Nummer 96.
Zondag 29 November 1896. 19e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
Gemeenteraad van Waalwijk,
ANTOON TIELEN,
Bij dit nummer behoort
een BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
UITGEVER-
Waalwijk.
Waalwyksche en Laiigslrailseli
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnement sp rijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Adveutentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
OPENBARE VERGADERING
op Woensdag 25 November, nam. 7 ure.
Afwezig de heeren J. Timmermans Wz.
F. Baijens en A. H. van Schijndel.
Voorzitter de burgemeester.
Na opening worden de notulen der vorige
vergadering voorgelezen en ongewijzigd vast
gesteld.
Aan de orde
I. Ingekomen stukken
a. Sdhrijveu van den heer H. Mulders,
verzoekende een stukje grond van de gemeen
te te mogen koopen, gelegen aan den Meer-
dijk, groot 6 aren en 50 centiaren.
De voorzitter zegt, dat hierover eerst over
acht dagen kan beslist worden, daar het vooraf
moet gepubliceerd worden.
Conform besloten.
b. Schrijven van gedeputeerde staten aan
den raad, behelzende dat een nieuw heffings-
besluit van haven en kaai-gelden door de
gemeente aan de koningin ter goedkeuring
moet worden overgelegddaar het oude
einde December vervalt.
De voorzitter merkt op dat dit stuk wel
wat laat ter tafel is gekomen maar dat het
de schuld niet was van het dagelijksch bestuur,
maar dat dit te wijten was aan gedeputeerde
staten, daar de tijd van expiratie van het
vorige niet was aangegeven.
Het heffingsbesluit is onveranderd aange
nomen.
c. Schrijven van den commissaris der
koningin, naar aanleiding van een schrijven
van den districts veearts, over het mond- en
klauwzeer. Hierin wordt de gemeenteraad
1. opmerkzaam gemaakt op het groote gevaar
dat er bestaat, als men niemand aanstelt
15
Trimball vroeg zich af of die geheimzinnige
vrouw wellicht in verband kon staan met het
geheime rijtuig, hetwelk een voorbijganger om
streeks een uur in den nacht in de laan van het
park had gezien.
Crabtee had niets meer te zeggen. Toen was
Briggs, de bottelier van Andley Court aan de
beurt.
Briggs had weinig te zeggen; hij was Anson
laat in den avönd op de eerste verdieping ge
passeerd.
Mr. Anson had hem goeden necht gewenscht,
er bijvoegende dat hij ook spoedig naar bed ging,
doch eerst nog even bij mr. Talbot in zou loo-
pen; dat was alles.
Het scheen dat allen, uitgezonderd mr. Talbot
en zijn schuldige secretaris, ter ruste waren en
geheel onkundig ven wat er buiten hunne kamers
Lorcf Melbury had verklaard, dat hij niets var.
de vreeselijke misdaad vernomen had tot dat om
halfvier in den morgen Crabtee de geheele lamilie
gewekt had.
Lady Melbury had eene zelfde verklaring ge
daan, even als ieder lid der familie, sir Edmund
Anson en diens zwager Roger Harvey.
Madeline Harvey was niet ondervraagd ge
worden, daar ze sedert verscheidene dagen wegeus
zware verkoudheid aan hare kamer was gebonden.
Het scheen niet bekend, dat Roger Harvey
later tot twee jaren dwangarbeid werd veroor
deeld.
De rechter merkte aan, dat de zaak hem
verdacht begon voor te komen. De meesten begon
nen te denken dat de getuigen omgekocht waren.
Een glimlach van bittere ironie krulde roor
een oogenblik Franks lippen.
Briggs werd gevolgd door een klein gebogen
man met eeu langen baard en lange grijze lokken.
Zijn uiterlijk en onaangename manieren gaven
den indruk, dat hij zich meer met huichelarij
dan met de waarheid ophield.
om het vee, dat ter markt komt te onder
zoeken.
De gemeente, zoo schrijft de district vee
arts, moet zien overeen te komen met den
veearts.
2. Aangeraden betere regeling der plaatsen
op de markt,in ééne rij,zoodat het vee dan niet
met de koppen tegen elkander behoeft te
staan; want in geval een beest besmet is, zal
de ziekte zooveel te vlugger overgaan, als ze
met de koppen tegen elkander staan.
