Nummer 64. Zondag 15 Augustus 1897. 20e Jaargang. Eerste Blad. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, ONS WERK. ANTOON T1ELEN Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEUILLETON. De Wraak eener Vrouw UITGEVER: Waalwijk. 'L!'1 ww!ggg"i"Jtg." "ggj gggww i'.'.j'l'Jl'1t-üu ■JmLLg.lIJ.'B ""^■■.y'ügggg» I! J. !1! ■JJJ—-L'J JÜ'IVË'L g-LLJ *g5gggg™gLI-JUUJ-l De Echo van het Zuiden, Waaltpscl® en Langstraatsche Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2raaal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Men kan het menschelijk leven uit ver schillend oogpunt beschouwenaltijd zullen we tot de slotsom komen, dat zonder arbeid geen ontwikkeling, vau welken aard ook, mogelijk is. Werken is, evenals adem halen een noodzakelijkheid, die wij aan vaarden zonder er over te redeneeren. De voorstelling van een toestand, waarin de mensch niets behoeft te doen om zich van het noodige voedsel te voorzien, naar kleediug noch woning vraagt om aan de wisselingen des weders het hoofd te bieden, is slechts aantrekkelijk in schijn, en de mythe van het vroeger bestaan eener dusdanige wereld getuigt slechts van de kinderlijke fantaisie waaraan zij haar oor sprong ontleent. De allereerste openbaring van onzen aanleg is werken geweest, niet slechts uit den drang naar beweging, maar bepaald om iets voort te brengen, de stof om ons heen te verwerken tot iets bruik baarsaan zekere hoeveelheid van die stof een eigenschap te geven, die wij uitdrukken met het woord nwaarde.* En het is niet eens juist te zeggen, dat die aandrift het kenmerkend onderscheid maakt tusschen den mensch en de overige bezielde wezens, wat duidelijk blijkt uit hetgeen sommige dier soorten doen om zich en hun kroost een woning te bouwen of om voorraad te ver zamelen tegen den tijd, dat zonder die voor zorg niets te vinden zou zijn. 11 IIj OF Herinneringen van een Politie-Commissaris. Wie wenscht gij te spreken vroeg de deur waarder, zonder de oogen op te slaan. De procureur des konings, antwoordde het jonge mensch. Hebt gij een verzoek om audiëntie bij u t Dat is Biet noodig. Overhandig den pro cureur alleen deze kaart en ik ben er zeker van, dat hij mij dadelijk zal ontvangen. Aldus sprekende, gaf de jonge man den deur waarder zijn visitekaar ij e. Dit kaartje bevatte slechts deze woorden Ludovicus Malon. Medisch student 40 Racine-stiaat. IV. BIJ DEN PROCUREUR DES KONINGS. De deurwaarder verdween na verloop van een paar minuten, kwam hij terug en deelde den jongen student mede, dat de procureur hem Zooals wij reeds gezegd hebben, was Ludovicus Malon een flink jongmensch, goed gevormd met een open oog en een zeer verstandig gelaat, mj den eersten aanblik, gevoelde men met een bui tengewone persoonlijkheid te doen te hebben, met een van die menschen, wien het is voorbeschikt vooruit te komen in de wereld en die onfeilbaar slagen, tenzij de dood of eenige onvoorziene om standigheid tusschen beide komt. Ludovicus groette den procureur des konings. De magistraat had reeds een onderzoekenden blik op hem geworpen en was over den eersten indruk tevreden. Zijt gij de heer Malon vroeg hij. ja mijnheer, antwoordde Ludovicus. Medisch student, wonende in de Racinestraat? Juist. Niet arbeiden is onnatuur, en gedwongen' ledigheid een der ergste kwellingen. Men kent het aandoenlijk verhaal van dien Eran-I sclien staatsgevangene in de Bastilledie niets had om zich bezig te houden, wiens smeekingen om wat'werk onverhoord bleven. Gelukkig, vond hij in zijn kleed