Handelsberichten. Burgerlijke stand. MENGELWERK. ERRATA. MISKEND. Twee der raders, vergezeld van een knecht en een leerling der H. B., gingen er op uit, om de verdwaalden te zoeken. Doch waar zouden zij een gids vinden? Men wist dat eeuige paters Jezuiten meer malen de onderaardsche gangen doorkruisten ter wille van hun geölogische studiën, en met dien uitgestrekten doolhof van gangen en krochten zeer vertrouwd waren. In hun angst wendden de vaders zich tot hen met de vraag, of iemand hunner tot gids wilde zijn, oin het verdwaalde viertal op te zoeken. Terstond verklaarden twee moedige paters zich bereid, en togen met de ongelukkige vaders naar den Louwberg. Onderweg sloten zich nog twee andere mannen bij het gezel schap aan. Een gedeelte van den troep trok met fakkels en lampenden Louwberg binnen, terwijl een ander gedeelte zich begaf naar den ingang van den Boschberg welks onder aardsche groeven, door een enkele opening, met die van den Louwberg in verbinding staan. Nadat men bijna den geheelen Louwberg had doorkruist en men reeds het ergste vreesde, waagde een der paters zich nog dieper in die akelige spelonken, aan den kant waar de gangen gedeeltelijk ouder water staan Na lang zoeken hoort hij geluid. Goddank, 't zijn menschenstemmen een verward gegil klinkt hem uit de verte tegen. Hij komt nader en vindt de vier knapen, die bleek van schrik en ontzetting, in het water stonden, uitgeput van vermoeienis en doorgestanen angst. Juichend vau vreugde en schrik vlogen zij hun redder te gemoet. 1 et was tijd, dat zij gevonden waren; want al het licht, dat zij nog over hadden, bestond uit een zeer klein stukie kaars. Het was half elf. Nu werd de rest van het gezelschap op gezocht, dat den anderen pater gevolgd was, en daarom besloot men, dat allen op een bepaald punt zouden bijeen wachten, terwijl twee gidsen in den Boschberg de overigen zouden gaan waarschuwen, dat de verdwaal den gevonden waren. Wat gebeurt echter? In den Boschberg gekomen ontmoeten zij een ouden man, die in wanhoop rondloopt, vragend naar zijn zoon die verloren is, het was de vader van een der vier knapen. Men tracht hem te bedaren met de verzekering, dat de iongen gered is; maar nu hooren zij van dien heer, dat n )g een oude dame in radeloozen angst den Boschberg is binnengeloopen om eveneens haar kind te zoeken. Ook deze dus zal steeds zoekende zelf verdwalen. De gidsen keeren op hun schreden terug, en na lang ronddolen smaken zij de voldoening, eindelijk ook de dame te vinden. En nu konden alle zoekenden en geredden naar de stad terugkeeren, naar familie en bekendendie hen in vrèeselijken angst verbeidden. Men begrijpt het vreugdevol wederzien na zoo vreeselijk een drama en de dankbaarheid van allen jegens de twee paters, die den halven nacht hadden rondgezworven in de akelige verblijvenom aan die bedroefde huisgezinnen hun geluk te kunnen weder geven. Eere en hulde aan die edele redders 1 WAALWIJK8 April 1897. Op de jaarmarkt bedroeg de aanvoer van hoorn vee heden ongeveer 400 stuks. De handel in kalfbeesten was weer niet vlug. Kalfkoeien golden f 140.f220.a f Dito vaarzen f 125.a f 170. Weivee meer gevraagd. Slachtvee bedong goede prijzen en ruimde vlug op. Enkele prachtexem plaren werden door Waalwijksche vleeschhouwers gekocht. Jonge varkens aangevoerd 170 stuks, ver kocht van f5.25 a f 11.25 f Ter botermarkt afgeslagen en verkocht 577 kg., van f0,88 k f 1.