Handelsberichten.
Burgerlijke stand.
MENGELWERK.
ERRATA.
MISKEND.
Twee der raders, vergezeld van een knecht
en een leerling der H. B., gingen er op uit,
om de verdwaalden te zoeken.
Doch waar zouden zij een gids vinden?
Men wist dat eeuige paters Jezuiten meer
malen de onderaardsche gangen doorkruisten
ter wille van hun geölogische studiën, en met
dien uitgestrekten doolhof van gangen en
krochten zeer vertrouwd waren. In hun angst
wendden de vaders zich tot hen met de
vraag, of iemand hunner tot gids wilde zijn,
oin het verdwaalde viertal op te zoeken.
Terstond verklaarden twee moedige paters
zich bereid, en togen met de ongelukkige
vaders naar den Louwberg. Onderweg sloten
zich nog twee andere mannen bij het gezel
schap aan. Een gedeelte van den troep trok
met fakkels en lampenden Louwberg binnen,
terwijl een ander gedeelte zich begaf naar
den ingang van den Boschberg welks onder
aardsche groeven, door een enkele opening,
met die van den Louwberg in verbinding
staan.
Nadat men bijna den geheelen Louwberg
had doorkruist en men reeds het ergste vreesde,
waagde een der paters zich nog dieper in
die akelige spelonken, aan den kant waar de
gangen gedeeltelijk ouder water staan Na
lang zoeken hoort hij geluid. Goddank, 't
zijn menschenstemmen een verward gegil
klinkt hem uit de verte tegen. Hij komt
nader en vindt de vier knapen, die bleek van
schrik en ontzetting, in het water stonden,
uitgeput van vermoeienis en doorgestanen
angst. Juichend vau vreugde en schrik vlogen
zij hun redder te gemoet. 1 et was tijd, dat
zij gevonden waren; want al het licht, dat zij
nog over hadden, bestond uit een zeer klein
stukie kaars. Het was half elf.
Nu werd de rest van het gezelschap op
gezocht, dat den anderen pater gevolgd was,
en daarom besloot men, dat allen op een
bepaald punt zouden bijeen wachten, terwijl
twee gidsen in den Boschberg de overigen
zouden gaan waarschuwen, dat de verdwaal
den gevonden waren. Wat gebeurt echter?
In den Boschberg gekomen ontmoeten zij een
ouden man, die in wanhoop rondloopt, vragend
naar zijn zoon die verloren is, het was de
vader van een der vier knapen. Men tracht
hem te bedaren met de verzekering, dat de
iongen gered is; maar nu hooren zij van dien
heer, dat n )g een oude dame in radeloozen
angst den Boschberg is binnengeloopen om
eveneens haar kind te zoeken. Ook deze dus
zal steeds zoekende zelf verdwalen. De gidsen
keeren op hun schreden terug, en na lang
ronddolen smaken zij de voldoening, eindelijk
ook de dame te vinden.
En nu konden alle zoekenden en geredden
naar de stad terugkeeren, naar familie en
bekendendie hen in vrèeselijken angst
verbeidden.
Men begrijpt het vreugdevol wederzien na
zoo vreeselijk een drama en de dankbaarheid
van allen jegens de twee paters, die den
halven nacht hadden rondgezworven in de
akelige verblijvenom aan die bedroefde
huisgezinnen hun geluk te kunnen weder
geven.
Eere en hulde aan die edele redders 1
WAALWIJK8 April 1897.
Op de jaarmarkt bedroeg de aanvoer van hoorn
vee heden ongeveer 400 stuks. De handel in
kalfbeesten was weer niet vlug.
Kalfkoeien golden f 140.f220.a f
Dito vaarzen f 125.a f 170.
Weivee meer gevraagd. Slachtvee bedong goede
prijzen en ruimde vlug op. Enkele prachtexem
plaren werden door Waalwijksche vleeschhouwers
gekocht.
Jonge varkens aangevoerd 170 stuks, ver
kocht van f5.25 a f 11.25 f
Ter botermarkt afgeslagen en verkocht 577 kg.,
van f0,88 k f 1.— per kg.