een paar spelden die wierp hij weg in zijn cel en ging dan zoeken, zoolang tot hij ze weer hadom voortdurend dien droevigen arbeid te herhalen. Na zijn vrijlating be tuigde hij meermalen, dat hij zonder die bezigheid zijn verstand verloren zou hebben. Men weet ook, dat onder de vele straffen die de Ohineezen hebben bedacht om waren of voorgewenden misdadigers het leven on dragelijk te maken, volstrekte onthouding van eenigen arbeid voorkomt. Wilde men philosophisch de vraag be handelen of arbeid het doen des levens is, dan zou daar veel over gezegd kunnen worden zonder dat de quaestie er mee is opgehelderd. De gewijde schrijver, die de verplichting tot werkentot het „in het zweet zijns aanschijns zijn brood eten/' als een vervloeking voorstelt, heeft wellicht één zijde van het vraagstuk in het oog gevat maar stellig niet het woord gesproken dat wij hem zouden kunnen nazeggen. Inder daad is er geen grooter zegen. De arbeid is een onmisbare voorwaarde van geluk, en indien des levens doel is gelukkig te zijn, dan is het onafscheidelijk daaraan ver bonden middel geen ander dan werken. Wat is het eigenlijkdat ons hiertoe drijft P In de eerste plaats de behoefte aan be weging die reeds bij het pasgeboren kind is waar te nemenen zonder welke de organische ontwikkeling niet tot haar recht zou komen. Maar dan komt weldra iets anders het kind wil iets maken, dat hem Gij hebt ongetwijfeld vernomenwat er sedert cenige dagen te Parijs is voorgevallen en men heeft u zeker ook wel gezegd, dat wij ons over u ongerust maakten. Men heeft mij dit alles gezegd, mijnheer, en ik heb het mijn plicht geacht geen oogenblik te verliezen. Natuurlijk om de politie op geen dwaalspoor te brengen Meer dan dat, mijnheer om de justitie de vreeselijke gebeurtenissen mede te deelen waarin ik betrokken ben. Wat bedoelt u daarmede? zeide de procu reur verbaasd. Ik bedoel daarmededat ofschoon ik den moordenaar niet kan noemen, ik toch den persoon kan aanwijzen, die een der slachtoffers verminkt heeft Gij kent dien persoon Zeer zeker, mijnheer. Zeg mij dan dadelijk hoe hij heet. Zoo even gaf ik u zijn visitekaartje 1 Gij zijt gij het Ik zelf. De procureur des konings dooi'boorde den stu dent met zijn blik. Een vreemde zaak, zeide hij na een oogen blik, ik hoop, dat gij mij alles zult kunnen ver klaren. Ik ben met geen ander doel hier gekomen, antwoordde Ludovicus en ik ben bereid u mijn wedervaren zoo nauwkeurig mogelijk te verteller., Ik luister, mijnheer. Ga daar in dien leu ningstoel zitten en zeg mij de zuivere waarheid. De student ging zitten én begon zijn verhaal Uit de inlichtingen, die u omtrent mij hebt ingewonnen, zult u weten, dat ik het grootste gedeelte van mijn tijd aan de studie besteed en dat ik mij maar zelden van mijn werk laat al- leiden door de uitspanningen, waarmede jongelie den van mijn leeftijd zich bezighouden. Dat weet ik, zeide de procureur des konings.. Ik woon in de Racinestraat en ga eens per week naar mijn meisje, Heloïse Brochon, die zelf in de La Bruyère straat No 22 woont. Ga door Ongeveer veertien dagen geleden, vertelde Heloïse mij, dat hare ouders Parijs zouden ver laten en verzocht mij haar spoedig een bezoek te brengen in het kleine huisje, dat zij dicht bij het genoegen schenktdat hijal ware het slechts voor enkele minuten, het zijne kan noemen. In dien vorm vertoont zich een 'der kenteekenen van de individualiteit, welke zich niet door redeneeringen laat wegdringen. Er is een economische richtingdie het eigendomsrecht