— per kg. Eieren 13.3,50 per 100 stuks. In granen heerschte eene lustelooze stemming. Er gaat weinig om. Men offrèert Prima Helena rogge f 130 a 135 per 2250 KG. Secunda f125 a 130 Donau f120 a 125 Ristarwe f 7.25 a 7 50 pèr 80 KG. Roode tarwe f6,25 a 6,75 Zeeuwsche witte f6,75 a 7,<- Garst f3,50 a 3,75 per hectoliter. Zaaihaver f3,75 a 4. Voerhaver f6.50 a 7.50 per 100 KG. Voererwten f5,a 5,25 per 80 KG. Amerik. Mais f80 per 2000 KG. Overal heerscht in den huidenhandel eene terughoudende onvertrouwbare stemming. De voorraad is klein en de keuze dus gering. Amerika, zoo luiden de berichten is weer druk aan 't koopen en dat is 't juist wat men in verband met den wellicht kunstmatig ge houden geringen voorraad niet vertrouwt. Alleen voor prima gezouten La Plata in de wichten van 20 tot 25 kilo blijft kooplust bestaan. Dezer dagen werd te Antwerpen fr. 62 besteed. Tegen deze markt is het gelooid leder nog p.m. 10 k 15 ets. per kg. te laag in prijs. De vergelijking van licht leder met de tegenwooordige huidenprijzen valt nog meer in 't oog. Men vraagt zich af waar moet het heen met de Hollandsche looierij indien het leder binnen korten tijd niet eenige stuivers hooger gaat. De handel in schors is niet van veel beteekeni». Men is in afwachting van de nieuwe campagne; nieuwe Fransche en Belgische schors wordt tegen lage prijzen aangeboden. Het is zeer waarschijnlijk dat Inlandsche schors dit jaar ook heel wat minder zal loopen. DRUNEN. Over de maand Maart 1897. GEBOREN Adrianus z. van Adrian us Verhoe ven en Petronella van den Hoven. Ma ria d. van Hendrikus van Ravensteijn en Petronella Heijmans. Martinus z. van Hendrikus van Bladel en Anna Maria de Kruijt. Hendrika d. van Hendrikus de Gouw en Agnes Merx. Johannes z. van Jacobus Kuijs en Cornelia Stevens. Petrus Joseph z. van Josephus van der Meijden en Wilhelmina Nieuwkuijk. Gerardus Jo hannes z. van Cornelis Stevens en Adriana Fitters. Adrianus z. en Johanna d. van Lambertus Schalken en Johanna Maria Fressen. Martinus z. van Johannes Klerks en Elisabeth van Bladel. Maria d. van Andries Smits en Johanna van Mierlo. OVERLEDEN Johannes de Gouw 11 maanden Johanna Maria van Boxtel weduwe van Johannes van Nunen 80 jaren. Gerard Boelen weduwnaar van Maria Anna Dros- sards 83 jaren. Frans van Huiten echtgenoot van Theodora van der Steen 70 jaren. Hendrikus van der Lee 4 weken Johanna van dpr Sanden weduwe van Adrianns van de Wiel 78 jaren. Eeue fout is ingeslopen in achterstaande advertentie van J. v. d. Donk. Op den daar opgegeven datum valt 2de Paaschdag; gelieve te lezen daarvoor Dinsdag 20 April. Terwijl hij onder het gebladerte der pahnboomen op het diepblauw van de Middellandsche Zee zat te staren en naar het gezang der visschers luis terde, dat over het water weerklonk, ontving hij het telegram. Gij ziet er zoo bijzonder opgewekt uit. had zijne hospita even tevoren gezegd, ik zie het u aan, dat gij van het heerlijke klimaat geniet. De Riviera is in December verrukkelijk, denk nu eens aan Londen en gij vindt Cannes een paradijs. Een dankbare glimlach gleed over zijn gelaat, doch tegelijkertijd werd hij pijnlijk aangedaan door de herrinnering aan eene jonge vrouw, die boven alles frissche lucht en zonneschijn liefhad en nu in het mistige Londen vertoefde. Haar voorwendsel was altijd, dat kleine Bertie zich thuis vervelen zou, als zij hem alleen liet en dat zij een afkeer van reizen had, maar het schoot hem nu eensklaps te binnen, dat het pro gramma voor hunne vacantie altijd was: de eene of andere villa aan de middellandsche Zee vo' mannen van ontwikkeling voor hem en de akelige, sombere Bloom burystraat voor haar. Soms ging hij in de Schotscne hooglanden jagen en nam dan zijn intrek in het een of andere jachthuis, waar lnj 's avonds in de rookkamer zijne verma- kelijkste jachtavonturen verhaalde na een langen dag op de purperen heide doorgebracht te hebben en zij trok dan met Bertie naar eene kleine bad plaats, die vooral bezocht werd, omdat ze per spoor gemakkelijk bereikt kon worden en omdat men er zoo goedkoop onder dak kon komen. Uitnoodigingskaarten herinnerden gewoonlijk met een beleefd woord aan zijne vrouw. „Als mevr. Trevor u vergezellen kan, zal het mij zeer aangenaam zijn" maar men was er zeker van, dat zij bedanken zou. Wij zijn werkelijk boos op mevr. Trevor, omdat zij nooit met