te zweven als de ster der Magiërs uit het Oosten, zoo schitterend, dat we alles zouden willen verlaten om den weg te bewandelen, waar dat licht ons tegenstraalt. Nu hebben de handelingen des dagelijk- schen levens gewoonlijk niet dit idealistisch karakter. We moeten werken voor het ge woon levensonderhoud, en ons daartoe be zighouden met vaak zeer prosaïsche dingen de maatschappelijke arbeidsverdeeling ver oorlooft ons niet, slechts datgene te verrichten wat op den eersten aanblik den stempel vertoont onzer hoogere roeping. Toch ligt er aan hetgeen den nederigste en minst ontwikkelde wordt opgedragen als zijn aan deel in het gemeenschapsleven, een beginsel ten grondslag het is het besef, dat ieder -i'1 maar op één vriend had kunnen rekenen I Maar welke vriend zou hem gelooven, als zelfs zijn vader, die laatste vriend in het ongeluk, gewei gerd had hem te vertrouwen Te midden dier gedachten, de vreeselijkste, die men zich kan denken, kwam de naam van Nina Gipsy hem op de lippen. Hij had haar nooit bemind, soms een afkeer voor haar gevoeld, maar in dat oogenblik was de herinnering aan haar balsem voor zijne smart. Daar hij wist dat zij hem beminde, was hij zeker dat zij niet aan zijne onschuld zou twijfelen, indien hij haar gesproken had, en wist dat de vrouw in het ongeluk getrouw blijft, dat in voor spoed niet altijd het geval is. Toen hij in de rueChaptal voor zijn huis stond, aarzelde hij even, alvorens den drempel te over schrijden. Hij leed aan de verlegenheid van ieder verdacht man, hij wenschte nooit meer een be kend wezen te aanschouwen. Maar daar hij niet op het txpj^oirjvom blijden staan, ging hij na^r bipnen. Zoodra de portier hem zag, riep liïj 'vol vreugde uit Zijt ge daar eindejijk, mijnheer? Ik heb het wel voorspeld, dat gij zuiver als de sneeuw daar vandaan zoudt komen. Toen ik in de couranten las, dat men u van een diefstal beschuldigde, heb ik aan ieder die het hooren wilde gezegd mijn huurder van de derde verdieping een dief, maak dat een ander wijs. De geluk wenschen van dien man, wat onhan dig, maar toch oprecht gemeend, deden Prosper aangenaam aan. Hij wilde echter iedere ophel dering vermijden. De juffrouw is zeker uit. Weet ge ook waar zij heen is? Maar mijnheer, op den dag uwer arrestatie heeft zij een rijtuig laten komen, haar geheele boeltje is er op geladen en sedert dien tijd hebben wij niets van haar gezien of gehoord. Dat was voor den armen kassier nog een ver driet bij al het overige. En de bediende? Ook vertrokken, mijnheer. Uw vader heelt hem betaald en weggezonden. Hebt ge mijn sleutel? Neen mijnheer, toen uw vader heden mor gen om acht uur vertrok, heeft hij mij gezegd, aat hij in uw woning een zijner beste vrienden achterliet, dien ik, lot uw terugkeer als mijn inensch geroepen is zijn plicht te doen, die hem door den aard van zijn werkkring en door zijn geweten is voorgeschreven. Als iemand zou verklaren, dat hij zicli het hoofd niet breekt met wijsgeerige stellingen zich niet kwelt met de begeerte, om uit te vorschen, waartoe toch eigenlijk het leven hem geschonken is, maar dat hij een voudig zijn best wil doen om tegenover de maatschappij, zijn huisgezin en zijn eigen persoon zijn plicht te volbrengen, dan gelooveu wij niet, dat er aanleiding zou wezen om van hem te zeggen, dat hij zich in te engen kring beweegt om van een levensdoel te kunnen spreken. Want laten wij er kennen, de wereld zou spoedig van gedaante veranderen, indien het geslacht, dat na