bestrijdt als de bron van al de ellendewaaraan bet egoïsme de mensch- heid onderwerpt. Den aanhangers dezer theorie zouden wij willen toeroepen Aan schouwt de kinderen hoe zij bezig zijn voor z\ch, en erkent dandat er iets is in de nienschelijke natuur't welk eerst zou moeten verdwijnen eer het terrein geëffend is voor het maatschappelijk gebouw dat gij wilt optrekken. Yoor zichmaar ook voor anderen. Want ziet eens, een ventje heeft zijn uiterste best gedaan om van de :'materiaien die hij te pakken kan krijgen iets te vervaardigen, een zweepje, een schuitje. Zusje komt en slaat een begeerig oog op den schat. De baas wil hem niet afstaan. Maar een vriendelijk gebedelof wel een verzoek van een oudere Wacht zus, ik zal er voor jou ook een maken In de wereld der kleintjes vinden we soms een vingerwijzing die naar de beant woording van lastige vragen voert. Want het is niet uitsluitend de begeerte naar bezitdie ons tot werken opwekt. We bepraten meestal dat stuk niet; ieder vat aan wat op zijn weg ligt, wat, naar de tee- kenachtige uitdrukking, zijn hand vindt om te doen,"en dan gaat hij niet nacijferen, hoeveel hij van de vruchten voor zichzelven, hoeveel voor anderen moet berekenen. De maatschappij is zoo wondervol ingericht, dat die twee belangen eigenlijk niet te scheiden zijn, en als we voorbeelden wilden hebben van een volstrekt egoïsmedat heelemaal niet te doen heeft met het welzijn van an- boscli van Clamart gekocht hadden. En hebt gij in dat verzoek toegestemd? Ja, mijnheer. Wanneer zijt gij vertrokken? Eenige dagen geleden. Met uw meisje Neen, mijnheer; ik ben er des morgens al leen heengegaanmet mijne boeken, mijn reis apotheek en mijn heelkundige instrumenten. De procureur keek zeer verwonderd. Uwe heelkundige instrumenten herhaalde hij. Ik begrijp dat gij uwe boeken medeneerat desnoods ook uwe apotheek maar Ludovicus glimlachte. Dat is nu zoo mijn stokpaardje, antwoordde hij. Ik houd zeer veel van mijn vak en waar ik maai kan, houd ik mij bezig met proefnemingen. Nu goed. Laat ons verdergaan. ^Heloïse Brochon vergezelde u dus niet. Zij kwam eerst tegen den avond. En was er geen dienstbode bij hen Neen cr was niemand bij hen. Den vol genden morgen zou er een meisje uit het dorp als dienstbode bij ons komen. En kwam zij werkelijk den volgenden morgen Daar is geen tijd voor geweest. Hoe kwam dat? Ludovicus drukte de hand tegen het voor hoofd, als wilde hij zijn geheugen geweld aan doen. Daarop hernam hij Tegen zeven uur kwam Heloïse aan het huisje. 'Zij bracht koud vleesch, vruchten en wijn mede. Daar wij honger hadden, maakte wij da delijk de tafel gereed. De uren gingen in vroolijk gesnap voorbij. Zij was zeer vroolijk. scheen gelukkig en niets deed ons een naderend onheil vermoeden. Wat gebeurde er dan? vroeg de magistraat. Het was tien uur, het kan ook elf geweest zijn, dat zou ik niet met juistheid durven zeggen, tóen er eensklaps hard aan de bel werd getrokken. Wij keken elkander verwonderd aan. Daar wij op dat uur niemand verwachtten, maakten wij ons min of meer ongerust. Intusschen stond ik op om naar de deur te gaan, toen het jonge meisje, die in het eerst geheel ontdaan scheen te zijn, vóór dat ik het kou verhinderen, naar buiten snelde en in de duisternis verdween. Zij kan geen deren, we zouden ze moeten zoeken bij de innerlijke gezindheid der menschen, en deze is meestal aan het vorschend oog onttrokken maar niet in het ingewik keld samenstel der maatschappelijke regeling. Daar toch sluit alles vast