haar man meekomt, haar kind neemt haar geheel in beslag, zeide zijne gastvrouw dan bij zijne komst en Trevor bet gezelschap maar in den waan, dat zijne vrouw geheel opging in Bertie en hem onmógelijk zou kunneD alleen laten. Maar achter zijn rug'heette het. Mevrouw Trevor is zoo'n onbeduidend, alle- daagsch persoontje, een goed vrouwtje, meer niet. Over den godsdienst en over de kinderkamer kan men met haar redeneeren. Hoe kunnen geleerde mannen toch zulke onbeteekenende vrouwen huwen Men had Trevor langzamerhand doen gelooven, dat hij een man van schitterende gaven was, getrouwd met een vervelende vrouw en er waren uren, zijne slechste uren, dat hij het werkelijk zelf ook vond. „Cara mia, cara mia," zongen de raatrozen en het gelaat zijner vrouw met hare fijne trekken en lieftalige schoonheid kwam hem plotseling voor den geest. Had hij zijne vrouw tekort gedaan met haar schat van zelfverloochening en hare fijngevoelige natuur door haar te vergelijken met blauwkousen, die over de slavernij \an het huwe lijk schreven en met toongeefsters der mode, die over alles oppervlakkig wisten mee te praten Hij had haar laatsten brief maar even ingezien, nu las hij hem nauwkeurig over „De bloemen waren allerliefst en het was zoo attent van je ze te zenden, net iets voor mijn lieven man. Bertie en ik genoten bij het schikken er van wij versierden er onze theetafel zoo snoezig mee. Maar ik was wel wat teleurgesteld dat er geen brief bij was ge ziet, hoe veeleischend ik ben. Ik verwachtte hem met iedere post en Bertie riep telkens „Is vaders brief al gekomen?" Als men voor zijne genoegen op reis is, is brieven schrijven een akelige last, maar een enkel regel tje voor Bertie en mij 1 Wij hebben eene kaart van de Riviera en zochten al de plaatsen op, die gij met het jacht hebt bezocht en wij trachtten ons voor te stellen, hoe gij over die hemelsblau we zee zeildet en tusschen de zilveren olijven aan wal gingt. Ik ben zoo dankbaar jegens ieder, die vriendelijk voor u is en ik hoop, dat gij recht veel genieten zult. Bertie is een beetje sterker, zijne wangen waren vandaag werkelijk wat kleu rig. Woensdag was hij jarig en ik 'bedacht een pretje voor hem. 's Morgens scheen de zon zoo heerlijk, wij gingen in het Park wandelen en hielden toen maar of we in Italië waren. Daarna gingen we nog even naar Oxfordstreet en Bertie" koos voor zijn verjaarsgeschenk een doos met sol daatjes. Hij wilde er zoo graag een paar kanon netjes bij hebben en ik gaf hem die als een geschenk v&n u. Ze kostten maar een gulden en ik dacht, dat gc hem ook wel iets voor zijn ver jaardag zoudt willen geven, 'a Avonds speelde hij }i verstoppertje met Jane hij verschool zich telkens 'onder mijn canapé en had dolle pret. Ge ziet dus, dat we ons in Bloomburystreet ook wel kunnen vermaken. Laat mijn gekrabbel u niet vervelen en zeg maar niet: „Wat kunnen vrouwen toch een onzin schrijven 1" war.t het is mij net of ik met je spreek en in gedachten zal ik dezen briel volgen, tot ge hem in den zonneschijn opent. Wees hartelijk gekust door Uwe vrouw Maud Trevor." „P.S Maak u niet bezorgd, omdat ik rust moet nemen de dokter gelooft niet, dat er eenig gevaar bestaat en ik zal zeer voorzichtig zijn." „Een telegram." Het was het ontwaken uit een schoonen droom. „Zaken moesten in dit paradijs niet mogen doordringen. Laten we hopen dat het voor het een of andere pretje is. Misschien heeft iemand een aardig sommetje te Monte-Carlo gewonnen en noodigt hij ons uit dit te komen vieren. Voor wien is het? O, voor 'f r. I' d ward Trevor. Dan zal het wel over zaken handelen. Misschien wel over het testament van den een of anderen millionair; de notaris zal het niet alleen af kunnen. Wat een gewichtig man moet hij toch zijn; zelfs in zijn vacaniieiijd moet men hem nog lastig vallen. Hier is het, maar denk er aan, vóór gij het opent, dat ge ieder geval tot na