Nummer 73. Donderdag" 16 September 1897. 20e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
Abonné's! Lees! dit s.v.p,
V erdachtmaking.
FEUILLETON.
m
De Wraak eener Vrouw
UITGEVER:
A.NTOÖN TIËLEN
Waalwijk.
Zij die zich voor
het. volgend kwartaal
op dit blad abonneeren, ontvangen
de nog deze maand verschijnende
nummers GRATIS.
Uitsluitend voor de Abonné's op dit blad
of zij, die zicli daarop abonneeren, heelt de
uitgever tot 31 October verkrijgbaar ge
steld tegen den geringen prijs van slechts
30 cents afgehaaldhet werk van den
beroemden volksschrijver H. J. VAN LUM
MEL,
De Oranjestam
voorzien van vier platen/ met geïllustreer-
den omslag, voorstellende een Oranjeboom
waaraan de wapenschilden van Nassau, Cha
lons, Baux en Oranje hangen, benevens een
gezicht op de plaatsen Oranje en Dillenburg.
Dit werk, circa 170 bl., wordt fr. per post
verzonden a 37Vg et. tegen toezending van
postwissel of afgehaald aan ons Bureau voor
slechts 30 cent.
DE UITGEVER.
Het monster, dat laster heet, is zoo dik
wijls geteekend, dat zijn leelijk portret ons
allen bekend is. Zoolang er een letterkunde
bestaat, in welke taal der wereld ook, heeft
men hem aan de kaak gesteld, in woorden,
gloeiende van verontwaardiging over zijn
euveldaden, in krachtige uitingen van diep
gevoelden afkeer. Hij is de voor eeuwig
gebrandmerktedien zelfs de sleelitste der
slechten niet in bescherming durft nemen,
n
de onheilstichter uit duivelachtig welbe
hagen. Van alle kanten gevloekt, als een
verpeste geschuwd leeft het niettemin
voort, als begiftigd met onveranderlijke
kracht en jeugd, leeft hij voort in den
mond der millioenen, die hij met suggestief
vermogen dwingt zijn dienaren, zijn slaven
te zijn.
Hoe in het verborgen ook werkende, line
onnaspeurlijk in zijn gangentoch is de
laster somtijds te betrappenen dan
lijdt hij een kleine nederlaag, die aan de
onbeperktheid van zijn heerschappij afbreuk
doet. De St. Joris van dezen ouden draak
is een goddelijke jonkvrouw, die hem ruste
loos achtervolgt en niet zelden achterhaalt,
en dan ontvangt hij door haar hand een
ribbestoot of moet zich even \n zijn spelonk
terugtrekken. Het is de waarheid, die zoo
voortdurend jacht op hem maakt, die
gezworen heeft, hem te zullen dooden, in
een der volgende eeuwen, als de menschheid
den moed zal hebben verkregen oin zich
eendrachtelijk te scharen rondom haar blanke
banier, als om geslachtde schande en
de kwellingen van den laster moede, zich
wil vereenigen tot een geheel-onthouders-
bond tegen kwaadsprekendheid.
Maar er leeft en werkt nog een andere
booswicht, even gemeennochtans listiger
dan hij. De naam staat boven dit ops'.el.
Hef Nederlandsch taaleigen maakt er een
vrouw vanen dit ister wille van een
gepaste vergelijking, niet onjuist. Men
beweert immers, op deugdelijke gronden, dat
de sekse die den naam heeft van zwak te
zijn, met meer schranderheid is begaafd
zoowel in het goede als in het kwade
En zeker, de laster begaat soms domheden.
Hij zet zijn tanden wel eens in eeii stuk
bazalt, waarop hij ze eer stomp zou bijten
dan de lichtste schram veroorzaken. In zijn
woeste begeerte om kwaad te doen tast hij
nu en dan reputaties aan, op welke geen
vlek, in welke geen scheur mogelijk is,
en dan moet hij wel, met beschaamde kaken,
zouden wij zeggen, indien blozen niet strijdig
was met zijn natuur, afdeinzen. De ver
dachtmaking waagt zich daar nooit aan. Zij
sluipt, stiller dan de adem van een rups,
onzichtbaarder dan een microbe, overal rond.
