Nummer 28,
Zondag 5 April 1896,
19e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
'JR'*,
De Bankiersvrouw.
Goede Verhouding.
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
UITGEVER-
ANTOON TIELEN
Waalwijk.
De arbeid der menschenliefde, groot ge
worden in de laatste jaren van zicb ont
wikkelende humaniteit, vindt over het al
gemeen minder succes dan verwacht mocht
worden van de vele en groote offers, die zij
brengt.
Maar het is niet juist wanneer men be
weert dat er minder armoede en ellende
zou zijn, indien er meer gegeven werd dat
we te weinig vooruitgaan komt hierdoor,
dat er slecht wordt ontvangen.
liet pauperisme dreigt zulk een omvang
te neinen, dat het is als een gloeiende plaat,
waarop de gaven nederdalen zonder eenig
effect; welnu dan moet de plaat worden af
gekoeld,met andere woorden, hij die ontvangt,
moet van goeden wil zijn om mede te werken
tot zijn zedelijke verheffing, waarmede eco
nomisch herstel zoo nauw samenhangt.
En als hij, gelijk wel zeer dikwijls het
geval zal wezen, tot die krachtinspanning
niet in staat is, dan is dit voor den
helper een aanwijzing, dat een groot deel
van zijn taak op zedelijk gebied ligt. Van
daar ook dat alle stelsels van armenverzor
ging, die niet rusten op den grondslag van
persoonlijke toewijding aan inclividueele red
ding tot teleurstelling leiden. Met een
groote massa spijs kan men een groote
massa hongerenden tijdelijk voeden, maar
straks hernieuwt zich de behoefte zonder
dat er iets is te bespeuren dat op verbete
ring lijkt. Een krachtige wil, door innig
medegevoel aan de eene, door steeds helderder
opflikkerend eergevoel aan de andere zijde
verwarmd, en door een scherp verstand
voorgelicht, zijn onmisbaar om met goed
gevolg den strijd te ondernemen tegen
maatschappelijke!) achteruitgang.
Om die samenwerking tusschen helpers
onderling en ook tusschen dezen en de
23
voorwerpen hunner zorgen te verkrijgen, is
het noodig dat de menschen elkander ver
staan, meer dan da,t, dat zij in elkanders
gemoed lezen. Daarom moet de omgang in
elke betrekking hartelijk zijn.
Ieder weet dat. Er is niemand, die niet
zal erkennen dat de welwillendheid, een
ietwat gewijzigde naam voor de eigenschap,
die we op den voorgrond stellen, het leven
versiert en gemakkelijk maakt. Doch niet
elkeen grijpt alle gelegenheden aan om te
oudervinden dat het werkelijk zoo is.
En toch, hoezeer ligt het voor de hand,
dat welwillendheid de sleutel is, die het
best past op de deur van het paradijs! We
zien liet in de eenvoudigste dingen; wie bij
zijn ondergeschikten den indruk weet te
doen ontstaan, dat al het mogelijke zal ge
schieden om hun belangen te behartigen,
hun wenschen te vervullen, wordt van zelf
goed gediend wie van deze zijn chef door
daden bewijst, dat hij de wederzijdscne ver
standhouding nog eenigzius anders beschouwt
dan als de vervullig vau gecontracteerde
voorwaarden, lokt ongezocht een vriend
schappelijke bejegening uit.
Nu weten we, hoeveel onaangename uren
we ons zei ven bezorgen door het niet voor
komen van botsingen, teweeggebracht door
het te sterk trekken aan de koord van het
eigenbelang, door het te zeer steunen op de
onfeilbaarheid van eigen oordeel, door het
te spoedig toegeven aan het gevoel van ge
krenkte eigenliefde, kortom door gemis aan
welwillendheid, door dien we niet op het
juiste oogenblik wisten te toonen, inderdaad
van goeden wille te zijn. Onder de gewone
omstandigheden, zooals waarin de meesten
gedurende een groot deel van huu dagen
verkeeren,is het leven inderdaad gemak
kelijk, als men die vriendelijke gezindheid
tot richtsnoer neemt.
Men spreekt vaak van de leerschool des
levens. Een eerste vereischte in een goede
school is, dat er een aangename omgang
heerscht, dat leeraren en leerlingen achting
hebben voor elkander onderling, dat men
elkander bijspringt zoodra 't noodig is. Het
uitwendig waarneembaar kenmerk is een
goeden toon. Waar deze heerscht in het
gezin, in de werkplaats, bij de bespreking
van gemeenschappelijke belangen, bij pogin
gen zelfs om geschilpunten in het licht te
stellen, daar raag men aannemen, dat
ook welwillendheid wordt aangekweekt, dat
men den goeden wil bezit om gezamelijk
vele kwade dingen te overwinnen.