Kerstmis hier moet blijven. We kunnen u niet missen bij onze tooneelvertooningen. Mijn man zegt ook, dat een welsprekend advocaat een geboren tooneelspeler moe' zijn." Een uur later zat Trevor in den sneltrein naar Parijs en dertig uren lang was slechts van ééna gedachte vervuld dat hij zijne vrouw bij zijne aankomst nog in leven zou vinden. Gewoonlijk had hij eene plaats in een slaap- waggon en had hij allerlei aanmerkingen op het eten en den wijn in den restauratie-waggon maar op deze reis dacht hij niet op zijn geraak. Twee maal verwisselde hij van coupé: eerst, omdat hij het vroolijke gesnap van eene Engelsche familie niet kon uitstaan, daarna, omdat eene dame over hem bruine oogen had met dezelfde uitdrukking van trouw als die zijuer vrouw. De donkere nacht na dien zonnigen tuin en het eentonig gerommel van den trein, het vrien delijke Frankrijk, de schuimende wateren van het Kanaal en het loeien van den wind, alles vervulde zijn hart met vree9. Zal er dan te Dover aan het opladen van die koffers en kisten nooit een einde komen Een Fransch matroos, een vroolijke kerel, loopt sf en aan en verschijnt telkens met een zwaarder last. Daar komt hij met een dameskoffer, beplakt met hotel-étiquetten. Misschien behoort die wel aan eene bruid; hel is of ze hem de bagage over het hart dragen. Hebben ze dan geen medelijden met hem Eindelijk is het laatste stuk aan boord en de matrozen vormen een vroolijke groep daar aan het begin van de loopplank. Conducteur, vertrekt de trein dan nooit We zijn al een half uur te laat. De Italiaansche mail is zoo zwaar, mijnheer; er komt geen eind aan de zakken met brieven. Er zijn zooveel Engelschen in den winter aan de Riviera, al die brieven aan hunne familie Hoe wreed is iederen I Hij had in geen tien dagen naar huis geschreven. Altijd kwam er iets tusschen, altijd de een of andere uitnoodiging. Zijn brief was half af, toen moest hij weer naar een feest te Monte-Carlo. Had zij misschien van uur tot uur op dien brief gewacht, geluisterd naar den stap van den brievenbesteller in de stille straat, haar hand uitgestrekt naar een brief om ze gesloten te laten vallei) en haar gelaat in de kussens te verbergen. Die brieven in hun eerste huwelijksjaar, wanneer zaken hem van huis riepen, wat was het schrij ven toen een genot voor hemUitvoerige brieven waren het ook, vol beschrijvingen en vermake lijke tooneeltjes, ofschoon ze tusschen de rechts gedingen geschreven werden. En wat had hij haar eenmaal gefopt, hoe grappig was dat en wat hij er eene voldoening van. Hij wilde eens zelf voor brief spelen en haar verrassen. „Een brief, mevrouw," zeitfe het dienstmeisje zoo'n aardig deerntje, dat hun kleine genoegens en zorgen deelde en toen trad hij zelve binnen Iloe gelukkig zag zij er toen uit! Zal hij haar van avond ook zoo terugvinden of Waarvoor wordt de trein nu weer opgehouden? Spant men dan samen om een ongelukkige te martelen? Wanhopig kijkt hij uit het raampje en ziet den conducteur, die een coupé zoekt voor een familie, welke eerst in een verkeerden trein had plaats genomen. De heer is an het uitleggen, hoe lastig het zou geweest zijn, wanneer zij nun vergissing niet bemerkt hadden. Een half uur langer sporen, weet ge, en het komt er zeer op aan, dat we op tijd thuis zijn, we worden verwacht. Waarvoor? Voor het middageten waarschijnlijk. Wat komt het er voor hen opaan, wanneer ze thuis komen? Vandaag of het volgende jaar 1 Toch was hij zelf altijd boos, als hij te laat voor het diner kwam. Ze stappen in zijn coupé binnen en vertellen het geval nog eens, zoo breedvoerig mogelijk, terwijl hij zich houdt of hij luistert. Waarom gaat het nu weer zoo langzaam? Er is toch geen station. Reed er ooit een trein zóó langzaam Vooruit weer, Goddank 1 Als zij toch nog maar hij haar bewustzijn is en hij haar vergiffenis zal kunnen vragen voor zijn zelfzucht! Eindelijk