Nummer 62. Zondag 8 Augustus 1897.
20e Jaargang.
Eerste Blad.
VEKBIM JIISD1DI,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De nadeiende feestviering.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
FE Ui TJ.ETO A:'.
De Wraak eener Vrouw
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk.
Overaldoor 't geheele land, bereidt men
zich voor tot de feestviering bij gelegenheid
van den achttienden verjaardag van onze
Koningin. Maanden reeds geleden werden
op verschillende plaatsen commissies gevormd
die elkop haar manieruitdrukking
trachten te geven aan de wenschen van de
bevolking, om haar ingenomenheid te betui
gen met dit zoo heuglijk feit, dat de jongste
helaasde eenig overgebleven telg uit het
doorluchtige huis van Oranje-Nassau, den
troon harer vaderen zal beklimmen. Is dit j
dan ook geen grootsche reden tot feestvie
ring Gij zult zien hoe de geestdrift zich
zal uiten bij ons volk, wiens liefde voor dat
vorstenhuis in merg en bloed gezeteld is
dat in 't diepste van zijn hart doordrongen
is, van dankbaarheid jegens dat huis, waar
mede het zoovele jaren lief en leed heeft
gedeeld.
Hoe klein ook 't grondgebiedwaarover
dat huis regeert, des te grooter en roem
rijker is ook zijn verleden
Hoeveel moed en dapperheid, als fiere
geestdrift en edele volharding heeft het niet
aan den dag gelegd bij het bevechten van
zijne onafhankelijkheid van Spanje.
Hoe groot was zijn naam ter zee, zoo
groot zelfs dat alle natie's, groot zoowel als
klein, machtig zoowel als onmachtig den kop
voor ons landje moest buigen! hoever breidde
onze handel zijne vleugels wel niet uit.
Verder dan eene natie ter wereld heeft het
gebouw van zijne nationale grootheid, van
zijn macht ter zee, van zijne liandswelvaart
zoo hecht gegrondvest op het fondament dei-
vrijheid, dat het met recht kan beschouwdj
worden als de voorvader en het model der
waarlijk vrijgemaakte natiën.
j De klacht is wel eens geuit, dat ons volk
zijne geschiedenis niet kent. Wij willen niet
nagaan, of deze klacht overdreven of onbillijk
i?; maar zooveel is zeker, dat men zich
Nederland niet denken kan zonder Oranje.
Elk weet en gevoelt, dat in de dagen van
strijd niemand zoo volhardend en stout het
zwaard voerde voor het vaderland als Oranje,
dat in de dagen van grootheid onze macht
en ons aanzien voor een groot deel te danken
waren aan Oranjeen dat in tijden van
nood het van smarte krimpend Vaderland
nooit te vergeefs uitzag naar de hulp. van
een Oranjevorst, die goed en bloed ten offer
wilde brengen voor zijn volk. In schutse
van den Oranjeboom is die vrijheid van
onderzoekvan denken en spreken opge
wassen die ons terecht zoo onschendbaar,
zoo heiligzoo dierbaar ishet kostelijk
kleinood, dat alleen de ware vrijheid, en in
haar thans de eere en glorie van Nederland
en Oranje uitmaakt. Dat weet en dat gevoelt
ieder.
Toen de Watergeuzen in 1572 Den Briel
innamen, hebben zij de eerste trede gelegd
van de trappen des troons, die gegrondvest
is in de sympathie van een met Oranje-
Nassau vrijgevochten volk. Sedert de groote
Zwijger zich het lot aantrok van de verdrukte
onderdanen der Spaansche dwingelandij is
het Koningschap onder een Oranje het zin
nebeeld van ons volksbestaan in zijne hoogste
uitdrukkinggeen boei, maar een symbool
van eenheid en kracht. Vast en onwrikbaar
staat de Troonomringd door trouwe en
Men haastte zich om bij den ongelukkigen te
komen, maar deze, terwijl hij den etensbak, dien
hij in de hand hield, woedend wegsmeet, keerde
met verwrongen gelaatstrekken en uitpuilleride
oogen zich nog tweemaal om en gnf daarop den
geest.