Niemand zul haar ooit betrappen, want zij
is volmaakt onaantastbaar. De laster heeft
tenminste nog een lichaam, dat men onder
den voet kan tredenals hij zijn schandtaal
doet hooren dan zijn het bepaalde feiten,
van welke hij beschuldigt, in klanken weer
gegeven gedachten, die hij ziju slachtoffer
toeschrijft. In enkele gevallen, als hij zich
heel onvoorzichtig heeft blootgegeven,
wat hem in zijn overmoed kan overkomen,
kan de waarheid op hem toesnellen en zijn
aanval onschadelijk maken. De verdacht
making doet nietszegt niets, biedt geen
enkel houvast aan. Ze bezit geen lichaam,
uit gewone aardsche stof bestaande; men
zou eer denken aan een of ander in het
laboratorium der hel samengesteld gas, ijler
dan de lucht, en dat overal doordringt waar
menschen leven, strijden en lijden. Tegenover
haar is zelfs de waarheid machteloos, want
wie haar zou willen grijpen vindt niets dan
ledige ruimte.
Niettemin worden die twee niet zelden
verward, en dat is begrijpelijk omdat zij, in
weerwil van haar verschil in optreden, groote
trekken van verwantschap toonen. Zij be
lmoren ook bij elkanderen het kan wel
zijn dat zij een huwelijk hebben aangegaan,
hetwelk dan door satan is ingezegend. In
elk geval helpen zij elkander om de gemoeds
rust der menschen te verstoren, tweedracht
te zaaien, wantrouwen te voeden en de zoo
Raymond, hoe levendig staan die oogen en welk
een ongeveinsd geluk verraadt die glimlach.
onmisbare samenwerking te verbreken.
Het woord //verdacht^ heeft een zeer
verdachte beteekenis. Wij kennen het uit
de wereldhistorie, die het op haar somberste
bladzijden herhaaldelijk te lezen geeft. Ty-
rannieke vorsten en regeeringen schermden
er mede, om eerlijke tegenstanders onscha
delijk te maken; in het oude Rome diende
het den dictator of den keizer, om de lijsten
der vogelvrij verklaarden te vullen; in de
Venetiaansche republiek baande het den weg
over de Brug der Zuchten naar de geheim
zinnige verdwijning onder de yloode daken
in den tijd van het Ronde schrikbewind,
ruim honderd jaar geleden, naar de concier-
gerie en vandaar naar de guillotine. Verdacht,
niet beschuldigd; o neen: het staatsbelang
vordert soms, te voorkomen wat zou kunnen
geschiedenen het is dan beter, uit den
weg te ruimen wien men niet openlijk kan
bestrijden, omdat geen enkel bewijs voor een
aantijging voorhanden is, dan zich bloot
st ellen aan gevaren dieals zij eenmaal
zich voordoen, niet'zijn af te wenden.
En, wij, in onze eenvoudige samenleving,
wij hebben ook onze verdachten, evenals die
oude dwingelanden ze hadden. Wie ze ons
aanwijst Gewoonlijk niemand buiten ons,
of het moest zijn dat de een of andere
gedienstige geest ons opmerkzaam maakte
op enkele zeer kleine bijzonderheden, die
aan eigen waarneming ontsnapt waren. In
den regel is het onze eigen booze geest,
ons wantrouwen, dat naar liet spreekwoord
zegt, waard en gasten over één kam scheert.
Om dat wantrouwen te wekken, is niet veel
noodig. Evenals in Italië de toerist, die
van eenig mooi plekje een photografie maakt,
alle kans heeft als een spion achter de tralies
te worden gezet, heeft men in ons klein
wereldje aan de onschuldigste handeling
aan het minst kwaad bedoelde woord,
Langstraalsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentie» 1 7 regels f0,60; daarboven S cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
OF
Herinneringen van een Politie-Coramissaris.
9
Neem vijtduizend, als het moet tienduizend
gulden, zoo het noodig is nog meer, maar ik wil,
dat de sluier, die dat geheimzinnig wezen bedekt,
opgeheven worde
Goed mijnheer, gij zult gehoorzaamd worden,
en ik zal u den uitslag berichten maar waar
kan ik u terugvinden
In het café Central, waar wij zullen sou-
peeren.