inéén, gelijk elke golf meer of minder verandering brengt in de ma§sa van den oceaan. Tot werken gedreven en wetende dat we zeer ongelukkig zonden zijn indien de ge legenheid tot werken ons werd ontnomen hebben we ook liefde voor ons werk. Althans, dit ware een logische gevolgtrekking. Jadat is niet zoo geheel en al juist. Men kan in het algemeen het daarover eens zijndat werken is een maatschappelijke noodzakelijkheid, aan welke men zich zonder tegenstreven onderwerpt, en zelfs een zede lijke weldaad, welker gemis een ramp zou wezen, en toch niet zoo bijzonder inge nomen zijn met den persoonlijk te verrichten arbeid. Die van anderen schijnt weieens aangenamer, den eigen acht men niet zelden drukkend. Een eerlijke taxatie is echter moeielijk. Ons werk, dat kennen we, en dan weten we ook dat er zekere minder aangename dingen aan verbonden zijn, die de ervaring ons heeft leeren dragenmaar die we toch, als 't kon[er wel van afgenomen wilden zien. In 't voorbijgaan gezegd, is die wensch heel goed te billijken. Een spreekwoord zegt, we zijn niet voor ons pleizier op de wereld. Best mogelijk, maar dan toch ook niet voor ons verdriet, en in elk geval niet om genoegen te nemen met lastige zaken, die met wat overleg en samenwerking kunnen worden veranderd. Zoo is het een uitne mende uitwerking van het verhoogd sociaal gevoeldat de omgevingwaarbinnen de werkendewe maken hier geen onder- vijftig passen hebben afgelegd, toen ik een angst kreet hoorde en ik op eens twee mannen voor mij zag staan, wier gelaat met een dikke roetlaag bedekt was. Ludovicus hield een oogenblik stil om adem te scheppengedurende het geheele verhaal was zijn blik strak op den grond gericht, als vreesde hij dat de minste afleiding iets van zijne herinneringen zou doen verloren gaan. De procureur des konings zichtbaar getroffen, had geen woord gesproken en luisterde met klaar blijkelijke belangstelling. De 9tudent vervolgde Een der mannen was van middelbare grootte maar aan zijn gang en houding zag ik dat hij de meester was. De andere daarentegen was een soort van reu9, met breede, krachtig ontwikkelde schouders; zijn gedienstigheid en onderworpenheid duidden aan dat hij gewoon was te gehoorzamen. De meester verzocht mij in huis te komen, terwijl hij zijn metgezel beval buiten te waken. Nadat ik eenige oogenbliklcen met dezen geheim- zinnigen persoon alleen geweest was, zeiue hij: Mijnheer, gij hebt niets te vreezen; wij zijn genoodzaakt zekere voorzorgsmaatregelen te ne men om iedere verrassing of onbescheidenheid te voorkomen. Maar ik geef u mijneerewoord.dat u geen leed zal geschieden indien u er in toe stemt ons den dienst te bewijzen, waarvoor wij zijn hier gekomen. Wat is dat voor een dienst, dien ik u moet bewijzen? vroeg ik een weinig verrast,door den toon van den spreker. Dat zult gij dadelijk vernemen, antwoordde hij. Maar wat hebt gij met de jonge vrouw ge daan, die hier bij mij was? Maak u over haar niet bezorgd, een mijner mannen heeft haar in den kelder opgesloten, zij zal er met den schrik afkomen. Er heerschte een oogenblik stilte. De man gaf een toeken aan dengene, die de deur bewaakte. Deze haaste zich weg te komen, en kwam een oogenblik later terug met een voor werp op de schouders, dat zorgvuldig onder een wit laken verborgen was. Na ziin last op den grond te hebben geworpen, haalde de reus het laken er af, en ik stond tegenover een lijk, dat van het hoold ontdaan was. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1897 | | pagina 1