stoomt de trein het station binnen. Neen, hij had niet9 aan te geven, zij konden zijn bagage wel houden, als ze hem maar lieten gaan. Altijd kwam hem hetzelfde voor den geest, hij zag haar geknield op den grond en zijn koffer pakkend, haar teer gebogen gestalte en haar fijne witte handen. Hij had het altijd zoo druk, dat zij die dingen zelfs voor hem deed; zij pro beerde de riemen vast te gespen, maar hij stond er op dat zelf te doen. Ineengedoken in een hoekje van het rijtuig, zoodat het wel leek, of hij sliep, telde hij de stappen van het paard, wond zich op bij den langen weg van glinsterend asphalt, verwenschte de talmende voerlieden, wier zware vrachtwagens zijn weg versperden. Hadden zij het maar gewe ten, dan zou ieder wel plaats voor hem gemaakt hebben I Toen het rijtuig zijn straat inreed, boog hij zich voorover en trachtte, zijn huis te ontdek ken. Was het dag geweest, dan zouden de gor dijnen hem alles verteld hebben, nu keek hij of ér nog licht brandde. Alles donker op de bovenverdiepingen, geen licht in de ziekenkamergerechte hemel. Toen stroomde het bloed weer naar zijn hart terug. Hoe kon hij 'het vergeten Hun slaapka mer was aan de achterzijde van het huis, het was daar rustiger, alles kon dus nog goed zij. Men had op hem gewacht want de deur ging onmiddellijk open, maar hij kon het gezicht van de dienstbode niet onderscheiden. Een dokter ging naar hem toe en wenkte hem in de studeerkamer te komen. Het was of hij van schrik verlamd was; hij begreep alles voor er nog een woord gespioken Een uur geleden, begon de dokter, waren we verbaasd, dat zij zoo lang leefde, bij iedere andere vrouw zou het einde er dezen morgen nl geweest zijn, maar zij kon niet van het leven scheiden, voor gij thuis kwaamt. Het was niet bepaald wilskracht, want zij was de zachtste patiënte, die ik ooit had, liet was de dokter aarzelde het was enkellieide. De dokter vouwde zijn courant op legde, die terzijde en nam toen weer plaats tegenover dat strakke, doodsbleeke gelaat, dat nog door geen traan bevochtigd werd. Ja, ik zal u alles vertellen, misschien zal het uvv gemoed verlichten; mevr. Trevor zeide dat gij alles zoudt willen weten en dat ik hier moest blijven om u te ontvangen. Haar geduld en zorgzaamheid waren bewon derenswaardig. Ik heb vele schrandere en lief tallige vrouwen onder mijn behandeling, maar geen van haar heeft zooveel indruk op mij ge maakt. haar zelfverloochening ging alles te boven zij dacht aan ieder behalve aan zichzelvè, haar laatste zorg gold het in orde brengen van uw kamer; zij was hang, dat gij het verschil met de Riviera te zeer zoudt voelen. Maar dit is bijzaak en al dingen gaan mij eigenlijk niet aan. Van het begin afzag ik haar ziekte donker in en ik drong er op aan, dat men om u zou schrij ven maar zij smeekte mij het niet te doen, gij liadt uw rusttijd zoo noodig en uw vacantie mocht niet onderbroken worden. Zij sprak altijd over uw toewijding en ontbaatzuchtigheid, hoe gij wenschtet, dat zij met u mee zou gaan, maar dat zij bij den kleinen jonge wil blijven... De crisis? Die begon gistermorgen, en ik liet dadelijk dr. Reginald komen. We zagen heiden in, dat er geen hoop op herstel was en ik telegra feerde onmiddelijk om u. We beraatslaagden er over of wij het haar moesten vertellen en dr. Reginald zeide: Zekerlijk, die vrouw kent geen vrees, want ze denkt nooit on zichzelve en zij zal nog beschikkingen moeten maken. Als wij haar nog maar tot morgenmiddag in het Jeven kunnen houden, zeide hij en alles waartoe de wetenschap in staat is, hebben wij aangewend. Sir Reginald kwam vandaag ongevraagd terug, omdat hij een middel wilde voorschrijven, dat haar leven misschien nog enkele uren had kunnen rekken. Zij dankte hem zoo lief, dat hij geheel ontroerd was. Maar ik moest u al die kleinighe den niet vertellen en toch. daar gij alles wilt weten.... Ja, zij begreep, wat