Spanje.
Engeland.
Duitschland.
Italië.
BINNENLAND.
Redevaart naar Lourdes.
Een ware ramp te Rijssel.
Zondagnacht weerklonk te Rijssel het
brandsignaal. Het bleek, dat een hevige brand
was uitgebroken in den toren der kerk Saint
Sauveurwelke kerk begrensd wordt door
het hospitaal Saint Sauveur. Onmiddellijk
was de geheele brandweer ter plaatse en de
stoombrandspuiten aanvaardden onder volle
drukking het blusschingswerk. De vuurgloed
bleek echter de pogingen der brandweer te
machtig, ieder oogenblik groeide de vlam
menzee aan en weldra stond de geheele
kerktoren als een vuurmonument tegen den
nachtelijken hemel afgeteekend.
Plotseling werd een vreeselijk geraas ge
hoord. l)e klokken uit den toren, tot wit-
gloeiens verhit, stortten van een hoogte van
30 meter naar beneden, waardoor een gedeelte
van den toren verbrijzeld werd. Op dat
oogenblik geraakte ook het hospitaal in brand.
De brandweer en de manschappen van het
43e linieregiment en het 16e regiment jagers,
welke het terrein afzetten, wedijverden om
de 200 zieken, die zich in 't hospitaal be
vonden te redden. Vreeselijke tooneelen
werden nu afgespeeld. Bij het onheilspellend
schijnsel der vlammen zag men de zieken en
de gewonden, waanzinnig van angst en half
gekleed pogingen aanwenden, uit de ramen
van het hospitaal den brand te ontvluchten.
De zieken die konden loopen snelden in hun
ondergoed de straat op en zochten een on
derkomen in de naburige huizen. Nadat de
eerste verwarring voorbij waswerden de
lijders aan besmettelijke ziekten met particu
liere rijtuigeu en militaire ambulancewagens
naar het St. Eugenius-hospitaal overgebracht.
De brand woedde intusschen voort en met
kracht werden door de brandweer en de
militairen maatregelen genomen om, waar
het blusschingswerk geen uitwerking op de
vuurzee had, zooveel mogelijk voedsel aan
het vuur te onttrekken. Een groot aantal
voorwerpen van waarde en kostbare reliquieën
werden geborgen, terwijl de deken der kerk
en de vicarissen de H. hosties en een aantal
kerksieraden in veiligheid brachten. De
soldaten beijverden zich, den linnen voorraad
van het hospitaal en de geneesmiddelen der
apotheek te redden, waarbij het hospitaal-
personeel en de pleegzusters niet achterbleven.
Men moest zich echter tot het reddingswerk
bepalen, want hoewel de stoompompen zonder
ophouden krachtige waterstralen in den gloed
zonden behield het vuur de overhand en
liet het zich aanzien, dat er van de beide
aangetaste gebouwen niets zou overblijven.
Treurige incidenten hadden bij dit reddings
werk plaats. Een vrouw en een kind in het
hospitaal verbrandden voor de oogen van een
enorme volksmenigte die zich in de wijk
Saint Sauveur verdrong, terwijl zes ernstige
zieken tijdens het vervoer naar een ander
hospitaal bezweken. Een brandweetman
stortte van een ladder op straat en werd zeer
ernstig gekwetst, terwijl twee andere personen
bij hun pogingen tot redding der zieken vrij
ernstige ongelukken bekwamen.
Het grootste onheil dat zich tijdens den
brand voordeed was echter het volgende
Een twintigtal soldaten van een der jagerba-
taillons waren belast met het in veiligheid
brengen van de medicamenten der apotheek.
Terwijl zij de medicijnflesschen vervoerden,
dronken zij uit eeu flesch, waarin zij meenden
dat wijn of likeur was. Bijna onmiddellijk
werden zij aangetast door een hevige koliek
en kermend van pijn vielen zij neer. Zij
werden zoo spoedig mogelijk naar het militair
hospitaal vervoerd, doch de doctoreD, die
den aard van het ingenomen vergif niet ken
den, wisten niet welk tegengif moest worden
1 ■iiii«maapaBMWMwacB9iB3a»aaB«ay
Dan gaat alles goed, want ik heb mijn tijd
ook niet veiloren laten gaan, ik breng groot
nieuws mee.