In de Fransche kamer stond op de agenda
de beraadslaging over de credieten voor
Madagaskar. Alype verzoekteerst zijne
interpellatie over Egypte te mogen houden,
maar Cochery stelt voor, de agenda onge
schonden te handhaven.
Bourgeois verzoekt de behandeling van de
interpellatie niet uit te stellen, want hij heeft
haast om de verklaringen te geven, die door
de natie worden veilangd.
De motie van Alype, ondersteund door
Bourgeois, wordt aangenomen met 303 tegen
251 stemmen, en Alype ontvouwt zijn inter
pellatie. Hij stelt de vraag wat de regeering
zal doen als Engeland weigert zijne beloften
ten aanzien van Egypte na te komen,
Delafosse zegt dat het Engeland's doel is
de ontruiming van Egypte te vertragen. Het
onderneemt de expeditie met geld dat feitelijk
aan ons behoort. Dat daarvoor eene som
genomen wordt uit de reserve van de Schuld-
kas, is misbruik maken van macht. Door dit
toe te laten, verliest Duitschland zelfs zijne
ware belangen in Afrika uit het oog. Frankrijk
moest aan Duitschland, Oostenrijk en Italië
de vraag gesteld hebben of Engeland de
bezetting van Egypte tot in het onbepaalde
eens pakte Clameran hem aan en schudde hem
als een boompje.
Ik dacht dat hij hem zou wurgen. Maar Raoul,
die ook niet van vandaag of gisteren is, trok een
mooi puutig mes uit zijn zak en toen is de
ander bang geworden, heeft hem losgelaten en
bedaarde.
mocht verlengen. Dan zou het antwoord
hebben geluidneen Zullen de ministers
voortgaan met van Egypte eene zuiverFransch-
Engelsche quaestie te maken (teekenen van
ontkenning op de ministersbank.)
In zijn antwoord voert Bourgeois aan, dat
Egypte een integreerend deel blijft vormen
van het Turksche rijk. De gebeurtenissen in
Egypte in de jaren 1881 en 1882 vormden
het onderwerp eener internationale overeen
komst. De Britsche regeering heeft geen man
daat gekregen, noch van de mogendheden
noch van de natie zelve, en hare inmenging
veroorzaakt in Europa een steeds toenemende
ontstemming. Door het aftreden van de
Fransche en Russische commissarissen der
Schuldkas wordt het mogelijk het vraagstuk
aan te houdeu tot nader onderzoek. Het
was de plicht van Frankrijk, zorg te dragen
dat er door de voorgenomen expeditie, welke
de strekking moest hebben de bezetting van
Egypte voor onbepaalden tijd te verlengen,
geen verjaring ontstond, en Rusland deed
aan Engeland dezelfde taal hooren. De inte
griteit van het Turksche rijk is de onmisbare
voorwaarde voor den Europeeschen vrede.
De regeering zal de onderhandelingen voort
zetten ter verdediging van de belangen welke
alle mogendheden gemeen hebben, en zij
hoopt dat de kamer op haar zal blijven
vertrouwen in haar streven om de belangen,
de rechten en de eer van Frankrijk te ver
dedigen en om de belangen van den wereld
vrede te behartigen.
Deloncle stelt nu eene motie van vertrou
wen voor.
Francis Charmes verwijt de regeering, niet
liever in overleg met de mogendheden te
hebben gehandeld. Charmes zegt dat de eerste
fout, door Berthelot begaan, was dat hij de
bekende officieuse nota mededeelde; de tweede
en veel ergere, dat hij haar loochende. De
fouten van Berthelot zijn niet hersteld; zegt
spreker. Wij hebben nu wegens Egypte eene
nederlaag geleden. Voor ongeveer 6 maanden
werden wij heel wat meer gerespecteerd dau
thans. (Geroep: tot de orde; geraas,)
^■"WSweSBeSBEH
De Echo van het Zuiden,
Wanlwyhsche en Langstraatsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnement sp rijs per 3 maanden f 1,—.
Franco per post door het geheele rijk fl,]5.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner. Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Prosper hield al zijn aandacht op dien sierlijken
knecht gevestigd, het scheen liera, dat hij dai
gezicht kende, dat hij die levendige oogen reeds
vroeger had gezien, maar waar dan en onder
welke omstandigheden Hij zocht en zocht, maar
vond het niet.