Gevangenbewaarders, wachters, alles was dade
lijk bij de hand en trachtten hem in het leven
terug te roepen.
Maar alles was te vergeefsch. Jan Durand
was dood.
II.
Het Politiebureau.
(dankbare onderdanendie nooit vergeten
:kunnen wat Oranje voor hen gedaan heeft,
toen Spaansche zelfgenoegzaamheid geen eer
bied toonde voor ons heilig rechttoen
Eransche heerschzucht ons volksbestaan be
dreigde.
Vraag nu niet, of er aanleiding is tot
feestviering. Toen in 1890 de oude Koning
overleed, is met hem de laatste mannelijke
afstammeling heengegaan van het roemrijk
Oranjehuiswelks geschiedenis zoo innig
saamgeweven is met die van het land. Van
den stam der Oranjes is alleen nog ééne
tengere twijg over. Zullen wij die niet
koesteren en daarop onze zoetste hoop bou
wen De jonge Koninginde erfgename
van den troon der vaderen, erft ook den
schat van dankbaarheid en liefde en toe
wijding waarvan elk Nederlandsch hart
gloeit.
Als hare minderjarigheidwaarover de
Regentes zoo wijs gewaakt heeft, 31 Aug.
1898 een einde zal nemen, zal de trouwe
aanhankelijkheid van een geheel volk in hare
teedere handen een machtiger schept er leggen
dan het zwaard der groote veroveraars of de
knots der groote menschentemmers.
Waarom zon men dus in onze gemeente,
in Waalwijk dit plechtig indrukwekkend
feest ook niet herdenken en met alle andere
onderdanen van onze zoo geëerbiedigde en
teerbeminde Koninginjubelen en feest
vieren haar ter eere.
Ja feestvierenhetwelk de Waalwijkers
zoo goed kunnen en^ook zoo gaarne doen.
Zij, die zooveel elementen bezitten om een
prachtig feest te organiseeren en ook ont
breekt liet bij ons Waalwijkers niet aan
energie om een schitterend algemeen feest
op touw te zetten op dien onvergetelijken
dag, waarop de laatste telg van ons edel en
dierbaar vorstenhuis voor 't eerst deu scepter
over ons zal zwaaien.
Daarom bij tijds eene commissie in 't
leven geroepen, om de noodige maatregelen
te nemen tot organisatie van een degelijk
feest bij gelegenheid der troonsbestijging
onzer jeugdige koningin.
De hiervoor aangewezen personen
genoeg bekend.
Daarom, niet gedraald
Het sensatie-nieuwtje van midsummer 1896
is erMet de traditie van vele tientallen
van jaren is dus niet gebroken: juist te rechter
tijd, geen dag te vroeg of te laat, is het
eendje de wereld ingezonden van Parijs uit
de stad des lichts en... der fantasie.
De monarchistische Soleil heeft 't ditmaal
allen anderen vernuften knap afgesnoept en
erkend moet worden dat het blad er den
noodigen ernst bij bewaart 1
Rusland gebruik makende van Duitsch-
lands ontstemdheid tegen Groot Brittannie,
zou pogingen doen om Duitschland te doen
toetreden tot 't is bijna niet te raden!
de Fransch—Russische alliantie, ten einde
aldus vereenigd tot een geweldig triumviraat,
op te trekken tegen Groot Brittannie.
Natuurlijk zou Duitschland gepaaid moeten
worden Nederland en Belgie zouden ter
beschikking van Germanie worden gesteld
terwijl Rusland een deel van Engelsch Indie
zou erlangen. Frankrijk zou dus niets krijgen
en 't is juist deze stiefmoederlijke behande
ling van de republiek, welke den berichtgever
van de Soleil doet vragen wat Frankrijk bij
zulk een bondgenootschap zou winnen. Ha-
notaux dus eindigt de met de geheime
kronkelwegen der hooge politiek zoo wel
vertrouwde zou er achter zitten. Daar
schuilt het geheim misschien iuist; de tegen
woordige minister van buitenlandsche zaken
moet een beetje verdacht worden gemaakt
hem moeten bijzondere sympathieën voor
De Echo van het Zuiden,
Waalwijksthe en Lanptraatsche Courant,
Dit Bind verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertenties 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2raaal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
■■J'1 l-ll.HI»
OF
Herinneringen van een Politie-Commissaris.