Eieren 13.3,50 per 100 stuks.
In granen heerschte eene lustelooze stemming.
Er gaat weinig om. Men offrèert
Prima Helena rogge f 130 a 135 per 2250 KG.
Secunda f125 a 130
Donau f120 a 125
Ristarwe f 7.25 a 7 50 pèr 80 KG.
Roode tarwe f6,25 a 6,75
Zeeuwsche witte f6,75 a 7,<-
Garst f3,50 a 3,75 per hectoliter.
Zaaihaver f3,75 a 4.
Voerhaver f6.50 a 7.50 per 100 KG.
Voererwten f5,a 5,25 per 80 KG.
Amerik. Mais f80 per 2000 KG.
Overal heerscht in den huidenhandel eene
terughoudende onvertrouwbare stemming. De
voorraad is klein en de keuze dus gering.
Amerika, zoo luiden de berichten is weer
druk aan 't koopen en dat is 't juist wat men
in verband met den wellicht kunstmatig ge
houden geringen voorraad niet vertrouwt.
Alleen voor prima gezouten La Plata in de
wichten van 20 tot 25 kilo blijft kooplust
bestaan. Dezer dagen werd te Antwerpen
fr. 62 besteed. Tegen deze markt is het
gelooid leder nog p.m. 10 k 15 ets. per kg.
te laag in prijs. De vergelijking van licht leder
met de tegenwooordige huidenprijzen valt nog
meer in 't oog. Men vraagt zich af waar
moet het heen met de Hollandsche looierij
indien het leder binnen korten tijd niet eenige
stuivers hooger gaat. De handel in schors is
niet van veel beteekeni». Men is in afwachting
van de nieuwe campagne; nieuwe Fransche
en Belgische schors wordt tegen lage prijzen
aangeboden. Het is zeer waarschijnlijk dat
Inlandsche schors dit jaar ook heel wat minder
zal loopen.
DRUNEN.
Over de maand Maart 1897.
GEBOREN Adrianus z. van Adrian us Verhoe
ven en Petronella van den Hoven. Ma
ria d. van Hendrikus van Ravensteijn en
Petronella Heijmans. Martinus z. van
Hendrikus van Bladel en Anna Maria de
Kruijt. Hendrika d. van Hendrikus de
Gouw en Agnes Merx. Johannes z. van
Jacobus Kuijs en Cornelia Stevens. Petrus
Joseph z. van Josephus van der Meijden en
Wilhelmina Nieuwkuijk. Gerardus Jo
hannes z. van Cornelis Stevens en Adriana
Fitters. Adrianus z. en Johanna d. van
Lambertus Schalken en Johanna Maria
Fressen. Martinus z. van Johannes Klerks
en Elisabeth van Bladel. Maria d. van
Andries Smits en Johanna van Mierlo.
OVERLEDEN Johannes de Gouw 11 maanden
Johanna Maria van Boxtel weduwe van
Johannes van Nunen 80 jaren. Gerard
Boelen weduwnaar van Maria Anna Dros-
sards 83 jaren. Frans van Huiten
echtgenoot van Theodora van der Steen 70
jaren. Hendrikus van der Lee 4 weken
Johanna van dpr Sanden weduwe van
Adrianns van de Wiel 78 jaren.
Eeue fout is ingeslopen in achterstaande
advertentie van J. v. d. Donk. Op den
daar opgegeven datum valt 2de Paaschdag;
gelieve te lezen daarvoor Dinsdag 20 April.
Terwijl hij onder het gebladerte der pahnboomen
op het diepblauw van de Middellandsche Zee zat
te staren en naar het gezang der visschers luis
terde, dat over het water weerklonk, ontving hij
het telegram.
Gij ziet er zoo bijzonder opgewekt uit. had
zijne hospita even tevoren gezegd, ik zie het u
aan, dat gij van het heerlijke klimaat geniet. De
Riviera is in December verrukkelijk, denk nu
eens aan Londen en gij vindt Cannes een paradijs.