3. Behoorlijke beschikbare plaats tol
afzondering van verdacht vee.
voorzitter zegt verder dat aan de eerste
moeielijkheid reeds is tegemoet gekomen
door den veearts voor deu kring Waalwijk
mijnheer De Jong,
Wat de tweede betrert, hierover heeft men
reeds een schrijven van mijnheer De Jong
ontvangen en is reeds eene opdracht aan het
dagel. bestuur gedaan; maar burgemeester en
wethouders achten den tijd roor afdoende
bespreking over dit punt nog niet gekomen,
voor aleer de tram ter sprake is geweest
dus later zal men hier nog eens op terug
komen.
De heer Verbunt wenscht hier even bij stil
te staan eu vraagt zich af het volgende
In Waalwijk is de markt gesloten, hoewel
in de plaats zelt geen mond- en klauwzeer
is geconstateerd.
Gelijke monniken gelijke kappen, zoo zegt
hij, dan moesten Den Bosch en Gorichem
waar zooveel vee uit deze streek komt, toch
ook wel gesloten zijn; maar dit is niet het
geval; in 's Bosch is mond- en klauwzeer ge
constateerd op r'e markt zelf, en nu gaat alle
handel van hier over naar Den Bosch, hetgeen
ontzaggelijk veel nadeel voor ons is, wat alle
raadsleden met mij eens zullen zijn en daarom
zou ik voorstellen om den minister te vragen
waarom hier en niet in Den Bosch de markt
verboden is, want ik vind het lang niet zooals
het behoort.
De heer Hoffmans wijst den heer Verbunt
op het volgende De minister heeft besloten
in overeenstemming met den Belgischen con-
Ir» de eerste oogenblikken vroeg men zich af
wie hij zijn mochi.
Mr. Obadia Ergerton Roper.
Er ontstond een gemompel onder de menigte.
Wat? de gewezen financier, de millionair
die een jaar of twee geledeu een tweede Rotschild
genoemd werd?
Er waren er enkelen, die hem beter schenen
te kennen en het gefluister ging:
.Bij. is 66" verachtelijk wezen. En onge
lukkig is hij de vader van dien cliarmanten
kapitein Roper, die thans op Andley Court
logeert, de jonge man, die sir Edmunds eenige
erfgenaam zal zijn en de plaats van zijnen zoon
zal innemen.
De oude Roper maakte een groot fortuin eenige
jaren geleden en verloor later alles; sedert dien
tijd, zegt men, is hij niets meer dan een zwen
delaar geweest. Het moet vreeselijk voor den
kapitein Roper geweest zijn, zoo een vader te
hebben.
Hij zelf gelijkt op zijn moeder —de Ansons—
een echte aristocraat.
Kijk eens naar hem. Hij ziet er uit alsof hij
niet verwacht had rden oude" te zien 1
Kapitein Roper had zeker niet verwacht zijn
vader te zien. Hij opende de mond en uitte een
vloek..
Waarom had men hem niet toegestaan naar
Schotland terug te gaan Hij was hier van geen
nut, zoover hij zien kon. Waarom hadden ze
hem niet laten gaan
HOOFDSTUK XIX.
Mr. Purkiss, wilt ge mij naar de gevangenis
begeleiden Mijn oom neel't het toegestaan hem
te bezoeken, doch hij had gaarne, dat ge met
mij medegingt. Wilt ge zoo goed zijn?
Zeker, zeker, mijn jonge dame. Het zal ik
moet het bekennen, eenigszins pijnlijk voor mij
zijn tegenover den man te staan, die mij gedu
rende eenigen tijd willens en vreter.s bedrogen
heeft. Doch er zijn meer onaangename zaken in
de wereld.
Dit gesprek had plaats kort na het verhoor
voor de lunch.. Kapitein Roper had de gerechts
zaal verlaten toen juist Trimball's oogen meteen
verachtelijke uitdrukking op zijn gelaat gericht
waren.
Mr. Purkiss en miss Harvey hadden zich te voet
sul en was onze markt niet geslotendan
mocht er geen Hollandsch vee meer in Belgie
komen dus dan werden de grenzen opnieuw
gesloten.
De heer Timmermans van Turenhout komt
nog even terug op hetgeen de heer Verbunt
gezegd heeft daarmede heeft mijnheer
Verbunt toch zeker niet gemeend den minister
Ier verantwoording te roepen, waarop de
voorzitter antwoordt dat het zoo niet bedoeld
was. Besloten is in den geest van het voorstel
Verbunt.