2
Zij zijn machtig.
.la, ja, maar
Zwijgviel Nettoyeur plotseling in.
Wal is er? vroeg Uurand verwonderd.
De zware deur vuil de cel ging open. Het
avondeten werd binnengebracht en de gasten van
de prefectuur haastten zich als oin strijd om bij
de ketels te komen.
Komt gij niet? zeide Durand zich tot den
kwakzalver richtende, die onbewegelijk was blij
ven liggen.
lis heb geen honger, antwoordde deze op
somberen toon.
Hebt gij het land, dat gij van Varlope ge
scheiden zijt
Dat zou wel kurnen zijn.
$u, geef mij mijn etensbak maar eens aan.
Zooveel eten krijgt men hier niet, om het niet te
nemen, wanneer het gegeven wordt.
Met een koortsige bevende beweging gaf de
kwakzalver den etensbak aan Durand, waar deze
om gevraDgd had.
Ik geloof niet, dat ge op je gemak zijt,
grinnikte de kuiper.
Nettoyeur antwoordde niet, maar liet was als
of hij over zijn geheele lichaam rilde, toen hij
Durand naar de ketels zag gaan.
Wat er in het volgende oogenblik gebeurde,
is ten allen tijde een geheim gebleven, en nooit
heelt men een aannemelijke verklaring kunnen
vinden, voor de gebeurtenis, die er thans plaats
greep. Jan Durand had zich nauwelijks onder
eene groep uitgehongerde landloopers gemengd,
om zijn deel van het voedsel in ontvangst te
nemen, toen er op eens boven het verwarde ge
gons, dat in de cel heerschte, een kreet van
woede en smart weerklonk.
Het was de kuiper, die dezen kreet uitte.
Wij behoeven zeker niet te zeggen, welk een
diepen indruk deze vreeselijke gebeurtenis maak
te. Vooral de kwakzalver scheen buitengewoon
getroffen te zijn, hij bleef eenige oogenblikken
bij zijn vriend geknield nederliggen, er nog aan
twijfelende of deze wel werkelijk dood was.
Eerst toen de dokter kwam, stond hij op en ver
wijderde hij zich.
Ook de politie was zeer ontmoedigd.
Jan Durand toch scheen de justitie eenige kost
bare ophelderingen te kunnen verschaffen be
treffende de geheimzinnige misdaad, waarvan de
instructie juist begonnen was.
Naar Leliot's meening was de kwakzalver niet
geheel en al onschuldig aan deze gebeurtenis; de
vraag was maar: hoe zou men achter de waar
heid komen
Voor een oogenblik was een lichtstraal doorge
broken en thans was men weder in de diepste
duisternis gehuld. Men was genoodzaakt nu weder
van voor al' aan te beginnen.
Het nieuws van deze geheimzinnige gebeurte
nis, door nieuwsgierigen nog erger gemaakt, dan
zij reeds was, verspreidde zich weldra door
geheel Parijs en maakte allerwegen den diepsten
indruk,
Den volgenden morgen werd in olie wijken
der stad nergens anders over gesproken.
Maar dit scheen nog niet genoegeene
nieuwe ontdekking deed de algenieene verbazing
nog stijgen.
Het sloeg elf uur op den St. Eustachiustoren.
Het was mistig en somber weder; de Noord-
Oostenwind blies scherp en koud dour de straten
die op de Hallen uitkomen.
Er waren nog weinig menschen op straat. Leven
en beweging beginnen in deze wijk zelden voor
tegen één uur in den morgen, als de eerste groen-
tenkarren hun dagelijkschen voorraad te Parijs
komen aanbrengen.