ons komen moet om verder te brengen wat wij hebben voortgezet, uitsluitend bestond uit mannen en vrouwen, die bun leven hadden opgebouwd op den eenvoudigen grondslag van den plicht. Want ziet men niet, dat alle arbeid, met moed opgevat, met trouw volgehouden en na ijverige inspanning voltooid, een opvoe dende kracht bezit, die men niet op elk punt nauwkeurig kan aanwijzen, maar die zich toch zeer duidelijk openbaart Immers, 't is de hard werkende mensch, die aanving zich e^ne schuilplaats te houwen in de rots en voedsel te ontlokken aan den bodem de mensch zijn brood etende in het zweet zijns aanschijns, aan ruwen arbeid zijn spie ren leenende, uit wien de genieën zijn ge boren, wier geest de wereld der zichtbare dingen omvat, en tot die der onzichtbare tracht door te dringen P Laat iemand eens trachten te verklaren, boe die ontwikkeling gekomen is en in welk verband die werk zaamheid van spieren en pezen aan de ver fijning der hersenen en zenuwen is ten goede gekomenzou hij dan ook niet moeten wij- meester moest beschouwen. Gij zult hem wel kennen, het is een dikke heer, ongeveer van uw grootte, met roode bakkebaarden. Piosper was ten hoogste verbaasd. Een vriend van zijn zijn vader bij hem wat had dat te be- teekenen Hij liet echter niets van zijn verwon dering blijken. Ja, antwoordde hij, ik weet al, wie het is, en vlug de trap oploopend, schelde hij aan. De bewuste vriend van zijn vader deed hem open. Hij zag er uit, zooals de concierge hem had beschreven, had bijzonder levendige oogen, en er lag een goedige trek op zijn gelaat. De kassier had hem nog nooit gezien. Het i9 mij zeer aangenaam met u kennis te maken mijnheer, zei hij. Hij scheen bij Prosper te doen, alsof hij in zijn eigen huis was. Op de tafel in het salon lag een boek, dat hij uit de bibliotheek had gehaald. Het scheelde weinig of hij had de honneurs iu het huis waargenomen. Ik moet bekennen mijnheer, begon de kassier. Dat gij verwonderd zijt, mij hier te vinden, niet waar? Uw vader was genoodzaakt, heden morgen naar Beaucaire te vertrekken. Ik voeg er gaarne aan toe, dat hij in de overtuiging vertrokken is, dat u den heer Fan vel geen cent ontstolen hebt, eveneens als ik van uw onschuld overtuigd ben. Bij dit gelukkige bericht slaakte Prosper een vreugdekreet. Overigens, vervolgde de dikke heer, hoop ik, dat die brief, dien uw vader mij verzocht u te overhandigen, een verdere voorstelling onnoo dig maakt. De kassier nam den brief, die hem overhandigd werd, en las hem. Onder het lezen helderde zijn gelaat op en keerde het bloed naar zijne wangen terug. Hij bood den dikken heer zijn hand aan. Mijnheer, zei hij, mijn vader schrijft mij, dat u zijn beste vriend zijt en raad mij aan, u volko men te vertrouwen en uwen raad op te volgen. Juist. Van morgen zei uw goede vader tot mij: Verduret zoo heet ik Verduret, mijn zoon is in verlegenheid, wij moeten hem helpen. En ik heb geantwoord: met alle soorten van genoegen. En daar ben ik. Het ijs is nu ge broken. Dus nu ter zake. Wat zijn uw plannen? Die vraag wekte den toorn van den kassier weer op, zijn oogen waren woest. zen op den verhefïenden invloed, die het overwinnen van moeilijkheden gehad moet hebben en voortgaat te hebben op het ka rakter, op het zelfbewust zijn van elk in dividu P Wij vragen slechts, zonder te willen be slissen maar dit durven wij beweren, dat er geen ernstig mensch is te vinden, die niet de ervaring heeft opgedaan, dat de arbeid verheft, door het gevoel, dat