Een dankbare glimlach gleed over zijn gelaat,
doch tegelijkertijd werd hij pijnlijk aangedaan
door de herrinnering aan eene jonge vrouw, die
boven alles frissche lucht en zonneschijn liefhad
en nu in het mistige Londen vertoefde.
Haar voorwendsel was altijd, dat kleine Bertie
zich thuis vervelen zou, als zij hem alleen liet
en dat zij een afkeer van reizen had, maar het
schoot hem nu eensklaps te binnen, dat het pro
gramma voor hunne vacantie altijd was: de eene
of andere villa aan de middellandsche Zee vo'
mannen van ontwikkeling voor hem en de akelige,
sombere Bloom burystraat voor haar. Soms ging
hij in de Schotscne hooglanden jagen en nam
dan zijn intrek in het een of andere jachthuis,
waar lnj 's avonds in de rookkamer zijne verma-
kelijkste jachtavonturen verhaalde na een langen
dag op de purperen heide doorgebracht te hebben
en zij trok dan met Bertie naar eene kleine bad
plaats, die vooral bezocht werd, omdat ze per
spoor gemakkelijk bereikt kon worden en omdat
men er zoo goedkoop onder dak kon komen.
Uitnoodigingskaarten herinnerden gewoonlijk
met een beleefd woord aan zijne vrouw. „Als
mevr. Trevor u vergezellen kan, zal het mij zeer
aangenaam zijn" maar men was er zeker van,
dat zij bedanken zou.
Wij zijn werkelijk boos op mevr. Trevor,
omdat zij nooit met haar man meekomt, haar
kind neemt haar geheel in beslag, zeide zijne
gastvrouw dan bij zijne komst en Trevor bet
gezelschap maar in den waan, dat zijne vrouw
geheel opging in Bertie en hem onmógelijk zou
kunneD alleen laten. Maar achter zijn rug'heette
het.
Mevrouw Trevor is zoo'n onbeduidend, alle-
daagsch persoontje, een goed vrouwtje, meer niet.
Over den godsdienst en over de kinderkamer kan
men met haar redeneeren. Hoe kunnen geleerde
mannen toch zulke onbeteekenende vrouwen
huwen
Men had Trevor langzamerhand doen gelooven,
dat hij een man van schitterende gaven was,
getrouwd met een vervelende vrouw en er waren
uren, zijne slechste uren, dat hij het werkelijk
zelf ook vond.
„Cara mia, cara mia," zongen de raatrozen en
het gelaat zijner vrouw met hare fijne trekken
en lieftalige schoonheid kwam hem plotseling
voor den geest. Had hij zijne vrouw tekort gedaan
met haar schat van zelfverloochening en hare
fijngevoelige natuur door haar te vergelijken met
blauwkousen, die over de slavernij \an het huwe
lijk schreven en met toongeefsters der mode, die
over alles oppervlakkig wisten mee te praten
Hij had haar laatsten brief maar even ingezien,
nu las hij hem nauwkeurig over
„De bloemen waren allerliefst en het was zoo
attent van je ze te zenden, net iets voor mijn
lieven man. Bertie en ik genoten bij het schikken
er van wij versierden er onze theetafel zoo
snoezig mee. Maar ik was wel wat teleurgesteld
dat er geen brief bij was ge ziet, hoe veeleischend
ik ben. Ik verwachtte hem met iedere post en
Bertie riep telkens „Is vaders brief al gekomen?"