II. Brief van de gedeputeerde staten over
de wijziging van de politie-verordening, waarin
enkel en alleen de woordjes burgemeester en
wethouders zooals het in de verordering staat,
veranderd worden in burgemeester; dan
zou de burgemeester aan een bepaalde herberg
in zekere omstandigheden tot een bepaald
uur (2 uur) verlof kunnen geven om later open
te blijven.
De heer Hoffmans wenscht hierover een
woordje te zeggen. Het is nu de tijd zegt
hij, dat de herbergquaestie veel besproken
wordt, en ik heb van verscheidene personen
klachten gehoord over de strengheid der
politiedat ze b.v. zoo maar eene herberg
binnenvallen en iemand verbaliseeren zonder
hem eerst eens te waarschuwen. En wat er
dan nog bij komt, is, dat sompiigen door de
vingers worden gezien en anderen niet. En
nu dunkt inij, als de raad het recht heeft om
te zeggen dat er eerst gewaarschuwd moet
worden, dunkt mij dat het wel goed zou zijn
en anders zou ik vragen of u mijnheer de
voorzitter, als hoofd der politie, daar die lui
niet eens op kunt wijzen.
De voorzitter vraagt wie die personen zijn
die mijnheer Hoffmans dit verteld hebben.
De heer Hoffmans zegtdat hij dit on
mogelijk kan doen, want dat er zooveel zijn.
De voorzitter vraagt hem vervolgens er
maar één van die velen te noemen; doch de
heer Hoffmans zegt, dat hij dit niet kan doen,
in eene publieke vergadering.
Als u dat niet kunt herneemt de voorzitter,
dan hoort het hier niet thuis en dan zijn het
naar de gevangenis begeven. Ze volgden den ge
vangenbewaarder en daalden een zestal donkere
steenen treden af. Ze kwamen in eene gang met
twee deuren.
Een van de twee deuren openende, wenkte de
gevangenbewaarder hun binnen te treden. Een
man, die in den verst verwijderden hoek stond,
kwam langzaam met verwondering op het gelaat
naar voren; verwondering, die terstond over
ging in de grootste vreugde. Zijne oogen begonnen
te tintelen en met heldere stem riep hij
Madeline 1 Gij hier?
Ja, ik Frank, zei ze op gebroken toon.
En de tegenwoordigheid van mr. Purkiss ver
getende, wierp ze zich in zijne armen die hij
voor haar geopend had.
Ik kon niet wegblijven. Ik smeekte mijn
oom zijn gezag te doen gelden en mij een onder
houd met u toe te staan. Hij stond er op dat
mr. Purkiss mij vergezellen zou, en die was zoo
vriendelijk toe te stemmen.
Zij maakte zich uit de omarming van den
gevangene los. In het eerste oogenblik van
vreugde en medelijden had ze vergeten dat mr.
Purkiss haar vergezelde.
Frank Anson was weder kalm. Hij deed een
stap voorwaarts.
Ik moet u vergiffenis vragen, mr. Purkiss
begon hij, voor het bedrog dat ik jegens u
pleegde.
Indien ik minder wanhopig was geweest, had
ik niet onder een valsche vlag mijne betrekking
bij u aanvaard en uw vertrouwen genoten. Doch
ik werd er toe gedwongen. En ik moet het nog
doen. Ik kan zelfs miss Harvey geen opheldering
geven.
Ik vraag u alleen, geloof in mij, indien ge
kunt en vergeef mij ook, al zoudt ge mij niet
gelooven.
Op mijn woord, Abbott, ik bedoel Anson,
zei hij ten laatste twijfelachtig, op mijn woord,
het is mijn plicht het te bekennen dat mijne
eerste gevoelens ondrr de ongelukkige omstan
digheden van uwe inhechtenisneming in mijn
huis, gevoelens van verontwaardiging waren, dat
ik zoo bedrogen was geworden.
Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat ik alle
bedrog afschuwelijk vind.
Ik moet u echter bekennen, dat uw blik en stem
mij ten uwen gunste innemen.
laffe menschen, dat ze niet naar mij durven
komen en dat durf ik u, dan wel zeggen
mijnheer Hoffmans, dat hetgeen men u gezegd
heeft fatale leugens zijn; die het u gezegd
hebben groote leugenaars zijn.
Het zijn zeer nette lui, die het mij gezegd
hebben, zegt de heer Hoffmans.