Spavento verwijderde zich, om zijn plaats aan
den dokter af te staan, die op cenigen afstand
wachtte, tot hij geroepen werd.
De hertog gaf een teeken, dat hij naderbij kon
komen.
Een enkel woord, dokter, ik zag dnarzooe-
ven mejuffrouw Guillemot met haar vader... en
waarlijk, gij hebt eer van uw werk! Het lieve
meisje ziet er weder uitstekend uit, de zorgen,
die gij aan haar besteed hebt, hebben vrucht
gedragen.
Ik bezweer u! begon de ongelukkige
Benoit.
Maar gij behoeft u niet te verdedigen mijn
heer, integendeel, het strekt u tot eer.
Mijnheer de hertog...
Ik wilde alleen mnar weten, wanneer gij
weder in de St. Maarstraat denkt te komen.
Morgen mijnheer.
En zult gij dan de behandeling, die gij we
gens het overlijden van den baron gestaakt had,
weder hervatten.
Zooals u beveelt...
Kom, kom, ik beveel niets,.. Ik laat u vol
komen vrij in uwe handelingen alleen behoud
ik mij voor, u te doen weten of ik voldaan of
ontevreden ben 1
Hierop begaf de hertog zich naar de rookkamer
terwijl de dokter boog, doodsbleek onder den
indruk dezer woorden, die voor hem eene ge
heimzinnige en vreeselijke beteekenis hadden.
Raymond had eenige minuten onder de toe
schouwers heen en weer geloopen, toen hij eens
klaps voelde, dat iemand tegen zijn oor blies.
Hij wilde zich omkeeren, maar een hand rustte
op zijn schouder.
Beweeg u niet en luister! zeide een nauwe
lijks hoorbare stem.
Michiell zeide Raymond.
Wat er ook gebeurt, vervolgde de stem, waar
gij mij ook moogt ontmoeten, bij mijn leven en
het uwe, mijnheer Raymond, zeg nooit dat gij
mij kent en zoig er voor nooit den naam uit te
spreken dien ik drang of dien gij beloofd hebt
te zullen vergeten. Misschien bespiedt men ons;
ik kan niet nicer zeggen, maar denk aan mijne
woordenen houd uwe belofte.... vaarwel!
Toen Raymond zich omkeerde, was despreker
verdwenen.
Hij had wel lust hem op te zoeken, ten einde
verklaring van zijne zonderlinge woorden te vra
gen, maar het tweede bedrijf begon en hij moest
zich haasten ora bij den hertog te komen.
Een oogenblik later, trad hij de loge binnen.
De hertog ontving hem zoo vriendelijk mogelijk
en bood hem een zitplaats aan. Onder liet gesprek
merkte hij al spoedig op, dat Raymond zijne
blikken voortdurend op de loge van den heer
Guillemot gevestigd hield.
Nu, nu zeide hij opgeruimd het komt mij
voor, mijn waarde Raymond, dat gij voor een
nieuweling een buitengewoon goede keuze weet
te doen.
lk! eene goede keuze.. zeide het jonge
mensch, terwijl hij een blos op de wangen kreeg.
Nu, zeide de hertog, wellicht, ben ik wat
onbescheiden maar ik kan toch niet nalaten u
geluk te wenschpn. Van alle dimes, die hier op
het oogenblik tegenwoordig zijn, is mejuffrouw
Irene zeker wel liet liefste en braafste meisje.
Ik bezweer u,.',..
Kom, kom er steekt immers geen kwaad in.
Een maand geleden had ik niet gedacht, dat
zij thans nog in het land der levenden zou zijn.
Wat zegt gij
Ja, toen zag zij zoo bleek en glimlachte zoo
treurig, dat men medelijden iuet haar kreeg,
wanneer men haar zag.
En hoe gezond, ziet zij er thans uit, zeide
Gij hebt gelijk, mijn vriend; maar ik die de
dingen niet zoo oppervlakkig bezie, herinner mij
altijd de woorden van den dokter die haar be
handelt.