Tegen vier uur is de herberg „de Goede Trouw,"
weinig bezocht. De drukte van het koflieuur is
voorbij, die van het bittertje nog niet aangebro
ken. De heer Verduret en Prosper konden dus
op hun gemak spreken, zonder afgeluisterd te
worden.
Den heer Verduret had zijn zakboekje voor
den dag gehaald, dat boekje dat even als een
tooverboekje op alle vragen een antwoord scheen
te hebben.
In afwachting van onze afgezanten, die ik
ook hier rendez-vous gegeven heb, zeide hij, zullen
we ons eens een weinig met den heer de Lagors
bezig houden.
Bij het vernemen van dien naam bracht Prosper
niets in het midden, zooals hij den vorigen dag
gedaan had. Even als die onzichtbare insecten,
die in de wortel van een boom gekropen, dezen
in een nacht vernielen, ontwikkelt zich achter
docht in ons gemoed, zoodra zij daar wortel
heeft gevat en vernielt er de hechtste trouw.
Het bezoek van Lagors, het fragement uit den
brief van Niua hadden in Prosper vermoedens
opgewekt, die om zoo te zeggen, uur op uur
vasteren vorui aannamen.
Weet gij ook, vervolgde de heer Verduret,
uit welk land die jonge heer eigenlijk komt, die
zich een zoo trouwen vriend van u noemt?
Uit Saint-Remy de geboorteplaats van me
vrouw. Fauvel.
Zijt gij daar zeker van
Ja. mijnheer, heel zeker. Niet alleen heeft
hij mij het dikwijls verhaald, maar ik heb het
den heer Faiivel hooren zeggen en mevr. Fauvel
honderdmaal hooren herhalen als zij met hem
over haar nicht, de moeder van Raoul sprak,
van welke zij veel scheen te houden.
Dus is er op dat punt geen twijfel, geen
vergissing mogelijk
Neen mijnheer.
Zoo, zoo, dat wordt hoe langer hoe vreera
der en de heer Verduret floot tusschen zijn tanden
wat bij hem een teeken van inwendige voldoe
ning was.
Wat is er vreemd mijnheer vroeg Prosper
nieuwsgierig.
Wel wat er gebeurt, antwoordde hij, wet
aangewend, zoodat vier der soldaten na een
vreeselijk lijden bezweken. De overigen
verkeeren in een zorgwekkenden toestand en
rnen vreest, dat velen hunner zullen omkomen.
Later werden nog tien soldaten in de kazerne
ongesteld, die eveneens van het vergif Bleken
te hebben gedronken.
Van de kerk, een gebouw uit de 14e eeuw,
dat tijdens het beleg van Rijssel in 1792
eveneens in brand geraakte, is niets overge
bleven dan een rookende puinhoop, terwijl
de geheele linkervleugel van het hospitaal
verwoest is. Zondagmiddag te 3 uur woedde
de brand in het hospitaal nog steeds voort.
Uit Havana wordt gemeld, dat de opstan
delingen de sterkte Piner del Rio hebben
genomen. De onlangs door het stoomschip
Bermuda" ontscheepte vrijbuiters hebben
met hun Hotchkiss- en Gatlingkanonnen aan
de inneming deelgenomen. Na de stad in
brand gestoken te hebben, werd deze door
hen ontruimd.
In eene te Southport gehouden redevoering
heeft de Britsche vice minister van buiten-
landsche zaken, de heer Curzon, nu verklaard,
dat zoowel de crisis in Zuid Afrika als de
Venezuelaansche moeielijkheid nog wel is
waar niet opgelost zijn, en dat een waakzaam
en zorgvuldig optreden hier nog steeds ver-
eischte is maar dat er toch hoop bestaat
dal de storm zal worden bezworen.