De voorzitter vraagt nogmaals hem er een
te noemen, hetgeen de heer Hoffmans nog
maals beweert niet te kunnen doen in eene
publieke vergadering.
De voorzitter zegt verder dat het onmogelijk
is om te waarschuwen. Stel u eens voor, dat
er menschen voor aangesteld wordendan
kunnen die toch overal niet te gelijk zijn.
Als ze b.v. om 11 uur op de markt begonnen,
zoudeu ze pas om half twaalf aan het andere
einde van de straat zijn; dus die konden een
half uur later sluiten; en dan kan het wel zijn
dat zoo'n echte dronkaard, die iederen avond
daar zoo laat zit, direkt ge verbaliseerd wordt,
maar ik zeg het nogmaals, dat het een fatale
leugen is, hetgeen die heeren u gezegd hebben,
want ik heb om half één hier eens gestaan,
en gezien, dat de herbergen toen nog open
wareü, dus dat is een teeken dat men nogal
niet zoo heel nauw kijkt.
De heer Hoffmans neemt er geen genoegen
mede, en stelt voor dat de raad wil dat er
eerst gewaarschuwd worde; maar de voorzitter
antwoordt dat de raad dat niet kan.
De wijziging der politic-verordening wordt
aangenomen.
III. Nu ging men over tot de benoeming
van «en havenmeester.
Solicitanten Ch. van der Werff en H. van
den Hoek.
Met algemeene stemmen werd gokozen de
heer Ch. van der Werff,
De heer Mombers wenschte dat de haven
meester het recht zou hebben om te verba
liseeren, waarop de voorzitter antwoordt dat
de havenmeesters niet genegen zijn dit te doen,
en dat hij dan bang is, dat- men dan geen
havenmeester meer zal krijgén, en als hij wil
verbaliseeren moet hij maar twee getuigen
nemeu, dan is 't al goed.
Doch het feit blijft, dat ge slecht gehandeld
hebt. Zeer slecht. En openhartigheid dwingt mij,
u te zeggen dat uw bedrog mij onvereenigbaar
toeschijnt met uwe onschuld. Het een moet het
gevolg zijn geweest van het andere I
Mr. Purkiss
Madeline's scherpe, verwijtende stem werd
eenigszins gedempt door het openen der deur.
Het eten voor den gevangene werd binnen
gebracht. De drie personen in de cel bewaarden
net stilzwijgen tot dat de gevangenbewaarder
vertrokken was.
Toen bezag mr. Purkiss nauwkeurig het schoone
gelaat van den jongen man, die voor hem stond.
Ik kan mij natuurlijk niet beklagen dat ik
u niet herkend heb, daar ik u niet gezien had
ten tijde dat de vreeselijke gebeurtenis plaats
greep. Doch nu ik u oplettend aanzie, treft mij
de gelijkenis van uwe moeder in uwe trekken.
Eens heb ik uwe moeder gezien, toen ze een
bezoek bracht op Andley Court. Gij gelijkt spre
kend op haar. Het verwondert mij dat ik u niet
eerder herkend heb.
De gevangene kromp in een, toen hij over
zijne moeder, die van verdriet gestorven was,
hoorde spreken.
Hij stak de hand naar Madeline uit, als om
de zekerheid van haar vertrouwen in hem te
versterken en zag den twijfelenden Purkiss in
de oogen.
Ik vraag u niet mij onschuldig aan dien
moord te gelooven, mr. Purkiss, zei hij bedaard,
met eene zekere kalme waardigheid.
Ik vraag u slechts vergiffenis voor het kwaad,
dat ik u persoonlijk aandeed. Ik geloof, dat gij
zells mij reeds voldoende daarvoor gestraft hebt.
Ge zult u herinneren, dat ge mij meer dan eens
een ^schurk' genoemd hebt. Ge deedt het zeker
in onwetendheid. Doch het kwetste mij.
Mr. Purkiss schudde rusteloos het hoofd.
Mijn waarde heer Anson, het is niet mijn
schuld of die van iemand anders, dat uw gedrag
u aan zware verdenking bloot stelt.
Wanneer een man handelt, zooals gij deedt
en dsn den mond houdt, zooals gij doet, kan hij
zich niet beklagen, wanneer de menschen hate
lijke woorden bezigen, als ze van hem spreken.
Een menschen karakter wordt naar den schijn
beoordeeld en wanneer die schijn zwart is als
hierWordt vervolgd.