Wat zeide hij dan
Hij zeide dat degene, die met Irene zou
trouwen, er niet veel genoegen van zou beleveu.
Waarom niet?
Omdat het arme kind hoogstens nog twee
jaren kon leven
Raymond voelde een rilling door zijn leden
gaan. Het was de eerste maal, dat hij Irene zag;
oen vorigen dag wist hij niet eens dat zij bestona!
misschien zou hij haar na dezen avond nooit
wederzien en toch kon hij het denkbeeld niet
verdragen, dat dit arme, lieve meisje bestemd was
zoo vroeg te sterven.
Hoe nu? zeide de hertog, bemerkende dat
Raymond eensklaps rninder spraakzaam was ge
worden trekt gij u mijne woorden nu werkelijk
zoo aan Hebt gij dan inderdaad liefde opgevat
voor dat meisje
Ik zeide Raymond als dat waar was, zou
ik er zoo spoedig mogelijk van afzien, uit vrees
dat men mij zou verdenken, dat ik haar uit be
rekening beminde.
Het derde bedrijf ging voorbij, zonder dat er
iets bijzonders voorviel.
Toen de voorstelling was afgeloopen, vertrok
Raymond met den hertog.
In liet gedrang, bij het uitgaan, bemerkte hij
Irene aan den arm van haar vader, hunne blikken
ontmoetten elkaar nog eens; maar een oogenblik
later werd de aandacht van Raymond en den
hertog getrokken door de verschijning van de
Nubische.
'/.ij werd op eenigen afstand gevolgd door
Bernhardt, haar intendant.
En eenige schreden daarachter liep Spavento.
Voorbij den hertog gaande, maakte Spavento een
teeken, het welk beteekende: Uwe bevelen zullen
worden uitgevoerd. Nog dezen nacht, zult gij
weten wie die vrouw is....
VI.
Spavento-Berniiardt.
Terwijl de hertog en Raymond elkander op
aangename wijze onderhielden, liep Spavento,
verlangend zijn meester van dienst te zijn voor
de loge van de Nubische heen en weder'. Daar
de jonge vrouw op dat oogenblik alleen was, be
greep Spavento wel, dat de intendant niet lang
op zich zou lkten wachten.
Er waren dan ook nauwelijks eenige minuten
verloopen, toen hij Bernhardt geheel in het zwart
gekleed zag aankomen. Hij ging zoo staan, dat
de intendant om in de loge te komen, hem rake
lings voorbij moest gaan.
Pardon mijnheer zeide Spavento, heb niet
de eer mijnheer Bernhardt te spreken
De intendant keek den man, die aldus het woord
tol hem richtte, zeer verwonderd aan.
Bernhardt ik, zeer zeker, antwoordde hij een
weinig aarzelend; kent mijnheer mij
Er zijn menschen, die men nooit vergeet al
heeft men ze slechts eenmaal gezien.
En waar hebt a mij dan gezien
Te Milaan.
Haha 1
Herinnert gij u dat nog
Wacht eens, ja ik geloof het' wel. U heet
zeker Spavento....
Had Spavento in het eerst nog eenigen twijfel
gekoesterd, thans meende hij zeker te zijn van
zijne zaak.
Maar wat mag wel de reden zijn, vervolgde
Bernhardt, dat u^mij hier opwacht.
Dat zal ik u zeggen, mijnheer; ik ben de
zaakgelastigde van den hertog van Palmares, een
zeer rijk heer, die er veel prijs op zou stellen,
zoo u mij een onderhoud van slechts eenige mi
nuten wilde toestaan.
Zeker, over welk onderwerp
O dat kan ik u nu in geen twee woorden
zeggen, zoudt u mij niet een plaats van samen
komst op kunnen geven....
Wanneer
Wanneer u wilt.
De intendant dacht na en in dien tusschentijd
liet Spavento zachtjes een portefeuille in diens
hand glijden.
Deze laatste nam de portefeuille aan, zonder
dat hij die poging om hem ora te koopen belee-
digend scheen te achfen. Ilij maakte een teeken
met het hoofd, dat zoo veei beteekende als: Ik
begrijp wel, wat u wilt.
(Wordt vervolgd.)