Intusschen was Joseph Dubois aan een ander
tafeltje gaan zitten en bestelde iets te drinken.
Om te beginnen, mijnheer, moet ik u zeg
gen, dat het lang niet altijd prettig is kamer
dienaar bij mijnheer de Clameran te zijn.
Ter zake. Beklaag je morgeu.
Goed. Gisteren is mijnheer tegen twee uur te
voet uitgegaan en natuurlijk ben ik hem gevolgd.
Weet gij, waar hij heen ging? Wat een grap
Hij ging naar den .Aartsengel", naar het rendez
vous van het dametje.
En daar hebben ze hem gezegd, dat zij weg
was en toen
Toen? Nu hij was er niets mee in zijn schik.
Hij is vliegende gauw naar zijn hotel terugge
gaan, waar mijnheer liaoul de Lagors op hem
wachtte, maar, razen en vloeken dat hij deed
liaoul vroeg, wat er gebeurd was, dat hij zoo
woedend was.
Niets, antwoordde hij, niets, dan dat zij er
van door is, dat men niet weet, waar zij is, dat
zij ons ontsnapt is. Toen schenen zij beiden zeer
boos en ongerust te zijn.
Weet zij dan iets ernstig? heeft Lagors ge
vraagd.
Zij weet niets anders, dan watik u vertelde,
antwoordde Clameran; maar als iemand, die een
goeden neus heeft, dat weinig hoort, is het ge
noeg, hem op het spoor der waarheid te brengen.
Mijnheer Verduret glimlachte als iemand die
zijn redenen had, die vrees van mijnheer de
Clameran naar waarde te kunnen schatten.
Nu, zei hij, weet ge, dat uw heer niet heel
van schranderheid ontbloot is. En daarna?
Hierop werd het Lagors groen en geel voor
de oogen en hij riep
liet is zoo ernstig, dat wij dat schepsel uit
den weg moeten ruimen. Jawelmijnheer de
Clameran begint daarop tc lachen en haalt zijn
schouders op Ezel zei hij, gij begrijpt toch dat
men, als men met zoo een vrouw te doen heeft,
zijn maatregelen neemt, om langs administratie
ven weg van haar af te komen. Bij die gedachte
begonnen beiden hartelijk te lachen.
Dat geloof ik ook wel, zei mijnheer Ver
duret, het idee is uitstekend, maar het ongeluk
is dat het te laat is, om het uit te voeren. Dat
weinige, waarvoor Clameran vreesde, is al aan
een goed kantoor gekomen. Daar ik echter niet
wil, dat deze twee schurken mijn plan verhin
deren, zal ik mijn maatregelen nemen en een
informatiebureau waarschuwen.
Dat heb ik al gedaan, patroon, zei Joseph
vroolijk. Met koortsach ige nieuwsgierigheid had
Prosper naar dat rapport geluisterd, waarvan
ieder woord een nieuw licht op de gebeurtenissen
wierp. Hij geloofde nu het fragment uit Nina's
brief ook te begrijpen. Die liaoul, dien hij zoo
vertrouwd had, kon niet anders dan een ellende
ling zijn. Duizend kleinigheden, die hij vroeger
niet opgemerkt had, vielen hem nu in en hij
begreep niet, hoe hij zoo verblind was geweest.
Joseph ging intusschen voort: Gisterén na
het eten heeft mijnheer zich opgeschikt als een
bruidegom. Ik heb hem geschoren, gefriseerd en
daarop is hij in zijn njtuig gestapt en heb ik hem
naar Pauvel in de rue de Provence gereden.
Wat, liep Prosper uit, na de beleedigingen,
die hij op den dag van den diefstal uitsprak,
durft hij daar nog komen?
Ja mijnheer, hij heeft die brutaliteit gehad
en is er zelfs den geheelen avond gebleven, tot
mijn groote ergernis, want ik ben op den bok
kletsnat gevroiden.
Hoe zag hij er uit toen hij er vandaan
kwam? vroeg de heer Verduret
Minder tevreden, dan toen hij ging. Toen
paard en rijtuig op stal stonden, ben ik hem
gaan vragen of er nog iets van zijn dienst was,
ik vond zijn kamer gesloten.
Is dat alles
Van gisteren, ja patroon. Van morgen is hij
laat opgestaan, nog al even slecht gemutst. Tegen
twaalt uur is liaoul gekomen ook al woedend.
Dadelijk begonnen zij te twisten, maar op een
maniereen sjouwer had er over gebloosd. Op
Maar wat zeiden zij
Ja, daar zit de knoop, zei Joseph treurig.