Als men voor zijne genoegen op reis is, is brieven
schrijven een akelige last, maar een enkel regel
tje voor Bertie en mij 1 Wij hebben eene kaart
van de Riviera en zochten al de plaatsen op, die
gij met het jacht hebt bezocht en wij trachtten
ons voor te stellen, hoe gij over die hemelsblau
we zee zeildet en tusschen de zilveren olijven aan
wal gingt. Ik ben zoo dankbaar jegens ieder, die
vriendelijk voor u is en ik hoop, dat gij recht
veel genieten zult. Bertie is een beetje sterker,
zijne wangen waren vandaag werkelijk wat kleu
rig. Woensdag was hij jarig en ik 'bedacht een
pretje voor hem. 's Morgens scheen de zon zoo
heerlijk, wij gingen in het Park wandelen en
hielden toen maar of we in Italië waren. Daarna
gingen we nog even naar Oxfordstreet en Bertie"
koos voor zijn verjaarsgeschenk een doos met sol
daatjes. Hij wilde er zoo graag een paar kanon
netjes bij hebben en ik gaf hem die als een
geschenk v&n u. Ze kostten maar een gulden en
ik dacht, dat gc hem ook wel iets voor zijn ver
jaardag zoudt willen geven, 'a Avonds speelde hij
}i verstoppertje met Jane hij verschool zich telkens
'onder mijn canapé en had dolle pret. Ge ziet dus,
dat we ons in Bloomburystreet ook wel kunnen
vermaken.
Laat mijn gekrabbel u niet vervelen en zeg
maar niet: „Wat kunnen vrouwen toch een onzin
schrijven 1" war.t het is mij net of ik met je
spreek en in gedachten zal ik dezen briel volgen,
tot ge hem in den zonneschijn opent.
Wees hartelijk gekust door
Uwe vrouw
Maud Trevor."
„P.S Maak u niet bezorgd, omdat ik rust moet
nemen de dokter gelooft niet, dat er eenig gevaar
bestaat en ik zal zeer voorzichtig zijn."
„Een telegram." Het was het ontwaken uit een
schoonen droom. „Zaken moesten in dit paradijs
niet mogen doordringen. Laten we hopen dat
het voor het een of andere pretje is. Misschien
heeft iemand een aardig sommetje te Monte-Carlo
gewonnen en noodigt hij ons uit dit te komen
vieren. Voor wien is het?
O, voor 'f r. I' d ward Trevor. Dan zal het wel
over zaken handelen. Misschien wel over het
testament van den een of anderen millionair; de
notaris zal het niet alleen af kunnen. Wat een
gewichtig man moet hij toch zijn; zelfs in zijn
vacaniieiijd moet men hem nog lastig vallen.
Hier is het, maar denk er aan, vóór gij het
opent, dat ge ieder geval tot na Kerstmis hier
moet blijven. We kunnen u niet missen bij onze
tooneelvertooningen. Mijn man zegt ook, dat een
welsprekend advocaat een geboren tooneelspeler
moe' zijn."
Een uur later zat Trevor in den sneltrein naar
Parijs en dertig uren lang was slechts van ééna
gedachte vervuld dat hij zijne vrouw bij zijne
aankomst nog in leven zou vinden.
Gewoonlijk had hij eene plaats in een slaap-
waggon en had hij allerlei aanmerkingen op het
eten en den wijn in den restauratie-waggon maar
op deze reis dacht hij niet op zijn geraak. Twee
maal verwisselde hij van coupé: eerst, omdat hij
het vroolijke gesnap van eene Engelsche familie
niet kon uitstaan, daarna, omdat eene dame over
hem bruine oogen had met dezelfde uitdrukking
van trouw als die zijuer vrouw.
De donkere nacht na dien zonnigen tuin en
het eentonig gerommel van den trein, het vrien
delijke Frankrijk, de schuimende wateren van
het Kanaal en het loeien van den wind, alles
vervulde zijn hart met vree9.
Zal er dan te Dover aan het opladen van
die koffers en kisten nooit een einde komen
Een Fransch matroos, een vroolijke kerel, loopt
sf en aan en verschijnt telkens met een zwaarder
last. Daar komt hij met een dameskoffer, beplakt
met hotel-étiquetten. Misschien behoort die wel
aan eene bruid; hel is of ze hem de bagage over
het hart dragen. Hebben ze dan geen medelijden
met hem Eindelijk is het laatste stuk aan boord
en de matrozen vormen een vroolijke groep daar
aan het begin van de loopplank.
Conducteur, vertrekt de trein dan nooit
We zijn al een half uur te laat.