Van sir Hercules Robinson is bij de re
geering bevestiging ontvangen van het be
denkelijk bericht, dat de opstand in Matabe-
leland hoofdzakelijk is veroorzaakt door
muiterij en desertie van het geheele corps der
inlandsche politie, 6 700 man sterk, nadat
zij hun inspecteur, den heer Jackson, vermoord
hadden. De blanke bevolking had zich in
de stad Gwe'.o teruggetrokken, en hoopte
daar te kunnen weerstaan. Te Buluwayo had
men de markt roet wagens verschanst, maar
er was gebrek aan geweren en ammunitie.
Het kan hier een gruwelijke Nemesis wor
den voor de Engelschen, wegens Jameson's
inval.
Uit eenige nadere berichten over den
opstand in Matabilenland blijkt nog dat in
Filiboesidistrict, waar kapitein Spreckley de
Kaffers verslagen, en een aantal hunner ge
vangen genomen heeft, alle blanken door de
oproerlingen vermoord zijn. Hun lichamen
waren verminkt. De Kaffers hadden over
het gelaat van hun slachtoffers gras gelegd,
en dit aangestoken, om te beletten dat ze
herkend zouden worden. In Celtic kamp
zijn ook verscheidene personen vermoord.
Gifford, die Vrijdagochtend een aanval der
opstandelingen afsloegheeft in het Insezi
district 36 mannenvrouwen en kinderen
ontzet.
Een gezin, bestaande uit man, vrouw, drie
volwassen dochters en drie zoons, is door de
Kaffers op beestachtige wijze vermoord. Op
85 mijlen van Boeloewajo verkeert een vrouw
met haar kinderen in groot gevaar, daar de
man te Boeloewajo ziek ligt. Men heeft een
wagen gezonden om dit gezin naar de hoofd
plaats te brengen.
Verscheidene spionnen der Matabilen zijn
aangehouden. Uit Mafeking zijn groote
hoeveelheden wapens en ammunitie naar
Boeloewajo gezonden. Vele Boeren maken
zich ongerust over hun landgenooten die
verspreid wonen in Matabilenland. Zij ver
klaarden de Engejschen te willen helpen bij
1] het onderdrukken van den opstand, als de
j. regeering der republiek het toestaat.
Te Berlijn heerscht onder de winkeliers
jj groote verontwaardiging over het voorstel der
commissie voor arbeidsstatistiek om door de
wet te doen bepalen dat alle winkels 's avonds
'te 8 uur gesloten moeten worden. Er wordt
een groote beweging voorbereid tegen dezen
maatregel, waardoor, naar men meent, aan
de beteekenis van Berlijn als wereldstad een
geduchte knak gegeven zou worden.
De ministers hebben Zaterdag langdurig
vergaderd. Het gerucht liep dat er e-nstige
tijdingen uil Alrika waren gekomen, en dat
Menelik zwaardere eischen begon te stellen.
Weldra zullen nieuwe hulptroepen vertrekken.
De oorlog aldus een telegram uit Rome
aan den Parijschen New York Herald
wordt voortgezet.
Generaal Baldissera trekt, naar beweerd
wordt, met 2'1 bataljons infanterie en 6 bat
terijen op Adigrat aan.
De Iialiaansche bladen spreken elkander
echter nog voortdurend tegen en het is dus
het waarschijnlijkst dat er nog niets met
zekerheid bekend is. Het officieus orgaan
van di Rudini zegt, dat er nog niet tot het
zenden van versterkingen besloten isde
Esercito dat er reeds een transportschip van
Napels naar Massaua vertrokken is, zij het
dan ook met slechts 200 man en krijgsvoor
raad aan boord.
WAALWIJK, I April 1.896.
Promotie.
Te Utrecht is bevorderd tot doctor in de
artsenijbereidkundc de heer P. J. L. Reijnen,
geboren te Waalwijk, na verdediging van een
proefschrift, getiteldScheiding van eenige
organische verbindingen.
Verwonding.
Zondagavond omstreeks half elf, werd ze
kere Cools te Bezooien uitgenoodigd door
twee jongere personenom met hen een
borrel te gaan drinken; hij gaf hieraan gevolg.