Op dat oogenblik kwam een voddenraper, met
de draagmand op den rug, den liaak in de hand
en met de andere hand een voorwerp zorgvuldig
onder zijn kiel houdende, uit de ltambuteaustraat
en liep haastig naar het politiebureau, dat hij
weldra bereikte.
De oude voddenraper overschreed den drempel,
ging de trap op en na zijne mand op het trup-
portaal gezet te hebben, trad hij het bureau bin
nen. Er waren daar twee oude beambten, waarvan
de een sliep en de andere eene courant zat te
lezen.
De slapende ontwaakte, die, welke zat te lezen
lichtte het hoofd op.
Ha I hazijt gij het vader Michel zeide de
laatstehoe gaat het met u
Dank u wel, antwoordde de voddenraper,
dat gaat vrij wel.
Ik wed, dat gij weder het een of ander
kostbaar voorwerp op den openbaren weg hebt
gevonden.
Het gelaat van vader Michel werd bij deze
woorden vaalrood.
Jadat is het wel mijnheer Mouton
zeide hij, iets kostbaars, juist zooals gij zegt
en wel zoo kostbaar, dat ik het gaarne aan
mijnheer den commissaris zelf zou overhandigen.
Duivels kerel I gij maakt mijn nieuwsgierig.
Wat is het dan, dat gij daar bij u hebt?
Vader Michel lichtte zijn kiel op en toonde aan
den beambte het voorwerp, dat hij verborgen
had gehouden.
De heer Mouton liet een kreet van verbazing
hooren en richtte zich in zijn vollen lengte op.
Het voorwerp, waarvan hier sprake was, was
niets anders dan het been van een mensch I
Ho 1 ho I stamelde de oude beambte dat is
ernstig zeer ernstig hm, hm wij moeten
den commissaris waarschuwen er is geen tijd
te verliezen.
Hij gaf zijn collega een teeken, fluisterde hem
iets in hei oor en zeide, zich tot den voddenraper
richtende
Ga zitten, vader Michel, mijnheer de com
missaris komt dadelijk beneden en zal u zelf in
het verhoor nemen.
zijn
Lang behoefde vader Michel niet te wachten.
De commis9ari9 kwam, min of meer ontroerd
over hetgeen men hem had medegedeeld, beneden
en haagtte zich met den voddenraper naar zijne
kamer.
Gij, zeide hij, nadat hij was gaan zitten, gij
zelf hebt dit been gevonden, niet waar
Jawel, mijnheer, antwoordde Michel, ik
zelf.
Hoe laat?
Het had juist half tien geslagen.
Waar 8
Op den hoek van de Transnonain9traat.
- En was het been niet in een doek ge
wikkeld? e
Het was juist zooals het daar voor u ligt.
En gij hebt toch niemand over uw vondst
gesproken
Niemand, mijnheer; maar toen ik het vond,
is er toch iets gebeurd, waarvan het misschien
goed is, dat de justitie kennis draagt.
Wat is «lat dan
Ik zal het u zeggen Ik behoef het wel niet
voor u te verzwijgen dat toen mijne vingers
in aanraking kwamen met dit koude en zachtte
vleesch mij een rilling door de leden voer
van afschuwal is men voddenraper, men
heeft toch even goed een hart als een ander
mensch.
Natuurlijk.
Ik ben toen de herberg op den hoek binnen
gegaan.
Om wat tot u zelve te komen.
Juist, anders nergens om ik dronk er een
glas cognac neemt het mij niet kwalijk
mijnheer.
Goed I goed I dat hindert volstrekt niet vader
Michel. Maar maak het wat kort en laat ons tot
de zaak zelf komen.
Toen ik dan in de herberg kwam, zag ik
een man bij de toonbank staan, die, zoodra hij
mij bemerkte, mij met een doordringenden blik
aanzag. Ik voor mijzelf was met mijne houding
een weinig verlegen. Plotseling liep hij de straat
op naar een rijtuig, dat op eenigen afstand stond
te wachten.
Jan, naar het hotel I riep hij den koetsier
toe, en dadelijk legde de koetsier de zweep over
de paarden en het rijtnig verdween in de richting
van de Hallen. Wordt vervolgd.