De Italiaansche mail is zoo zwaar, mijnheer;
er komt geen eind aan de zakken met brieven.
Er zijn zooveel Engelschen in den winter aan
de Riviera, al die brieven aan hunne familie
Hoe wreed is iederen I Hij had in geen tien
dagen naar huis geschreven. Altijd kwam er iets
tusschen, altijd de een of andere uitnoodiging.
Zijn brief was half af, toen moest hij weer naar
een feest te Monte-Carlo.
Had zij misschien van uur tot uur op dien
brief gewacht, geluisterd naar den stap van den
brievenbesteller in de stille straat, haar hand
uitgestrekt naar een brief om ze gesloten te laten
vallei) en haar gelaat in de kussens te verbergen.
Die brieven in hun eerste huwelijksjaar, wanneer
zaken hem van huis riepen, wat was het schrij
ven toen een genot voor hemUitvoerige brieven
waren het ook, vol beschrijvingen en vermake
lijke tooneeltjes, ofschoon ze tusschen de rechts
gedingen geschreven werden.
En wat had hij haar eenmaal gefopt, hoe
grappig was dat en wat hij er eene voldoening
van. Hij wilde eens zelf voor brief spelen en
haar verrassen. „Een brief, mevrouw," zeitfe het
dienstmeisje zoo'n aardig deerntje, dat hun
kleine genoegens en zorgen deelde en toen
trad hij zelve binnen
Iloe gelukkig zag zij er toen uit! Zal hij haar
van avond ook zoo terugvinden of
Waarvoor wordt de trein nu weer opgehouden?
Spant men dan samen om een ongelukkige te
martelen? Wanhopig kijkt hij uit het raampje
en ziet den conducteur, die een coupé zoekt voor
een familie, welke eerst in een verkeerden trein
had plaats genomen. De heer is an het uitleggen,
hoe lastig het zou geweest zijn, wanneer zij nun
vergissing niet bemerkt hadden.
Een half uur langer sporen, weet ge, en het
komt er zeer op aan, dat we op tijd thuis zijn,
we worden verwacht.
Waarvoor? Voor het middageten waarschijnlijk.
Wat komt het er voor hen opaan, wanneer ze
thuis komen? Vandaag of het volgende jaar 1
Toch was hij zelf altijd boos, als hij te laat voor
het diner kwam.
Ze stappen in zijn coupé binnen en vertellen
het geval nog eens, zoo breedvoerig mogelijk,
terwijl hij zich houdt of hij luistert.
Waarom gaat het nu weer zoo langzaam? Er
is toch geen station. Reed er ooit een trein zóó
langzaam
Vooruit weer, Goddank 1 Als zij toch nog maar
hij haar bewustzijn is en hij haar vergiffenis zal
kunnen vragen voor zijn zelfzucht!
Eindelijk stoomt de trein het station binnen.
Neen, hij had niet9 aan te geven, zij konden zijn
bagage wel houden, als ze hem maar lieten gaan.
Altijd kwam hem hetzelfde voor den geest, hij
zag haar geknield op den grond en zijn koffer
pakkend, haar teer gebogen gestalte en haar
fijne witte handen. Hij had het altijd zoo druk,
dat zij die dingen zelfs voor hem deed; zij pro
beerde de riemen vast te gespen, maar hij stond
er op dat zelf te doen.
Ineengedoken in een hoekje van het rijtuig,
zoodat het wel leek, of hij sliep, telde hij de
stappen van het paard, wond zich op bij den
langen weg van glinsterend asphalt, verwenschte
de talmende voerlieden, wier zware vrachtwagens
zijn weg versperden. Hadden zij het maar gewe
ten, dan zou ieder wel plaats voor hem gemaakt
hebben I
Toen het rijtuig zijn straat inreed, boog hij
zich voorover en trachtte, zijn huis te ontdek
ken. Was het dag geweest, dan zouden de gor
dijnen hem alles verteld hebben, nu keek hij of
ér nog licht brandde.
Alles donker op de bovenverdiepingen, geen
licht in de ziekenkamergerechte hemel.