Nu schijnt het dat Cools zich vroeger verzet
had tegen eene verkeering onder de familie
der uitnoodigers en men vermoedt dan ook
dat de uitnoodiging enkel een list was, om
hem van huis, althans alleen te krijgen. Dit
bleek hieruit dat hij onverwacht slaag kreeg
en met een scherp voorwerp zoodanig in 't
aangezicht verwond werd, dat in 't midder
nachtelijk uur nog heelkundige hulp moest
wordeu ingeroepen.
De daders zijn bekend.
S trooper ij.
De bekende flinke Drunensche veldwachter
Mimpen deed Zondag een belangrijke be
keuring in 't jachtveld. Hij was alleen en
raakte handgemeen met een strooper zóó
dat deze dreigde zijn geweer te zullen laden,
waarvoor hij de patroons reeds gereed hield.
Mimpen wist hem echter met de revolver in
bedwang te houden, totdat de overtreder in
een sloot vol water terecht kwam. Dit koude
bad werkte kalmeerend op den jager zonder
acte. die ten slotte alle gevraagde opgaven
verstrekte. Om erger te voorkomen liet de
veldwachter hem zijd geweer behouden.
Atjeh.
De N. R. Crt. ontvingt onder dagteekening
van Maandag van haren correspondent te
Batavia het volgende telegram
„Het Batavische Nieuwsblad meldt -
Toekoe Djohan is naar den vijand over-
geloopen De forten Biloel en Lamkoengit
zijn omsingeld. De lelefoon is vernield De
verwikkelingen in de omgeving van Kota-
Radja zijn vermeerderd. Drie bataljons zijn
uitgerukt.
Deze verontrustende tijdingen geven hun
gelijk, die steeds volgehouden hebben, dat
men Toeko Djohan niet kon vertrouwen.
De forten Biloel en Lamkoengit zijn twee
van de zuidelijkste, tijdelijk door ons bezette
posten.
Hareüjk hopen wij, dat volgende berichten
van een gunstig verloop van deze zaak mo
gen gewagen.
De correspondent der N. R. Ct. te Batavia
seint onder dagteekening van gisteren
„Officieel wordt gemeld, dat Toekoe Djohan
met een goed gewapende bende en andere
voorname hoofden gedeserteerd is en nu
aanvallend optreedt.
Luitenant Zijdveld is gewond.
Twee bataljons en een batterij gaan naar
Atjeh. Twee andere bataljons worden gereed
gemaakt."
Nadat Maandag door den gouv. generaal
van Ned. Indie per telégraaf was gemeld dat,
volgens bij den gouverneur van Atjeh en
onderhoorigheden ingekomen berichten, Toe
koe Djohan Pahalawan onze zijde verlaten
zou hebben, zijn van den landvoogd de volgen
de van Dinsdag gedagteekende telegrammen
bij het departememt van koloniën ontvangen,
die het bovenstaande bericht bevestigen
I. Vijand beschoot eergisteren patrouille
Biloel en colonne Tjot Goee; een officier en
vier mindere militairen gewond. Zestig man
landingsdivisie versterkt Oleh-leh. Hoessin
Longbattah en hoofden Lanwabo en Ateuh
afgevallen. Meeste hoofden IX Moekims
gevoegd bij Djohan. Gouverneur vraagt twee
bataljons en eene batterij.
II. Heden .van Padang beschikbare sup
pletie. Conform Raad van Indie, legercom
mandant en vlootvoogd, het volgende beslist:
Vetter gaat uiterlijk overmorgen als regeerings
commissaris met 9e bataljon; spoedig volgt
6e met batterij berg-artillerie.
Een telegram., door het Handelsblad ont
vangen, luidt aldus
„Het gouvernement heeft de stoomschepen
Bantam, Reael en Generaal Pel gehuurd tot
overbrenging van het 9de bataljon infanterie
van Batavia, het 6de van Samarang en een
batterij bergartillerie, naar Atjeh.
De legercommandant, generaal Vetter,
vergezelt de troepen.
„Donderdag en Vrijdag vertrekken de ge*
noemde schepen."
Vaccinatie.