mon in staat is dien te verrichten. En. die verheffing van personen ,j van groepen, van geslachten, al hooger, wij moeten haar erkennen als doel van ons gemeenschappelijk leven, terwijl dan de arbeid, de gezamelijke plichts betrachting, het raiddel zou zijn. Is er in die erkenning eenige juistheid, dan ligt er nog een gevolgtrekking in opgesloten, en wel deze: Verbetering van de middelen maakt de bereiking van het doel gemakke lijker en zekerderwie dus van den arbeid de onaangename zijde weet te verminderen, het neerdrukkende en eentonige van sommige werkzaamheden weet te temperen, de opgewektheid des arbeiders te verhoogen door vriendelijken omgang, door verruiming zijner uitzichten, verbetering zijner stoffelijke omstandigheden wie den moed in hem le vendig weet te houden door hem niet te laten staren op het somber schouwspel van een hulpeloozen ouden dag of van een in armoede wegkwijnend gezin als hij ontijdig mocht worden weggenomen, hem zijn veer kracht weet te doen bewaren door hem te bevrijden van het gevoel, zich te bevinden in een voor zijn gezondheid en zijn leven gevaarlijke omgeving, wie tot dat alles iets kan bijdragen en het werkelijk doet ook, die helpt, in niet geringe mate, het groote doel bereiken. Dat veroorloven wij ons te noemen den éthischen kant van het arbeidsvraagstuk, en Wat mijn plannen zijn, antwoordde hij met bevende stem, ik wil den ellendige opsporen, die mij in het ongeluk gestort heeft, hem aan de justitie overleveren, kortom mij wreken. Natuurlijk, en kent u een middel, om dat doel te bereiken Neen, maar ik zal slagen, want een man, die zijn geheel leven aan een zaak wijdt en eiken morgen met hetzelfde plan opstaat, is zeker te slagen. Goed gesproken, mijnheer Prosper, en om nu oprecht te zijn, ik wil u helpen uw doel te bereiken. En als bewijs daarvan zeg ik u, dat ik reeds een plan gemaakt heb. Om te beginnen, moet ge al uw meubelen verkoopen, en van hier ver dwijnen. Verdwijnen, riep de kassier verontwaardigd uit, verdwijnen Denk wel, mijnheer, dat ik daardoor schuld zou bekennen, ik zou iedereen aanleiding geven te vertellen, dat ik mij verberg, om in vrede van de 350000 francs te genieten? Welnu, zei de man met de roode bakkebaar den droogjes, hebt gij mij niet zoo even bekend, dat ge uw leven aan uw wraak wilt opofl'erenP De behendige zwemmer, die door boosdoeners in het water wordt geworpenpast er wel op dadelijk weer boven te komen. Integendeel, hij duikt en zwemt zoolang onder water, als hij het volhouden kanen komt pas zoo ver mogelijk weer boven en landt ergens buiten het gezicht en als men hem verdronken en verloren waant, verschijnt hij plotseling, ora zich te wreken. Hebt gij een vijand Door een enkele on voorzichtigheid kan hij zich verraden, maar als hij weet, dat ge waakzaam zijt, zal hij bang en voorzichtig zijn. Prosper luisterde verwonderd en onderworpen naar dezen man, die hoewel een vriend zijns va ders, voor hem toch een onbekende was. Zonder het zelf te weten, kwam hij onder den invloed van een krachtiger wil dan de zijne. Hij was blij, een steunpunt te vinden. Ik zal uw raad opvolgen, antwoordde hij na eenige oogenblikken nagedacht te hebben. Dat dacht ik welvriend. Dus vandaag zullen wij beginnen. Bedenk wel, dat de op brengst van den verkoop ons terdege goed te pas zal komen. Hebt gij geld Neen, niet waar. En het is toch noodig. Ik was zoo zeker, u te over-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1896 | | pagina 1