wij hoopten, vóór ik nog gesproken had en vroeg alleen, wanneer gij hier zoudt kunnen zijn. Ik moet hem vaarwel zeggen en dan beu ik bereid, maar misschien.... Zult u alles vertellen? Dat tracht ik te doen en ik was hier bijna den geheelen dag, want ik hoopte haar wensch te vervullen. Neen zij sprak niet veel, want ik had stilte en rust voorgeschreven, maar zij had uw portret op haar kussen en eenige bloemen, die gij haar gezonden liadt. Ze waien verwekt en de verpleeg ster nam ze weg, toen uw vrouw was ingeslapen maar zij miste ze en we moesten ze haa^ terug geven. Mijn man was zoo attent, zeide ze. Dit is te veel voor u, het is eene marteling I Zal ik tot morgen wachten? Nu als gij erop staat... Of zij een brief verwachtte ja... laat mij eens verzinnen... neen, ik verberg u niets, maar ge moet u dat niet zoo aantrekken. Soms trachtten wij haar te misleiden, maar zij wist precies, wanneer de Fransche post aankwam en herkende dadelijk het bellen van den brieven besteller. Eens kwam een brief en ze stond er op dien dadelijk te zien; maar het was slechts een uitnoodiging voor u. Er is nu niets meer aan te doen en gij moet er u niet verdrietig om maken, maar ik geloof wel, dat een brief haar meer goed zou gedaan hebben dan... Maar wat zeg ik nu? Toen zij wakker werd, telde zij de uren en ik verliet haar om vier uur. nog vol moed. Over twee uur zal hij hier zijn, zeide zij, met uw telegram in de hand. Toen ik terugkwam, was het einde nabij en zij zeide God heeft het anders beschikt,' breng Bertie bij mij. Zij kuste hem en zeide wat t?t hem, maar wij luisterden er niet naar. Nadat de zuster hem had weggedragen want- hij weende bitter, de arme kleine jongen fluisterde zij mij toe een blad papier te halen en naast haar te komen zitten. Ik geloof, dat ik liever moet ophouden... goed, ik zal u alles vertellen... Ik schreef, wat zij mij in haar laatste oogen- blikken opgaf, ik beloofde, dat gij het uit haar eigen hand zoudt ontvangen en dat zal ook geschieden. Zij keerde haar gelaat naar de deur en lag ge heel stil tot omstreeks zes uur; toen hoorde ik haar uw naam fluisteren en een oogenblik later was zij heengegaan, gestorven zonder smart of strijd.... Zij lag, zooals zij gestorven was, op zij komst wachtend en de glimlach, waarmee zij zijn naam had uitgesproken, rustte nog op haar gelaat. Het was de eerste keer, dat zij niet van vrengde bloosde bij zijn thuiskomst eu dat haar hand koud bleef bij zijn aanraking. Hij kuste haar. maar zijn hart was verstijfd en hij kon niet schreien. Toen nam hij den brief en las hem... „Liefste. Ik zal u niet meer zien en u kunnen Omhelzen, voor wij scheiden. Wees lief voor Bertie en be denk, dut hij zoo teer en verlegen is. Hij zal mij missen, heb om mijnentwille geduld met hem. Geef hem mijn horloge en laat hij mij niet ver geten. Mijn medaillon met uw portret wil ik omhou- den. Gij zult nooit weten, hoeveel ik van u hield, want ik kon mij nooit uitspreken. Hoe goed zijt ge altijd voor mij geweest, ik ben er u zoo dankbaar voor 1 Toch is het misschien beter, dat ik sierfik zou u wellicht in uw toekomst in den vreg gestaan hebben. Vergeef mij, dat ik tekort schoot in hetgeen gij van uw vrouw kondt verwachten. Niemand kan u ooit inniger liefhebben. Neem deze eenvoudige woorden uit de hand van een gestorvene. Ik zal op u neerzien, ik zal nooit ophouden u lief te hebben, uw levensloop te volgen, voor u te bidden, mijn eerste mijn eenige liefde." In een stroom van tranen vond zijn overkropt gemoed verlichting en met wanhoopig berouw wierp hij zich naast het bed neer. had ik dit vroeger ingezien, maar nu is liet te laat, te laat 1 Hoe dikwijls komen wij te kort tegenover hen, die ons het dierbaarst zijn, niet omdat wij hen niet liefhebben, maar omdat wij ons niet in hun toestand verplaatsen I

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1897 | | pagina 6