Het mag zeker opmerkelijk genoemd wor
den dat in het huisgezin te Orthen, waar
dezer dagen 'twee kinderen aan pokken zijn
overleden, terwijl de vader ook door die
ziekte is aangetast geweest, alleen de vier
andere kinderen en de moeder, die voor eene
maand geleden waren ingeënt, tot dusverre
zijn gespraard gebleven.
De twee overleden kinderen eeu van on
geveer een jaar en het andere van ruim twee
jaar, waren nog in het geheel niet ingeënt,
terwijl de vader alleen in zijn jeugd was
gevaccineerd. (Noordbr.)
Reeds nu is het zeker, dat de Bedevaart
naar Lourdes schttterend zijn zal, en dat
een groot aantal zieken zal meedegaan. 't Zou
om de vele aanvragen kunnen geschieden,
Bij zijn ontslag uit den dienst verliest men
hem uit het oog; alles wat men weet is, dat hij
in Engeland en Duitschland woonde, waar hij
in een valsche speelzaak betrokken wa9.
In 1865 vinden wij hem in Parijs terug. Hij
was doodarm, verkeerde in de slechtste gezel
schappen en leefde steeds te midden van schurken
en gemeene vrouwen. Hij had de schandelijkste
zaken op zijn geweten, toen hem op eens de
terugkeer van zijn broeder in Frankrijk ter oore
kwam, die in Mexico een groot fortuin had ver
worven. Maar daar hij nog jong en een werk
zaam leven gewend was, kocht hij in de nabijheid
van Oloron een ijzersmelterij, waar hij nu zes
maanden geleden, in de armen van zijn broeder
stierf. Die dood verschafte ouzen Clameran een
groot vermogen en den titel van markies.
Prosper dacht na. Nadat hij den heer Verduret
24 uur had gadegeslagen, begon hij zich in diens
wijze van werken te verdiepen en evenals deze,
trachtte hij de feiten aaneen te schakelen en de
omstandigheden tot min of meer waarschijnlijke
vermoedens om te werken.
Uit wat gij mij daar zegt. zei hij eindelijk,
maak ik op, dat de heer de Clameran, de onze
wel te verstaan, in de diepste armoede verkeerde,
toen ik hem voor het eerst bij den heer Fauvel
ontmoette.
Waarschijnlijk.
En kort daarop kwam Lagors te Parijs?
Juist.
En ongeveer een maand daarna heeft Ma
deleine mij ver9tooten.
Zoo, riep den heer Verduret, gij wordt knap
en begint langzamerhand te begrijpen.
Hij zweeg toen hij zag dat iemand't koffiehuis
binnen kwam.
Het was een huisknecht met glad gestreken
haar, die er netjes uitzag en zijn zwarte bakke
baarden a la Bergami droeg; hij had hooge kap
laarzen, een gele rijbroek en een rood en zwart
gestreept wambuis aan.
Na zich vluchtig en zeker overtuigd te hebben,
dat er niemand in de nabijheid was, ging hij
snel naar het tafeltje waar den heer Verduret zat.
Welnu, Joseph Dubois? vroeg deze.
O patroon, spreek er mij niet van, het is
me een baantje 1
Wordt vervolgd.
ik wel gedacht heb. Ja, vervolgde hij een kwak
zalver van de kermis naiipende allerliefst stadje
Saint Reray, zesduizend inwoners, prachtige bou
levards op de muren van de vestingwerken,
schitterend stadhuis, overvloedige fonteinen, veel
kolenhandel, zijdespinnerijen, beroemd krank
zinnigen gestich', enz. Prosper zat op heete kolen.
Ja, zeide Verduret, er is een Romeinscbe triomf
boog, die nergens zijns gelijken vindt en een
Grieksch mausoleum, maar geen Lagor9. Saint
Remy is de vaderstad van Nostradamus, maar
niet van uw vriend
Maar mijnheer, ik heb bewijzen
Natuurlijk. Maar die bewijzen zijn te maken;
Bloedverwantschap is te verzinnen. Uw bewijzen
zijn verdacht, mijn getuigenissen onwrikbaar.