Toen stroomde het bloed weer naar zijn hart
terug. Hoe kon hij 'het vergeten Hun slaapka
mer was aan de achterzijde van het huis, het was
daar rustiger, alles kon dus nog goed zij.
Men had op hem gewacht want de deur ging
onmiddellijk open, maar hij kon het gezicht van
de dienstbode niet onderscheiden.
Een dokter ging naar hem toe en wenkte hem
in de studeerkamer te komen.
Het was of hij van schrik verlamd was; hij
begreep alles voor er nog een woord gespioken
Een uur geleden, begon de dokter, waren
we verbaasd, dat zij zoo lang leefde, bij iedere
andere vrouw zou het einde er dezen morgen
nl geweest zijn, maar zij kon niet van het leven
scheiden, voor gij thuis kwaamt. Het was niet
bepaald wilskracht, want zij was de zachtste
patiënte, die ik ooit had, liet was de dokter
aarzelde het was enkellieide.
De dokter vouwde zijn courant op legde, die
terzijde en nam toen weer plaats tegenover dat
strakke, doodsbleeke gelaat, dat nog door geen
traan bevochtigd werd.
Ja, ik zal u alles vertellen, misschien zal
het uvv gemoed verlichten; mevr. Trevor zeide
dat gij alles zoudt willen weten en dat ik hier
moest blijven om u te ontvangen.
Haar geduld en zorgzaamheid waren bewon
derenswaardig. Ik heb vele schrandere en lief
tallige vrouwen onder mijn behandeling, maar
geen van haar heeft zooveel indruk op mij ge
maakt. haar zelfverloochening ging alles te boven
zij dacht aan ieder behalve aan zichzelvè, haar
laatste zorg gold het in orde brengen van uw kamer;
zij was hang, dat gij het verschil met de Riviera
te zeer zoudt voelen. Maar dit is bijzaak en al
dingen gaan mij eigenlijk niet aan.
Van het begin afzag ik haar ziekte donker in
en ik drong er op aan, dat men om u zou schrij
ven maar zij smeekte mij het niet te doen, gij
liadt uw rusttijd zoo noodig en uw vacantie mocht
niet onderbroken worden. Zij sprak altijd over
uw toewijding en ontbaatzuchtigheid, hoe gij
wenschtet, dat zij met u mee zou gaan, maar
dat zij bij den kleinen jonge wil blijven...
De crisis? Die begon gistermorgen, en ik liet
dadelijk dr. Reginald komen. We zagen heiden
in, dat er geen hoop op herstel was en ik telegra
feerde onmiddelijk om u. We beraatslaagden er
over of wij het haar moesten vertellen en dr.
Reginald zeide: Zekerlijk, die vrouw kent
geen vrees, want ze denkt nooit on zichzelve en
zij zal nog beschikkingen moeten maken. Als wij
haar nog maar tot morgenmiddag in het Jeven
kunnen houden, zeide hij en alles waartoe de
wetenschap in staat is, hebben wij aangewend.
Sir Reginald kwam vandaag ongevraagd terug,
omdat hij een middel wilde voorschrijven, dat
haar leven misschien nog enkele uren had kunnen
rekken. Zij dankte hem zoo lief, dat hij geheel
ontroerd was. Maar ik moest u al die kleinighe
den niet vertellen en toch. daar gij alles wilt
weten....
Ja, zij begreep, wat wij hoopten, vóór ik nog
gesproken had en vroeg alleen, wanneer gij hier
zoudt kunnen zijn.
Ik moet hem vaarwel zeggen en dan beu
ik bereid, maar misschien....
Zult u alles vertellen?
Dat tracht ik te doen en ik was hier bijna den
geheelen dag, want ik hoopte haar wensch te
vervullen.
Neen zij sprak niet veel, want ik had stilte en
rust voorgeschreven, maar zij had uw portret op
haar kussen en eenige bloemen, die gij haar
gezonden liadt. Ze waien verwekt en de verpleeg
ster nam ze weg, toen uw vrouw was ingeslapen
maar zij miste ze en we moesten ze haa^ terug
geven. Mijn man was zoo attent, zeide ze.