Die schurken hebben Engelsch gesproken, zoodat
ik er niets van begrepen heb. Maar ik ben er
zeker van, dat ze over geld hebben gevochten.
Hoe weef gij dat
Omdat ik van de tentoonstelling weet, wat
geld in alle Europeesche talen is en dat zij dat
woord ieder oogeublik gebruikten.
De heer Verduret fronste de wenkbrauwen en
hield met half luide stem een alleenspraak en
Prosper, die hem gadesloeg, vroeg zich af, of hij
door nadenken dien twist niet zou kunnen ont
cijferen, waarvan de beteekenis aan den knecht
ontsnapt was.
Eindelijk, hernam Joseph, toen zij weer
bedaard waren, zijn zij FraDSch gaan spreken,
maar zij spraken slechts over onbeduidende zaken,
als over het gemaskerd bal van morgen avond;
en toen Clameran Raoul uitliet, zei hij Daar
dit toot eel toch eens moet plaats hebben, is het
beter zoo spoedig mogelijk en wel van avond
en liaoul antwoordde: Dat blijft afgesproken.
De avond brak aan en de herberg vulde zich
langzamerhand met bezoekers, die allen om bitter
of cognac vroegen, en het gas werd aangestoken.
tfiTnST weg, zei de heer Verduret tot Joseph,
uw heer kan u noodig hebben, en hier is nog
iemand, die mij spreken wil. Dus tot morgen.
Die andere was Cavaillon, verlegener en onge
ruster dan ooit. Hij wierp naar alle zijden
angstige blikken, als een dief, die weet dat de
politie hem op het spoor is.
Ook hij ging aan een ander tafeltje zitten, in
het geheim drukte hij Prosper even de hand,
en nadat hij zich overtuigd had, dat niemand
het oog op hern had, gaf hij den heer Verduret
een klein pakje, zeggende: Dat heeft zij in
een kastje gevonden.
Het was een fraai gebonden gebedenboek. De
heer Verduret doorbladerde het dadelijk en vond
weldra de plaatsen, waar de woorden uitgeknipt
waren, die op den brief van Prosper geplakt zaten.
Hier hebt gij de zichtbare bewijzen van
mijn vermoedens, zei hij tot Prosper, hem het
boek overhandigende.
Prosper werd bleek hij herkende het, dat ge
bedenboek had hij aan Madeleine gegeven, toen
zij hem diQ medaille om den hals hing. En
werkelijk op de eerste bladzijde was geschreven
Herinnering aan Notre-Dame-de-Fournières, 17
Januari 1866. Dit boek behoort aan Madeleine
riep hij uit.
De heer Verduret antwoordde niet. Hij ging
naar een jongen, die de herberg binnenkwamen
er uitzag als een bediende uit een wijnwinkel.
Nauwelijks had hij een blik op het briefje ge
worpen, dat deze hem overhandigde, of hij kwam
bijzonder driftig naar het tafeltje terug en zei
Misschien hebben wij hem.
En een vijiïrancstuk op de tafel werpende,
voerde hij den verbaasden Prosper met zien mee,
zonder een woord tot Cavaillon te spreken.
Wat een ongeluk, sprak hij langs 't trottoir
loopend, als wij hem misloopen; wij zullen zoo
goed als zeker te laat aan het station Saint-
Lazare komen, om den trein van Saint-Germain
te halen.
In 's Hemels naam, wat is er te doen? vroeg
Prosper.
Ga maar mee, wij kunnen onderwegpraten.
Op de plaats Palais Royal bleef de heer Verduret
voor een rijtuig staan, waarvan hij met één
blik de paarden gemonsterd had.
Hoeveel is het, om ons naar Vesinet te
brenger. vroeg hij aan den koetsier.
Nu, daarheen weet ik den weg niet precies.
Maar de naam Vesinet verklaarde Prosper alles.
Ik zal den weg wel wijzen, zei hij haastig.
Nu, hernam de koetsier, op dit uur en met
dat hondenweer 25 francs.
En om gauw te rijden, hoeveel meer
Dat hangt van uw goedheid af, maar als
gij 35 francs wilt geven, geloof ik
Ge zult er 100 hebben, viel de heer Verdu
ret heiu in de rede, als gij een rijtuig inhaalt,
dat ons een half uur voor is.
Goed, zei de koetsier, stap dan gauw in en
laat mij geen minuut verliezen.
En de paarden een flinken zweepslag gevende,
reed hij in draf de straat Valois in.
Wordt vervolgd.