Terwijl gij in de gevangenis waart, heb ik
mijn batterijen opgesteld en munitie verzameld,
orn bijtijds vuur te kunnen geven. Ik heb naar
Saint Remy geschreven en antwoord ontvangen...
Zult ge mij dat laten zien
Wacht even, zei mijnheer Verduret, in zijn
zakboekje bladerend hier is nummer één, het is
een ofïicieel stuk. Hij las Lagors. Zeer oude
familie afkomstig uit Maillance, sinds ongeveer
een eeuw in Saint Remy
Ziet gij wel riep Prosper uit.
Wilt gij mij laten eindigen, vroeg de heer
Verduret en vervolgde: de laatste der Lagors
(Jules René Henri) die, zonder bepaald recht
daarop te hebben den titel van graaf droeg,
trouwde in 1829 met mejuffrouw Rosalia Clarisse
Fontanet uit Tarascon. Hij stierf in 1848, geen
mannelijken erfgenaam achterlatend, daar hij
slechts twee dochters had. De registers van den
burgerlijken stand maken van geen enkelen
mannelijken persoon in het arrondissement mel
ding, die Lagor9 heet.
Welnu, vroeg den heer Verduret, wat zegt
ge van die inlichtingen
Prosper was verslagen. Hoe kan de heer
Fauvel Raoul dan als zijn neef behandelen
Als de neef van zijn vrouw wilt ge zeggen?
Maar laat ons het tweede nummer lezen. Dat is
niet officieel, maar het werpt een schitterend
licht op de 20,00ü francs rente van uw vriend.
Jules René Henri de Lagors, de laatste van dien
naam, is den 29 December 1848 te Saint Remy
in een toestand, die haast aan ellende grensde,
gestorven. Hij had eenig vermogen bezeten,
doch de onderneming van een zijdewormenteelt
ruïneerde hem.
Hij liet geen zoon na, maar twee meisjes
waarvan de eene onderwijzeres te Ai is, en de
andere met een kleinhandelaar in Orgon ge
trouwd is. Zijn weduwe leeft strikt genomen van
de milddadigheid van een harer bloedverwanten,
de vrouw van een rijken bankier te Parijs. In
het arrondissement Aries kent men niemand, die
den ïjaani Lagors draagt.
ifpfc^Dat is alles, eindigde de heer Verduret,
vindt gij het genoeg of niet?
Mijnheer ik weet niet, of ik waak of droom.
Dat begrijp ik.
Maar wie zou Raoul dan zijn vroeg hij
nadenkend.
Dat .weet ik niet. Openlijk gezegd, i9 het
moeilijker te ontdekken, wie hij wel is, dan wie
hij niet is. Een man kan ons op het spoor hel
pen, maar die zou zich wel in acht nemen, iets
te zeggen.
Gij bedoelt zeker den heer de Clameran
Juist.
Ik heb altijd een afkeer van dien man ge
had, zei Prosper. Hè, als wij dien eens ontmas
keren konden.
Ik heb al eenige aanwijzingen, antwoordde
mijnheer Verduret, die uw vader mij gaf, die de
famillie Clameran goed kent, zij zijn zeer vaag,
maar ik verwacht nog betere.
Wat heeft mijn vader u gezegd
Niets gunstigs, uier zijn de inlichtingen
overigens
Louis de Clamerara, geboren op het kasteel
de Clameran, bij Tarascon. Hij had een ouderen
broeder, met name Gaston. In 1842 was deze,
tengevolge van een strijd, waarbij hij het onge
luk had een man te dooden en een anderen
ernstig te wonden, genoodzaakt zijn vaderland te
verlaten. Het was een oprechte, openhartige
jongen, van wien iedereen hield. Louis daarente
gen, had onuitstaanbare hoedanigheden en was
algemeen gehaat. Na den dood van zijn vader
kwam Louis naar Parijs eu verslond daar in
minder dan twee j >ar niet alleen zijn vaderlijk
erfdeel, maar ook dat van zijn uitgeweken broeder
Geruïneerd, met schulden overladen werd
Louis de Clameran soldaat en gedroeg zich zoo
slecht in zijn regiment, dat hij naar de strafaf-
deeling gezonden werd.