Dit is te veel voor u, het is eene marteling I
Zal ik tot morgen wachten? Nu als gij erop
staat...
Of zij een brief verwachtte ja... laat mij eens
verzinnen... neen, ik verberg u niets, maar ge
moet u dat niet zoo aantrekken.
Soms trachtten wij haar te misleiden, maar zij
wist precies, wanneer de Fransche post aankwam
en herkende dadelijk het bellen van den brieven
besteller. Eens kwam een brief en ze stond er op
dien dadelijk te zien; maar het was slechts een
uitnoodiging voor u.
Er is nu niets meer aan te doen en gij moet
er u niet verdrietig om maken, maar ik geloof
wel, dat een brief haar meer goed zou gedaan
hebben dan... Maar wat zeg ik nu?
Toen zij wakker werd, telde zij de uren en ik
verliet haar om vier uur. nog vol moed.
Over twee uur zal hij hier zijn, zeide zij,
met uw telegram in de hand.
Toen ik terugkwam, was het einde nabij en zij
zeide God heeft het anders beschikt,' breng
Bertie bij mij.
Zij kuste hem en zeide wat t?t hem, maar wij
luisterden er niet naar. Nadat de zuster hem had
weggedragen want- hij weende bitter, de arme
kleine jongen fluisterde zij mij toe een blad
papier te halen en naast haar te komen zitten.
Ik geloof, dat ik liever moet ophouden... goed,
ik zal u alles vertellen...
Ik schreef, wat zij mij in haar laatste oogen-
blikken opgaf, ik beloofde, dat gij het uit
haar eigen hand zoudt ontvangen en dat zal ook
geschieden.
Zij keerde haar gelaat naar de deur en lag ge
heel stil tot omstreeks zes uur; toen hoorde ik
haar uw naam fluisteren en een oogenblik later
was zij heengegaan, gestorven zonder smart of
strijd....
Zij lag, zooals zij gestorven was, op zij komst
wachtend en de glimlach, waarmee zij zijn naam
had uitgesproken, rustte nog op haar gelaat.
Het was de eerste keer, dat zij niet van vrengde
bloosde bij zijn thuiskomst eu dat haar hand
koud bleef bij zijn aanraking. Hij kuste haar.
maar zijn hart was verstijfd en hij kon niet
schreien.
Toen nam hij den brief en las hem...
„Liefste.
Ik zal u niet meer zien en u kunnen Omhelzen,
voor wij scheiden. Wees lief voor Bertie en be
denk, dut hij zoo teer en verlegen is. Hij zal mij
missen, heb om mijnentwille geduld met hem.
Geef hem mijn horloge en laat hij mij niet ver
geten.
Mijn medaillon met uw portret wil ik omhou-
den. Gij zult nooit weten, hoeveel ik van u hield,
want ik kon mij nooit uitspreken. Hoe goed zijt
ge altijd voor mij geweest, ik ben er u zoo
dankbaar voor 1 Toch is het misschien beter, dat
ik sierfik zou u wellicht in uw toekomst in
den vreg gestaan hebben.
Vergeef mij, dat ik tekort schoot in hetgeen
gij van uw vrouw kondt verwachten. Niemand kan
u ooit inniger liefhebben.
Neem deze eenvoudige woorden uit de hand
van een gestorvene. Ik zal op u neerzien, ik zal
nooit ophouden u lief te hebben, uw levensloop
te volgen, voor u te bidden, mijn eerste
mijn eenige liefde."
In een stroom van tranen vond zijn overkropt
gemoed verlichting en met wanhoopig berouw
wierp hij zich naast het bed neer.
had ik dit vroeger ingezien, maar nu is
liet te laat, te laat 1
Hoe dikwijls komen wij te kort tegenover hen,
die ons het dierbaarst zijn, niet omdat wij hen
niet liefhebben, maar omdat wij ons niet in hun
toestand verplaatsen I